DE H.MARIA BESPREEKT DE BESNIJDENIS VAN HAAR KIND MET SINT JOZEF

Uit het boek; de mystieke stad Gods, visioenen gegeven aan Maria van Agreda o.i.c. (deel 4)

De allerheiligste Maria leert Gods wil kennen met betrekking tot de besnijdenis van zijn Enig-geborene. Zij bespreekt dit met sint Jozef. De allerheiligste naam JEZUS wordt van de hemel gebracht.

513. Vanaf het moment waarop de allervoorzichtigste maagd zichzelf verkozen zag als de moeder van het goddelijke Woord, begon zij haar overpeinzingen over het zware werk en het lijden, dat haar allerliefste Zoon zou moeten ondergaan. Aangezien haar kennis van de heilige Schrift zeer diep was, begreep zij alle mysteries welke daarin vervat waren en kon zij zodoende voorzien wat haar allerheiligste Zoon zou moeten lijden voor de verlossing van de mensen. Zij zag dit alles en bereidde zich er op voor onder onvergelijkelijk medelijden. Deze smart, welke zij voorzag en verwachtte, met volledige kennis van alle details, bracht een langdurig martelaarschap met zich voor de allerzachtzinnigste moeder van het offerlam Gods. Maar omtrent de besnijdenis, die na de geboorte van het Kind zou moeten plaats hebben, had de hemelse vrouwe geen bevel of wenk van de wil van de hemelse Vader ontvangen. Deze onzekerheid wekte de liefderijke zorgzaamheid en het zachte klagen van de tedere en liefhebbende moeder op. Haar voorzichtig vooruitzien stelde haar in staat te vermoeden, dat,  aangezien haar allerheiligste Zoon op aarde gekomen was om de wet te eerbiedigen en te bevestigen door daaraan te beantwoorden en Hij daarenboven gekomen was om voor de mensen te lijden, door zijn eigen brandende liefde en door andere overwegingen Hij als het ware gedwongen zou worden de pijnen van de besnijdenis te ondergaan.

514. Aan de andere kant wensten haar moederlijke liefde en medelijden vurig haar lieflijke Kind dit lijden te besparen. Daarenboven wist zij, dat de besnijdenis een ritus was, ingesteld om de pas geboren kinderen te reinigen van de erfzonde, terwijl het goddelijke Kind geheel vrij was van deze erfschuld, welke Hij niet in Adam verworden had. Zij aarzelde tussen haar liefde voor haar goddelijke Kind en de gehoorzaamheid aan de eeuwige Vader en in deze strijd verrichtte de allervoorzichtigste maagd vele heldhaftige daden van deugd, tot onuitsprekelijk welbehagen van zijne Majesteit. Ofschoon zij op gemakkelijke wijze uit de onzekerheid had kunnen geraken door rechtstreeks aan de Heer te vragen, wat haar te doen stond, liet zij dit toch na, omdat zij even deemoedig als voorzichtig was. Ook wilde zij dit niet aan haar engelen vragen, want met bewonderenswaardige wijsheid wachtte zij de geschikte tijd en gelegenheid, door de goddelijke Voorzienigheid voor alle dingen bepaald, af, en matigde zij zich geen nieuwsgierigheid aan door te trachten zijn decreten te onderzoeken en ze te weten te komen door het inschakelen van bovennatuurlijke bronnen, allerminst om zichzelf enigerlei lijden te besparen. Indien zich de een of andere twijfelachtige zaak voordeed, waarbij het gevaar bestond God te beledigen, of de een of andere dringende kwestie voor het welzijn van de stervelingen op het spel stond, waartoe de kennis van de goddelijke wil noodzakelijk zou zijn, vroeg zij eerst verlof om haar smeekbede aan het goddelijk welbehagen te onderwerpen.

515. Dit is niet in strijd met wat ik in het tiende hoofdstuk van het tweede boek gezegd heb, namelijk, dat de allerheiligste Maria niets ondernam zonder verlof en goede raad aan God gevraagd te hebben, want bovenstaande raadpleging omtrent het goddelijk welbehagen was niet gekoppeld aan het verlangen naar bijzondere openbaring. Hierin was zij, zoals ik reeds zeide, uitermate diskreet en beschroomd; zij vroeg zelden om zulke bijzondere tussenkomst. Zij had de gewoonte de normale en bovennatuurlijke hulp van de heilige Geest, die haar vervulde en leidde bij al haar daden, in te roepen, zonder te haken naar nieuwe openbaringen. Haar vermogens werden geleid door dit innerlijk Licht, waardoor zij waarnam, dat in de alledaagse zaken een grote volmaaktheid en heiligheid voor haar open lag. Ofschoon het waar was, dat de koningin van de hemel bijzondere claims en rechten kon doen gelden op inlichtingen omtrent de wil van God, wilde zij zich toch niet beroepen op deze bovennatuurlijke orde en werkwijze, behalve in die gevallen, waarin dit uiterst noodzakelijk was, omdat zij het voorbeeld was van alle heiligheid en bescheidenheid. En voor de rest hield zij zich aan de letterlijke invulling van de woorden van David: “Zoals de ogen van de dienstmaagd gericht zijn op de handen van haar meesteres, zo zijn onze ogen gericht op de Heer onze God, totdat Hij zich over ons zal erbarmen”(Ps 123,2). Maar dit natuurlijke en gewone licht was groter in de  meesteresse van de wereld dan dat van alle stervelingen tezamen genomen en daardoor voorgelicht zocht zij het fiat van de goddelijke wil.

516. Het mysterie van de besnijdenis vereiste een bijzondere beschikking, het vroeg een aparte verlichting van de Heer en daarop wachtte de voorzichtige moeder. Intussen richtte zij zich tot de wet, welke de besnijdenis voorschreef en zeide:

O wet, voor allen gemaakt, gij zijt rechtvaardig en heilig, maar gij verwondt mijn hart met uw hardheid, indien gij Hem verwondt, die uw Leven en uw Schepper is!

Dat gij hen, die van schuld gezuiverd moeten worden, verwondt, is rechtvaardig, maar dat gij met uw gestrengheid de Onschuldige, die zonder zonden is, zoudt bezoeken schijnt mij buitensporige onbuigzaamheid toe, behoudens indien zijn eigen liefde u daar het recht toe geeft.

O moge het mijn Geliefde behagen zichzelf deze bestraffing te besparen!

Maar hoe zou Hij kunnen weigeren ze te ondergaan, omdat Hij juist gekomen is om smarten te zoeken, het kruis te omarmen en de wet te volvoeren en te volbrengen? (Mt 5,17).

O wreed mes! Ik zou willen, dat gij uw aanvallen op mijn leven zoudt willen richten en niet op de Heer, die het mij gegeven heeft!

O mijn Zoon, Liefde en Licht van mijn ziel, is het mogelijk, dat uw bloed reeds zo spoedig zal vloeien, dat bloed, dat waardevoller is dan de hemel en aarde tezamen?

Mijn liefhebbend medelijden zet mij aan U aan de gewone wet te onttrekken; Gij zijt daarvan vrijgesteld als mijn Schepper.

Maar het verlangen om eraan te voldoen zet mij aan ermede akkoord te gaan en U ten prooi te laten vallen aan zijn gestrengheid, tenzij Gij, mijn zoet Leven, het decreet zoudt willen veranderen en mij in uw plaats laat straffen.

De menselijke natuur, die Gij hebt van Adam, mijn Heer, heb ik U gegeven, doch zonder zijn zonde en schuld, omdat Gij in uw almacht haar bewaard hebt, onder alle anderen, voor de erfzonde.

Aangezien Gij de Zoon zijt van de eeuwige Vader en het beeld van zijn Wezen (Heb 1,3) en aangezien uw geslacht eeuwig is, zijt Gij oneindig ver verwijderd van de zonde.

Waarom dan, mijn Heer, wilde Gij uzelf onderwerpen aan het geneesmiddel van de zonde, vastgesteld door de wet?

Maar ik ben mij bewust, mijn Zoon, dat Gij de Leraar en de Verlosser van de mensen zijt en dat Gij uw voorschriften moet onderstrepen door uw voorbeeld: Gij zult in deze niets willen toegeven.

O eeuwige Vader, laat het mes nu zijn scherpte en het vlees zijn gevoeligheid verliezen!

Laat de pijn liever op mij neerkomen, onbetekenend wormpje dat ik ben; laat uw Enig-geborene de wet vervullen, maar ik alleen de bestraffing voelen.

O onmenselijke en wrede zonde, die Hem reeds nu de gal aanbiedt, aan Hem die uwer niet schuldig is.

O zonen van Adam, verafschuw en vrees de zonde, want zij vraagt als geneesmiddel bloedige bestraffing van de Heer en God zelf.

517. Deze droefenis mengde zich voor de arme moeder met de vreugde de Enig-geborene van de Vader, uit haar geboren, in haar armen te zien en zo bracht zij de dagen door welke nog restten voor de besnijdenis, getrouw bijgestaan door haar allerkuiste echtgenoot Jozef. Ook met hem sprak zij over de besnijdenis, maar met slechts weinig woorden en onder beider tranen van medelijden. Voordat de acht dagen na de geboorte voleind waren, knielde de allervoorzichtigste koningin in aanwezigheid van de Heer en sprak zij Hem als volgt toe:

Hoogste Koning, Vader van mijn Heer, zie hier uw slavin met het ware Slachtoffer en de ware Offerande in haar armen. Mijn zuchten, als ook de oorzaak daarvan, zijn niet onbekend aan uw wijsheid (Ps 38,10). Mijn Heer, ik weet dat alles wat in overeenstemming is met de wet, uw welbehagen heeft en wat er dus met uw Zoon moet gedaan worden. Indien ik, door veel strengere straffen te ondergaan, mijn Zoon en God sparen kan, dan is mijn hart daartoe bereid. Maar ook ben ik bereid Hem te onderwerpen aan de besnijdenis, als dat uw wil zou zijn.

518. De allerhoogste antwoordde haar en sprak:

Mijn dochter en duive, laat uw hart niet bedroefd zijn, omdat uw Zoon zich zal moeten onderwerpen aan het mes en de pijnen van de besnijdenis zal moeten ondergaan. Ik heb Hem in de wereld gezonden als een voorbeeld, dat Hij de wet van Mozes beeindige door haar geheel te vervullen (Mt 5,17). Ofschoon het waar is, dat de woontente van zijn menselijkheid, die gij Hem gegeven hebt, geweld aangedaan zal worden, moet gij bedenken: dat Hij mijn natuurlijke Zoon is door een eeuwige voortplanting, het beeld van mijn Wezen, gelijk aan Mij in Wezen, majesteit en glorie en dat Hij door zich te onderwerpen aan de sacramentele wet, welke van zonde bevrijdt, zonder aan de mensen te laten weten, dat Hij daar vrij van is, tevens lijdt in zijn eer. U weet van tevoren, mijn dochter, dat gij uw Enig-geborene en de Mijne, voor deze en meerdere andere, grotere smarten moet afstaan. Berust dan in het  vergieten van zijn bloed en schenk Mij bereidwillig de eerste vruchten van de eeuwige redding van de mensen.

519. De hemelse vrouwe paste zich als medewerkster van onze redding met zoveel volheid van heiligheid aan dit decreet van de eeuwige Vader aan, dat dit ons menselijk begrip ver te boven gaat. Onder volledige en allerminzaamste gehoorzaamheid bood zij haar Enig-geborene aan de Vader aan met de volgende woorden:

Opperste Heer en God, ik offer u dit Slachtoffer, deze Hostie als aanvaardbare offerande met geheel mijn hart, ofschoon ik vervuld ben van medelijden en smarten over de wijze, waarop de mensen uw ontzagwekkende goedheid beledigd hebben, dat slechts een God U daarvoor genoegdoening kan schenken. Ik zal U eeuwig prijzen voor Uw liefdevol neerzien op uw schepselen, waardoor U als het ware gedwongen wordt uw Zoon niet te sparen om de redding  van de mensen niet in de waagschaal te stellen. Ik ben door uw neerbuigende goedheid zijn moeder geworden en het is mijn plicht om mijzelf voor alle andere stervelingen aan uw welbehagen te onderwerpen. Daarom bied ik U dit allergedweeste Lam, dat door zijn onschuld de zonden van de wereld weg zal nemen, aan. Maar indien het mogelijk is de pijnen, veroorzaakt door dat mes, te verzachten ten koste van lijden, dat ik kan overnemen, dan neem ik aan dat uw arm machtig genoeg is om deze verwisseling toe te passen.

520. De allerheiligste Maria beeindigde haar gebed en vroeg aan sint Jozef de nodige stappen voor de besnijdenis van het goddelijk Kind te ondernemen. Haar uitzonderlijke voorzichtigheid deed haar zwijgen over alles wat haar in haar gebed gezegd was. Zij sprak tot hem als wilde zij zijn raad vragen en zijn mening vernemen over de besnijdenis.  Zij zei hem, dat de tijd welke door de wet voor de besnijdenis van het Kind was vastgesteld aangebroken was en aangezien zij geen orders voor het tegendeel ontvangen had, scheen het noodzakelijk aan de wet te voldoen. Zijzelf, zo sprak zij, waren meer dan alle andere schepselen verplicht de Allerhoogste te verheugen door zijn voorschriften nauwkeurig op te volgen en grote ijver te betonen in liefde en zorg voor zijn allerheiligste Zoon en te trachten in alles zijn welbehagen te zoeken als antwoord op zijn onvergelijkelijke gunsten. Op deze woorden antwoordde de heilige Jozef zeer nederig en onderdanig en zei dat, aangezien geen bevel tot het tegendeel ontvangen was omtrent het Kind, hij zich in alle dingen aan de goddelijke wil wenste te onderwerpen, zoals deze was uitgedrukt in de gewone wet. Hij voegde hieraan toe, dat het mensgeworden Woord als God niet ondergeschikt was aan de wet, maar aangezien Hij nu bekleed was met onze menselijkheid Hij zonder twijfel, als volmaakte Leraar en Heiland zich daaraan wenste te onderwerpen. Daarna vroeg hij aan zijn hemelse echtgenote op welke wijze de besnijdenis plaats zou hebben.

521. De allerheiligste Maria antwoordde, dat de besnijdenis in wezen op dezelfde manier zou uitgevoerd worden als dit bij andere kinderen het geval was: maar dat het niet noodzakelijk was Hem over te geven of over te dragen aan enig ander persoon, maar dat zijzelf Hem in haar armen zou houden. En omdat zijn zeer grote en fijne tengerheid voor Hem deze ceremonie pijnlijker zou maken dan voor andere kinderen, zou het wenselijk zijn de verzachtende medicijn, welke normaal bij besnijdenissen gebruikt werd, bij de hand te hebben. Daarenboven verzocht zij de heilige Jozef een kristallen of glazen flacon te kopen om daarin de heilige relikwie van de besnijdenis van het goddelijk Kind te bewaren. Tevens maakte de omzichtige moeder enige linnen doeken gereed, waarin het heilig bloed, dat nu voor de eerste maal tot onze verlossing vergoten zou worden, kon opgevangen worden, zodat geen druppel daarvan verloren zou gaan of op de grond terecht zou komen. Na deze voorbereidingen verzocht de hemelse vrouwe aan sint Jozef de priester in  te lichten en hem te vragen naar de grot te komen, waar, zonder het Kind naar enige andere plaats te brengen, hij als een waardige bedienaar van dit verborgen, grote sacrament, met zijn priesterlijke handen de ritus van de besnijdenis zou kunnen volbrengen.

522. Daarna overlegden de allerheiligste Maria en Jozef over de naam welke aan het goddelijk Kind bij de besnijdenis gegeven zou worden en de heilige echtgenoot zeide: Mijn vrouwe, toen de heilige engel van de Allerhoogste mij inlichtte over dit grote Sacrament, deelde hij mij tevens mede, dat uw allerheiligste Zoon JEZUS genoemd moest worden.

De moedermaagd antwoordde:

Deze zelfde naam werd mij geopenbaard, toen Hij vlees aannam in mijn schoot. En nu wij deze naam van de Allerhoogste door de mond van de heilige engelen, zijn bedienaren, gehoord hebben, is het passend, dat wij met nederige eerbied, in overeenstemming met de verborgen en ondoorgrondelijke besluiten van zijn oneindige wijsheid handelen, door deze naam aan mijn Zoon en Heer te geven en dat wij Hem Jezus noemen. Deze naam zullen wij dus aan de priester voorleggen, ter inschrijving in het register van de besneden kinderen.

523. Terwijl de grote meesteresse van de hemel en sint Jozef met elkaar overlegden, daalden  ontelbare engelen, in menselijke gedaanten vanuit de hoge, gekleed in glanzende witte gewaden, waarop rode borduursels van uitzonderlijke schoonheid te zien waren. Zij hadden palmen in hun handen en kronen op hun hoofden en schitterden in groter pracht dan vele zonnen. Vergeleken met de schoonheid van deze heilige prinsen scheen alle lieflijkheid van deze wereld afstotend. Maar uitblinkend in pracht waren de deviezen of schilden op hun borsten, op elk waarvan de zoete naam van Jezus gegraveerd of in relief aanwezig was. De glans van elk van deze schilden overtrof de glans van alle engelen en de vele schoonheidsfacetten van deze grote menigte waren zo verfijnd en uitgelezen, dat noch menselijke tong noch menselijk voorstellingsvermogen ze ooit zouden kunnen beschrijven of omvatten. De heilige engelen spitsten zich in twee koren in de grot. Zij lieten hun blik rusten op de Koning en Heer, in de armen van zijn maagdelijke moeder. De twee hemelse eskadrons werden aangevoerd door de twee prinsen sint Michael en sint Gabriel, die met groter pracht dan de rest bekleed waren en als bijzondere onderscheiding in hun handen schilden droegen, waarop de heilige naam van Jezus in onvergelijkelijk schone en stralende letters voorkwam.

524. De twee prinsen stelden zich, los van de rest, voor hun koningin op en spraken:

Vrouwe, dit is de naam van uw Zoon, die in de gedachten van God vanaf alle eeuwigheid geschreven stond en door de gezegende Drie-eenheid gegeven werd aan de enig-geboren Zoon onze Heer als een teken van redding voor het gehele menselijke geslacht. Hem daarvoor bevestigend op de troon van David. Hij zal daarop regeren, zijn vijanden kastijden en over hen triomferen, hen gebruiken als zijn voetschabel en oordeel over hen vellen; Hij zal zijn vrienden opheffen tot de glorie van zijn rechterhand. Maar dit alles zal geschieden ten kosten van lijden en bloed en zelfs nu zal Hij dit storten bij de ontvangst van deze naam, want dit is de naam van de Redder en Verlosser, het zal tevens het begin zijn van zijn lijden in gehoorzaamheid aan de wil van zijn hemelse Vader. Wij allen zijn als dienende geesten van de Allerhoogste gekomen, daartoe aangewezen en gezonden door de heilige Drie-eenheid tot het dienen van de Enig-geborene van de Vader en de uwe, in alle geheimenissen en sacramenten van de wet van de genade. Wij zullen Hem vergezellen en Hem bedienen, totdat Hij triomferend zal opstijgen naar het hemelse Jeruzalem en de poorten der hemelen zal openen en daarna zullen zij een bijzondere, bijkomstige glorie genieten boven die van de andere gezegenden, aan wie deze opdracht niet gegeven is.

Van dit alles was de allergelukkigste Jozef, tezamen met de koningin van de hemel, getuige, maar het begrip van deze gebeurtenissen was bij hem niet zo diep als bij haar, want de moeder der wijsheid begreep de hoogste mysteries van de verlossing volledig. Ofschoon sint Jozef meer mysteries begreep dan andere stervelingen, kon hij daar toch niet op dezelfde wijze in doordringen als zijn hemelse echtgenote. Beiden waren echter vervuld van hemelse vreugde en bewondering en zij prezen de Heer in nieuwe lofzangen. Alles wat zij ondervonden in deze verschillende en wonderbaarlijke voorvallen, gaat de menselijke taal te boven en mijn eigen krachten zijn daartoe zeker niet in staat, want ik kan geen passende termen vinden om dat, wat ik zie, mede te delen.

Onderrichting aan mij door Maria, onze allerheiligste vrouwe gegeven. (aan Maria van Agreda dus)

525. Mijn dochter, ik zal de verlichte onderrichting, welke gij ontvangen hebt, in u vernieuwen, opdat gij in staat zult zijn uw Bruidegom met de allerhoogste eerbied te behandelen, want deemoed en eerbiedige vreze moeten in de ziel in dezelfde mate toenemen, waarin bijzondere en uitzonderlijke gunsten ontvangen worden. Indien de zielen deze  waarheid niet indachtig zijn, dan maken zij zichzelf onwaardig en kunnen geen grote zegeningen ontvangen, of, indien zij ze ontvangen, laten wij een gevaarlijke ongemanierdheid en lauwheid het hoofd opsteken, welke de Heer zeer beledigd. De minzame liefde, waarmede de Heer hen dikwijls tegemoet treedt, wekt in hen een soort aanmatiging en oneerbiedige vrijpostigheid, welke veroorzaakt, dat zij zijn oneindige Majesteit op oneerbiedige wijze behandelen en de ijdele wens koesteren die verborgen wegen Gods te onderzoeken en na te speuren, welke ver boven hun vermogen en begrip gaan. Zij vallen ten prooi aan deze aanmatiging, omdat zij de gemeenzame omgang met God, door het onvolmaakte inzicht van een sterveling, op dezelfde wijze beoordelen en wensen in te richten als zij zouden doen met een vriendelijk gesprek met het een of ander schepsel.

526. Maar de ziel komt bedrogen uit als zij de eerbied en respect, verschuldigd aan de onmetelijke majesteit Gods, afmeet aan de gemeenzaamheid en gelijkheid, welke veroorzaakt wordt door de menselijke liefde van de stervelingen onder elkaar. De redelijke wezens zijn van nature gelijk aan elkaar, ook al verschillen de omstandigheden van de verschillende mensen en de gemeenzaamheid van de menselijke liefde en vriendschap maakt het soms gemakkelijk over deze verschillen heen te zien, in het bijzonder door toe te geven aan menselijke gevoelens. Maar de liefde tot God moet steeds indachtig zijn aan de onmetelijke pracht van het oneindig Wezen, aangezien haar voorwerp zowel de oneindige goedheid als de oneindige majesteit Gods betreft: want juist omdat de goedheid en de majesteit in God onafscheidelijk verbonden zijn, moet ook de eerbied in het schepsel nooit gescheiden zijn van de liefde tot God. Het licht van het goddelijke geloof moet ons steeds voorlichten; aan hem, die liefheeft, moet de grootte van het geliefde Voorwerp openbaren, waardoor de eerbiedige vreze wordt wakker gemaakt en in stand gehouden, de overdrijving van blinde genegenheid in bedwang blijft en beteugeld blijft door het zich indenken van de pracht en de verhevenheid van de Geliefde.

527. Indien het schepsel een edele natuur heeft, weet wat heilige en eerbiedige vrees inhoudt en deze ook steeds beoefend heeft, dan verkeert het niet in gevaar de eerbied, verschuldigd aan de Allerhoogste, hoe groot ook de gunsten zijn, welke het ontvangt, te vergeten; want dan geeft het zich niet zorgeloos over aan de geestelijke verrukkingen en zal het zich daardoor de gereserveerde, doch wel degelijk aanwezige werkelijkheid van de opperste Majesteit bewust blijven. Dan zal het schepsel Hem achten en eerbied betuigen in evenredigheid met zijn goddelijke liefde en voorlichting. Met zulke zielen gaat de Heer om als de ene vriend met de andere. Laat het daarom voor u, mijn dochter, een vaststaande regel zijn, dat hoe inniger de omarming en hoe groter de vreugden zijn, waarmede de Allerhoogste u tegemoet treedt, des te meer onwrikbaar in u het bewustzijn moet leven van zijn onveranderlijke en oneindige majesteit. U dient Hem te prijzen, te verheerlijken en lief te hebben in een en dezelfde tijd. In dit wijze bewustzijn zult u de grootte van zijn gunsten pas naar waarde en met behoud van het gevoel voor verhoudingen kunnen begrijpen. Gij zult dan ook de gevaarlijke aanmatigingen vermijden van hen, die lichtvaardig navraag doen naar de inhoud van de geheimen van de Heer, bij elk onbenullig of zelfs belangrijk voorval, in de veronderstelling, dat zijn wijze Voorzienigheid aandacht zou kunnen schenken aan de ijdele nieuwsgierigheid, opgewekt door de een of andere hartstocht of ongeregeldheid, of door enige menselijke en laakbare genegenheid; alles zaken die wel heel ver afstaan van heilige ijver en liefde.

528. Beschouw aandachtig de voorzichtigheid, waarmede ik mijn plichten deed, want, wat betreft het welgevallig zijn aan de Heer, blijft er immer een grote kloof tussen de pogingen van mij en die van andere schepselen. Ofschoon ik Godzelf in mijn armen hield, als zijn ware moeder, matigde ik mij nimmer aan Hem om verklaringen te verzoeken door buitengewone openbaringen, noch om bepaalde dingen te weten te komen noch om mijzelf enig lijden te besparen, noch om enige andere, gewone menselijke reden, want dit alles zou menselijke zwakheid, ijdele en zondige ongehoorzaamheid betekend hebben, welke in mij niet gevonden kon worden. Telkens wanneer de noodzaak mij daartoe dwong voor de eer van zijne Majesteit, of de een of andere omstandigheid dit onafwendbaar maakte, vroeg ik verlof om Hem mijn wensen kenbaar te maken. Ofschoon Hij voor mij steeds genadig was, altijd klaar stond om mij te beantwoorden en mij aanzette om Hem mijn wensen voor te leggen, verdeemoedigde ik mijzelf immer in het stof en vroeg Hem slechts mij te zegenen wat in zijn ogen het meest aanvaardbare en het voor Hem prettige zou zijn.

529. Grif deze leerstelling in uw hart, mijn dochter en wacht u voor de ongeregelde en nieuwsgierige neiging om te gaan speuren en datgene te weten te komen, dat boven de krachten van het menselijk begrip uitgaat. Want nog daargelaten, dat de Heer geen antwoord geeft op dergelijke vragen, omdat ze Hem zeer mishagen, dient gij te beseffen, dat het de duivel is, die de schepper is van deze fouten in hen, die er op uit zijn een geestelijk leven te gaan leiden! En hij is niet slechts schepper van deze laakbare vragen, waartoe hij de ziel op geslepen wijze aanzet, hij is ook degene, die haar nieuwsgierigheid bevredigt door er zelf antwoord op te geven in de aangenomen gedaante van een engel van het licht en zodoende de onvolmaakten en onvoorzichtigen bedriegt!!! Indien deze nieuwsgierigheid uit eigen neiging voortkomt, dan dient men precies even voorzichtig te zijn en daar niet op in te gaan. Want eigen oordeel en eigen verstand zijn geen veilige gidsen voor wat betreft zulke hoge zaken als gemeenzame omgang met de Heer, omdat verkeerde neigingen en hun hartstochten daarbij een rol spelen. Ons verdorven en besmette natuur is door de zonde verstoord en is onderworpen aan grote verwarring en overdrijving, waardoor zij niet geschikt is om leiding te geven  en de richting aan te geven in de hoge dingen van de Heer. Het is ook fout als de ziel, om zichzelf te vrijwaren voor het lijden en de zware arbeid, terug zou willen vallen op goddelijke openbaringen, want de bruiden van Christus, die zijn ware dienaressen zijn, moeten zijn gunsten niet najagen met het doel het kruis te vermijden, maar zij dienen dit juist te zoeken en het met de Heer te dragen, onder het geduldig verduren van het soort lijden dat zijn goddelijke Voorzienigheid verkiest te zenden!!! Deze wijze van doen dient gij onder deemoedige vreze vol te houden en zelfs kunt gij daarbij tot uitersten gaan, om des te beter de tegenovergestelde fout te vermijden. Van nu af wens ik, dat gij al uw drijfveren en uw ondernemingen vervolmaakt door de goddelijke liefde, dit moet het grote doel zijn van geheel uw streven. Daarin behoeft gij noch maat noch graad te betrachten; ik wens integendeel, dat gij een overmaat aan liefde schept, vergezeld van zo veel heilige vrees, dat dit u ervan zal weerhouden om de wet van de Allerhoogste te overtreden en gij al uw innerlijke en uiterlijke daden in rechtschapenheid zult kunnen volbrengen. Wees daarin voorzichtig en voortvarend, zelfs als u dat grote inspanning en veel leed kost, want ik heb datzelfde verduurt bij de besnijdenis van mijn allerheiligste Zoon en dat was om geen andere reden dan dat dit duidelijk in zijn heilige wet stond en het mij te kennen was gegeven als de wil van de Heer, die wij in alle dingen te gehoorzamen hebben.

Het goddelijk Kind wordt besneden en ontvangt de naam Jezus.

530. De stad Betlehem had, evenals andere steden van Israël, haar synagoge, waar het volk tezamen kwam om te bidden (daarom noemde men haar ook wel het huis van gebed) en om de wet van Mozes aan te horen. Deze werd door een priester met luide stem vanaf de preekstoel voorgelezen en uitgelegd, opdat het volk alle voorschriften zou kunnen begrijpen. Maar in deze plaatselijke synagogen werden geen offers opgedragen; dit was voorbehouden aan de tempel van Jeruzalem, behalve wanneer de Heer dit op andere wijze beval. Dit werd niet aan de keus van het volk overgelaten om op deze wijze het gevaar van de afgodendienst tegen te gaan, zoals wordt gezegd in Deuteronomium. Maar de priester, die de leraar of bedienaar van de wet was in zulke synagogen, was in de regel ook belast met het verrichten van de besnijdenis; niet  dat dit een blinde wet was, waar niet alleen de priesters de besnijdenis konden toedienen; maar omdat de godvrezenden ervan overtuigd waren, dat de kinderen minder gevaar liepen, indien zij besneden werden door de hand van priesters. Onze grote koningin was niet bevreesd voor enig gevaar, maar wilde, wegens de waardigheid van het Kind, dat een priester deze ritus zou verzorgen. Daarom zond zij haar allergelukkigste echtgenoot naar Betlehem om de priester van deze stad te gaan halen.

531. De priester kwam naar de geboortegrot, waar het mensgeworden Woord hem in de armen van zijn moeder opwachtte. Met de priester kwamen ook twee helpers mee, die gewend waren hem bij het verrichten van de ritus bij te staan. Het primitieve van de verblijfplaats verwonderde de priester en bracht hem na de eerste aanblik daarvan in verwarring. Maar de allervoorzichtigste koningin sprak hem toe op zulke deemoedige en lieflijke wijze, dat zijn verlegenheid spoedig omsloeg in toewijding en bewondering voor de houding en edele majesteit van de moeder en zonder zich bewust te zijn van de oorzaak werd hij tot eerbied en achting voor deze uitzonderlijke persoonlijkheid bewogen. Toen de priester op Maria en het Kind in haar armen neerblikte, werd hij vervuld van grote godsvrucht en tederheid. Hij verbaasde zich over de tegenstelling tussen deze aanblik en de grote armoede van deze zo verachte en door allen verlaten ruimte. Toen hij het goddelijke vlees van het Kind aanraakte, werd hij door een onzichtbare invloed, welke hem verheerlijkte en vervolmaakte, geheel vernieuwd; dit gaf hem een nieuw genadeleven en verhief hem tot een heilige staat, tot vreugde van de Heer.

532. Om toch maar zoveel uiterlijke eerbied voor de heilige ritus van de besnijdenis te tonen als mogelijk was in die omgeving, ontstak sint Jozef twee waskaarsen. De priester verzocht de moedermaagd het Kind aan de armen van de twee helpers toe te vertrouwen en zich terug te trekken, teneinde niet gedwongen te worden om getuige te zijn van het offer. Dit bevel wekte enige aarzeling in de grote vrouwe, want haar nederigheid en liefde voor de gehoorzaamheid deed haar overhellen de priester te gehoorzamen, terwijl zij aan de andere kant daarvan werd afgehouden door haar liefde en eerbied voor haar Enig-geborene. Om geen van deze deugden tekort te doen, verzocht zij zeer deemoedig, dat de priester haar zou toestaan erbij te blijven. Zij zeide, dat zij ernaar verlangde om aanwezig te zijn bij de uitoefening van deze ritus, waarvoor zij een grote achting had en dat zij de moed zou kunnen opbrengen haar Zoon in haar armen te houden, omdat zij Hem niet alleen wenste te laten bij deze gelegenheid. Zij verzocht slechts, dat de besnijdenis zo lankmoedig mogelijk zou geschieden wegens de fijngevoeligheid van het Kind. De priester beloofde aan haar verzoek te voldoen en stond toe dat zij het Kind in haar armen mocht houden tijdens de vervulling van het mysterie. Zo werd zij het heilige altaar, waarop de waarheden, symbolisch voorgesteld in de oude offeranden, tot werkelijkheid werden en zijzelf bood dit nieuwe morgenoffer aan de eeuwige Vader op haar armen aan, opdat het geheel aanvaardbaar zou zijn tot in alle bijzonderheden.

533. De moeder van God maakte de doeken, waarin haar allerheiligste Zoon gewikkeld was, los en ontdeed zich van een linnen doek, welke zij van tevoren aan haar borst verwarmd had om haar Zoon tegen de felle koude, die er die dag heerste, te beschermen. De priester deed zijn plicht en besneed het Kind, de waarachtige God en mens. Op hetzelfde moment bood de Zoon van God met onmetelijke liefde drie offers van zulk een grote waarde aan de eeuwige Vader aan, dat elk daarvan reeds voldoende zou zijn geweest voor de verlossing van duizend werelden. Het eerste was, dat Hij, ofschoon Hij onschuldig was en de Zoon van de ware God, de staat van een zondaar aannam (Fil 2,7) door Zichzelf aan een ritus te onderwerpen, ingesteld als geneesmiddel voor de erfzonde en aan een wet die Hem niet bond. Het tweede was zijn bereidheid de pijnen van de besnijdenis te ondergaan, welke Hij ondervond als een ware en volmaakte man. Het derde was de allervurigste liefde, waarmede Hij begon zijn bloed voor het menselijke geslacht te storten, waarbij Hij de eeuwige Vader dankte voor het aan Hem verstrekken van een menselijke natuur, in staat tot lijden voor zijn verheffing en glorie.

534. De Vader aanvaardde de vrome offerande van Jezus onze Heiland en -in onze woorden- begon Hij te verklaren, dat Hij voldaan was en genoegdoening ontvangen had voor de schuld welke het mensdom op zich geladen had. Het mensgeworden Woord offerde deze eerste vruchten van zijn bloed als borg, dat Hij al zijn bloed wilde geven om tot de voltooiing van de verlossing te geraken en de gehele schuld van de zonen van Adam uit te wissen. Al deze innerlijke daden en bewegingen van de Enig-geborene werden gadegeslagen door zijn allerheiligste moeder en met haar hemelse wijsheid drong zij door in het mysterie van dit sacrament, daarbij handelend als zijn moeder en onder volledige samenwerking met haar Zoon en Heer in alles wat Hij deed en leed. Getrouw aan zijn menselijke natuur stortte het goddelijk Kind, juist zoals andere kinderen, tranen. Ofschoon de pijnen door de verwonding zeer hevig waren, zowel wegens de fijngevoeligheid van het lichaam als vanwege de ongelijkheid van het mes, dat uit vuursteen vervaardigd was, werden toch zijn tranen niet zozeer veroorzaakt door de ondervonden pijnen doch eerder door de bovennatuurlijke smart, veroorzaakt door zijn kennis van de hardvochtigheid van de stervelingen. Want deze was zeker zo grof en onbuigzaam als de vuursteen; zij weerstond zijn minzaamste liefde en het goddelijk vuur, dat Hij was komen aanwakkeren in de wereld en in het hart van de gelovigen (Lc 12,49). Ook de tedere en liefhebbende moeder weende, als het argeloze schaapje dat meeblaat met het onschuldige lam. Met wederzijdse liefde en medelijden hechtte het Kind zich vast aan zijn moeder, terwijl zij Hem liefdevol streelde, aan haar maagdelijke borst klemde en de heilige relikwieën met de vallende bloeddruppels in de linnen doek opving. Deze gaf zij aan sint Jozef, opdat zij beter het Kind kon verzorgen en Hem wederom in de doeken kon wikkelen. De priester verwonderde zich enigszins over de tranen van de moeder, maar aangezien hij het mysterie niet begreep, schreef hij de diepe en liefhebbende smart in haar, die Hem het leven gegeven had, toe aan de schoonheid van het Kind.

535. In haar gehele optreden was de koningin van de hemel zo voorzichtig, behoedzaam en grootmoedig, dat zij bewondering in de koren van de engelen opwekte en de Schepper in hoogste verrukking bracht. Zij straalde de pracht en glans van de goddelijke wijsheid, welke haar vervulde, uit en vervulde elk van haar handelingen zo volmaakt, alsof zij geen andere te verrichten had. Zij was onverzettelijk in haar verlangen het Kind in haar armen te houden gedurende de besnijdenis:

– allervoorzichtigst bij het bewaren van de relikwieën,

– zeer medelijdend in haar droefenis en tranen,

– in zichzelf zijn pijnen voelend,

– allerliefst in haar strelingen,

– zeer voortvarend in het zorgen voor zijn welzijn,

– innig bereid om Hem in zijn werken na te volgen,

– steeds indachtig Hem met de hoogste eerbied te bejegenen,

– zonder ooit haar deugdoefening op te schorten of af te breken en

– zonder ooit de volmaaktheid van de ene daad afbreuk te laten doen aan de volmaaktheid van een andere.

Wat een schouwspel bood dit meisje van vijftien jaren!  Zij kon door haar voorbeeld zelfs de engelen opnieuw onderrichten en in hen een grote bewondering wekken!  Intussen vroeg de priester aan de ouders, welke naam zij aan het Kind in de besnijdenis wensten te geven. De grote vrouwe, steeds op de bres voor de eer van haar echtgenoot, vroeg aan sint Jozef de naam bekend te maken. Sint Jozef keerde zich met dezelfde eerbied tot haar om haar duidelijk te maken, dat hij dacht, dat deze zoete naam voor het eerst uit haar mond moest komen. Daarom zeiden zij beiden, door gelukkige tussenkomst tegelijk sprekend: “JEZUS is Zijn naam”. De priester antwoordde: “De ouders zijn het er beiden over eens en groot is de naam, die zij hun Kind gegeven hebben” en daarna schreef hij deze naam in het register van de n amen van de ander kinderen. Terwijl hij deze naam neerschreef voelde de priester een grote innerlijke bewogenheid, zodat hij overvloedig begon te schreien en in verbazing over wat hij voelde en niet in staat zijn gevoelens te verklaren zeide hij: “Ik ben er van overtuigd, dat dit Kind een grote profeet van de Heer zal worden. Voed Hem zeer zorgvuldig op en laat mij weten, hoe ik u, in wat dan ook, zou kunnen helpen”. De allerheiligste Maria en Jozef antwoordden de priester in nederige dankbaarheid en zonden hem heen, na hem een geschenk gegeven te hebben, bestaande uit enige kandelabers en andere artikelen.

536. Toen zij wederom alleen waren met het Kind, vierden de allerheiligste Maria en sint Jozef opnieuw het mysterie van de besnijdenis. Zij sponnen de betekenis van de heilige naam Jezus uit onder het zingen van gezangen en het storten van vreugdetranen. De volledige kennis van deze gezangen, ook van andere mysteries door mij aangeroerd, zal bijdragen tot vermeerderde en bijkomstige glorie van de heiligen in de hemel. De allervoorzichtigste moeder behandelde de wond door het mes gemaakt met medicijnen, welke men ook voor andere kinderen bij de besnijdenis gebruikte; en gedurende de tijd, waarin de pijn voortduurde en het sluiten van de wond zich voltooide, kon zij niet van Hem scheiden en hield zij Hem dag en nacht in haar armen. De tedere liefde van de hemelse moeder gaat ver boven alle menselijk begrip, want haar natuurlijke liefde was groter dan ooit enige moeder zou kunnen opbrengen en haar bovennatuurlijke liefde ging ver uit boven alles wat engelen en heiligen tezamen zouden kunnen ontplooien. Haar eerbied en aanbidding kan niet vergeleken worden met die van enig ander geschapen wezen. Dit was de vreugde van het mensgeworden Woord (Spr 8,31), welke Hij wenste, welke Hij verlangd had aan te treffen onder de kinderen en dit was de genoegdoening, door zijn liefhebbend hart gewekt uit de alles overtreffende heiligheid van de moedermaagd, voor de smarten Hem veroorzaakt door hun gedragingen. Ofschoon Hij zichzelf slechts in haar verlustigde, meer dan in alle stervelingen tezamen en in haar volledige beantwoording van zijn liefde vond, trachtte toch de nederige koningin zijn lichamelijke pijnen te verzachten met alle middelen, waarover zij beschikte. Daarom smeekte zij de heilige engelen haar bij te staan en tezamen schone harmonieuze liederen te zingen voor hun mensgeworden God, haar lijdend Kind. De bedienaars van de Allerhoogste gehoorzaamden hun koningin en vrouwe en zongen met hoorbare stemmen de gezangen, welke zijzelf gecomponeerd had met haar echtgenoot, tot lof van de nieuwe en zoete naam van JEZUS.

537. Op deze muziek, zo schoon, dat in vergelijking daarmee alle menselijke muziek slechts schrille wanklank lijkt, onthaalde zij haar allerheiligste Zoon, maar schoner nog was de harmonie van haar heldhaftige deugden, welke in haar ziel “koren van aaneengesloten legers”vormden, zoals de Heer en Bruidegom ze zelf in het Hooglied noemt. Hard en hardvochtig zijn de harten van de mensen en meer dan traag en lauw in het erkennen en dankbaar aanvaarden van deze eerbiedwaardige sacramenten, door de overgrote liefde van de Schepper en Verlosser voor hun eeuwige redding ingesteld.

– O hoogste Goed van mijn ziel en mijn leven!

– Hoe zondevol beantwoorden wij de uitgelezen kunstwerken van uw eeuwige liefde!

– O mateloze liefde, zelfs niet geblust door de aanzwellende golven van onze ruwe en trouweloze ondankbaarheid!

– Waarlijk, het Wezen van goedheid en heiligheid kon toch onmogelijk verder gaan in zijn neerbuigende liefde voor ons en geen

  groter liefde betonen dan het aannemen van de staat eens zondaars, waardoor Hij met zijn onschuld de straffen van de zonde, welke

  Hem nimmer zouden getroffen hebben, betaalde.

– Indien  de mensen dit voorbeeld versmaden en deze weldaad vergeten, hoe kan men dan zeggen, dat zij het gebruik van hun verstand hebben behouden?

– Hoe kunnen zij zich op hun wijsheid, voorzichtigheid en oordeel beroepen?

Het zou van een grote voorzichtigheid getuigen, ondankbare mens, indien gij uzelf zoudt geselen en over uw al te duidelijke lauwheid en wanbegrip weende, omdat gij niet bewogen wordt door deze grote werken Gods en zelfs de goddelijke liefde niet in staat blijkt de ijskoude instelling van uw hart te doen smelten.

Onderrichting mij door de allerheiligste koningin Maria gegeven:

538. Mijn dochter, het is mijn wens dat gij zeer nauwkeurig de grote gunst u geschonken door het u tonen van de liefdevolle zorgen en oplettendheid, waarmee ik mijn allerheiligste en liefste Zoon, gedurende de zojuist beschreven mysteries omringde, overweegt. De Allerhoogste geeft u dit  bijzondere inzicht niet slechts om u te onthalen op de kennis van deze mysteries, maar opdat gij mij zult navolgen in al deze dingen als een getrouwe dienstmaagd en opdat u zich zoudt kunnen onderscheiden door het  tonen van dankbaarheid voor zijn werken in dezelfde mate als gij onderscheiden bent in de kennis daarvan. Overweeg dan, liefste, hoe weinig er wordt teruggegeven door de stervelingen voor de liefde van mijn Zoon en Heer en hoe vergeetachtig zelfs de gelovigen op dit  punt zijn. Beschouw het als uw taak, voorzover uw zwakke krachten dit veroorloven, genoegdoening te geven voor deze pijnlijke nalatigheid. Gij dient Hem te beminnen, Hem te danken en Hem met al uw krachten te dienen, voor alle andere, die dit nalaten. Daartoe dient gij een engel van bereidheid te zijn, vurig en punctueel bij heel uw doen en laten, gij moet van alle aardse dingen afsterven, alle menselijke neigingen uitschakelen en vernietigen en op de wieken van de liefde tot de toppen van de liefde, u door de Heer toegemeten, opstijgen.

539. Gij zijt niet onbekend met de zoete probaatheid, welke ligt opgesloten in de herinnering aan de werken door mijn allerheiligste Zoon verricht, maar ofschoon u zo overvloedig gebruik kunt maken van het Licht, dat u gegeven is om uw dankbaarheid te tonen, wil ik u in het bijzonder mededelen, dat de heiligen in de hemel, die nu door het goddelijk Licht deze geheimen begrijpen, zich over zichzelven verbazen, omdat ze aan deze geheimen te weinig aandacht geschonken hebben gedurende hun leven en ik deel u dit mede, opdat gij zoveel te meer het gevaar van deze vergeetachtigheid en onoplettendheid moge vrezen. Indien zij leed of smart zouden kunnen ondervinden, zouden zij diep getroffen zijn door hun nonchalance en lauwheid jegens de werken van de verlossing, alsook door hun nalatigheid in het navolgen van Christus. Alle engelen en heiligen verbazen zich door een inzicht, dat voor de mensen verborgen is, over de hardvochtigheid van de mensen tegenover zichzelf en jegens Christus onze Verlosser. De mensen hebben geen medelijden met het lijden van de Heer noch slaan zij acht op het lijden wat zijzelf daardoor kunnen oplopen. Indien de verdoemden, in voortdurende verbittering hun verschrikkelijke nonchalance en onverschilligheid  voor de werken van Christus hun Heiland zullen onderkennen, zal hun verwarring en wanhoop een ondragelijke straf zijn en dat alleen al zal een kastijding inhouden, welke ons begrip te boven gaat, want dan zullen ze de rijkdom van de verlossing zien, welke zij veracht hebben. Luister naar mij, mijn dochter en open uw oren voor deze raadgevingen en leerstellingen van het eeuwige leven. Bevrijd uw vermogen van elke voorstelling en elke neiging tot de menselijke schepselen en richt alle liefde van uw ziel op de mysteries en zegeningen van de verlossing. Houd u daar geheel mee bezig, overdenk en overweeg ze, betoon uw dank alsof gij het enige levende wezen zijt en ze uitsluitend voor u gewrocht werden en apart voor ieder menselijk wezen in het bijzonder. Dan zult gij het leven vinden en de weg naar het leven. Indien gij deze volgt, kunt gij niet dwalen, gij zult daarin het licht voor uw ogen en de waarachtige vrede vinden.

Eén reactie to “DE H.MARIA BESPREEKT DE BESNIJDENIS VAN HAAR KIND MET SINT JOZEF”

  1. Anastacia Pingleton Says:

    redirect to Everyword

    blog topic

    Geliked door 1 persoon

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s


%d bloggers liken dit: