DE AANVANG VAN HET NEERSCHRIJVEN VAN DE EVANGELIEN DOOR DE EVANGELISTEN en/OVER DE KENNIS VAN DE GODHEID EN DE SCHEPPING DER WERELD

Het boek: De mystieke stad Gods; deel 8. Maria van Agreda o.i.c.

De aanvang van het neerschrijven van de evangeliën door de evangelisten; het aandeel dat de heilige Maria had in hun samenstelling; zij verschijnt aan de heilige Petrus in Antiochië en in Rome; gelijke gunsten aan andere apostelen geschonken.

Ik heb, voor zover me dit was toegestaan, de verheven staat van de grote koningin en vrouwe na het eerste concilie van de apostelen, alsook haar overwinningen over de helse draak en zijn duivelen beschreven. Ofschoon de wonderbare werken die zij in deze periode en op andere tijden volbracht niet in één geschiedenis kunnen worden samengevat of zelfs maar opgesomd, werd mij toch bijzonder inzicht gegeven;

–   ten doel hebbende het prille begin van de evangeliën te beschrijven, de oproeping van de evangelisten om met het schrijven te

    beginnen, (boek 5 par. 790,797,846;boek 7 par. 210,214)

–   het aandeel dat Maria had in het feit van het schrijven,

–   haar zorgzaamheid voor de apostelen die niet in Jeruzalem waren

–   en de wonderen die zij voor hen verrichtte.

In het tweede deel en bij menige andere gelegenheid heb ik vermeld, dat de hemelse moeder een positieve kennis had van alle geheimenissen der genade, van de evangeliën en andere heilige boeken die zouden dienen voor de bevestiging van de nieuwe wet. In deze kennis werd zij meermalen bevestigd, in het bijzonder op de dag van haar ten hemelopneming met haar goddelijke Zoon (boek 6 par. 813). Vanaf die dag wierp zij zich zonder ook maar iets te verwaarlozen voor de Heer neder in gebed en vroeg Hem zijn goddelijk licht over de apostelen en de heilige schrijvers te willen uitstorten en hen op te dragen te schrijven zodra de tijd daartoe gekomen was.

Later, toen de koningin uit de hemel was weergekeerd en belast was met de zorg over de Kerk (zoals in het zesde hoofdstuk van dit boek vermeld staat), maakte de Heer haar duidelijk, dat de tijd om te beginnen met het schrijven van de evangeliën gekomen was en dat zij dienovereenkomstig als meesteresse en leraresse van de Kerk maatregelen (par. 494, 495) moest nemen. Maar door haar diepe nederigheid en bescheidenheid verkreeg zij de toestemming van de Heer om dit door de heilige Petrus, zijn plaatsvervanger en het hoofd van de Kerk, te doen regelen en dat hij in een zo belangrijke zaak begenadigd zou worden met goddelijk inzicht. Dit alles werd door de Allerhoogste toegestaan. Toen de apostelen in het concilie, door sint Lucas in het vijftiende hoofdstuk van de Handelingen gememoreerd (Hnd 15,6), bijeen waren, stelde de heilige Petrus, na de twijfels rond de besnijdenis te hebben opgelost, voor, alles te doen wat nodig was tot het opschrijven van de mysteries van het leven van Christus, onze Heiland en Leraar opdat ze zouden kunnen gepredikt worden aan alle gelovigen in de Kerk, zonder afwijkingen of verschillen, waardoor de oude wet zou kunnen vervallen en de nieuwe wet daarvoor in de plaats kon komen.

De heilige Petrus had reeds overlegd met de moeder van alle wijsheid en nadat het concilie akkoord was gegaan met zijn voorstel, riepen zij de heilige Geest aan om hen bij te staan de apostelen en discipelen aan te wijzen, die het leven van de Heer zouden schrijven. Onmiddellijk daalde een licht neder over sint Petrus en een stem werd gehoord zeggende: “De hogepriester en hoofd van de Kerk zal vier apostelen aanwijzen om de werken en de leer  van de Heiland der wereld op te schrijven”. De heilige Petrus en allen die aanwezig waren wierpen zich ter aarde en dankten de Heer voor zijn genade. Toen allen wederom opgestaan waren, sprak de heilige Petrus: “Matteüs, onze geliefde broeder, zal onmiddellijk beginnen het evangelie neer te schrijven in de Naam van de Vader, de Zoon en de heilige Geest. Marcus zal de tweede zijn. Ook hij zal het evangelie neerschrijven in de Naam van de Vader, de Zoon en de heilige Geest. Lucas zal het derde schrijven in de Naam van de Vader, de Zoon en de heilige Geest. Onze zeer geliefde broeder Johannes zal het vierde en laatste schrijven over de mysteries van onze Heiland en Leraar in de Naam van de Vader, de Zoon en de heilige Geest”.  Deze beslissing werd door de Heer bevestigd door het hemelse Licht te laten schijnen totdat deze woorden herhaald waren en formeel door allen die waren aangewezen, waren aangenomen.

Na enige dagen begon de heilige Matteüs het eerste evangelie te schrijven. Terwijl hij in een rustige kamer van het cenakel bad en vroeg om licht omtrent de opzet van zijn geschiedschrijving, verscheen de allergezegendste Maria, gezeten op een troon van grote majesteit en pracht, terwijl de deuren van de kamer gesloten waren. De grote vrouwe liet hem opstaan. Hij deed dit en vroeg haar zegen. Daarna sprak zij tot hem:  “Matteüs mijn dienaar, de Almachtige zendt mij met Zijn zegen, opdat gij daarmede begint het evangelie, dat u tot uw geluk is toevertrouwd, te schrijven. Daarbij zult gij de hulp van de heilige Geest hebben. Ik zal die met geheel mijn hart voor u afbidden. Wat mijzelf betreft is het niet passend meer te schrijven dan absoluut noodzakelijk is voor de vaststelling van de menswording en andere mysteries van het mensgeworden Woord en om zijn geloof in de wereld als het fundament van de Kerk te grondvesten. Als het geloof gegrondvest is, zal de Almachtige andere personen vinden die, wanneer de tijd daartoe rijp is, de gelovigen de mysteries en zegeningen door zijn machtige arm in mij gedaan, zullen openbaren”. De heilige Matteüs gaf blijk van zijn bereidheid het mandaat van de koningin te gehoorzamen. Terwijl hij met haar overlegde over de indeling van zijn evangelie daalde de heilige Geest in zichtbare vorm op hem neder. In de aanwezigheid van de vrouwe begon hij de woorden neer te schrijven die nu nog steeds zijn evangelie uitmaken. De gezegende Maria verliet hem.  Sint Matteüs ging voort met schrijven en maakte zijn geschiedenis af in Judea. Hij schreef het in de Hebreeuwse taal, in het jaar twee en veertig onzes Heren.

De evangelist Marcus schreef zijn evangelie vier jaren later in het zesenveertigste jaar na de geboorte van Christus. Hij schreef het eveneens in het Hebreeuws, terwijl hij in Palestina verbleef. Voordat hij daaraan begon, vroeg hij zijn engelbewaarder de koningin des hemels van zijn voornemen te verwittigen en haar hulp in te roepen om goddelijk inzicht te verkrijgen in datgene wat hij zou gaan schrijven. De liefhebbende moeder hoorde zijn gebed en onmiddellijk beval de Heer de engelen haar met de gebruikelijke pracht en ceremonie naar de evangelist te brengen, die nog steeds in gebed verzonken was. De grote koningin verscheen hem, gezeten op een prachtige stralende troon. Zich voor haar nederwerpend zeide hij:  “Moeder van de Heiland der wereld en meesteresse van de gehele wereld, ik ben deze gunst niet waardig, ofschoon ik een dienaar ben van uw goddelijke Zoon en van uzelf”.  De hemelse moeder antwoordde:  “De Almachtige, die gij dient en liefhebt, zendt mij om u gerust te stellen en u te verzekeren, dat uw gebeden verhoord zijn en dat zijn heilige Geest u zal leiden bij het schrijven van het evangelie, waarmede Hij u belast heeft”.  Toen  deelde zij hem mede niet over de mysteries te schrijven die haar betroffen, juist zoals zij dat aan de heilige Matteüs gevraagd had. Onmiddellijk daalde de heilige Geest in zichtbare en schitterende vorm op de heilige Marcus neer, omgaf hem met licht en vervulde hem met innerlijk inzicht. En nog in tegenwoordigheid van de koningin begon hij zijn evangelie te schrijven. Te dien tijde was de prinses des hemels een en zestig jaar oud. De heilige Hiëronymus zegt, dat sint Marcus zijn korte evangelie in Rome schreef, op aandrang van de gelovigen die daar verbleven, maar ik wil hier duidelijk maken, dat dit een vertaling of een kopie was van het evangelie dat hij in Palestina geschreven had, want de Christenen in Rome bezaten noch zijn noch enig ander evangelie in de Romeinse of Latijnse taal.

Twee jaar later, in het jaar achtenveertig, het drieënzestigste levensjaar van de maagd, schreef de heilige Lucas zijn evangelie in de Griekse taal. Ook aan hem verscheen Maria, toen hij op het punt stond om het schrijven aan te vangen. Omdat hij de hemelse moeder had voorgelegd, dat het voor de uiteenzetting van de menswording en het leven van haar goddelijke Zoon nodig was over de wijze der ontvangenis van het mensgeworden Woord en over andere zaken die haar waardigheid als de natuurlijke moeder van Christus betroffen te schrijven -na haar bevelen te hebben ontvangen om over de geheimen en mysteries betrekking hebbende op haar waardigheid van moeder van God stilzwijgendheid te bewaren- verkreeg de heilige Lucas haar verlof  ietwat vrijer over de hemelse moeder in zijn evangelie te schrijven. De heilige Geest daalde op hem neder en in tegenwoordigheid van de grote koningin begon hij zijn evangelie te schrijven, waarbij hij in hoofdzaak verkreeg uit directe inspiratie van hare majesteit. De heilige Lucas bleef steeds een zeer toegewijde dienstknecht van de vrouwe en stond nimmer toe, dat het beeld van de lieflijke moeder, gezeten op de troon van majesteit, zoals hij haar bij die gelegenheid gezien had, werd uitgewist. Vanaf die dag leefde hij bij voortduring in haar tegenwoordigheid. De heilige Lucas was in Achaia toen hij deze verschijning had en aldaar schreef hij zijn evengelie.

De laatste van de vier evangelisten die het evangelie schreven was de apostel Johannes, in het jaar achtenvijftig onzes Heren. Hij schreef het in de Griekse taal, gedurende zijn verblijf in Klein-Azië, na de glorierijke overgang en tenhemelopneming van de allergezegendste Maria. Zijn evangelie was gericht tegen de ketterijen en dwalingen die -zoals reeds voorheen gezegd werd- de duivel, onmiddellijk na de overgang van de maagd en moeder, begon uit te zaaien om het geloof in de menswording van het goddelijk Woord te ondermijnen. Want aangezien Lucifer vernederd en overwonnen (par. 522) was door dit mysterie, richtte hij zijn ketterijen onmiddellijk daartegen in. Dit was de reden dat de heilige evangelist Johannes zo subliem over de Godheid van Christus onze Heiland schrijft en zoveel argumenten voor de waarheid en de zekerheid van die Godheid aanvoert, waarbij hij althans op dit gebied, ver uitgaat boven de andere evangelisten.

Ofschoon de allergezegendste Maria reeds in de hemel was toen de evangelist met zijn evangelie begon, daalde zij in zichtbare vorm neder, schitterend van onuitsprekelijke glans en majesteit, omgeven door duizenden engelen uit alle koren en hiërarchieën. Zij verscheen aan sint Johannes en sprak:   “Johannes, mijn zoon en dienaar van de Allerhoogste, nu is het juiste ogenblik gekomen om te schrijven over het leven en de geheimen van mijn goddelijke Zoon, opdat alle stervelingen Hem mogen kennen als de Zoon van de eeuwige Vader, als ware God en tezelfdertijd als ware man. Maar het is nog niet de juiste tijd om de mysteries en geheimen die u over mij bekend zijn, op te schrijven noch zullen deze vooralsnog geopenbaard worden in een wereld zo vol afgoderij, opdat Lucifer ze niet kan gebruiken om degenen, die op het punt staan het geloof in hun Redder en in de heilige Drie-eenheid aan te nemen, in verwarring te brengen. De heilige Geest zal u bijstaan. Het is mijn wens dat gij begint met schrijven in mijn aanwezigheid”.

De evangelist vereerde de grote koningin des hemels en werd vervuld met de goddelijke Geest zoals met de anderen het geval was geweest. Bijgestaan door de lieftallige moeder begon hij onmiddellijk met het schrijven van zijn evangelie.  Voordat zij vertrok naar de rechterhand van haar goddelijke Zoon, gaf zij hem haar zegen en beloofde hem haar bescherming voor de rest van zijn leven. Dit was dan het begin van de heilige evangeliën, die allen werden aangevangen met de bijstand en door de tussenkomst van de allergezegendste Maria, waarbij de Kerk te verstaan werd gegeven, dat deze zegeningen werden geschonken uit haar handen. Na vooruitgelopen te zijn op de geschiedenis van de evangelisten met het doel de aanvang van het schrijven van de evangeliën aan te geven, zullen wij nu terugkeren naar ons verhaal.

Naarmate de allergezegendste vrouwe, na het concilie van de apostelen verlicht werd door haar goddelijke kennis en het anstracte visioen van God, nam haar zorg en oplettendheid voor het welzijn van de Kerk toe. En dit was nodig, want het geloof verspreidde zich nu elke dag meer en meer over de aarde. Als een ware moeder en lerares schonk zij haar bijzondere aandacht aan de apostelen, wier namen en welzijn in haar hart geschreven stonden. Zij allen, uitgezonderd sint Johannes en Jakobus de Mindere, verlieten Jeruzalem onmiddellijk na het concilie en trokken naar het terrein van hun werkzaamheden. De liefhebbende moeder was ten zeerste bekommerd bij de gedachte aan de ontberingen en moeilijkheden, die verbonden waren aan hun prediking. Zij volgde hen met lieve belangstelling op hun zwerftochten en vereerde hen hogelijk wegens hun heilige levenswandel en waardigheid als priesters, apostelen van haar goddelijke Zoon, stichters van de Kerk, predikers van zijn leer en als de uitverkorenen van de goddelijke Wijsheid tot het vervullen van zulke hoge bedieningen voor de glorie van de Allerhoogste. Het was zeker noodzakelijk,dat de allergezegendste vrouwe en meesteresse, tot het uitoefenen van zoveel zorg op velerlei terreinen in de heilige Kerk, die status zou verkrijgen, die zij nu bezat, want in welke lagere status dan ook zou zij nimmer met zo groot gemak en op zulk een juiste wijze zovele plichten hebben kunnen vervullen en tezelfdertijd die innerlijke rust en vrede, die haar ziel vol vreugde deed zijn, hebben kunnen bewaren.

Naast haar eigen kennis en zorg voor de gehele Kerk droeg de allerheiligste moeder eens temeer haar engelen op attent te zijn op alles wat de apostelen en de discipelen betrof. Zij dienden hen te troosten in hun bekoringen en moeilijkheden en zich te haasten om hen hulp te bieden in al hun omstandigheden. Want door de fijnbesnaardheid van hun geestelijke natuur konden zij dit alles volbrengen zonder het aangezicht van God uit het oog te verliezen doch het zalig schouwen blijvend te kunnen genieten. Zij beval hen deze dingen, omdat het zo belangrijk was, dat de Kerk gegrondvest werd en omdat zij de dienaren van de Allerhoogste waren en zij de werken zijner handen dienden te eerbiedigen. Zij droeg hen ook op haar in te lichten over alles wat de apostelen en discipelen deden, in het bijzonder wanneer zij kleding nodig hadden, want deze zaken wenste de dienende moeder zeer in hetbijzonder te regelen, opdat ze rond zouden trekken zoals ze vanuit Jeruzalem vertrokken waren, allen op gelijke wijze gekleed. Door dit voorzichtig vooruitzien vertoonden de apostelen, zolang de grote vrouwe in leven was, geen verschil in kleding; allen droegen zij kleding van dezelfde vorm en kleur die indertijd door haar goddelijke Zoon gedragen was. Bijgestaan door de heilige engelen weefde zij de benodigde kledij  (boek 7 par.237) en zond ze door haar engelen naar de apostelen op hun reizen. Door op deze wijze de mogelijkheid te scheppen dezelfde soort kledij door de apostelen te doen dragen die ook haar goddelijke Zoon gedragen had, zorgde de grote moeder ervoor, dat zelfs in hun uitwendige verschijning de apostelen zijn leerlingen en zijn heilig leven predikten. De verdere levensbenodigdheden zoals voedsel moesten verkregen worden door het werk hunner handen, door bedelen of uit aalmoezen die hen gegeven werden.

Op bevel van de koningin stonden de engelen de apostelen meermalen bij op hun reizen en in hun moeilijkheden alsook tijdens de vervolgingen van de kant van heidenen en Joden en van de duivelen die niet ophielden slecht gezinde mensen tegen de predikers van het evangelie op te zetten. De engelen bezochten hen in zichtbare vormen. Zij spraken met hen en troostten hen in de naam van de allergezegendste Maria. Bij andere gelegenheden volbrachten zij hun opdracht door in het gemoed van de apostelen te verschijnen; soms verlosten zij hen uit gevangenissen; soms waarschuwden zij hen voor gevaren en strikken; soms vergezelden zij hen op hun tochten of brachten hen van de ene plaats naar de andere waar gepredikt zou worden, of lichten hen in over wat zij moesten doen in overeenstemming met omstandigheden die zij in bepaalde streken of onder een bepaald volk zouden aantreffen.  Over al deze dingen lichtten zij hun gezegende vrouwe in, want zij zorgde voor hen allen en zwoegde meer met hen mee dan alle engelen tezamen. Het is niet mogelijk alle zorgen, voorzieningen en ijverige acties van deze liefhebbende moeder op te noemen, want er ging geen dag of nacht voorbij, waarin zij geen wonderen verrichtte voor de apostelen en voor de Kerk. Daarnaast schreef zij hen dikwijls, verlevendigde hen met hemelse vermaningen en leerstellingen en vervulde hen met troost en sterkte.

Maar wat nog mooier was: zij nam niet slechts contact met hen op door haar engelen en brieven maar verscheen ook aan hen, wanneer zij ook maar een beroep op haar deden, of wanneer ze in moeilijkheden waren en de noodzaak daartoe zich voordeed. Ofschoon (behoudens haar verschijningen aan de evangelisten, waarover ik reeds sprak) zij aan vele apostelen verscheen, zal ik hier slechts spreken over haar verschijningen aan de heilige Petrus, die als hoofd van de Kerk (par.560) de raadgevingen en de bijstand van de allergezegendste Maria zeer nodig had. Daarom zond zij haar engelen meerdere malen naar hem toe en de heilige Petrus zond degenen die hem als hoofd van de Kerk waren toegewezen naar haar, schreef haar en had meer contact met haar dan de andere apostelen. Na afloop van het concilie van Jeruzalem ging sint Petrus al spoedig op reis naar Klein-Azië. Hij vestigde in Antiochië zijn eerste bisschopszetel. Wegens de moeilijkheden die hij ontmoette bij de uitwerking van zijn plannen, was de plaatsvervanger van Christus zeer bedroefd en terneergeslagen. De allergezegendste moeder wist dit en begreep hoezeer hij haar bijstand behoefde. Om de wijze van hulpverlening aan te passen aan de belangrijkheid van de zaak liet zij zich door haar heilige engelen naar de heilige Petrus brengen. Zij verscheen hem gezeten op een troon, vol majesteit, juist zoals dit vroeger geschied was. De apostel zag haar voor zich in geheel haar pracht; hij wierp zich ter aarde met zijn bekende spontaniteit (boek 7 par. 193;boek 8 par. 399) en badend in tranen zeide hij tot haar:  “Vanwaar overkomt mij, een zondaar, de gunst van dit bezoek van de moeder van mijn Verlosser?”. De hemelse leraresse der nederigheid daalde af van haar troon; zij deed de pracht om haar heen verminderen, knielde voor de hogepriester van de Kerk en vroeg zijn zegen. Bij geen der andere apostelen, slechts tegenover de heilige Petrus nam zij deze wijze van doen tijdens haar verschijningen aan hen in acht; uitgezonderd bij de verschijningen waarin zij op normale wijze met hen sprak, waarbij zij de gewoonte had hun zegen te vragen terwijl zij voor hen nederknielde.

Maar omdat de heilige Petrus de plaatsvervanger van Christus en het hoofd van de Kerk was, daalde zij af van haar koninklijke troon en bracht zij hem, als lid van de Kerk, op deze aarde toevend haar eerbetoon. Zij sprak op eenvoudige wijze met de heilige apostel over de zwaarwichtige problemen die op dat moment aan de orde waren. Eén daarvan was de verkieslijkheid enige feesten van de Heer te vieren. Nadat zij besloten hadden een bepaalde koers te varen brachten de heilige engelen haar weer terug van Antiochië naar Jeruzalem. Later, toen de heilige Petrus in gehoorzaamheid aan de orders van de Heiland naar Rome was gegaan om de heilige Stoel aldaar te vestigen, verscheen de gezegende vrouwe nogmaals aan de helige Petrus. Daar werd afgekondigd, dat in de Rooms Katholieke Kerk in de vervolge het feest van de geboorte van haar goddelijke Zoon, van de passie en van de instelling van het allerheiligst Sacrament, zoals dit nu op heilige Donderdag of Witte Donderdag herdacht wordt, te vieren. Veel later werd het feest van Corpus Christi -Sacramentsdag- op de eerste donderdag na het octaaf van Pinksteren, ingevoerd, zoals dit ook nu nog het geval is. Maar het eerste feest van het heilig Sacrament op Witte Donderdag werd ingesteld door de heilige Petrus, zoals ook het feest van de verrijzenis, de zondagen, de hemelvaart met de paasvieringen en wat daarbij hoort, zoals de Roomskatholieke Kerk dit nog heden viert. En al deze feesten werden ingesteld op bevel van de allergezegendste Maria en op haar advies. Na deze activiteiten ging de heilige Petrus naar Spanje. Hij bezocht enige kerken, die door de heilige Jakobus gesticht waren en stichtte enige andere, voordat hij naar Rome terugging.

Bij een volgende gelegenheid, doch kort voor de glorierijke overgang van de hemelse moeder, ontstond er onder de christenen te Rome, waar Petrus verbleef, een meningsverschil, dat zowel hem als de christenen in grote verwarring bracht. De apostelen herinnerden zich de genaden die hij uit de handen van de grote koningin ontvangen had ten tijde van eigen moeilijkheden en hij ondervond veel verdriet van het feit dat hij nu haar advies en hulp moest missen. Hij smeekte daarom zijn engelbewaarders en de engelen die hem in zijn functie van hogepriester waren toegewezen, zijn moeilijkheden en behoeften aan de gezegende moeder over te brengen en bijstand te verzoeken in zijn noden door haar machtige bemiddeling bij haar Zoon!! De koningin, die de ijver en nederigheid van de heilige Petrus kende, stelde hem ook nu niet teleur. Zij beval de engelen van de apostel hem naar Jeruzalem te brengen, waar zij toendertijd vertoefde. Zij volvoerde haar bevel onmiddellijk en brachten sint Petrus naar het cenakel en in haar tegenwoordigheid. Deze uitzonderlijke gunst deed de vurige genegenheid van de apostel ontbranden; hij wierp zich vol vreugde voor de allergezegendste Maria ter aarde en dankte onder tranen voor de vervulling van zijn hartenwens. De grote vrouwe deed hem opstaan en zij viel op haar beurt voor hem neder, zeggende: “Mijn meester, geef uw dienares uw zegen als plaatsvervanger van Christus, onze Heer en mijn Zoon”.  De heilige Petrus gehoorzaamde en gaf haar zijn zegen. Daarna dankten zij de Heer, omdat Hij hun wensen vervuld had en ofschoon de moeilijkheden van sint Petrus niet onbekend waren aan de nederige meesteresse van alle deugden, luisterde zij aandachtig naar het verslag over wat er gebeurd was.

De allergezegendste Maria gaf hem raad in alles wat hij diende te weten om de moeilijkheden te verminderen en de vrede in de Kerk van Rome te herstellen. Zij sprak met zulk een wijsheid dat, ofschoon hij reeds een hoge opvatting van haar voorzichtigheid had, hij geheel vervoerd werd in bewondering en vreugde over wat hij bij deze gelegenheid hoorde. Hij dankte daarvoor met grote nederigheid. Na hem vele zaken verteld te hebben omtrent grondvesting van de Kerk in Rome vroeg zij zijn zegen en nam afscheid van hem. De engelen brachten hem terug naar Rome, terwijl de allergezegendste Maria, zoals zij dat gewoon was, zich in de vorm van een kruis op de grond uitstrekte en de Heer vroeg de moeilijkheden tot zwijgen te brengen. Haar gebed werd verhoord, want na teruggekeerd te zijn in Rome trof Petrus de zaken in betere staat aan en al spoedig stonden de consuls de gelovigen toe de wet van Christus te volgen. Uit deze wonderen die ik aanvoerde, kan enig inzicht geput worden omtrent de activiteiten van Maria betreffende de leiding van de apostelen en van de Kerk. Want indien ze allen zouden opgetekend worden, zouden er meer boeken nodig zijn dan het aantal regels dat ik nu geschreven heb. Daarom zie ik er vanaf daar nog verder over uit te weiden, zodat ik in de rest van deze geschiedenis de wonderschone en ongehoorde genaden die de Heer aan de allerheiligste Maria in de laatste jaren van haar leven schonk, kan optekenen. Maar ook hierbij moet ik zeggen, dat ik slechts enige kleine aanwijzingen omtrent dit alles kan geven. Moge de christelijke devotie daar genoeg aan hebben tot overweging van de almacht van de Schepper van deze eerbiedwaardige sacramenten.

Instructie die de koningin van de engelen mij gaf.

“Mijn liefste dochter, bij andere gelegenheden heb ik gesproken over een aanklacht, welke ik heb tegen de kinderen van de Kerk en wel in het bijzonder tegen de vrouwen, die een grotere schuld hebben in deze. Dit is een gruwel voor mijn ogen, omdat dit zo geheel het tegenovergestelde is van mijn gedrag gedurende mijn aardse leven. Ik herhaal het hier, opdat gij mij zult navolgen en afstand zult nemen van dat, waaraan deze dochters van Belial zich schuldig maken, namelijk: de priesters van de Allerhoogste zonder eerbied, achting en respect bejegenen. Deze fout neemt hand over hand toe in de Kerk en daarom hernieuw ik deze waarschuwing, die ik reeds vroeger liet horen. Zeg mij, mijn dochter wat te denken van het feit, dat priesters de gezalfden van de Heer, aangesteld om Christus te vertegenwoordigen en zijn lichaam en bloed te consacreren, onzuivere, aardgebonden vrouwen dienen?  Dat zij met ontbloot hoofd eerbied betonen aan een zich misdragende vrouw, alleen maar omdat zij rijk en de priesters arm zijn? Ik vraag mij af of de arme priester minder waardigheid bezit dan de rijke? Of schenkt rijkdom een groter of gelijke waardigheid, macht en schittering als die, welke door mijn goddelijke Zoon aan priesters en bedienaren gegeven is? De engelen hebben  geen respect voor de rijken wegens hun bezittingen maar zij hebben eerbied voor de priesters wegens hun waardigheid. Hoe is het dan mogelijk dat dit misbruik en deze wijze van optreden is ingeburgerd in de Kerk, dat de gezalfden van de Heer veracht worden door de gelovigen die toch weten en belijden dat zij geheiligd zijn door Christus zelf?

Het is waar, dat de priesters zelf te laken en schuldig zijn als zij zonder op hun waardigheid te letten zichzelf te grabbel gooien in dienst van andere mannen of vrouwen. Maar als de priester enig excuus kunnen vinden in hun armoede, dan hebben de rijken dit niet in hun trots en door het feit, dat zij door hun rijkdom daartoe in staat gesteld, priesters als dienaren gebruiken, terwijl deze in feite de meesters zijn. Deze grove misvatting is een doorn in het oog van de heiligen en van mijzelf wegens de eerbied die wij de priesters verschuldigd waren. Mijn waardigheid als moeder van God was groot, maar toch wierp ik mij meermalen ter aarde en ondervond het als een groot geluk de grond te kussen waarover zij gelopen hadden. Maar de blindheid van de wereld heeft de priesterlijke waardigheid verduisterd en het hogere met het lagere verwisseld (Jr 15,19). Zij heeft de positie van de priesters naar beneden gehaald tot het niveau van het gewone volk door haar wetten en ongeregelde gewoonten (Js 24,2), gebruikmakend van beide mogelijkheden tot hun verlaging en dezelfde priester die nu aan het altaar dat grote offer van het heilig Lichaam en Bloed opdraagt, daalt daarvan af om zich in dienstbaarheid te onderwerpen, zelfs aan vrouwen die van nature en wegens hun toestand beneden hen staan en soms zelfs onwaardiger zijn door hunzonden.

Het is mijn wens, mijn dochter, dat gij deze zonde, dit misbruik onder de kinderen van de Kerk, tracht goed te maken. Ik moge het u duidelijk maken dat ik, zelfs nu nog, van mijn troon in de hemel met eerbied en respect neerzie op de priesters, die nu op aarde zijn. Gij dient hen steeds met dezelfde eerbied te behandelen als wanneer zij aan het altaar staan, het heilig Sacrament in hun handen houden of tegen hun borst en zelfs de ornamenten en hun kledij dient gij met eerbied te behandelen, juist zoals ik zorgde voor de kledij van de apostelen. Dan dient gij verder, naast wat gij begrepen hebt en geschreven hebt over de heilige Schrift, deze geschriften grote achting toe te dragen voor wat zij inhouden en beduiden en wegens de middelen die de Almachtige aanwendde om de evangelisten tot schrijven te bewegen. Zowel bij de evangeliën als in de rest van de heilige geschriften verleende de heilige Geest zelf zijn bijstand, opdat de Kerk rijk en voorspoedig zou zijn in de overvloed van leerstellingen van kennis en licht betreffende de activiteiten van de Heer. Boven alle mensen dient gij de grootst mogelijke gehoorzaamheid en eerbied op te brengen voor de heilige Vader in Rome. Indien gij zijn naam hoort noemen, buig dan uw hoofd alsof gij de naam van mijn goddelijke Zoon of de mijne in uw aanwezigheid hoort uitspreken, want op de aarde neemt hij de plaats in van Christus. Toen ik in de wereld leefde, toonde ik mijn eerbied, wanneer de naam van de heilige Petrus genoemd werd-  Opdat gij mijn leer in praktijk moge brengen en genade moge vinden in de ogen van de

                                                                                Allerhoogste, aan Wie al deze werken zeer aangenaam zijn en door Wie geen daarvan als

                                                                                onbetekenend wordt gezien, indien ze uit liefde voor Hem gedaan wordt, wens Ik dat gij

                                                                                 grote oplettendheid zult betrachten in deze zaken en een getrouwe volgster moge wezen

                                                                                  van mijn voetstappen”.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s


%d bloggers liken dit: