Uit het boek “De mystieke stad Gods”; vizioenen aan zuster Maria van Agreda o.i.c.
In totaal zijn er 8 delen; per deel á €12,– , voor bestelling kunt u schrijven naar A.B. van ’t Hooft Sportlaan 17 5056 EM Berkel-Enschot.
Testament door Christus onze Heer opgemaakt op het kruis in zijn gebed tot de eeuwige Vader.
690. Toen het heilig kruishout opgeheven was op de berg Calvarië met het mensgeworden Woord daarop gekruisigd, sprak Christus, nog voordat de zeven kruiswoorden waren uitgesproken, dit innerlijk gebed tot zijn eeuwige Vader:
* “Mijn Vader, eeuwige God, Ik belijd en verheerlijk U vanaf deze kruisboom en Ik bied U de Lofofferande aan van mijn smarten, pijnen en dood, want door de hypostatische vereniging met de goddelijke natuur, hebt Gij mijn mensheid tot de hoogste waardigheid verheven van te zijn Christus, de God-Mens, gezalfd met uw Godheid zelve. Ik belijd U vanwege de volheid van hoogst mogelijke genade en glorie, die Gij vanaf het moment van mijn incarnatie hebt meegedeeld aan mijn mensheid en omdat Gij Mij voor alle eeuwigheid vanaf het huidige uur de volledige universele heerschappij hebt geschonken. Gij hebt Mij de Heer van de hemelen en van de elementen gemaakt (1), van de zon, de maan en de sterren; van vuur en lucht, van de aarde en de zeeën, van alle levende en levenloze schepselen daarin; Gij hebt Mij aangesteld als Degene die de seizoenen ordent van de dagen en de nachten, met volledige heerschappij en in volle bezit, slechts afhankelijk van mijn vrije wil en Gij hebt mij tot Hoofd, Koning en Heer van alle engelen en mensen gemaakt met macht om hen te regeren en te bevelen, de goeden te belonen en de zondaars te bestraffen; Gij hebt Mij de heerschappij en de sleutels gegeven om alle dingen van de hoogste hemelen tot in de diepste hellekrochten te regelen (2). Gij hebt in mijn handen de eeuwige rechtvaardiging van de mensen gelegd, van keizerrijken, vorstendommen en prinselijke heerlijkheden, van de kleine, de rijke en de arme onder hen en over allen die in staat zijn van U genade en glorie te ontvangen. Gij hebt Mij tot Rechter, tot Verlosser en Verheerlijker gemaakt; tot universeel Heer van het menselijk geslacht, van leven en dood, van de heilige Kerk en haar genadeschatten; over de heilige Schrift en zegeningen der genade: dit alles hebt Gij, mijn Vader, in mijn handen toevertrouwd, onderworpen aan mijn wil en mijn besluiten, de geheimenissen, de sacramenten en gaven van de genade. En voor dit alles belijd, verhef en verheerlijk Ik uw heilige Naam.
691. Op dit ogenblik, mijn Heer en eeuwige Vader, nu Ik van deze wereld terug zal keren naar uw rechterhand door de dood op het kruis, waarmee Ik de taak van de verlossing van de mensen, die Mij waren toevertrouwd, heb volbracht, nu is het mijn wens, dat dit kruis zelf tribunaal zij van onze rechtvaardigheid en barmhartigheid. Daaraan vastgenageld wens Ik degenen, voor wie Ik mijn leven geef, te oordelen. Na mijn zaak gerechtvaardigd te hebben wens Ik de schatten van mijn nederdaling in deze wereld, van mijn passie en dood, uit te delen aan de rechtvaardigen en de verworpenen overeenkomstig hun werken van liefde of haat. Ik heb getracht alle stervelingen te winnen en hen uitgenodigd om te delen in mijn vriendschap en genade; vanaf het eerste ogenblik van mijn menswording heb Ik zonder ophouden voor hen gezwoegd; Ik heb vele ongemakken gedragen, zoals vermoeienis, beledigingen, laster, verwijten, geselingen, een doornenkroon en nu onderga Ik de bittere dood op het kruis. Ik heb uw oneindige goedheid over allen afgesmeekt; Ik heb gebeden in nachtwaken; Ik heb gevast en rondgezworven om hen de weg naar het eeuwige leven te wijzen. Voor zover het Mij mogelijk was, heb Ik getracht het eeuwige geluk voor alle mensen te verdienen, juist omdat Ik het voor allen verdiende, zonder er één uit te zonderen. Ik heb de wet van de Genade gesticht en opgebouwd en heb de Kerk, waarin alle menselijke wezens gered kunnen worden, voor altijd gegrondvest.
692. Krachtens onze kennis en voorkennis weten Wij, mijn God en Vader, dat wegens hun kwaadaardigheid en opstandigheid niet alle mensen ons eeuwig heil willen aanvaarden, noch gebruik wensen te maken van onze barmhartigheid en van de weg, die Ik voor hen geopend heb door mijn zwoegen, mijn leven en dood, maar dat velen hun zondige wegen tot in de verdoemenis verkiezen. Gij zijt rechtvaardig, mijn Heer en Vader en uw oordeelvelling is geheel onpartijdig en daarom is het rechtvaardig, aangezien Gij Mij hebt aangesteld tot Rechter over de levenden en doden, van de goeden en de kwaden, dat Ik de goeden de beloning geef voor hun dienen en het navolgen van Mij en aan de zondaren de kastijding, die ze verdienen door hun starre en zondige koppigheid en dat de rechtvaardigen deelachtig worden aan mijn goederen en de kwaden verstoken blijven van de erfenis, die zij niet hebben willen aanvaarden. Nu maak Ik dan, O, eeuwige Vader, in mijn en uw Naam mijn testament in overeenstemming met mijn menselijke wil, gelijkvormig aan uw eeuwige en goddelijke wil.
En Ik wil dat op de eerste plaats mijn allerzuiverste moeder zal worden vernoemd, die Mij mijn menselijke bestaan schonk als mijn enige en algemene erfgename van alle natuurlijke gaven, genadegaven en alle glorie, die mijn bezit uitmaken. Zij zal meesteresse en eigenaresse van dit alles zijn. De genadegaven, die zij als louter schepsel ontvangen kan, zal zij daadwerkelijk ontvangen; de gaven van glorie -dit beloof Ik- zullen haar te hunner tijd worden toegekend. Het is mijn wens, dat zij meesteresse wordt van de engelen en mensen; zij mag volledige rechten op hen doen gelden en zij dient eerbewijzen en diensten van hen allen te ontvangen. De duivelen zullen haar vrezen en haar onderworpen zijn. Alle redeloze schepselen, de hemelen en de sterren, de planeten, de elementen en ook alle levende wezens, de vogels, de vissen en de andere dieren zullen evenzo aan haar onderworpen zijn en haar erkennen als meesteresse en haar eer bewijzen samen met Mij. Het is verder mijn wens, dat zij de uitdeelster zal zijn van alle goederen in hemel en op aarde. Alles wat zij beslist en regelt in mijn Kerk, voor mijn kinderen, de zonen van de mensen, zal worden bevestigd door de drie goddelijke Personen en alles wat zij voor de stervelingen zal vragen voor het moment, voor later en voor de eeuwigheid, zullen wij toestaan overeenkomstig haar wil en beschikkingen.
693. Aan de heilige engelen, die aan uw heilige en rechtvaardige wil hebben gehoorzaamd, wijs Ik als woonplaats aan de hoogste hemelen, als hun eeuwig en hun passend verblijf. Daarmee gepaard gaan de vreugden van de klare aanschouwing en het genot van onze Godheid. Het is mijn wens, dat zij het eeuwig bezit daarvan zullen genieten en ons gezelschap en vriendschap zullen delen. Ik decreteer: dat zij mijn moeder als hun wettige koningin en vrouwe zullen erkennen, dat zij haar moeten dienen, begeleiden en voor haar zullen zorgen, haar op handen dragen in alle plaatsen en op alle ogenblikken terwijl ze haar zullen gehoorzamen in alles wat zij afkondigt en beveelt. De duivelen, die zich verzetten tegen onze volmaakte en heilige wil stoot Ik uit en Ik ontrief hen van onze aanblik en gezelschap; opnieuw veroordeel Ik hen tot onze eeuwige afschuw, tot blijvend verlies van onze vriendschap en glorie, tot het ontberen van de aanblik van mijn moeder, van de heiligen en van mijn vrienden, de rechtvaardigen.
Ik wijs als hun eeuwig verblijf aan de hellekrochten die het verst verwijderd zijn van onze koninklijke troon, het middelpunt van de aarde, verstoken van licht en vol van de verschrikkingen van tastbare duisternis. Ik verorden dit tot hun deel, hun erfdeel, dat zij, in hun trots zelf gekozen hebben door zich hardnekkig te keren tegen het goddelijk Wezen en zijn decreten. In deze eeuwige kerkers-van-duisternis- zullen ze gekweld worden door een eeuwigdurend en onuitblusbaar vuur.
694. In de volheid van heel mijn wil roep Ik en kies Ik uit het hele mensdom alle rechtvaardigen en de voorbestemden, die voor mijn genade en door Mij na te volgen zullen worden gered, mijn wil te volbrengen en aan mijn heilige wetten te gehoorzamen. Deze wijs Ik naast mijn allerzuiverste moeder aan als de erfgenamen van al mijn geheimen, mijn zegeningen, mijn sacramentele schatten en van de mysteries opgesloten in de heilige Schrift; zij zullen deelgenoot worden van mijn nederigheid, zachtmoedigheid van harte, van de deugden van geloof, hoop en liefde, van voorzichtigheid, rechtvaardigheid, sterkte en matigheid; van mijn goddelijke gaven en gunsten; van mijn kruis, mijn zwoegen, mijn vernederingen en smaad, armoede en naaktheid. Dit zal hun deel en erfenis zijn in dit hedendaagse en sterfelijke leven. Aangezien zij dit moeten kiezen om er voordeel van te ondervinden, wijs Ik hun de beproevingen toe, die Ik voor mijzelf had uitgekozen in dit leven, als onderpand voor mijn vriendschap, opdat ze deze met vreugde zullen ondergaan. Ik bied hun mijn bescherming en verdediging aan, mijn heilige strevingen, mijn zegeningen, mijn gunsten en machtige bijstand in overeenstemming met de gesteldheid en de graad van liefde, die elkeen kan opbrengen. Ik beloof voor hen een Vader, een Broeder en een Vriend te zijn; zij zullen voor Mij mijn uitverkorenen en geliefde zonen zijn en als zodanig benoem Ik hen als erfgenamen en schatbewaarders zonder enige beperking. Het is mijn laatste menselijke wilsbeschikking, dat allen, die zich daartoe aanbieden, deelgenoot zullen worden van de goederen van mijn heilige Kerk en van de sacramenten; dat, indien ze mijn vriendschap zouden verliezen, ze wederom in staat zullen worden gesteld zich te herstellen, de genaden en zegeningen wederom te verkrijgen door mijn reinigende bloed.
Voor allen zal de tussenkomst van mijn moeder en alle heiligen ten volle gelden en zij zal hen erkennen in het recht van zoonschap die zij zal beschermen en als haar eigen kinderen zal beschouwen. Mijn engelen zullen hen verdedigen, hen leiden, hen beschermen en op handen dragen om hen te verhinderen te struikelen en indien ze toch zouden vallen, hen te helpen om op te staan.
695. Evenzo is het mijn wil, dat mijn rechtvaardigen en mijn uitverkorenen hoog boven de verworpenen en de duivelen zullen staan en dat ze gevreesd en gehoorzaamd worden door mijn vijanden
-dat alle redelijke en redeloze schepselen hen zullen dienen;
-dat alle invloeden van de hemelen, van de sterren en de planeten hen zullen begunstigen en hun leven zullen geven;
-dat de aarde, haar elementen en dieren hen mogen onderhouden;
-alle schepselen, die mijn eigendom zijn en mij dienen, zullen hen toebehoren en zij zullen ook hen dienen omdat ze
mijn kinderen en vrienden zijn en hun zegen zal zijn de dauw des hemels en de vruchten der aarde. Ik wens met hen mijn
vreugden te delen en hun mijn geheimen toe te vertrouwen, Mij vrijelijk met hen te onderhouden en met hen te leven in
de strijdende Kerk onder de gedaante van BROOD en WIJN als een waarachtig en onfeilbaar waarborg en onderpand van de eeuwige gelukzaligheid en glorie, die hen beloofd zijn. Daarvan maak Ik hen deelgenoten en erfgenamen, opdat ze deze gaven met Mij in de Hemel uit eeuwig recht en in onaantastbare zaligheid zullen genieten.
696. Ik sta toe dat degenen die voorzien zijn en verworpen door onze wil bestemd zijn tot de verdoemenis,
-ofschoon ze geschapen werden voor een ander veel hoger einddoel.
-als hun deel van de nalatenschap de wellust van het vlees en de ogen en de trots met al haar uitwerkingen
zullen ontvangen;
-dat zij zullen eten tot verzadiging toe van het stof dezer aarde, namelijk de rijkdommen;
-dat de stank en de verrotting van het vlees hun deel zij, én de hoogmoed én de trots én de ijdelheid van de
wereld. Voor dit soort bezittingen hebben zij gezwoegd en met die ijver hebben zij hun wil en zintuigen gebruikt; met dit soort bezigheden hebben zij hun krachten verteerd, hun gaven en zegeningen door ons aan hen gegeven en zij hebben uit eigen
vrije wil het bedrog gekozen, de waarheid die Ik hen in mijn heilige wet gegeven heb, veracht. Zij hebben de wet, die Ik in hun
harten gegrift heb verworpen en de geest ervan, door mijn genade geïnspireerd, de rug toegekeerd; zij hebben mijn leerstellingen en mijn zegeningen veracht en slechts geluisterd naar mijn en hun eigen vijanden; zij hebben het bedrog als norm genomen en de ijdelheid liefgehad, de onrechtvaardigheid bedreven, hun eerzucht volgend, de wellust nagejaagd, hun wraak bedreven, de armen vervolgd, de rechtvaardigen vernederd, de onschuldigen bespot en belachelijk gemaakt, ernaar gestreefd om zichzelve te verheffen boven de ceders van de Libanon krachtens de wetten van de ongerechtigheid.
697. Aangezien zij dit alles gedaan hebben, tegen mijn goedheid in en zij hardnekkig bleven in hun kwaadaardigheid en omdat ze het recht van zoonschap door Mij voor hen verdiend, hebben miskend, onterf Ik hen van mijn vriendschap en eer. Juist zoals Abraham de zonen van de slavinnen apart wegzond met enige bezittingen en de hoofderfenis reserveerde voor Isaak, de zoon van de vrije vrouw Sara, zo geef Ik hun de vergankelijke goederen, die zij voor zichzelf gekozen hebben. Terwijl Ik ze uitsluit van het gezelschap van Mij en dat van mijn moeder, van dat van de engelen en heiligen, veroordeel Ik hen tot de eeuwige krochten en het vuur van de hel in gezelschap van Lucifer en zijn duivelen, die zij uit vrije wil gediend hebben en Ik ontneem hen voor eeuwig iedere hoop op herstel van dit vonnis.
Dit, o Vader, is het vonnis, dat Ik uitspreek als het Hoofd en de Rechter van mensen en engelen en dit is het testament, opgemaakt bij mijn dood; dit is de uitwerking van het verlossingswerk, waarbij iedereen beloond wordt met datgene, dat hij in alle rechtvaardigheid verdiend heeft volgens hun werken overeenkomstig het raadsbesluit van uw ondoorgrondelijke wijsheid en de onpartijdigheid van uw meest strikte rechtvaardigheid”.
Zo sprak Christus, onze Heiland, op het kruis tot zijn eeuwige Vader. Dit mysterie en sacrament bleef verzegeld en bewaard in het hart van de allerheiligste Maria als een geheim en verborgen testament opdat door haar tussenkomst en zorgzame liefde, te rechter tijd en vanaf dat moment, het zal worden uitgevoerd in de Kerk, juist zoals het voor deze tijd was gereedgemaakt en vervolmaakt door de goddelijke kennis en voorkennis van God, inWie het gehele verleden en toekomst verenigd is en tegenwoordig tegelijk.
Voorbereiding van de allergezegendste Maria op het maken van haar restament:
3 Tot dit doel daalden de Drie Personen van de allergezegendste Drie-eenheid, omstuwd door duizenden engelen af naar het bidvertrek van hun dochter en bruid en nadat de koningin het oneindige Wezen van God aanbeden had hoorde zij een stem tegen haar zeggen:
“Uitverkoren bruid, maak uw laatste wil zoals gij dit wenst; Wij zullen hem bevestigen en uitvoeren door onze oneindige macht”.
De allervoorzichtigste moeder bleef enige tijd in de diepste nederigheid voor de Godheid uitgestrekt, zocht eerst de wil te kennen van de Alerhoogste, voordat zij haar eigen testament bekend maakte. De Heer beantwoordde haar bescheiden wensen en de Persoon van de Vader zei haar:
“Mijn dochter, uw wil zal Mij aangenaam zijn en aanvaardbaar, want gij schiet niet tekort in verdiensten van goede werken bij het scheiden van dit sterfelijk leven. Er is geen reden om uw verlangens niet in te willigen”.
Dezelfde aanmoediging werd haar gegeven door de Zoon en de heilige Geest. Daarna maakte de allergezegendste Maria haar testament in deze vorm:
724. “Hoogste Heer en eeuwige God, ik, een verachtelijk wormpje van de aarde, belijd en aanbid U met alle eerbied, uit de grond van mijn ziel, U als Vader, Zoon en heilige Geest, Drie Personen, onderscheiden in eenzelfde onverdeeld en eeuwig Wezen, één substantie, één in majesteit van vermogens en volmaaktheid. Ik belijd U als de ene, enige ware Schepper en Instandhouder van alles wat zijn heeft. In uw koninklijke aanwezigheid verklaar en zeg ik dat mijn laatste wil als volgt luidt:
Aan goederen van dit sterfelijk leven en van de wereld waarin ik leef bezit ik er geen welke ik kan nalaten, want nooit heb ik iets bezeten of liefgehad buiten U, die geheel mijn goed en mijn bezit uitmaakt. Aan de hemelen, de sterren en planeten, aan de elementen en alle schepselen breng ik mijn dank, omdat ze, overeenkomstig uw wil, mij zonder verdiensten mijnerzijds in stand hebben gehouden en ik vraag hen liefdevol U te dienen en te prijzen, eenieder op zijn eigen plaats en dat zij doorgaan mijn broeders en naasten te onderhouden en hen wel te doen. Opdat zij dit des te beter zouden kunnen doen, doe ik afstand van de macht over hen die uwe Majesteit mij over deze onredelijke schepselen gegeven hebt, zodat ze nu mijn naasten kunnen instandhouden en dienen. Twee tunica’s en een mantel, die mij tot bedekking gediend hebben, laat ik na aan Johannes die ik beschouw als mijn zoon; hij mag daarmee doen wat hij wil. Ik vraag de aarde mijn lichaam tot uw dienst te willen ontvangen, omdat zij aller moeder is en U dient als uw schepsel; mijn ziel, ontdaan van het lichaam en van alle zichtbare dingen, o mijn God, geef ik in uw handen opdat ik U moge liefhebben en prijzen tot in alle eeuwigheid. Mijn verdiensten en alle schatten, die ik met uw hulp door mijn werken en inspanningen verworven heb laat ik na aan de heilige Kerk, mijn moeder en meesteresse, als mijn universeel erfgename en met uw toestemming geef ik haar mijn nalatenschap, wensende dat ze veel groter zouden zijn. En ik wens dat zij voor alles bijdragen tot verheerlijking van uw heilige Naam en de vervulling van uw wil op aarde teweegbrengen, zoals dit reeds in de hemel geschiedt en dat alle naties U leren kennen, liefhebben en vereren als ware God.
725. Op de tweede plaats bied ik deze verdiensten aan voor mijn meesters, de apostelen en priesters van nu en van de komende eeuwen, opdat met dit voor ogen, uw onuitsprekelijke barmhartigheid hen tot bekwame bedienaren moge maken, hun ambt worde vervuld van wijsheid, deugd en heiligheid, waardoor ze de zielen die door uw bloed zijn vrijgekocht zullen stichten en heiligen. Op de derde plaats draag ik ze op voor mijn toegewijde vereerders, die mij dienen, aanroepen en hulp zoeken, opdat zij uw bescherming en genade mogen ontvangen en later het eeuwig leven. Op de vierde plaats wens ik dat mijn diensten en werken U moge bewegen barmhartigheid te betrachten jegens al de zondige kinderen van Adam, opdat ze hun zondige wijze van leven de rug zullen toekeren. En vanaf dit uur stel ik voor en wil ik steeds in uw goddelijke tegenwoordigheid voor hen de altijddurende smekende te zijn zolang de wereld zal duren. Dit, Heer en mijn God, is mijn laatste wil, steeds onderworpen aan de Uwe”.
Bij het slot van dit testament van de koningin keurde de allergezegendste Drie-eenheid het goed en Christus, de Verlosser, getuigde, alsof Hij dit alles bekrachtigde, door in het hart van zijn moeder deze woorden te schrijven:
“Moge er geschiede zoals gij dit wenst en verordend hebt”.
*(zie par. 690 boekdeel 6) 1(Mt 28,18) 2(Apk 20,1) 3 (zie par. 723 boek 8)
Geef een reactie