DE GEBOORTE VAN ONZE KONING EN VERLOSSER JEZUS CHRISTUS

Het boek de Mystieke stad Gods; opgetekend door Maria van Agreda  o.i.c. deel 4 ( in totaal zijn er 8 delen €12,– per stuk). Te bestellen bij A.B. van ’t Hooft Sportlaan 17 5056 EM Berkel-Enschot. 

Christus, onze Verlosser, wordt geboren uit de maagd Maria te Betlehem, Judea.

468. Het paleis, dat de oppermachtige Koning der koningen en de Heer der heren gekozen had voor de ontvangst van zijn eeuwige en mensgeworden Zoon in de wereld was een zeer arme en onbetekenende hut of grot, waarheen de allerheiligste Maria en Jozef gegaan waren, nadat hen elke gastvrijheid en de meest alledaagse vriendelijkheid door hun medemensen geweigerd waren, zoals ik in het voorgaande hoofdstuk beschreven heb. Deze plek stond zo laag aangeschreven dat, ofschoon de stad Betlehem vol vreemdelingen was, op zoek naar een onderdak, geen van hen zichzelf zo wilde verlagen om daar gebruik van te maken als slaapgelegenheid, want geen hunner vond dit geschikt of wenste aldaar te verblijven, behalve de Leraar der deemoed en armoede, Christus onze Heiland en zijn allerzuiverste moeder. Op die grond had de wijsheid van de eeuwige Vader deze plaats voor hen gereserveerd en in al haar naaktheid, eenzaamheid en armoede geconsacreerd als de eerste tempel van Licht (Mal 4,2) en als het huis van de ware Zon der gerechtigheid, die voor de rechtschapenen zou opgaan uit de schitterende dageraad Maria, waardoor de nacht der zonde zou overgaan in het daglicht van de genade.

469. De allerheiligste Maria en sint Jozef traden binnen in de verblijfplaats, welke op deze wijze voor hen gereserveerd was en door de gloed van de tienduizend engelen hunner lijfwacht konden zij gemakkelijk vaststellen hoe arm en verlaten het daar was, hetgeen zij als gunst beschouwden en tegemoet traden onder tranen van troost en vreugde. Zonder dralen vielen de twee reizigers op de knieën en verheerlijkten de Heer, dankten Hem voor zijn weldaad, waarvan ze wisten, dat Hij deze bewerkstelligd had en voor zijn wijsheid, uit zijn eigen verborgen redenen. In dit mysterie had Maria een juister inzicht, want zodra zij het inwendige van de grot door haar heilige voetstappen geheiligd had, voelde zij een volheid van vreugde, welke haar geheel in vervoering bracht en bezielde. Zij smeekte de Heer alle inwoners van de naburige stad met vrijgevige hand te zegenen, want door haar te versmaden hadden zij haar de gelegenheid gegeven de grote gunsten, welke haar in deze verwaarloosde grot wachtten, te ontvangen. De grot bestond uit naakte en ruwe rotsen, zonder enige natuurlijke schoonheid of aangebrachte versierselen; het was een plaats bestemd voor schuilplaats van beesten en toch had de eeuwige Vader deze uitgekozen tot schuil- en woonplaats van zijn eigen Zoon.

470. De hemelse geesten, die als een leger hun koningin en meesteres bewaakten, splitsten zich in groepen zoals de bewakers van een hof in een koninklijk paleis plegen te doen. Zij vertoonden zich ook aan sint Jozef  in zichtbare gedaante, want bij deze gelegenheid was het passend dat hij deze gunst mocht genieten, enerzijds tot het lenigen van zijn smart, door hem het schouwspel te gunnen van deze armelijke behuizing, zo prachtig opgesmukt en getooid door hun hemelse aanwezigheid, anderzijds om hem te bemoedigen en op te beuren voor de gebeurtenissen, welke de Heer van plan was gedurende die nacht, op deze door alle mensen verlaten plek, te doen plaats hebben. De grote koningin en heerseres, die reeds ingelicht was omtrent het mysterie, dat zich daar zou afspelen, begon de grot welke al spoedig als koninklijke troon en heilige zetel der barmhartigheid zou dienen, met eigen handen te reinigen, want zij wilde deze gelegenheid tot het beoefenen van haar nederigheid niet laten voorbijgaan noch wenste zij haar Enig-geborene de eerbied en aanbidding te onthouden, welke vervat was in deze voorbereiding en reiniging van zijn tempel.

471. Sint Jozef, immer bedacht op de majesteit van zijn hemelse echtgenote (welke zij, naar zijn mening, geheel vergat door haar vurig verlangen naar vernedering), smeekte haar hem dit werk niet te laten ontgaan, want hij beschouwde dit als zijn eigen taak en hij haastte zich de vloer en de hoeken van de grot schoon te maken, niettegenstaande de deemoedige koningin doorging met hem daarbij te helpen. De heilige engelen, aanwezig in zichtbare gedaante, stonden (overeenkomstig onze wijze van spreken) aan de grond genageld door dit verlangen naar nederigheid en wedijverden al spoedig met elkaar om dit werk te verrichten, of liever, om dit nog duidelijker te zeggen, hadden zij in de kortst mogelijke tijd de gehele grot gereinigd en op orde gebracht en vervuld met heilige geuren. Sint Jozef legde een vuur aan met materiaal wat hij daartoe verzameld had. Aangezien het zeer koud was, zetten zij zich rond dit vuur om zich te warmen. Zij gebruikten iets van het voedsel, dat zij bij zich hadden en genoten dit sober maal onder onvergelijkelijke zielenvreugde. De koningin van de hemel was dusdanig in beslag genomen door het aanstaande mysterie van haar baring, dat zij geen voedsel tot zich genomen zou hebben als de gehoorzaamheid aan haar echtgenoot haar daartoe niet genoopt had.

472. Na het eten dankten zij de Heer, zoals zij gewoon waren. Na enige tijd in gebed te hebben doorgebracht en beraadslaagd te hebben over de geheimenissen van het mensgeworden Woord, voelde de allervoorzichtigste maagd het naderen van de allergezegendste Geboorte. Zij verzocht haar echtgenoot sint Jozef zich ter ruste te begeven en te gaan slapen, aangezien de nacht reeds ver gevorderd was. De man Gods willigde het verzoek van zijn echtgenote in en drong er bij haar op aan hetzelfde te doen, waartoe hij een soort rustbed maakte uit de kledingstukken, welke in hun bezit waren en daarbij een kribbe of voederbak, daar achtergelaten door de herders voor hun dieren, gebruikte. Sint Jozef trok zich daarna terug in een hoekje bij de ingang van de grot en begon daar te bidden, terwijl hij Maria achter liet in het deel van de grot, dat hij op bovenomschreven wijze tot slaapvertrek had ingericht. Sint Jozef werd onmiddellijk door de geest Gods bezocht en voelde een lieflijke bijzondere invloed, welke hem in vervoering en in extase bracht. Daarin werd hem alles getoond wat zich gedurende die nacht in deze gezegende grot afspeelde, want hij verkreeg pas  zijn bewustzijn, toen zijn hemelse echtgenote hem riep. Dat was de slaap welke sint Jozef in die nacht genoot, meer verheven en meer gezegend dan de slaap van Adam in het paradijs (Gn 2,21).

473. De koninging van alle schepselen werd geroepen van haar legerstede door een luide stem van de Allerhoogste, welke haar met lieflijke kracht boven al het geschapene verhief en in haar nieuwe werkingen van Gods Kracht teweegbracht; want dit was een van de meest bijzondere en bewonderenswaardige extases van haar allerheiligst leven! Ook zij werd onmiddellijk vervuld met nieuwe verlichting en goddelijke invloeden, zoals ik reeds op andere plaatsen beschreven heb, tot dat zij het klare schouwen der Godheid bereikte. De sluier viel en zij zag intuïtief de Godheid zelf in dusdanige glorie en volheid van inzicht, dat dit noch begrepen noch beschreven kan worden door de gecombineerde vermogens van engelen en mensen. Alle kennis van de Godheid en de menselijkheid van haar allerheiligste Zoon, welke zij ooit in vorige visioenen ontvangen had, werd vernieuwd en daarenboven werden andere geheimen uit de onuitputtelijke archieven van Gods hart aan haar geopenbaard. Ik heb geen gedachten of woorden, welke voldoende en adequaat zouden zijn tot het uitdrukken van datgene wat ik door het goddelijk Licht daarvan heb mogen zien en hun overvloed en menigvuldigheid hebben mij overtuigd van de armoede en de gebrekkigheid van het juiste uitdrukken in een geschapen taal.

474. De Allerhoogste kondigde zijn maagdelijke moeder aan, dat de tijd van zijn komst in de wereld was aangebroken en op welke wijze dit nu zou volbracht worden. De allervoorzichtigste vrouwe zag in dit visioen het doel en de verheven omvang van deze prachtige mysteries en sacramenten, zowel in zoverre zij God zelf alsook in zoverre zij de schepselen tot wier voordeel zij in het begin gedecreteerd waren, betroffen. Zij wierp zich languit voor de troon van zijn Godheid neder en gaf Hem glorie, bracht Hem dank en lof voor haarzelf en voor alle schepselen, zoals dit geheel paste bij de onuitsprekelijke barmhartigheid en neerbuigendheid van zijn goddelijke liefde. Tezelfdertijd verzocht zij de goddelijke Majesteit haar nieuw licht en genade te verlenen om zich op waardige wijze te kwijten van de dienst, de aanbidding en het opvoeden van het vleesgeworden Woord, dat zij in haar armen zou mogen dragen en voeden met haar maagdelijke melk. Deze bede werd door de hemelse moeder met de grootst mogelijke nederigheid uitgebracht, zoals slechts door iemand die volkomen op de hoogte is van de omvang van dit nieuwe Sacrament kon geschieden. Zij voelde zichzelf onwaardig om het ambt van opvoedster van de mensgeworden God te vervullen, met Hem als moeder om te gaan, een taak waarvoor zelfs de hoogste serafijn ongeschikt zou zijn. Voorzichtig en nederig overwoog de moeder der wijsheid deze zaak. En juist omdat zij zichzelf verdeemoedigde tot in het stof en haar nietigheid in de aanwezigheid van de Almachtige erkende, hief Hij haar op en bevestigde haar opnieuw als MOEDER VAN GOD . Hij beval haar dit ambt en deze bediening uit te oefenen als een wettige en ware moeder van Hemzelf; zij moest Hem behandelen als de Zoon van de eeuwige Vader en tegelijkertijd als de Zoon van haar schoot. Dit alles kon zeer goed worden toevertrouwd aan deze moeder, waarin een pracht vervat was, welk door woorden niet kan worden uitgedrukt!

475. De allerheiligste Maria bleef meer dan een uur in deze extase en behield het zalig schouwen gedurende die tijd. Onmiddellijk daarna begon haar goddelijke baring. Op het moment waarin zij het bestuur van haar zinnen herkreeg voelde en zag zij het lichaampje van het goddelijk Kind bewegen in haar maagdelijke schoot. Zij zag hoe Hij zich bevrijdde en losmaakte van de plaats, waarin Hij volgens de natuurlijke gang van zaken negen maanden verbleven had en zich gereedmaakte om uit de heilige bruidskamer te treden. Deze beweging veroorzaakte haar geen pijn en smarten, zoals het geval is bij de andere dochters van Adam bij hun bevallingen, integendeel, zij vervulde haar met onvergelijkelijke vreugde en verheugenis, waardoor in haar ziel en in haar maagdelijk lichaam verheven goddelijke werkingen werden veroorzaakt, welke het voorstellingsvermogen van de mensen verre te boven gingen!  Haar lichaam werd door de hemelse schoonheid dusdanig vergeestelijkt, dat zij nauwelijks meer op een menselijk en aards schepsel geleek. Haar gelaat verspreidde lichtstralen als een vleesgeworden zon; het straalde met onbeschrijflijke ernst en majesteit, ontvlamd door brandende liefde. Zij knielde bij de kribbe, haar ogen gericht op de hemel, haar handen tezamen gevouwen op haar borst, haar ziel verslonden in de Godheid en zichzelf geheel en al verheerlijkt. In deze houding, op het einde van de hemelse extase, schonk de allerverhevenste vrouwe de Enig-geborene van de Vader en haarzelf, onze verlosser Jezus, waarlijk God en waarlijk mens, aan de wereld (Lc 2,7). Het was middernacht, op een zondag, een-envijftig-honderd negen en negentig jaar na het scheppen van de eerste mens, welke datum door de Rooms Katholieke Kerk gegeven wordt en mij geopenbaard is als waar en zeker.

476. Er zijn nog andere wonderbaarlijke omstandigheden en bijzonderheden, welke door alle gelovigen worden aangenomen als begeleidingen van deze allergoddelijkste geboorte. Maar aangezien de enige getuigen de koningin van de hemel en haar hovelingen waren, kunnen ze niet met zekerheid worden vastgesteld, uitgezonderd degene welke door de Heer zelf in zijn heilige Kerk worden geopenbaard aan allen, of aan enige bijzondere zielen op bepaalde wijze worden meegedeeld. Aangezien over deze zo sublieme en eerbiedwaardige voorvallen enig verschil van mening bestaat, ontving ik, direct na het bekendmaken van mijn openbaring aan mijn oversten en leidslieden het bevel, onder gehoorzaamheid, het goddelijk orakel opnieuw te raadplegen en de koningin van de hemel, mijn moeder en meesteresse, alsook de heilige engelen die mij omringden, verdere bijzonderheden te vragen, welke noodzakelijk waren voor een duidelijker uiteenzetting inzake de allerheiligste baring van Maria, de moeder van Jezus, onze Verlosser. Om aan dit bevel te voldoen trok ik mij terug om een beter inzicht te krijgen van deze zelfde gebeurtenissen. Zij werden mij op de volgende wijze uiteengezet:

477. Op het einde van het zalig aanschouwen van de moeder, altijd maagd gebleven, dat ik beschreven heb in par. 743, werd de Zon der gerechtigheid, de Enig-geborene van de eeuwige Vader en Maria, -allerzuiverst, schoon, stralend en onbevlekt-, geboren en deze liet haar onberoerd in haar maagdelijke integriteit en zuiverheid achter, meer verheerlijkt dan ooit en voor altijd heilig, want Hij spleet haar maagdelijke bruidskamer niet, maar drong er doorheen zoals de stralen van de zon een kristallen schrijn doordringen, waardoor het oplicht in prismatische schoonheid. Voordat ik de wonderbare wijze beschrijf, waarop deze plaats had, dien ik te zeggen, dat het goddelijke Kind geheel zuiver en los van elke band geboren werd, zonder het beschermende schild “secundina” genaamd, waarmede andere kinderen gewoonlijk geboren worden en waardoor zij omgeven  zijn in de schoot van hun moeders. Ik zal mij niet laten ophouden door het geven van een uitleg omtrent de oorzaak van de misvatting, welke deze verklaring tegenspreekt. Men kan volstaan met de wetenschap en de veronderstelling, dat voor het ontstaan en de geboorte van het mensgeworden Woord de arm van de Almachtige alles wat substantieel en onvermijdelijk tot een normale menselijke voortplanting behoorde, uitzocht en daar gebruik van maakte, opdat het Woord zichzelf waarlijk een ontvangen en verwekt mens kon noemen en geboren was uit de substantie van zijn moeder, altijd maagd. Wat betreft de andere omstandigheden, welke niet essentieel maar accidenteel tot het verwekken en geboorte behoren, moeten wij, nadenkend over Christus onze Heer en de allerheiligste Maria, niet slechts afstand nemen van alles wat in welk opzicht dan ook verband houdt  met enige zonde of daar het gevolg van is en dit sluit dan tegelijkertijd de erfzonde en de persoonlijke zonden uit, maar ook van alles dat niet noodzakelijk is om tot de essentie van verwekken en geboren worden te geraken en dat enige onzuiverheid of overbodigheid insluit, welke -hoe dan ook- de waardigheid van Maria als de koningin van de hemel en als waarachtige moeder van Christus onze Heer, zouden schaden. Want vele van dergelijke onvolmaaktheden van de zonde of van de natuur, waren niet noodzakelijk noch voor de waarachtige menselijkheid van Christus noch voor zijn taak als Verlosser of Leraaar; en alles wat niet noodzakelijk was voor deze drie doeleinden en alles wat door ontbreken zou bijdragen tot grotere waardigheid van Christus en zijn moeder moest beiden noodzakelijk ontbreken. Ook dienen wij niet geringschattend te denken over de wonderbaarlijke tussenkomst van de Schepper der natuur en de genade ten gunste van haar, die zijn waardige moeder was, gereedgemaakt, opgetooid en uitzonderlijk schoon voor dit doeleinde: want de goddelijke rechterhand verrijkte haar te allen tijde met giften en genaden en ging tot de uiterste grenzen van zijn almacht, slechts daarin beperkt door het wezen van een gewoon schepsel.

478. In overeenstemming met deze waarheid werd haar moederschap niet geschaad door haar maagd blijven bij zijn ontvangenis en geboorte, door de werking van de heilige Geest. Ofschoon zij haar maagdelijkheid op natuurlijke weg had kunnen verliezen, zonder ook maar in het minst te zondigen, zou toch, in dat geval de moeder van God het bijzondere voorrecht van maagdelijkheid ontbeerd hebben. Daarom moeten wij zeggen, dat de goddelijke kracht van haar allerheiligste Zoon de maagdelijkheid van haar intact hield, zodat zij dit voorrecht bleef behouden. Zo zou ook het goddelijk Kind hebben kunnen geboren worden met de reeds genoemde “secundina” of vliezen waarin anderen geboren worden, maar dit was niet noodzakelijk om als natuurlijke Zoon van de gezegende moeder geboren te worden; daarom had Hij de keus ze mede te nemen uit de maagdelijke en moederlijke schoot, juist zoals Hij niet verkoos andere attributen van onzuiverheid aan de natuur te betalen, welke andere menselijke wezens moeten opbrengen bij hun intrede in het licht. Het zou niet rechtvaardig zijn, dat het mensgeworden Woord onderworpen zou zijn aan alle wetten van Adams zonen maar het was in overeenstemming met zijn miraculeuze geboorte, dat Hij vrij zou zijn van alles wat veroorzaakt kon zijn door het bederf en de onzuiverheid der materie. Op deze wijze zouden ook deze vliezen of secundina niet ten prooi vallen aan het bederf, buiten de maagdelijke schoot, omdat ze zo’n nauwe betrekkingen met zijn allerheiligste lichaam gehad hadden, daarmede verbonden geweest waren en samengesteld waren uit het bloed en de substantie van zijn moeder; daarom zou het ook niet raadzaam geweest zijn ze buiten haar voor bederf te bewaren, noch zou het passend geweest zijn daaraan dezelfde voorrechten en betekenis te verlenen als aan zijn goddelijk lichaam, indien ze het lichaam van zijn allerheiligste moeder zouden verlaten hebben, zoals ik zal uitleggen. Het wonder, dat zou hebben moeten geschieden om dit heilig omhulsel buiten de moederschoot te doen verdwijnen, kon passender in het inwendige daarvan plaatshebben.

479. Het goddelijke Kind werd onbezwaard door enige lichamelijke of materiële substantie, welke Hem niet toebehoorde, uit de maagdelijke woontente geboren. Maar Hij kwam in glorie en heerlijkheid, want de goddelijke en oneindige wijsheid had gedecreteerd en beschikt, dat de glorie van zijn allerheiligste ziel zich bij zijn geboorte zou mededelen aan zijn lichaam, dat het op dezelfde wijze zou delen in de gloriegaven als later in zijn verheerlijking op de berg Tabor in het bijzijn van de apostelen zou geschieden (Mt 17,2). Dit wonder was niet noodzakelijk tot het doorstralen  der maagdelijke hof en het ongeschonden behouden van de maagdelijke integriteit, want zonder deze verheerlijking zou God dit door andere wonderen tot stand hebben kunnen brengen. Dit zeggen de heilige theologen, die in deze geboorte geen ander wonder ontdekken dan dat het Kind geboren werd zonder de maagdelijkheid van de moeder te schaden. Het was Gods wil dat de allergezegendste maagd het lichaam van haar Zoon, de Godmens, voor het eerst in een verheerlijkte staat zou zien en wel om twee redenen. De ene was, dat de allervoorzichtigste moeder door dit goddelijk visioen de allerhoogste eerbied zou verkrijgen voor de Majesteit van Hem, die zij als haar Zoon de waarachtige Godmens, zou moeten behandelen. Ofschoon haar zijn dubbele natuur reeds was medegedeeld, beschikte de Heer het zo, dat zij door een visuele demonstratie vervuld zou worden met nieuwe genaden, overeenkomende met de grootheid van haar allerheiligste Zoon, welke aldus op zichbare wijze aan haar geopenbaard werd. De tweede reden was door dit wonder de trouw en heiligheid van de goddelijke moeder te belonen, want haar allerzuiverste en kuise ogen, welke zich uit liefde voor haar allerheiligste Zoon, van alle aardse dingen hadden afgekeerd, zouden Hem nu, pasgeboren, in zijn glorie zien en op deze wijze verblijd en beloond worden voor haar trouwe en heerlijke liefde.

480. De heilige evangelist Lucas deelt ons mede, dat de moedermaagd, na haar eerstgeboren Zoon (Lc 2,7) ter wereld gebracht te hebben, Hem in doeken wikkelde en in een kribbe neerlegde. Hij zegt niet, dat zij Hem uit haar maagdelijke schoot in haar armen ontving, want dit is niet het doel van zijn verhaal. Maar de twee soevereine prinsen sint Michael en sint Gabriel waren bij deze gelegenheid de helpers van de maagd. Zij stonden in menselijke gedaante op passende afstand klaar, toen het mensgeworden Woord, met goddelijke kracht, de maagdelijke woontente doorstralend, verscheen en zij ontvingen Hem in hun handen onder onuitsprekelijke eerbied. Op dezelfde wijze als een priester de heilige Hostie opheft ter aanbidding door het volk, boden deze twee hemelse bedienaren haar gloriérende en stralende Zoon aan zijn verheerlijkte moeder aan. Dit alles geschiedde in een korte  tijdspanne. Op hetzelfde moment waarop de heilige engelen op deze wijze het goddelijke Kind aan zijn moeder aanboden, zagen Zoon en moeder elkaar in de ogen en in deze blik verwondde zij met heerlijke liefde het allerliefste Kind en werd zij tegelijkertijd verheven en verheerlijkt in Hem. Vanaf de armen der heilige prinsen sprak de Prins van alle hemelen tot zijn heilige moeder:

 “Moeder, word zoals Ik, want op deze dag wil Ik u, in ruil voor het menselijke bestaan, dat gij Mij gegeven hebt, een ander en meer verheven bestaan geven in genade, waarbij uw bestaan als een gewoon schepsel gelijk wordt aan Mij, die God en man ben”. 

De allervoorzichtigste moeder antwoordde:

  “Trahe me post Te, curremus in odorem unguentorum”(Hl 1,3). Richt mij op, verhef mij, Heer en ik zal U najagen omgeven door de geuren uwer zalven.  Op dezelfde wijze werden vele van deze mysteries uit het Hooglied vervuld en andere gesprekken, welke tussen het goddelijke Kind en de maagdelijke moeder gewisseld  werden, hadden reeds in dat boek der gezangen gestaan, zoals:  “Mijn geliefde naar mij en ik naar Hem; zijn verlangen is het bij mij te zijn”(Hl 2,16). “Zie toch, gij zijt schoon, mijn vriend en uw ogen zijn als duivenogen. Ziet mijn geliefde, want gij zijt schoon”, en nog vele andere sacramentele woorden, waarvan de vermelding dit hoofdstuk onnodig zou verlengen.

481.  Naast de uitingen van liefde welke de allerheiligste Maria uit de mond van haar allerheiligste Zoon hoorde, dienden zijn woorden tevens om haar de innerlijke daden van zijn allerheiligste Ziel, verenigd met de G0dheid, te doen begrijpen, opdat zij gelijk zou kunnen worden aan Hem door ze na te volgen. Dit was een van de grootste zegeningen, welke de allertrouwste en gelukkige moeder uit de handen van haar Zoon, waarachtig God en mens, mocht ontvangen, niet slechts omdat deze woorden vanaf die dag gedurende haar gehele leven waarachtig bleven, maar omdat haar daardoor de middelen werden gegeven zijn  eigen goddelijk leven na te volgen zo getrouw als dit maar mogelijk was voor een gewoon schepsel. Tegelijkertijd zag de hemelse vrouwe de allerheiligste Drie-eenheid en voelde zij haar aanwezigheid. Zij hoorde de stem van de eeuwige Vader zeggen:

 “Dit is mijn geliefde Zoon, waarin Ik mijn welbehagen heb“(Mt 17,5).  De allervoorzichtigste moeder, geheel verheerlijkt door de stroom van zovele sacramenten, antwoordde: 

 “Eeuwige Vader en verheven God, Heer en Schepper van het heelal, sta mij opnieuw toe uw zegen te ontvangen en in mijn armen de Verlangde der volkeren te mogen dragen en leer mij als uw onwaardige moeder en nietige slavin uw heilige wil te vervullen”.  Onmiddellijk hoorde zij een stem zeggen: 

“Ontvang uw enig-geboren Zoon, volg Hem na en voed Hem op en vergeet niet, dat gij Hem zult moeten opofferen, als Ik u dat vraag”.  De verheerlijkte moeder antwoordde:

  “Aanschouw het schepsel uwer handen, tooi mij met uw genade, opdat uw Zoon en mijn God mij als zijn slavin zal willen ontvangen en ik zal getrouw zijn in zijn dienst, indien Gij mij met uw almacht bijstaat en reken het mij niet aan als hoogmoed, dat ik, als onbetekenend schepsel, mijn eigen Heer en Schepper in mijn armen houd en aan mijn borst voed”.

482. Na dit gesprek, zo vol van geheimenissen, schortte het goddelijk Kind het wonder van zijn verheerlijking op, of liever: Hij luidde het nieuwe wonder in, het wonder van het buiten werking stellen van het effect der glorie in zijn allerheiligst lichaam, dit uitsluitend tot zijn ziel beperkend. Daarna nam Hij het wezen aan van iemand die tot lijden in staat is. In deze vorm zag de allerzuiverste moeder Hem nu en nog steeds op haar knieen (sorry de umlaut wil niet verschijnen) aanbad zij Hem met grote nederigheid en eerbied. Zo ontving zij Hem uit de handen van de engelen. En toen zij Hem dan in haar armen zag liggen, sprak zij tot Hem en zeide:

“Mijn liefste liefde en licht van mijn ogen, Gij, Wezen van mijn ziel, Gij zijt te rechter tijd in deze wereld gekomen als de zon der gerechtigheid (Mal 4,2), om de duisternissen van de zonde en dood te verdrijven! Ware God van de ware God, red uw dienaren en laat alle vlees Hem zien, die over hen het heil zal brengen (Js 52,10). Laat mij, uw dienares, uw slavin zijn en vul mijn tekorten aan,  opdat ik in staat zal zijn U op juiste wijze te dienen. Laat mij, mijn Zoon, juist zo zijn als Gij verlangt dat ik in uw dienst zal zijn`.

Dan keerde de allervoorzichtigste moeder zich tot de eeuwige Vader om zijn Eniggeborene aan Hem op te dragen, zeggende

`Verheven Schepper van het heelal, hier is het altaar en het offer dat aanvaardbaar is in uw ogen ´´Mal 3,4′.  Zie van dit uur af met barmhartigheid neder op het menselijk geslacht en voorzover wij uw toorn verdiend hebben, laat nu de tijd aanbreken, dat Gij in uw Zoon en de mijne voldoening zult vinden. Laat uw rechtvaardigheid nu rusten en uw barmhartigheid de overhand hebben, want daartoe heeft het Woord zichzelf met zondig vlees bekleed  ´Rom 8,3´  en is het een Broeder geworden van stervelingen en zondaren. Op deze grond erken ik hen als broeders en ik bemiddel voor hen vanuit de diepste diepte mijner ziel!!!  Gij, Heer, hebt mij tot moeder gemaakt van uw Eniggeborene, zonder enige verdienste mijnerzijds, want deze waardigheid stijgt boven elke verdienste van een schepsel uit, maar ik dank gedeeltelijk aan de mensheid, dat ik dit onvergelijkelijke, grote geluk mag smaken, want het is om hen, dat ik de moeder ben van het mensgeworden Woord, de Verlosser van hen allen!   Ik zal hen mijn liefde niet onthouden en mijn zorg en waakzaamheid voor hun verlossing zal niet verslappen. Ontvang, eeuwige God, mijn wensen en smeekbeden voor datgene wat in overeenstemming is met uw welbehagen en uw wil`.

483. De moeder van barmhartigheid keerde zich ook tot de stervelingen en sprak hen met de volgende woorden toe

Beurt uzelf op, gij bedroefden en verblijdt u, gij ontroostbaren, staat op, gij die gevallen zijt, keert tot rust, gij zoekenden.

Laat de rechtvaardigen zich verheugen en de heiligen zich verblijden, laten de hemelse geesten losbarsten in nieuw gejubel, laten de profeten en aartsvaders in het voorgeborchte nieuwe hoop koesteren en laten alle generaties de Heer prijzen en Hem verheerlijken, die  zijn wonderen vernieuwt.

Komt, komt o gij armen, komt kleinen, zonder vrees, want in mijn armen draag ik de tot Lam geworden Leeuw, de Almachtige, die zwak is geworden, de Onoverwinnelijke, die nu overwonnen is.

Komt, om het leven te verwerven, haast u om uw verlossing te verkrijgen, nader om eeuwige rust te vinden, omdat ik dit voor u allen heb en aan u om niet wil geven zonder afgunst.

Weest niet traag, weest niet zwaarmoedig, gij zonen der mensen en Gij, o zoetste vreugde mijner ziel, sta mij die kus van U toe, waarnaar alle schepselen haken´.

Daarmede liet de allergezegendste moeder haar allerzuiverste en hemelse lippen op het Kind rusten, om de liefhebbende strelingen van het goddelijke Kind te ondergaan, dat van zijn kant, als haar waarachtige Zoon, daarnaar verlangd had.

484.  Hem in haar armen houdend, diende zij als altaar en heiligdom, waaromheen de tienduizend engelen, in zichtbare gedaanten, hun mensgeworden Schepper aanbaden. En aangezien de allergezegendste Drieeenheid op bijzondere wijze aanwezig was bij de geboorte van het Woord, was de hemel als het ware zonder zijn bewoners, want het gehele hemelse hof had zich naar die gezegende grot van Betlehem begeven en aanbad de Schepper in zijn kleed en habijt van pelgrim ´Fil 2,7´  En in hun harmonieuze lofprijzing zetten zij het nieuwe gezang, Gloria in excelsis Deo, et in terra pax hominibus bonae voluntatis´ ´Luc 2,14´ in. Op de meest lieflijke en weidse wijze, herhaalden zij dit, aan de grond genageld van verwondering over de nieuwe wonderen, welke op dat moment gewrocht werden, alsook in bewondering  voor de onuitsprekelijke voorzichtigheid, gratie, nederigheid en schoonheid van deze aanminnige maagd van vijftien jaar oud, die zulke onmetelijke en schitterende sacramenten als waardige behoedster en bedienares waren toevertrouwd.

485.   De tijd om de heilige Jozef, de trouwe echtgenoot van de bescheiden en attente vrouwe te roepen, was aangebroken. Zoals ik hiervoor reeds zeide ´par 472´ was hij geheel verslonden in extase, waarin hem door goddelijke openbaring alle geheimenissen van deze gezegende geboorte, welke zich gedurende deze nacht hadden afgespeeld, bekend waren gesteld. Maar het was passend, dat hij het vleesgeworden Woord, voordat andere stervelingen dit gezien zouden hebben, zag en met al zijn lichamelijke vermogens en zintuigen zou aanbidden en eerbied zou kunnen betuigen, want hij was boven alle anderen uitverkoren als de trouwe bewaker van dit grote Sacrament. Op de wens van zijn hemelse echtgenote trad hij uit zijn extase en keerde tot het normale bewustzijn terug. Zijn eerste blik viel op het goddelijke Kind in de armen van de moedermaagd, genesteld tegen haar heilig gelaat en borst. Daar aanbad hij Hem onder de grootste nederigheid en onder tranen van vreugde. Hij kuste zijn voeten onder grote vreugde en bewondering, waaraan hij zonder twijfel gestorven zou zijn, als de goddelijke macht hem niet in stand had gehouden en hij zou zeker het gebruik van zijn zinnen verloren hebben, als dit niet verijdeld zou zijn. Toen sint Jozef met de aanbidding van het Kind begon, verzocht de allervoorzichtigste moeder haar Zoon te mogen opstaan, want tot dat moment was zij geknield gebleven, en terwijl sint Jozef haar de luiers en het linnengoed, dat zij meegebracht had, aanreikte, kleedde zij Hem met onvergelijkelijke eerbied, godsvrucht en tederheid. Na Hem aldus ingewikkeld en gekleed te hebben, legde zijn moeder Hem met hemelse wijsheid in de kribbe, zoals dit is opgetekend door sint Lucas ´Lc2,7´  Daartoe had zij op een steen wat stro en hooi geschikt, om te dienen als eerste rustplaats voor de Godmens op aarde. Door goddelijke beschikking spoedde zich een os, van een naburig veld naar de grot en deze stond naast het lastdier dat de koningin daar gebracht had. De gezegende moeder beval hen met de middelen welke hen ten dienste stonden hun Schepper te erkennen en te aanbidden. De nederige dieren gehoorzaamden aan hun meesteres en strekten zich uit voor het Kind, het verwarmend met hun adem en Hem de diensten bewijzend, welke de mensen Hem geweigerd hadden. En zo werd dan de Godmens tussen twee beesten geplaatst, gewikkeld in doeken en werd de profetie wonderlijk vervuld, waarin gezegd werd, de os kent zijn eigenaar en de ezel de kribbe van zijn meester, maar Israel heeft mij niet willen kennen en mijn volk heeft er niets van begrepen.  ´Js1,3´.

Onderrichting van de allerheiligste koningin Maria. aan Maria van Agreda

486.   Mijn dochter, indien de mensen hun harten zouden openstellen en zij oprecht en waardig dit grote Sacrament van de liefde van de Allerhoogste zouden willen overwegen, dan zou dit een machtig middel zijn om hen op hun levenspad bij te staan en hen te laten genieten van de liefde van hun Schepper en Verlosser. Want aangezien de mensen een gezond verstand hebben ontvangen, zouden ze slechts hun vrije wil moeten gebruiken om dit Sacrament met de eerbied welke zijn grootheid vraagt, te benaderen. En wie zou dan zo verhard zijn, dat hij niet  bewogen wordt bij de aanblik van hun mensgeworden God, in armoede vernederd, veracht, onbekend, de wereld binnentredend in een grot, liggende in een kribbe, omgeven door redeloze dieren, slechts beschermd door een doodarme moeder en verworpen door de waanwijze arrogantie van de wereld. Wie zou dan nog durven de ijdelheid en de trots, welke zo openlijk door de gedragingen van de Schepper van hemel en aarde verafschuwd en veroordeeld werden, aan te hangen.   Niemand mag de nederigheid, armoede en behoeftigheid verafschuwen, welke de Heer bemind heeft en voor zichzelf verkoos, om ons de weg van het eeuwige leven te leren kennen. Slechts weinigen hebben de rust om deze waarheid en dit voorbeeld tot zich te laten doordringen, en wegens deze lage ondankbaarheid zullen er slechts weinigen zijn, die de vruchten van deze grote sacramenten zullen plukken.

487.  Maar als de minzaamheid van mijn allerheiligste Zoon zo groot was om u zo rijkelijk Licht en kennis te verschaffen omtrent deze overgrote zegeningen, dan zult gij kunnen begrijpen, welk een verplichting tot medewerking met dit Licht Hij u heeft opgelegd. Om daaraan te voldoen herinner ik u er aan en vermaan ik u toch alles wat van deze aarde is te vergeten en uit uw gedachten te bannen, dat gij toch niets moge najagen en met niets moet bezig zijn dan alleen met datgene wat u kan helpen om u terug te trekken en los te maken van de wereld en haar bewoners, opdat gij, met een hart ontdaan van alle aardse bindingen uzelf openstelt om in dat hart de geheimen van de armoede, nederigheid en goddelijke liefde van de mensgeworden God te vieren. Doe uw voordeel met mijn voorbeeld en ontleen daaraan de eerbied, vreze en achting, waarmede gij Hem moet behandelen, zie toe hoe ik deed, toen ik Hem in mijn armen hield, volg mijn voorbeeld na, telkens wanneer gij Hem, in uw hart ontvangt in het eerbiedwaardig Sacrament van de heilige Eucharistie, waarin dezelfde Godmens, geboren uit mijn schoot, aanwezig is. In dit heilig Sacrament ontvangt en bezit u Hem even wezenlijk en Hij verblijft in u zeker, als toen ik Hem bezat en met Hem sprak, slechts de wijze waarop verschilt.

488. Ik wil zelfs, dat gij tot het allerhoogste gaat in deze heilige eerbied en vreze en ik wens dat gij goed oplet en ervan overtuigd zult zijn, dat bij het binnenkomen in uw hart van het heilig Sacrament uw God u met dezelfde woorden vermaant, als die gij opgetekend hebt, toen Hij ze tot mij richtte, ´word zoals Ik´.

Zijn komst van de hemel op de aarde.

Zijn geboren worden in armoede, zijn leven en sterven daarin, waardoor Hij zo´n zeldzaam voorbeeld van minachting voor de wereld en haar ijdelheden heeft gegeven,

De kennis welke gij omtrent zijn gedragingen verkregen hebt en waarin gij door goddelijke wijsheid zo diep doorgedrongen zijt.

Al deze dingen moesten voor u zijn gelijk levende stemmen, waarop gij acht dient te slaan en die gij dient vast te leggen in de diepste diepte van uw hart.

Al deze voorrechten zijn u geschonken, opdat gij de gewone genaden tot hun uiterste spankracht zult weten te gebruiken,

Hoe dankbaar moet gij mijn allerheiligste Heer en Zoon zijn,

Hoe ernstig moet uw streven erop gericht zijn Hem een geschenk terug te geven even groot als zijn goedheid.

Alsof Hij van de Hemel gekomen was om u alleen te verlossen en ´Gal 2,20´

Alsof Hij al zijn wonderen en al zijn leerstellingen in de heilige Kerk voor niemand anders dan u alleen bevestigd had.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s


%d bloggers liken dit: