MET EEN GROOT VERLANGEN NAAR DE GEBOORTE VAN HET GODDELIJK KIND VERVAARDIGT MARIA LUIERS EN HET VERDERE BENODIGDE LINNENGOED.

Boek: De mystieke stad Gods, deel 4. Opgetekend door Maria van Agreda o.i.c.

(er zijn 12 delen: per deel €12,– te bestellen bij: A.B. van ’t Hooft, Sportlaan 17, 5056 EM Berkel-Enschot)

Vermeld duidelijk en in blokletters uw naam, postcode, woonplaats en eventueel uw telefoonnummer.

Met een groot verlangen naar de geboorte van het goddelijk Kind vervaardigt de allerheiligste Maria luiers en het verdere benodigde linnengoed.

De goddelijke zwangerschap van de moeder van het eeuwige Woord was reeds ver voortgeschreden. Ofschoon zij ervan op de hoogte was, dat de benodigde dekentjes en het linnengoed gereed moesten zijn voor dat de tijd der baring zou zijn aangebroken, wenste zij in al deze dingen te werk te gaan met de volheid der hemelse voorzichtigheid. Teneinde geheel te voldoen aan alle vereisten van een gehoorzame en getrouwe dienares wenste zij niets te regelen dan nadat zij daar verlof en goedkeuring van de Heer en van haar heilige echtgenoot voor verkregen zou hebben. Ofschoon zij zulk soort dingen, welke behoorden bij haar functie van uitverkoren moeder van haar allerheiligste Zoon, zelf had kunnen afhandelen, wilde zij toch niets ondernemen voor dat zij tot sint Jozef gesproken had. Daarom zeide zij tot hem:

“Mijn meester, het wordt tijd om de zaken, benodigd bij de geboorte van mijn allerheiligste Zoon, gereed te maken. Ofschoon het de wens is van zijne Majesteit als een van de kinderen der mensen behandeld te worden, Zichzelf met hen te vernederen en met hen te lijden, is het toch rechtvaardig, dat wij Hem erkennen als onze God, onze ware Koning en Heer en Hem onze toegewijde dienst bewijzen door zorgzaam alles wat Hij als Kind nodig mocht hebben, gereed te maken. Indien gij mij daartoe verlof geeft, zal ik beginnen de dekentjes en het linnengoed tot zijner beschutting en bescherming gereed te maken. Met eigen handen heb ik reeds een stuk linnen geweven, dat Hem als eerste luier van dienst kan zijn. U zou ik willen vragen een lapje wollen goed te bekomen, van zachte samenstelling en eenvoudige kleur, waarvan ik dan een dekentje zal kunnen maken en later zal ik een naadloos overkleed voor Hem weven, dat Hem past. Om elke fout te vermijden zullen wij nu bijzondere gebeden opzenden om zijne Hoogheid te vragen ons op de juiste wijze voor te lichten, opdat wij zijn wil leren kennen en naar zijn welbehagen zullen handelen”.

“Mijn echtgenote en vrouw”, antwoordde sint Jozef,

“indien mijn eigen hartebloed nodig zou zijn om mijn Heer en God te dienen en zodoende uw bevelen te volbrengen, dan zou ik dat graag offeren onder de grootste folteringen maar nu ik dat niet kan doen, zou ik willen dat ik grote rijkdommen bezat om de meest kostbare stoffen te kunnen kopen en ze u bij deze gelegenheid aan te bieden. Geef uw bevelen, zoals gij denkt dat ze zijn moeten, dan zal ik u dienen als uw slaaf”.

Beiden begaven zich in gebed en ieder afzonderlijk hoorden zij het antwoord van de Heer, waarin herhaald werd wat de oppermachtige Koningin reeds verscheidene malen gehoord had en dat nu zowel aan haar als aan sint Jozef werd medegedeeld:

“Ik ben van de hemel naar de aarde gekomen om

– de nederigheid te verheffen en de trots te vernederen,

– de armoede te eren en de rijkdommen te minachten,

– de ijdelheden uit te roeien en de waarheid te bevestigen en

– om op waardige wijze de waarde der arbeid te vergroten.

Daarom is het mijn wil, dat gij Mij uiterlijk geheel in overeenstemming met de nederige positie, welke Ik ga innemen zult behandelen, alsof ik het natuurlijk Kind van uw beiden was en dat gij Mij in uw binnenste erkent als de Zoon van mijn eeuwige Vader en Mij de eerbied en liefde geeft, welke Mij als Godmens toekomen”.

Aangemoedigd door deze goddelijke stem en om de wijste weg te vinden tot het grootbrengen van het goddelijk Kind, overlegden de allerheiligste Maria en sint Jozef met elkaar, op welke manier zij de alleredelste en volmaaktste aanbidding, welke ooit door schepselen aan de ware God bewezen werd, verbergen konden onder de behandeling, welke in de ogen der wereld een natuurlijk Kind van hen beiden toekwam, want dit zou de opinie der wereld zijn en dit gedrag had de Heer zelf aan hen opgedragen. Na tot overeenstemming gekomen te zijn, voldeden zij aan dit bevel van de Heer op zulk een volmaakte wijze, dat dit de bewondering van de hemel afdwong. Hierover zal ik verderop nog spreken (par. 506,508, 536 en 5345). Zij besloten beiden, dat zij, in overeenstemming met de bescheiden middelen, welke hun armoede toestond, alles wat ze maar missen konden in de dienst van het goddelijke Kind zouden besteden, zonder overdrijving, maar ook zonder iets achterwege te laten, want het sacrament des Konings zou verborgen moeten blijven onder nederige armoede, ofschoon ze toch tegelijkertijd hun brandende liefde, voorzover dat mogelijk was, wilden tonen. Sint Jozef  verkreeg als betaling voor enig verricht werk twee lappen wol, overeenkomende met de beschrijving van zijn hemelse echtgenote; het ene wit, de andere gekleurd als de moerbei, gemengd met grijs,  beide van de beste kwaliteit, welke hij maar kon vinden. Hiervan maakte de hemelse koningin de eerste kleertjes voor haar allerheiligste Zoon en van het stuk linnen, dat zij zelf gesponnen en geweven had, vervaardigde zij de luiers en hemdjes. Door zulke handen geweven was dit een uitgelezen lap geworden. Zij was ermee begonnen op de eerste dag van het betreden van hun huisje in Nazareth, want zij had dit als geschenk voor de tempel bestemd. Ofschoon het linnen nu tot een ander, veel hoger doel zou dienen, bood zij toch alles wat ervan overbleef, na er de uitzet voor het goddelijk Kind uit vervaardigd te hebben, als een gift aan de tempel van Jeruzalem aan, zoals dat in haar oorspronkelijke bedoeling gelegen had. Alle benodigdheden voor het goddelijkek Kind maakte de grote vrouwe zelf in geknielde houding en onder het storten van tranen van onuitsprekelijke godsvrucht. Sint Jozef vergaarde bloemen en grassen, waaruit de ijverige moeder, tezamen met ander aromatisch materiaal, kostelijke essences trok. Hiermede besprenkelde zij de heilige gewaden van het Voorwep tot offerande dat zij verwachtte; daarna vouwde zij ze op en borg ze in een kist, waarin zij ze later mee zou nemen, zoals ik verderop vertellen zal.

Al deze handelingen van de prinses des hemels moeten niet zoals ik ze hierboven geschetst heb op dorre, koude en droge wijze beschouwd worden, maar integendeel vol onvergelijkbare gratie en lieflijkheid, vervuld van heiligheid en hoogverheven verdiensten en van een groter volmaaktheid dan voor het menselijk verstand begrepen kan worden, omdat zij al deze werken verrichtte als de moeder der wijsheid en de koningin der deugden. In voorbereiding van de verschijning van de allerheiligste mensheid van haar Zoon in deze wereld vierde zij de inwijding van de levende tempel van God. De oppermachtige koningin (Mc 2,9) begreep beter dan de gehele rest van de schepping hoe onuitsprekelijk groot het mysterie van de menswording van een God en van diens komst in de wereld was. Niet uit een geest van twijfel, maar ontvlamd van liefde en verering, herhaalde zij menigmaal de woorden van Salomon toen hij de tempel bouwde:

“Hoe kan het mogelijk zijn dat God onder de mensen op aarde zou willen wonen? Indien alle hemelen en de hemel der hemelen U niet kunnen omvatten, hoe kan dit menselijk lichaam U, die tot mens wordt in mijn schoot, dan bevatten?”

Maar als de tempel van Salomon,slechts dienend tot het door God aanhoren van de gebeden welke daarin gestort worden, gebouwd en opgedragen werd zonder goud, zilver, schatten en offers te sparen, wat moest de moeder van de ware Salomon dan wel doen voor het optrekken en toewijden van de levende tempel (Kol 2,9), waarin de volheid der ware Godheid, de eeuwige en ondoorgrondelijke God zou wonen? Al deze ontelbare offers en schatten van de zinnebeeldige tempel werden door de allerheiligste Maria, niet in goud, zilver, of rijke stoffen herhaald -want God zocht zulke rijkdommen niet in de levende tempel- maar in heldhaftige deugden en in lofzangen, waardoor zij de genaden en gaven van de allerhoogste vruchten deed afwerpen. Zij droeg het offer harer brandende liefde op en zocht alle heilige geschriften af naar hymnen, gezangen en psalmen ter verheerlijking en lofprijzing van dit mysterie, waaraan zij de uitdrukking van haar verheven gevoelens toevoegde. Op mystieke en toch al geheel werkelijke wijze werkte zij de oude zinnebeelden en afschilderingen door haar deugden en door innerlijke en uiterlijke daden tot leven. Zij riep alle schepselen op en nodigde hen uit God te prijzen, eer en glorie te geven aan de Schepper en hun vertrouwen in hun heiliging te bouwen op zijn komst in de wereld. En in vele dezer oefeningen deelde de gezegende Jozef, haar echtgenoot.

Geen menselijke tong kan begrijpen en geen geschapen verstand kan tippen aan de sublieme hoogte van verdiensten, welke de prinses des hemels bereikte, noch weten in welke mate de Allerhoogste hierdoor verheugd en voldaan was. Indien de minste graad van genade, welke door elk schepsel verdiend kan worden door een daad van deugd, meer waarde heeft dan het gehele geschapen heelal, wat voor schatten van genade moet zij dan verdiend hebben, wier daden in waarde niet slechts alle offers, offerandes en brandoffers van de oude wet en alle verdiensten van het menselijk ras overtroffen, doch zelf ver verheven waren boven de akten van deugd van de hoogste serafijn? De graad van liefde waarmede de hemelse vrouwe verlangde haar Zoon en ware God te mogen aanschouwen, Hem in haar armen te ontvangen, Hem aan haar borsten te voeden, voor Hem te mogen zorgen met eigen handen, met Hem te mogen omgaan en Hem -mensgeworden uit haar eigen vlees- te mogen aanbidden, bereikte zulk een hoogte, dat zij in de gloed harer liefde de geest gegeven zou hebben en daardoor verteerd zou zijn, als zij niet door diezelfde God voor de dood zou zijn behoed en niet geholpen en gesterkt zou zijn geworden door zijn wonderbaarlijke tussenkomst. Ja, vele malen zou zij haar leven verloren hebben, indien dit niet in stand gehouden was door haar allerheiligste Zoon, want vele malen zag zij Hem in haar maagdelijke schoot en met Goddelijke duidelijkheid zag zij in zijn menselijkheid verenigd met zijn Godheid, sloeg zij de innerlijke daden van deze allerheiligste Ziel gade, de toestand en de houding van zijn lichaam, beluisterde zij de gebeden welke Hij opdroeg voor haar, voor de heilige Jozef, voor het gehele menselijke ras en voor de uitverkorenen in het bijzonder. Al deze, zowel als de andere mysteries waren een open boek voor haar en bij het aanschouwen daarvan werd zij geheel en al ontvlamd door de wens Hem na te volgen en te verheffen, omdat zij de verslindende vlammen, welke verlichten doch niet doen ondergaan, in zich droeg (Ex 3,2)

Temidden van deze vlammen van goddelijke liefde sprak zij soms tegen haar allerheiligste Zoon:

“Mijn grote Liefde, Schepper van het heelal,

– wanneer zullen mijn ogen het Licht van uw goddelijk Gelaat aanschouwen?

– Wanneer zullen mijn armen geconsacreerd worden tot altaar van het Slachtoffer, waarop de eeuwige Vader wacht?

– Wanner zal ik de aarde mogen kussen, waarover uw goddelijke voeten gelopen hebben en

– wanneer zal ik, als uw moeder, de lang verbeide kus van mijn Geliefde ontvangen (Hl 1,2), zodat ik uw Geest zal kunnen inademen   uit uw eigen mond?  

– Wanneer zult Gij, het ongenaakbare Licht, de ware God van de ware God, Licht van het Licht (Joh 1,9), Uzelf aan ons, stervelingen,

  openbaren, na zovele eeuwen voor onze ogen verborgen geweest te zijn?

– Wanneer zullen de kinderen van Adam, beladen met de schuld hunner zonden, hun Verlosser kennen, hun heil aanschouwen en in

  hun midden hun Leraar, Broeder en ware Vader verwelkomen?

– O Licht van mijn ziel, mijn sterkte, mijn Geliefde, voor Wie ik stervend leef!

– Zoon van mijn schoot, hoe kan ik een moeder zijn zonder te weten hoe ik mijn plichten moet vervullen en ik niet verdien een

  slavin te worden genoemd?

Hoe zal ik ooit in staat zijn U waardig te behandelen, ik, die slechts een lage onbetekende worm ben?

– Hoe zal ik voor U kunnen zorgen, U kunnen dienen? Gij zijt de heiligheid zelve, de oneindigde goedheid en ik ben slechts stof en as?

– Hoe zal ik U kunnen toespreken of in uw aanwezigheid verkeren?

– O, Gij Meester van mijn wezen, die mij gekozen hebt, dat allerkleinste Kind onder de dochters van Adam, wil  mij leiden en

   besturen, richt mijn verlangens en ontvlam mijn neigingen, opdat ik met al mijn krachten zal wandelen in uw

   welbehagen!

–  En wat is mijn taak, mijn enige Vreugde, als Gij, uit mijn schoot voortgekomen in deze wereld uw taak op U neemt, zult gaan lijden,

   versmaad zult worden en zult sterven voor het menselijke geslacht; zal mij dan niet worden toegestaan U in deze offers te volgen?

–  Gij zijt mijn leven en mijn wezen; laat dan ook dezelfde reden, hetzelfde motief, dat U uw dood zal brengen, ook de mijne ver-

   oorzaken; want zij zijn verbonden tot één geheel.

–  Het is niet nodig, dat Gij sterft om de wereld te redden, veel minder zal daartoe voldoende zijn, ja genoeg om duizenden

   werelden te redden; laat mij in uw plaats sterven en laat mij de smaad, welke U zal worden aangedaan, ondergaan, dan

   kunt Gij, door uw liefde en licht, de wereld heiligen en de duisternis voor de stervelingen verdrijven en indien het niet

   mogelijk is het decreet van de eeuwige Vader, dat vraagt om overvloedige verlossing ter zijde te leggen en uw overgrote

   liefde bevredigd moet worden, zie dan genadig neer op mijn verlangens en laat mij deel hebben aan alle werken van uw

   leven, want Gij zijt mijn Zoon en Heer”.

De verscheidenheid van deze en vele andere liefdesgevoelens door de koningin geuit, maakte haar allerschoonst in de ogen (Est 2,9) van de Prins der eeuwigheden, die omsloten werd door de maagdelijke kamer van haar schoot. Al haar innerlijke roerselen waren in overeenstemming met de daden van deze allerheiligste en vergoddelijkte menselijkheid, want als waardige moeder van deze Zoon nam zij die nauwkeurig waar en volgde ze na. Soms knielde het goddelijk Kind en bad tot de Vader, soms nam Hij de kruisvorm aan, alsof Hij zich reeds toen wilde voorbereiden. Vanuit deze schuilplaats (zoals ook nu nog van de hoogste troon in de hemel) schouwde Hij en Hij begreep door de kennis van zijn allerheiligste Ziel alles, wat Hij ook nu nog weet en geen tijd, met al hunne gedachten en daden, was verborgen voor zijn blik. Hij zorgde voor alle dingen als Heer en Verlosser. Aangezien deze mysteries ook geopenbaard waren aan zijn hemelse moeder en aangezien zij tevens begiftigd was met alle genaden en gaven welke noodzakelijk waren om in overeenstemming met Hem te handelen, brachten zij zulke grote vruchten van heiligheid voort, dat geen menselijke woorden deze zouden kunnen beschrijven. Maar indien ons oordeel niet verdraaid was en wijzelf niet uitermate verhard waren, dan zou het voor ons onmogelijk zijn onbewogen te blijven in liefhebbende smart en dankbare erkenning bij het aanschouwen en ondervinden van deze grote en bewonderenswaardige werken.

Onderrichting, mij gegeven door Maria, de allerheiligste koningin.

De les welke in dit hoofdstuk vervat is, mijn dochter, moet zijn, dat gij bij voortduring aandacht besteed aan de eerbied, waarmede gij alle dingen, welke bestemd en gewijd zijn voor de heilige dienst, behandelt en tegelijkertijd komt gij dan tot het besef, hoe laakbaar en oneerbiedig het is, zoals de priesters van de Heer Hem beledigen, indien zij geen achting hebben voor de heilige voorwerpen. Zij dienen de verontwaardiging van zijne Majesteit indachtig te zijn en moeten deze niet te licht opvatten, want hun onbeleefdheid en ondankbaarheid, welke zij gemeenlijk tonen bij het hanteren der heilige ornamenten en vaten, wordt zwaar aangeslagen. En nog groter is de toorn van de Heer jegens hen, die inkomen en stipendia aanraken van zijn heilig Bloed, indien ze deze gebruiken voor lage ijdelheden en onwelvoeglijke vermaken. Voor hun onderhoud en hun gemak jagen ze alles na wat kostbaar en waardevol is, terwijl ze voor de lof en aanbidding van de Heer al genoegen nemen met het allergoedkoopste, het meest gangbare en het allergewoonste. Als dit voor komt, in het bijzonder wat betreft het linnengoed, dat in aanraking komt met het Lichaam en Bloed van mijn allerheiligste Zoon, zoals corporaal en kelkdoekjes, dan kunt gij begrijpen, dat de heilige engelen, die aanwezig zijn bij dit allerverhevenste en sublieme offer, als het ware geslagen worden door afschuw, hun ogen sluiten bij de aanblik daarvan en vol verbazing zijn, dat de Allerhoogste dit ondergaat en deze onbeschaamde aanmatigingen verdraagt. Ofschoon niet allen op deze wijze zondigen, zijn er toch velen, die zo handelen en slechts weinigen onderscheiden zich in uitwendige eerbied en zorgvuldigheid bij de goddelijke eredienst en behandelen de heilige voorwerpen met de eer die hen toekomt. Deze vormen slechts een klein aantal en zelfs zij hebben niet allen de zuivere instelling, zij geven hun eerbied niet uit eerbied maar uit ijdelheid of om andere menselijke motieven. Zo zijn zij, die hun Schepper vanuit de geest der waarheid aanbidden en eerbiedigen, met een zuivere en oprechte instelling, zeer schaars gevonden. (Joh 4,24)

Wat moeten onze gevoelens zijn, mijn liefste, als wij enerzijds ons verdiepen in het ondoorgrondelijke Wezen van God, die in zijn goedheid ons gedragen heeft tot zijn meerdere eer en glorie: en dit als werkelijk fundament nemen van de wet onzer natuur en de gehele geschapen wereld en wij anderzijds zien met welk een ondankbaarheid de mensen de gaven van de allervrijgevigste Schepper beantwoorden, door de dingen welke juist voor zijn dienst bestemd zijn daaraan te onthouden en voor hun eigen gebruik de grootste kostbaarheden en waardevole zaken afzonderen, zodat er voor hun Schepper slechts waardeloze en verachtelijke dingen dezer wereld (Mal 1,8) overblijven. Aan deze zonde wordt weinig gedacht en zij wordt nauwelijks erkend. Daarom wens ik, dat gij gedurende de tijd dat gij overste zijt, niet slechts deze zonde betreurt in oprechte smart, maar ook dat gij, waar dit mogelijk is, deze grove fout tracht goed te maken. Geef aan de Heer het allerbeste en draag uw zusters op, dat zij met een oprecht en toegewijd hart zorgen voor het in orde houden en het reinigen van de heilige voorwerpen en beschouw deze opdracht niet slechts als gegeven voor uw klooster alleen, maar tracht andere arme kerken corporalen en misgewaden te zenden, indien zij die nodig mochten hebben. Laat uw zusters ervan overtuigd zijn dat de Heer haar  ijver voor zijn eredienst belonen zal en dat Hij de armoede en de zorgen van hun klooster als een vader zal verlichten, waardoor het nooit armer zal kunnen worden. Dit is de meest passende bezigheid en een zaak welke heel in het bijzonder de bruiden van Christus aangaat en hieraan dienen zij de tijd welke overblijft na de vervulling hunner koorplichten en na de verplichtingen door de gehoorzaamheid opgelegd volbracht te hebben, te gebruiken. Indien alle zusters zich doelbewust met deze eervolle, prijzenswaardige en aangename werken zouden bezighouden, zouden zij nimmer iets tekort komen en een engelachtig bestaan hebben in dit leven.

 Omdat zij deze dienst niet bewijzen aan de Heer, vervallen velen van hen, losgelaten door Gods hand, in gevaarlijke lichtzinnigheid en vermaken, welke gij wegens hun laagheid niet moet beschrijven en waaraan gij slechts moet denken om ze met geheel uw hart te betreuren, trachtend God voor dit soort beledigingen te behoeden. Maar omdat ik mijn bijzondere reden heb om met welgevallen neer te zien op de zusters in uw klooster is het mijn wens, dat gij hen uit mijn naam en op mijn gezag waarschuwt en hen liefdevol aanmaant steeds teruggetrokken en dood voor de wereld te leven, onder volledige vergetelheid van alles wat daarin plaats heeft; dat zij onder elkaar spreken over de hemel en dat zij -boven alles- de onderlinge vrede en liefde, waartoe ik u zo dikwijls heb aangespoord (Fil 3,20), bewaren. Indien zij mij hierin gehoorzamen, dan bied ik hen mijn bescherming aan en zal ikzelf hun moeder zijn, tot hulp en verdediging, op dezelfde wijze als ik dat voor u ben en tevens beloof ik mijn blijvende en probate bemiddeling voor allen, die mij niet mishagen, bij mijn allerheiligste Zoon. Te dien einde dient gij ze aan te sporen mij bij voortduring lief te hebben en toegewijd te zijn; grif dat in hun harten; op deze wijze trouw zijnde zullen zij bereiken wat gij voor hen wenst en nog veel meer, want ik zal dat voor hen bewerkstelligen. Opdat zij zich met opgewektheid en vreugde gaan bezighouden met het vervaardigen van de zaken, welke nodig zijn voor de eredienst en zij alles wat daarmede verband houdt blij zullen ondernemen, dient gij hen in het geheugen te brengen wat ik voor mijn allerheiligste Zoon en in de tempel verricht heb. Ik wil dat gij begrijpt hoe vol van bewondering de heilige engelen waren opvere mijn ijvere, mijn zorgzame bezigheden en de netheid waarmede ik alles wat tot de dienst van mijn Zoon en Heer behoorde, behandelde. Deze liefhebbende eneerbiedige zorg deed mij alles wat nodig was voor zijn grootbrenging van tevoren gereed maken, zodat er nooit gebrek was aan iets dat noodzakelijk was voor zijzn kleding en tot zijn vertroosting (zoals sommigen verondersteld hebben,) want mijn voorzichtigheid en mijn liefde zouden op dit gebied geen nalatigheid of onachtzaamheid geduld hebben”.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s


%d bloggers liken dit: