SINT PETRUS DRAAGT DE EERSTE HEILIGE MIS OP! IS WAARD GEBEURD VERHAAL.

Uit het boek “De mystieke stad Gods”, visioenen aan moeder abdis Maria van Agreda o.i.c.  deel 7.

In totaal zijn er 8 boeken; per stuk €12,– . Bestellen bij pastoor Luc J.G.Buyens, Kerkstraat 1 5541 EM Reusel tel. 0497-641360 of e-mail L.Buyens@tiscali.nl

De apostelen en leerlingen kwamen bij elkaar om enige twijfels over de vorm van het doopsel weg te nemen. Zij dienen dit sacrament aan de catechumenen toe. Sint Petrus draagt de eerste heilige mis op. De activiteiten van Maria in deze tijd.

96. Het is niet de bedoeling van deze geschiedenis om alle activiteiten vande apostelen, in de volgorde waarin sint Lucas deze verteld heeft, op te sommen, noch alles wat zij deden na de neerdaling van de heilige Geest te boekstaven want ofschoon de grote koningin en vrouwe zeker alles wist wat er plaatsvond, gebeurden er toch vele dingen waar zij niet persoonlijk bij aanwezig was. Het is niet noodzakelijk over deze dingen hier te spreken, noch zou het mogelijk zijn de wijze van deelname van de hemelse koningin aan deze zaken te beschrijven, want dit zou boekdelen vergen. Het is voor mijn doeleinden en voor de samenhang van deze geschiedenis voldoende, de meest belangrijke punten uit de handelingen van de apostelen te lichten, zoals ze beschreven zijn door de evangelisten en begrijpelijk te maken wat hij schrijft over onze koningin en wat op het moment dat hij dit alles neerschreef niet passend was om neer te schrijven.

97.  Naarmate de apostelen hun prediking en wonderdoening voortzetten, steeg het aantal van de gelovigen in Jeruzalem tot vijfduizend, gelijk de heilige Lucas vertelt in het vierde hoofdstuk van de Handelingen (Hnd 4,4). Zij allen waren bezig met het onderrichten van de nieuwe christenen, in voorbereiding van op hun doopsel, ofschoon dit werk voornamelijk door de discipelen verricht werd, want de apostelen predikten en behandelden opkomende controversen met de farizeeërs en sadduceeën. Op de zevende dag vroeg de koningin van de engelen, ziende dat de kudde van haar goddelijke Zoon steeds toenam, aan de Heer de apostelen te verlichten, opdat zij zouden kunnen beginnen met het instellen van een leidinggevend orgaan om de nieuwe kinderen van het geloof beter te kunnen besturen. Uitgestrekt op de aarde aanbad zij de Heer en sprak:

“Allerhoogste en eeuwige God, als een nederige worm van de aarde wens ik U te prijzen en te verheerlijken voor de overgrote liefde die Gij aan het menselijke geslacht hebt getoond en omdat Gij de barmhartigheid van een Vader toont door zovelen tot de kennis van het geloof van uw goddelijke Zoon te roepen, waardoor de eer van uw Naam over geheel de wereld verspreid wordt. Ik smeek uwe Majesteit, o Heer, uw apostelen, mijn meesters, rijp te maken en te bevelen om alles wat nodig is te verrichten tot leiding, vergroting en bewaring van uw heilige Kerk”.

98. Toen zag de allervoorzichtigste moeder in het visioen van de Godheid wat zij te dien tijde genoot, dat de Heer zeer verheugd was en haar antwoordde:

“Maria, mijn bruid, wat wilt gij? Waarnaar vraagt gij Mij? Uw stem en uw zuchten klinken goed in mijn oren (Hl 2,4). Vraag wat gij wilt, mijn wil is genegen in uw smekingen toe te stemmen”.  De hemelse Maria antwoordde:

“Mijn Heer en mijn God, Heer en Meester van heel mijn wezen, mijn verlangens en mijn zuchten zijn uw oneindige wijsheid niet onbekend (Ps 37,10). Uw groter genoegen en voldoening, uw groter glorie en verheerlijking wens ik en jaag ik na en die van uw Naam in de heilige Kerk. Ik bied U deze nieuwe kinderen, die Gij zo snel gezonden hebt en mijn wens dat zij allen het heilig doopsel zullen ontvangen aan, omdat ze reeds onderricht zijn in het geloof. En indien het in overeenstemming is met uw wil, wens ik ook dat de apostelen reeds nu beginnen met de consecratie van uw lichaam en bloed, opdat door de vernieuwing van dit bewonderenswaardig offer zij lof en dank mogen brengen voor de zegeningen van de verlossing en voor alle genaden die Gij daardoor aan de wereld geschonken hebt en dat de kinderen van de Kerk, in overeenstemming met uw wil, het voedsel voor het eeuwige leven mogen ontvangen. Ik ben slechts stof en as, de minste dienares onder de gelovigen en een vrouw, zodoende aarzel ik dit voor te stellen aan uw priesters en apostelen. Maar inspireert U het hart van sint Petrus, uw plaatsvervanger en laat hij doen wat Gij wilt”.

99. De Kerk is daarom dank verschuldigd aan de allerheiligste Maria voor deze bijzondere zegen: dat door haar allerbescheidenste zorg en voorspraak het lichaam en bloed van haar goddelijke Zoon geconsacreerd werd voor de eerste keer na de hemelvaart en na de komst van de heilige Geest. Het was vanzelfsprekend, dat door haar inspanningen het brood van het leven onder haar kinderen (Spr 31,14) verspreid zou worden, aangezien zij het rijk beladen en voorspoedige schip was dat het van de hemel had gebracht. De Heer antwoordde haar:

“Mijn geliefde duive, laat dat, wat gij wilt, geschieden. Mijn apostelen, met de heilige Petrus en Johannes, zullen tot u spreken en gij zult door hen bevelen wat gij wilt dat zal geschieden”.

Onmiddellijk daarop traden alle apostelen binnen bij de grote koningin. Zij ontving hen op gebruikelijke wijze door eerbiedig op haar knieën te vallen en hun zegen te vragen. Als hoofd van de apostelen kweet sint Petrus zich hiervan. Hij sprak namens hen allen en legde Maria voor, hoe de nieuw bekeerden onderwezen waren in de mysteries van het geloof van de Heer; hoe juist het zou zijn dat zij het doopsel zouden ontvangen, zouden getekend worden als kinderen van Christus en tot de boezem van de Kerk zouden worden toegelaten. Hij vroeg de hemelse meesteresse de volgorde van dit alles mee te delen, opdat dit passend zou zijn voor de troon van de Allerhoogte. De allervoorzichtigste vrouwe antwoordde:

“Mijn meester, gij zijt het hoofd van de Kerk en de plaatsvervanger van mijn goddelijke Zoon in zijn Kerk, alles wat gij zult voorschrijven in zijn Naam zal zijn goedkeuring dragen en zijn wil zal met de uwe gelijk zijn aan die van mij”.

100. Daarop beval de heilige Petrus dat de volgende dag (overeenkomende met de zondag van de heilige Drie-eenheid) het doopsel zou worden toegediend aan degenen die de afgelopen week bekeerd waren. Deze regeling werd goedgekeurd door onze koningin en de andere apostelen. Onmiddellijk echter rees een twijfel over het soort doopsel dat toegediend zou worden: het doopsel van de heilige Johannes of het doopsel van Christus, onze Heiland. Enigen schenen het doopsel van de heilige Johannes, dat het boetedoopsel was, de voorkeur te geven en het scheen hun toe, dat door het toedienen van dit doopsel het geloof ontvangen zou worden en de zielen gerechtvaardigd zouden worden. Anderen stelden daarentegen dat met het doopsel en de dood van Christus het doopsel van de heilige Johannes afgelopen was, omdat het slechts gediend had om de zielen voor te bereiden op de ontvangst van Christus, de Verlosser en dat het doopsel van de Heer voldoende genade verschaft om de zielen van hen, die goed gestemd zijn, te rechtvaardigen en dat het noodzakelijk was dit doopsel onmiddellijk in de Kerk te introduceren.

101. Deze mening werd goedgekeurd door de heilige Johannes en Petrus en bevestigd door de allerheiligste Maria. Daarom werd besloten het doopsel van Christus, onze Heer, direct in te stellen en het toe te dienen aan de nieuw bekeerden en allen die na hen tot de Kerk zouden komen. Wat betreft het materiaal en de vorm van dit doopsel bestond onder de apostelen geen twijfel, want allen waren het er over eens, dat het materiaal gewoon natuurlijk water moest zijn en het formulier als volgt moest luiden:

“Ik doop u in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest”.

Want dit was het materiaal en de vorm door de Heer, onze Heiland, aangewezen en deze woorden had Hijzelf gebruikt bij het doopsel, dat Hij had toegediend. Deze wijze van dopen werd vanaf die dag steeds toegepast. Overal, waar in de Handelingen van de apostelen gezegd wordt dat zij doopten in de naam van Jezus, betekent dit niet dat daarmee de vorm bedoeld wordt, maar daarmee wordt verwezen naar de Schepper van het doopsel (Hnd 2,38), met name Jezus, in tegenstelling met de schepper van het andere doopsel, namelijk dat van sint Johannes de Doper. Dopen in de naam van Jezus was hetzelfde als dopen met het doopsel van Jezus, maar de vorm was de door de Heer zelf gegeven vorm; ze houdt nadrukkelijk de namen van de drie Personen van de allerheiligste Drie-eenheid in (Mt 28,19), omdat dit de basis en het begin is van alle katholieke waarheid en geloof. De apostelen bevalen dat alle catechumenen zich moesten verzamelen in het huis van het cenakel om gedoopt te worden en dat de tweeën-zeventig leerlingen belast zouden worden met hun voorbereiding op die gebeurtenis.

102. Daarna sprak de grote vrouwe alle bijeengekomenen toe, na daartoe verlof gevraagd te hebben. Zij zei:

“Mijn meesters, de Verlosser van de wereld, de ware God en mijn Zoon, offerde uit liefde die Hij voor de mensen had zijn heilig lichaam en bloed en consacreerde zichzelf onder de gedaanten van brood en wijn. Onder deze gedaanten besloot Hij in zijn Kerk te blijven, opdat haar kinderen daarin het offer en het voedsel voor het eeuwige leven, dat ze hierna mogen verwachten, zouden bezitten. Door dit offer, dat in zich de mysteries van het leven en de dood van de Zoon bevat, dient de Vader tevredengesteld te zijn en in en door dit offer zal de Kerk Hem dank en lof brengen die zij Hem verschuldigd is als God en Weldoener. Gij zijt de priesters en bedienaren die dit mogen opdragen. Het is mijn wens, indien dit overeenkomt met uw wil, dat gij een aanvang maakt met dit onbloedig offer en dat gij het lichaam en bloed van mijn goddelijke Zoon consacreert, opdat wij op passende wijze dank kunnen brengen voor de zegeningen van de verlossing en voor het zenden van de heilige Geest in de Kerk en opdat de gelovigen het sacrament zouden kunnen ontvangen en dit brood van het leven in al zijn goddelijke uitwerkingen zullen kunnen genieten. Al degenen die het doopsel ontvangen hebben en meer en beter gedisponeerd schijnen te zijn, maar het doopsel is het eerst nodige hiertoe, mogen het heilige Lichaam ontvangen”.

103. Alle apostelen en discipelen vielen de wensen van de gezegende Maria bij. Zij dankten haar voor haar zorgen en onderrichting. Er werd besloten dat op de volgende dag, na het doopsel van de catechumenen, het lichaam en bloed van Christus geconsacreerd zou worden en dat de heilige Petrus de celebrant zou zijn, omdat hij het hoofd van de Kerk was. De heilige apostel stemde toe. Maar voordat hij hen wegzond, stelde hij een nieuwe moeilijkheid ter overweging voor, namelijk betreffende de richtlijn die gevolgd moest worden bij het ontvangen en uitdelen van de aalmoezen en de goederen van de nieuw bekeerden.

104. Hij zei daarom:

“Mijn liefste broeders, gij weet reeds dat onze Verlosser en Meester Jezus door zijn voorbeeld, zijn leerstellingen en geboden de ware armoede leerde (Mt 8,20), waarin wij moeten leven en dat wij de zorgen, die de rijkdom en bezittingen met zich meebrengen, dienen te verafschuwen en te vermijden en niet verlangen naar het verzamelen van rijkdommen in dit leven. Naast deze heilzame leer hebben wij voor onze ogen het recente voorbeeld van de ondergang van Judas, die een apostel was zoals wij en die, door gierigheid en geldzucht van het goede pad afdwaalde en van de waardigheid van het apostolaat in de afgrond van zonde en eeuwige verdoemenis terechtkwam. Wij moeten dit grote gevaar vermijden, zodat niemand in het bezit is van geld en met geld omgaat en dat allen de meest strenge armoede van onze Aanvoerder en Meester mogen navolgen. Ik weet dat gij allen dit zoudt wensen en goed begrijpt dat dit voorbeeld van Judas tot onze bewaring door de Heer is gesteld. Opdat nu iedereen vrij zal zijn van de verleiding die met giften en aalmoezen gepaard gaat, is het nodig een of andere vorm van administratie in te stellen. Het is passend dat gij nu uw gedachten laat gaan over de regelingen van het ontvangen en het verspreiden van de gelden en giften van de gelovigen”.

105. De gehele groep van apostelen en leerlingen was min of meer in verlegenheid om de juiste koers te bepalen die ze zou moeten volgen; de meningen waren verdeeld. Enigen opperden het denkbeeld, een administrateur te kiezen die voor ontvangst en verspreiding van de giften en gaven zou moeten zorgen. Maar dit voorstel vond geen bijval in deze bijeenkomst van armen en leerlingen van de Meester van armoede, wegens het voorbeeld van Judas, nog zo kort geleden. Anderen stelden voor om alle ontvangsten in handen te stellen van een betrouwbaar persoon die niet tot het college van de apostelen behoorde en alle noden, naar behoefte, zou verzorgen, maar ook dit voorstel en nog vele andere in dezelfde richting vonden geen bijval. De grote meesteres van de nederigheid, de gezegende Maria, luisterde naar dit alles zonder een woord te zeggen, zowel omdat zij niet tekort wenste te schieten in eerbied tegenover de apostelen, als wegens het feit dat niemand zijn eigen mening zou hebben durven opperen indien zij het eerst gesproken zou hebben. Ofschoon zij de lerares van allen was, gedroeg zij zich steeds als een leerling die erop uit is iets te leren. Maar de heilige Petrus en de heilige Johannes, die de verscheidenheid van meningen onder de aanwezigen waarnamen, vroegen de hemelse moeder, hun de juiste weg te wijzen in hun twijfels en mee te delen, wat haar goddelijke Zoon het meest zou behagen.

106. Zij gehoorzaamde en zich tot de gehele menigte wendend, sprak zij:

“Mijn meesters en broeders, ik ben geschoold door onze ware Leraar, mijn goddelijke Zoon, vanaf de tijd dat Hij in mijn schoot ontvangen werd totdat Hij stierf en ten hemel voer; ik heb nimmer gezien dat Hij geld aannam, noch enige gift van veel waarde. Toen, kort na zijn geboorte,Hij de gaven van de koningen bij hun aanbidding aannam (Mt 2,11), was dat wegens de mysterieuze betekenis met betrekking tot hen en om de godvruchtige bedoelingen van die koningen niet te kwetsen; zij waren immers de eerste vruchten onder de heidenen. Maar zonder uitstel, liggende in mijn armen, droeg Hij mij op, de gaven onder de armen en de tempel te verdelen, wat ik dan ook direct deed. Gedurende zijn leven deelde Hij mij vele malen mee, dat een van de hoge doelstellingen van zijn komst in de wereld was, de armoede op te heffen en ze aan de stervelingen, die er een afschuw van hadden, te leren. In zijn gesprekken, zijn leerstellingen en door zijn allerheiligst leven openbaarde Hij mij en leerde Hij mij dat de heiligheid en de volmaaktheid, die Hij was komen onderrichten, gebaseerd moest zijn op de meest volmaakte armoede en verachting van rijkdommen. Naarmate deze zaken met groter ernst in de Kerk gecultiveerd werden, des te groter zou haar heiligheid zijn in de loop der tijden en dat zal blijken in de tijden die voor ons liggen!

107. Aangezien wij de voetstappen van onze Meester moeten volgen en zijn leer in praktijk moeten brengen, teneinde zijn Kerk te stichten door zijn voorbeeld na te volgen, is het noodzakelijk dat we allen de meest strikte armoede nastreven en dat wij ze vereren als de ware moeder van alle deugden en alle heiligheid. Daarom is het mijn mening, dat wij onze harten moeten afkeren van de liefde voor het geld en de rijkdom en dat wij allen moeten weigeren, waardevolle giften aan te nemen en daarmee te manipuleren. Opdat niemand verlaagd zal worden door gierigheid is het goed, zes of zeven personen van goede levenswandel aan te wijzen die de aalmoezen en giften en wat dan ook maar door de gelovigen wordt aangebracht, moeten beheren. De gelovigen zullen dit doen om zich te distantiëren van geld en goed en zeker te zijn Christus, mijn goddelijke Zoon, zonder in verlegenheid gebracht te worden door bezittingen, beter te kunnen volgen. Alles wat gegeven wordt moet gegeven worden in de vorm van aalmoezen, niet als rente, inkomen of kapitaal. Alles moet gebruikt worden om de behoeftigen van de communiteit te verzorgen en om voor onze broeders, de armen, de behoeftigen en de zieken te zorgen. Geen lid van deze communiteit, noch van de Kerk, mag deze goederen als eigendom beschouwen. Indien de aalmoezen, op deze wijze voor Gods zaak geofferd, niet voldoende zouden zijn voor aller onderhoud, laten dan zij die voor dit werk aangesteld zijn, in Gods naam meer vragen. Laat allen begrijpen dat onze levens op de allerhoogste Voorzienigheid gebaseerd zijn en niet op het vergaren van meer geld, noch op het vermeerderen van onze bezittingen onder het voorwendsel in ons onderhoud te voorzien. Laten wij liever vertrouwen en, indien nodig, op de weldadigheid van het geven van aalmoezen onze hoop vestigen”.

108. Geen van de apostelen noch de andere gelovigen uit deze vergadering had bezwaar tegen de beslissing van hun grote koningin en lerares; allen omhelsden graag haar leerstellingen, omdat zij wisten dat zij de enige en wettige discipel van de Heer was en dat zij lerares van de Kerk was. De allervoorzichtigste moeder wilde, daartoe door goddelijke beschikking geleid, het onderricht en de vestiging van deze hechte basis van de evangelische en christelijke volmaaktheid in de Kerk delegeren aan de apostelen, omdat deze zware taak het voorbeeld van Christus en van zijn moeder vereiste. Zij waren de uitvinders en de instellers van deze alleredelste armoede en zij waren de eersten die haar zouden eren door haar openlijk te belijden. Deze twee leiders werden gevolgd door de apostelen en door alle kinderen van de primitieve Kerk. Deze soort armoede bloeide later nog gedurende vele jaren. Nog weer later kwam zij in diskrediet bij enige christenen door menselijke zwakheid en boosaardigheid van de vijand, zodat zij tenslotte nog slechts volgelingen had in de geestelijke staat. En omdat in de loop van de tijd deze vorm van armoede moeilijk of onmogelijk werd, zelfs voor deze staat, richtte God geestelijke communiteiten op waar met slechts lichte afwijkingen de primitieve armoede in ere werd hersteld, in haar geheel in leven werd gehouden en in haar bedoeling werd nagestreefd. Zo zal ze in de Kerk bewaard blijven tot het einde, haar voorrechten zeker stellen voor haar volgelingen in de graad waarin deze haar volgen, eren en liefhebben. Geen status in het leven, door de Kerk goedgekeurd, is uitgesloten van haar maat die in evenredigheid kan toegediend worden en geen van hen die in die staat leeft, is uitgesloten van het streven naar de hoogste volmaaktheid daarin in hun eigen leven. Maar aangezien er in het huis van God vele woningen zijn (Joh 14,2), zo zijn er ook onderscheiden soorten en rangen van inwoners; laat ieder trachten de soort armoede te bereiken die in overeenstemming is met zijn levensstaat. Maar laten wij allen goed begrijpen, dat de eerste stap tot navolging van Christus de volmaakte armoede is en zij die daar dieper op ingaan, zullen met Christus haar voordelen en volmaaktheden vrijelijk kunnen genieten.

109. De beslissing van de gezegende Maria betekende het einde van de bijeenkomst; zes voorzichtige personen werden gekozen om de aalmoezen te ontvangen en uit te delen. De grote vrouwe vroeg de zegen van de apostelen, die wederom terugkeerden naar hun werk: de voorbereiding van de catechumenen voor het doopsel op de volgende dag. De koningin, bijgestaan door haar engelen en de andere Maria’s, begon de zaal, waarin haar Zoon het laatste avondmaal had gevierd, voor te bereiden, schoon te maken en te versieren; met eigen handen reinigde en schrobde zij de zaal voor zijn terugkeer in de consecratie, welke de volgende dag zou plaatshebben. Zij vroeg de eigenaar om de ruimte wederom te meubileren zoals ik die beschreef, die voor het laatste avondmaal op donderdag gebruikt werd. Aan haar wensen en verzoek voldeed de godvruchtige eigenaar met de diepste eerbied. Zij zette het ongedesemde brood en de wijn, nodig voor de consecratie, gereed (boek 6 par. 447,470), tezamen met dezelfde pateen en de kelk waarin de Heiland geconsacreerd had. Voor het doopsel bracht zij zuiver water aan en de kommen om het doopsel op eenvoudige, eerbiedige wijze toe te dienen. Daarna trok de liefhebbende moeder zich terug en bracht de nacht door in allervurigste verzuchtingen. Zij wierp zich ter aarde, bracht dank en offerde verheven gebeden op, waarbij zij aan de hemelse Vader alles opdroeg wat zij in haar hemelse wijsheid wist dat kon bijdragen om haarzelf en alle anderen op waardige wijze voor te bereiden op de bediening van het doopsel.

110. Vroeg op de volgende dag, het octaaf van de nederdaling van de heilige Geest, verzamelden zich alle gelovigen en catechumenen met de apostelen en discipelen in het huis van het cenakel. De heilige Petrus preekte over de schoonheden van het doopsel, hoe zij dit allen nodig hadden en het goddelijk effect daarvan. Hij legde hen uit hoe zij daardoor lidmaten zouden worden van het mystieke lichaam van de Kerk en een innerlijk leven zouden verkrijgen; hoe zij zouden herboren worden tot een nieuw bestaan als kinderen van God en erfgenamen van zijn glorie door de vergeving van de zonden en het ontvangen van de heiligmakende genade. Hij spoorde hen aan, de goddelijke wet uit eigen vrije wil na te leven en voor deze en alle andere gaven, die ze uit handen van de Allerhoogste ontvangen hadden, nederig dank te brengen. Hij legde hen ook de mysterieuze en heilige waarheid uit van de heilige Eucharistie, die zou gevierd worden door de consecratie van het Lichaam en Bloed van Jezus Christus en hij vermaande in het bijzonder diegenen, die na hun doopsel de communie zouden ontvangen.

111. Door deze preek werden alle bekeerlingen geïnspireerd tot grotere ijver, want hun instelling was geheel oprecht, de woorden van de apostelen vol leven en van indringende kracht en de innerlijke genade was zeer overvloedig. Toen begonnen de apostelen zelf met het dopen onder godsvruchtige en oplettende aandacht van de andere aanwezigen. De catechumenen kwamen door één deur van het cenakel binnen en verlieten de zaal wederom door een andere deur, daarbij geleid door de discipelen. De allerheiligste Maria was bij de gehele ceremonie aanwezig, maar hield zich aan een kant van de zaal op. Zij bad voor hen allen en zong lofzangen. Zij onderkende de uitwerking van het doopsel in allen, in overeenstemming met grotere of kleinere graad van deugd, die in hun zielen was gestort. Zij zag hen vernieuwd en gewassen in het bloed van het Lam en aanschouwde hun zielen, die tot goddelijke zuiverheid en vlekkeloos hersteld waren. Tot getuigenis van deze uitwerking daalde op ieder die gedoopt was, zichtbaar voor allen, een zeer heldere lichtstraal neer. Door dit wonder wenste God de eerste inzet van dit sacrament te bekrachtigen en zowel deze eerste kinderen als ons, die deelgenoot zijn van deze zegening zonder daar veel aandacht aan te schenken of daar dankbaar voor te zijn, nieuwe krachten te geven.

112. De toediening van het doopsel werd op die dag voortgezet tot allen gedoopt waren ofschoon er ongeveer vijfduizend waren, die zich aanmeldden. Terwijl de gedoopten hun dankzegging voor deze bewonderenswaardige zegening verichtten brachten de apostelen enige tijd door om met alle leerlingen en de gelovigen te bidden. Zij allen wierpen zich ter aarde en aanbaden de oneindige en onveranderlijke God; zij beleden hun eigen onwaardigheid om Hem te ontvangen in het hoge sacrament van het altaar. Door deze diepe nederigheid en aanbidding maakten zij zichzelf gereed voor de communie. En daarna zegden zij dezelfde psalmen en gebeden, die Christus gezegd had voor de consecratie, waardoor zij getrouwelijk die heilige functie navolgden zoals ze deze gezien hadden van hun goddelijke Meester. Sint Petrus nam het ongedesemde brood in zijn handen en na met bewonderenswaardige devotie zijn ogen ten hemel te hebben opgeslagen, sprak hij over het brood de consecratie-woorden van het allerheiligst Lichaam van Christus uit, zoals indertijd door de Heer Jezus gesproken was. Onmiddellijk werd het cenakel gevuld met de zichtbare pracht van ontelbare engelen en het licht dat daarvan uitging viel op zeer bijzondere wijze op de koningin van de hemel en de aarde, eveneens zichtbaar voor allen!  Daarna consacreerde de heilige Petrus de kelk en verrichtte hij alle ceremonies, die Christus had verricht bij de consecratie van Lichaam en Bloed. Hij hief hen op tot aanbidding van de gelovigen. De apostel nuttigde iets van het sacrament en deelde ervan uit aan de elf apostelen, zoals de allerheiligste Maria hem onderricht had. Daarna nuttigde de hemelse moeder, uit de handen van sint Petrus, waarbij de hemelse geesten die daar aanwezig waren dit onder onuitsprekelijke eerbied bijwoonden. De grote vrouwe was het altaar genaderd met drie diepe buigingen, waarbij zij de grond met haar gelaat beroerde.

113. Zij keerde terug naar haar plaats en het is onmogelijk om in woorden de uitwerking van deze deelname aan de heilige Eucharistie door dit meest verhevene van alle schepsels te beschrijven. Zij was geheel herschapen en verheven, geheel opgenomen in deze grote liefdesbrand van haar allerheiligste Zoon, die zij nu lichamelijk ontvangen had. Zij was in een trance, opgeheven van de vloer, maar de heilige engelen omgaven haar op haar eigen verzoek, zodat de aandacht van de aanwezigen niet werd afgeleid door het aanschouwen van de goddelijke uitwerkingen in haar. De discipelen gingen door met het uitreiken van de heilige communie, eerst aan de leerlingen en daarna aan degenen, die reeds vóór de hemelvaart geloofden. Maar van de vijfduizend nieuw gedoopten ontvingen slechts duizend de heilige communie op die dag, want niet allen waren geheel voorbereid om de Heer in dit grote sacrament,  het mysterie van het altaar, te ontvangen.  De apostelen maakten onderscheid door de allerheiligste moeder en de honderdentwintig personen, waarop de heilige Geest was neergedaald, de heilige communie onder beide gedaanten te geven; de nieuw gedoopten ontvingen slechts het Brood. Maar dit onderscheid werd niet gemaakt omdat enigen meer of minder waardig zouden zijn, maar omdat de apostelen wisten, dat onder elk van de gedaanten de sacramentele God geheel tegenwoordig was, zodat het niet noodzakelijk was, dat iedereen onder twee gedaanten communiceerden. Zij overwogen dat er groot gevaar bestond op oneerbiedigheid of slordigheid indien de gehele menigte onder beide gedaanten zou communiceren, terwijl dit niet gevreesd behoefde te worden, indien slechts de honderdentwintig beide gedaanten gegeven werd. Er is mij te verstaan gegeven dat  allen die niet consacreerden, de heilige communie slechts gegeven werd onder de gedaante van brood vanaf het eerste begin van de Kerk. Ofschoon enigen die geen priesters waren, gedurende enige tijd de heilige communie onder de twee gedaanten ontvingen, decreteerde de Kerk, nadat zij over de gehele wereld verspreid was, daartoe geleid door de heilige Geest, dat leken en zij die geen mis opdroegen, uitsluitend onder de gedaanten van brood zouden communiceren en dat degenen, die de goddelijke mysteriën vierden, zouden communiceren onder beide gedaanten. Dit is de veilige praktijk van de Rooms katholieke Kerk.

114. Nadat allen gecommuniceerd hadden, beëindigde de heilige Petrus de heilige mysteriën met het reciteren van enige psalmen en gebeden, die hij en de andere apostelen opdroegen als dankzegging, want te dien tijde waren de andere riten en ceremonies, die later zouden toegevoegd worden tot waardige viering van de mis, zowel voor als na de consecratie en de communie, nog niet ingevoerd. In onze tijd heeft de gezegende enwijze Roomse Kerk alles wat in de heilige mis vervat is, zoals zij opgedragen wordt door de priesters van de Heer, vastgelegd. De apostelen brachten nog enige tijd door in gebed en toen de dag al naar de avond neigde, verrichtten zij andere werkzaamheden en namen het noodzakelijke voedsel tot zich. Onze grote koningin en vrouwe dankte de Allerhoogste voor hen allen. De Heer was verheugd met haar dankbetuiging. Hij stond de verzoeken van zijn geliefde, die zij vroeg voor de aanwezigen en niet-aanwezigen in zijn heilige Kerk, toe.

Instructie die de grote koningin van de engelen, de gezegende Maria mij gaf.

115. “Mijn dochter, ofschoon gij in het huidige leven niet kunt doordringen in het geheimenis van de liefde, die ik voor de mensen koester, is het toch goed, dat gij boven alles wat gij reeds begrepen hebt, nogmaals overweegt hoe de Heer mij de titel van lerares van de Kerk gegeven heeft. Tegelijk daarmee inspireerde Hij mijn ziel tot een onuitsprekelijke deelname aan liefde en barmhartigheid voor de kinderen van dam. Aangezien ik slechts een schepsel ben en deze zegening zo groot was, zou de uitwerking daarvan mij zeker het leven gekost hebben, indien de goddelijke kracht mij niet wonderdadig ondersteund had. Deze uitwerkingen voelde ik meermalen in mijn dankzegging, als er zielen in de Kerk werden opgenomen of deelgenoot werden gemaakt van de eeuwige glorie. Want ik was de enige die dit geluk in zijn geheel kon overzien en aangezien ik dit deed, dankte ik de Almachtige met intense vurigheid en diepste nederigheid. Maar de gebeurtenissen, die mij het meest aangrepen waren, indien ik gevraagd werd voor de bekering van de zondaars te bidden en wanneer enige van de gelovigen eeuwig verdoemd werden. Op zulke en meer andere momenten, waarin ik het tegenovergestelde van mijn vreugden ondervond, leed ik meer dan alle martelaren onder al hun kwellingen. Ik spande mijzelf voor elke ziel in met bovennatuurlijke kracht. Voor dit alles staan de kinderen van Adam bij mij in de schuld, want ik offerde menigmaal mijn eigen leven op. Ofschoon ik tegenwoordig niet meer in een toestand verkeer, waarin ik dat voor hen zou kunnen offeren, is mijn liefde, die hun eeuwig gelukt zoekt, niet verminderd, maar meer verheven en volmaakt geworden.

116. Indien dit de kracht van mijn liefde tot God was, daar waar het mijn medemensen betrof, kunt u begrijpen wat mijn liefde jegens de Heer zelf was, toen ik Hem in het gezegende sacrament ontving. Ik zal u een geheim vertellen over wat er gebeurde, toen ik de heilige communie voor de eerste maal uit de handen van de heilige Petrus ontving. Bij deze gelegenheid voerde de Allerhoogste mijn liefde tot zulk een hevigheid, dat mijn hart, volgens mijn wens, openging en de sacramantele Heer daar kon binnengaan en zijn rust kon nemen als op zijn wettelijke troon en tabernakel. Hieruit zult gij begrijpen dat,  indien ik in de glorie, die ik nu geniet, bedroefd zou kunnen zijn, een van de redenen daartoe de vreselijke onverschilligheid en zelfingenomenheid is, waarmee stervelingen tot de heilige tafel durven naderen; sommige van hen onrein en afzichtelijk, anderen zonder eerbied en achting en bijna allen zonder oplettendheid, zonder waardering of overweging van de waarde van dat Voedsel dat niets minder is dan God zelf voor het eeuwige leven of de eeuwige dood.

117. Vrees dan, mijn dochter, dit afschuwelijk gevaar. Ween, indien gij dit ziet in zovele kinderen van de Kerk en vraag om tussenkomst van de Heer. Indien u mijn onderrichtingen overdenkt, maak uzelf dan waardig om dit liefdesmysterie grondig te begrijpen en indien gij Hem moogt ontvangen, maak dan uw innerlijk schoon en los van alle aardse dingen; wees slechts attent op het feit, dat gij op het punt staat de oneindige en onbegrijpelijke God te ontvangen. Overtref uzelf in liefde, in nederigheid en dank, want alles wat gij ooit zoudt kunnen doen, wordt in de schaduw gesteld bij dit verheven mysterie. Laat dat, wat ik bij deze gelegenheden deed, uw voorbeeld zijn. Het is mijn wens, dat gij mij innerlijk zowel als in de drie diepe buigingen, navolgt. Houd u ook aan datgene wat gij zelf hebt toegevoegd om het sacramentele Vlees en Bloed, komende van mijn schoot, gevoed door mijn melk, meer eerbied te geven. Houd deze devotie steeds vol, want de waarheid die gij hebt gezien, dat dit geconsacreerde Lichaam een deel van mijn Bloed en Wezen bevat, is in feite werkelijkheid. En indien in uw liefde gij groot verdriet zoudt hebben indien het heilige Lichaam en Bloed schaamteloos en godslasterlijk vertrapt zou worden, dan moet gij ook hetzelfde koesteren indien u zovele kinderen van de Kerk ziet die het sacrament zonder vreze of eerbied naderen. Huil over dit ongeluk; huil ook omdat er zo weinig zijn die daarover treuren en huil omdat de duidelijke tekenen van liefde van mijn goddelijke Zoon op deze wijze in de kiem gesmoord worden. En opdat uw verdriet nog meer bitterheid moge bevatten deel ik u mee, dat juist zoals erin de primitieve Kerk zovelen waren, die erdoor gered werden, er nu ontelbare zielen zijn, die daardoor verloren gaan. Ik zal u niet vertellen wat elke dag gebeurt, want indien gij dit wist en in u enige liefde aanwezig is, dan zoudt gij sterven van verdriet. Deze schade wordt aangericht omdat de kinderen van het geloof

-de duisternis volgen,

-de ijdelheid liefhebben,

-de rijkdommen najagen,

-en bijna allen ijdel en bedrieglijk plezier najagen,

-dat het begrip verduistert en

-het Licht met duisternis bedekt,

-geen onderscheid kennend tussen goed en kwaad en

-de waarheden van de evangelische leer niet grondig bestuderen”.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s


%d bloggers liken dit: