DE VOORBEREIDING OP DE ONTVANGENIS VAN HET MENSGEWORDEN WOORD!; is waar gebeurd verhaal.

Deel  III van   “De Mystieke stad Gods”; opgetekend door moeder abdis, Maria van Agreda o.i.c.

in totaal zijn er 8 delen te verkrijgen: per deel € 12,– te bestellen bij Pastoor Luc J.G.Buyens Kerkstraat 1 5541EM Reusel tel. 0497-641360 e-mail L.Buyens@tiscali.nl

De allerhoogste vangt aan met het treffen van voorbereidingen in de allerheiligste Maria voor het mysterie van de menswording; de gebeurtenissen in de negen dagen, welke dit mysterie voorafgaan, in het bijzonder wat er op de eerste van deze negen dagen geschiedde.

1. De allerhoogste had onze koningin en meesteres de plichten van echtgenote van sint Jozef opgelegd, opdat haar feilloos leven voor allen een voorbeeld zou zijn van de grootste heiligheid. In deze positie had zij meer gelegenheid tot omgang met haar buren. Zij was voor hen een niet te evenaren voorbeeld en voor de engelen een voorwerp tot bewonderenswaardige wedijver, want de hemelse meesteres was in haar nieuwe staat vervuld van verheven gedachten en gevoelens bij de vervulling van haar plichten en zij regelde alle activiteiten in haar leven met grote wijsheid. Slechts weinigen kenden haar en van deze hadden slechts enkelen haar gesproken: maar deze gelukkigen werden zo vervuld van de hemelse invloed van Maria, dat zij in ongewone vlucht van hun geest en onder grote vreugde probeerden het Licht, dat hun harten deed oplichten en in Maria zijn oorsprong had, uit te dragen. De allervoorzichtigste koningin was niet onbekend met dit optreden van de Allerhoogste, maar de tijd was nog niet gekomen, noch zou haar diepe nederigheid erin toegestemd hebben dit aan de wereld bekend te maken. Zij smeekte de Heer bij voortduring zijn handelingen te verbergen voor de mensen, alle gunsten van zijn rechterhand slechts te doen strekken tot zijn meerdere eer en haar toe te staan genegeerd en veracht te worden door alle stervelingen, in zover zijn oneindige goedheid daardoor niet beledigd zou worden.

2. Deze gebeden werden door haar goddelijke Bruidegom in grote welwillendheid aanvaard en zijn voorzienigheid regelde alles zodanig, dat hetzelfde Licht, dat de mensen inspireerde haar majesteit uit te schreeuwen, hen deed verstommen. Bewogen door goddelijke kracht zagen zij ervan af hun gedachten te openbaren, maar inwendig prezen zij de Heer voor dat licht, dat zij in hun binnenste waarnamen. Vervuld van verbazing, schortten zij hun oordeel op en zich afwendend van de schepselen, zochten zij de Schepper. Velen bekeerden zich als zij haar zagen; anderen verbeterden hun leven; allen werden op de één of andere manier getroffen als zij haar zagen en ondervonden hemelse invloeden in hun zielen. Maar zij vergaten ogenblikkelijk de bron van deze invloed, want indien zij in haar nabijheid gebleven waren, of de herinnering aan haar aanblik zouden bewaard hebben en God dit niet op wonderlijke wijze voorkomen had, zou niets in staat zijn geweest de aandacht van haar af te buigen en allen zouden haar zonder aarzeling gezocht hebben.

3. Met deze vruchtbare bezigheden, welke de gaven en genaden, waaruit dit vele goede voortkwam, vermeerderden, hield onze koningin, de echtgenote van Jozef zich onledig gedurende de zes maanden en zeventien dagen, welke verliepen tussen haar huwelijk en de menswording van het Woord. Ik ben  niet in staat ook maar even al haar grote heldhaftige daden van uitwendige en innerlijke deugden aan te raken, noch kan ik al haar liefdesdaden, uitingen van nederigheid en godsvrucht en al haar liefdadige activiteiten, aalmoezen en weldaden opsommen; dit kan geen pen beschrijven. Het is wellicht het beste, indien ik dit alles bij elkaar beschouw en zeg; dat de Allerhoogste in de allerheiligste Maria de vervulling vond van heel zijn welbehagen en van al zijn wensen, zover als dit mogelijk is aan een schepsel om zijn Schepper te behagen. Door haar heiligheid en verdiensten voelde God zichzelf als het ware verplicht en (overeenkomstig onze manier van spreken) gedwongen om zijn stappen te verhaasten en de armen van zijn Almacht uit te steken om het grootste wonder, dat in deze wereld en in het hiernamaals denkbaar is tot stand te brengen, namelijk de menswording van de Enig-geborene van de Vader in de maagdelijke schoot van onze vrouwe.

4. Geheel overeenkomstig de Hem passende waardigheid bereidde God de allerheiligste Maria op unieke wijze voor, gedurende de negen dagen, welke onmiddellijk aan dit wonder vooraf gingen en Hij liet de rivier van zijn Godheid onstuimig stromen (Ps 46,5) om deze Stad Gods onder te dompelen in haar wateren. Hij deelde zulke grote genaden, gaven en gunsten mee, dat ik bij het aanschouwen van wat mij werd bekendgemaakt over dit wonder als met stomheid geslagen werd en mijn armzaligheid vervuld werd met vrees, alleen reeds door het uitspreken van wat ik daarvan begreep. Want noch tong, noch pen en geen van de vermogens van een schepsel zijn in staat om zulke onbegrijpelijke geheimenissen te openbaren. Daarom wens ik hier te verklaren, dat alles wat ik ga zeggen slechts een onbetekenende afschaduwing is van het kleinste deel van deze wonderen en onuitsprekelijke mirakelen, welke slechts door de goddelijke macht, die ik niet bezit, kunnen omvat worden en zeker niet door onze woorden, welke aan grenzen gebonden zijn.

5. Op de eerste dag van deze gezegende novene verliet de hemelse prinses Maria, na een korte rust, haar sponde (Ps 119,62), wierp zich in de aanwezigheid van de Allerhoogste ter aarde en begon, geheel overeenkomstig het voorbeeld van haar voorvader David  in navolging van de dagorde, welke de Heer haar gegeven had, met de gebeden, welke zij gewend was te bidden en haar heilige oefeningen. De engelen, die haar dienden, spraken tot haar: “Bruid van onze Koning en Heer, sta op, want zijne Majesteit roept u”. Zij verhief zich ten prooi aan een vurige liefde en antwoordde: “De Heer beveelt het stofje zich uit het stof te verheffen”. En zich naar het aangezicht van de Heer, die haar geroepen had, wendend, voegde zij daaraan toe:

Allerhoogste en machtigste Meester, wat wilt Gij met mij doen?”

Bij deze woorden werd haar allerheiligste ziel in de geest tot een nieuwe en hogere woonstede verheven, dichter bij diezelfde Heer en verder verwijderd van alle aardse en voorbijgaande zaken.

6. Zij voelde dadelijk aan, dat zij door dit soort verlichtingen en zuiveringen, welke zij bij andere gelegenheden ondergaan had, op enige van de meest verheven visioenen van de Godheid werd voorbereid. Ik zal daar niet bij blijven stilstaan, aangezien ik deze reeds beschreven heb in het vorige boek (par. 623-629-632). De Godheid openbaarde zich niet door een intuïtief visioen, maar door een abstract visioen, echter zo duidelijk, dat zij hierdoor meer van dit onbegrijpelijke Wezen begreep, dan de zaligen door intuïtie aanschouwen. Want dit visioen was meer verheven en dieper dan de andere visioenen van dit soort; want aangezien deze hemelse vrouwe zich elke dag meer daartoe geschikt maakte, door het volmaakte gebruik van de genaden, stelde zij zichzelf voor steeds grotere genadegaven open. Daarenboven maakten de herhaalde verlichtingen en visioenen van de Godheid het haar mogelijk steeds beter te beantwoorden aan datgene, wat de oneindige handelingen van de Godheid van haar vroegen.

7. In dit visioen werden onze prinses Maria allerhoogste geheimen van de Godheid meegedeeld: over haar volmaaktheden en in het bijzonder over Gods mededelingen van Zichzelf  “ad extra” in het werk van de schepping. Zij zag, dat deze voortkwam uit de goedheid en vrijgevigheid van God, dat de schepselen niet noodzakelijk waren tot aanvulling van zijn goddelijk Wezen, noch voor zijn oneindige glorie, want zonder hen was Hij reeds glorierijk in alle oneindige eeuwigheden voor de schepping van de wereld. Vele mysteries en geheimen werden aan onze koningin geopenbaard, die noch verteld kunnen worden, noch bekend mogen worden aan álle schepselen, want zij alleen was de enige ene (Hl 6,8,7,6), de uitverkorene, door de hoogste Koning en Heer van de schepping voor deze verrukkingen uitgekozen. Maar toen hare hoogheid in dit visioen deze impuls en drang van de Godheid waarnam om zichzelf “ad extra” mee te delen met een kracht groter dan de kracht waarmee alle elementen naar hun middelpunt worden getrokken en zij in de sfeer van deze goddelijke liefde betrokken werd, smeekte zij de eeuwige Vader met brandend hart, dat Hij zijn Enig-geborene in de wereld zou zenden om redding te brengen aan alle mensen, zodat Hij op deze wijze (menselijk gesproken) de aandrang van zijn Godheid en haar volmaaktheden kon bevredigen en in praktijk brengen.

8. Deze beden van zijn bruid klonken de Heer lieflijk in de oren, zij waren de scharlaken koorden, waarmee zij zijn liefde vasthield en veilig stelde. En teneinde zijn wensen te volvoeren, stelde Hij alles in het werk om het tabernakel of de Tempel, waarmee Hij zou neerdalen vanuit het hart van de eeuwige Vader, gereed te maken. Hij besloot zijn geliefde en uitverkoren moeder uit te rusten met een helder begrip van al zijn werken “ad extra”, precies zoals zijn almacht deze gewrocht had. Daarom openbaarde Hij haar op de eerste dag en in ditzelfde visioen, alles wat Hij geschapen had op de eerste dag van de schepping van de wereld, zoals dit in Genesis is opgetekend en zij nam dit alles met grotere helderheid en begrip waar, dan indien zij een ooggetuige geweest was, want zij kende alle werken eerst zoals ze zijn in God en daarna zoals ze in zich waren.

9. Zij zag en begreep, hoe de Heer in het begin (Gn 1,1-5) hemel en aarde schiep; in hoever en op welke wijze deze ledig was en hoe de duisternis over de gaping van de afgrond hing; hoe de geest over de wateren zweefde en hoe het op goddelijk bevel licht werd en wat de natuur daarvan was; hoe nadat de duisternis verdeeld was, de twee delen: de nacht en lichtende dag genoemd werden en hoe zodoende de eerste dag geschapen werd. Zij kende de grootte van de aarde, haar lengte en breedte en diepte, haar holen, hel, voorgeborchte en vagevuur met hun bewoners; de landen, klimaten, meridianen en verdelingen van de wereld en al haar schepselen. Met dezelfde duidelijkheid kende zij de hemelbollen van lagere orde en de hoogste hemel; zij zag hoe de engelen geschapen werden op de eerste dag; zij werd ingelicht over hun natuur, omstandigheden, verscheidenheid, hiërarchieën, ambten, graden en deugden. De opstand van de slechte engelen werd haar geopenbaard, hun val, de aanleiding en oorzaak van deze val, ofschoon de Heer steeds voor haar verborg wat haarzelf betrof. Zij begreep de straf en de gevolgen van de zonde in de duivelen, omdat zij ze zag zoals ze in zichzelf waren en op het einde van deze eerste dag toonde de Heer haar, hoe ook zij gevormd was uit dit armzalige aardse materiaal en dat haar natuur dezelfde was als van alle anderen, die naar stof moeten wederkeren; Hij zei echter niet, dat ook zij daarin moest wederkeren, maar Hij gaf haar zulk een diep inzicht in het aardse bestaan, dat de grote koningin zichzelf tot in de afgrond van de nietigheid vernederde. Zij, die zonder smet was, vernederde zich meer dan alle kinderen van Adam met al hun ellende.

10. Dit gehele visioen en de uitwerking daarvan werden door de Allerhoogste op dusdanige wijze geregeld, dat er in het hart van Maria de diepe bouwputten kwamen open te liggen, welke noodzakelijk waren om de fundamenten te kunnen bevatten van het gebouw, dat Hij in haar wilde vestigen: namelijk een zo hoog gebouw, dat het kon reiken tot de wezenlijke en hypostatische vereniging van de menselijke en de goddelijke natuur! En aangezien de waardigheid van moeder van God grenzeloos was en tot op zekere hoogte oneindig, was het passend, dat zij geaard zou worden in een overeenkomstige nederigheid, eveneens grenzeloos, doch nog binnen de grenzen van de rede. Deze gezegende onder de vrouwen bereikte de top der deugd door zich dusdanig te verdeemoedigen, dat de allerheiligste Drie-eenheid als het ware volledig betaald en geheel voldaan was en (in onze wijze van begrip) gedwongen werd haar tot de hoogst mogelijke positie en waardigheid onder de schepselen te verheffen en haar zo dicht mogelijk bij de Godheid zelf te plaatsen. In hoogste welwillenheid sprak zijne Majesteit tot haar:

11. Mijn bruid en duif, groot is mijn verlangen om de mensheid van de zonde te verlossen en mijn onmetelijke welwillendheid wordt als het ware in bedwang gehouden gedurende de wachttijd tot het moment gekomen is, dat Ik zal neerdalen om de wereld te herstellen: vraag Mij onophoudelijk gedurende deze dagen, met grote genegenheid, de vervulling van dit verlangen. Laat uw smeekbeden en aandrang niet ophouden, terwijl gij hier in mijn aanwezigheid ter neder ligt, maar blijf Mij vragen, dat de Enig-geborene van de Vader werkelijk moge afdalen om Zichzelf met de menselijke natuur te verbinden”.

Hierop antwoordde de hemelse prinses:

Heer en eeuwige God, aan wie alle macht en wijsheid is, wiens wensen niemand kan weerstaan (Est 13,9), wie zou uw almacht kunnen tegenwerken?  Wie kan de onstuimige stroom van uw Godheid tegenhouden, zodat uw welbehagen deze weldaad aan het gehele menselijke ras te schenken, niet bevredigd zou worden? Indien ik misschien, o mijn geliefde, een hinderpaal zou zijn voor deze onmetelijke weldaad, laat mij dan vernietigd worden, voordat ik uw welbehagen zou weerstreven; deze weldaad kan niet afdwingen van de verdienste van enig schepsel; wacht daarom niet langer mijn Heer en Meester, want wellicht zullen wij deze weldaad later nog minder verdienen. De zonden van de mensen nemen toe en de beledigingen U aangedaan vermenigvuldigen zich; hoe zullen wij ooit deze weldaad kunnen verdienen, die wij dagelijks minder waardig worden? In Uzelf, mijn Heer, berust de laatste reden en het motief voor onze redding; uw oneindige rijkdommen, uw ontelbare barmhartigheden sporen U daartoe aan, het zuchten van uw profeten en van de vaders van uw volk vragen het U, de heiligen vervolgen U met hun smekingen, de zondaren zien naar U uit en allen roepen om U en indien ik, onbetekenend wormpje, door mijn ondankbaarheid uw barmhartige neerbuigendheid niet onwaardig ben, dan smeek ik U vanuit de diepte van mijn hart, verhaast uw komst en versnel uw verlossing tot uw grotere glorie”.

12. Toen de hemelse prinses dit gebed beëindigd had, keerde zij terug tot haar gewone en meer normale staat, maar zij was vol zorg om de opdracht van de Heer te vervullen, zij bleef die gehele verdere dag smeken om de menswording en herhaalde in de diepste nederigheid de oefening van het kruisgebed, uitgestrekt op de grond. Want de heilige Geest, die haar leidde, had haar deze houding, waarin zij de heilige Drie-eenheid zozeer tot welbehagen was, geleerd. God zag in het lichaam van de toekomstige moeder van het Woord een voorafspiegeling van de gekruisigde persoon van Christus en aanvaardde daarom deze ochtendofferande van de allerzuiverste maagd als een afspiegeling van het offer van zijn allerheiligste Zoon.

Onderrichting mij door de koningin van de hemel gegeven:

13. “Mijn dochter, de stervelingen kunnen de onuitsprekelijke handelingen van de arm van de Almachtige bij mijn voorbereiding voor de menswording van het eeuwige Woord niet begrijpen. Mijn geest was, zeer in het bijzonder gedurende de negen dagen, welke dit verheven sacrament voorafgingen, opgeheven en verbonden met het onveranderlijke wezen van de Godheid. Ik werd ondergedompeld in de oceaan van zijn oneindige volmaaktheden en had deel aan al hun verheven en goddelijke werkingen, waarvan de menselijke harten zich geen idee kunnen vormen. De kennis van de schepselen, welke mij werd meegedeeld, drong door tot hun feitelijke wezen, dieper en doordringender dan de wijze, waarop dit de geesten van de engelen gegeven is, ofschoon hun kennis van de schepping door het zalig schouwen volkomen bewonderenswaardig is. Daarenboven werden al deze beelden in mijn geest vastgelegd, te mijner beschikking, zoals ik dit zou wensen.

14. Wat ik vandaag van u verlang is, dat gij er goed acht op slaat, hoe ik deze kennis aanwendde en dat gij mij daarin overeenkomstig uw krachten en met de hulp van het ingestorte licht, dat u voor dit doel gegeven is, navolgt. Maak van de kennis van de schepselen gebruik als een ladder om op te stijgen naar God, uw Schepper; opdat gij in hen allen hun eerste begin en hun laatste doel zult kunnen vinden. Laat hen als spiegel dienen, waarin de Godheid wordt weerkaatst, laat dit u herinneren aan zijn almacht en u ontvlammen tot die liefde, welke Hij in u zoekt. Wees vervuld met bewondering en lof voor de grootheid en pracht van de Schepper en verneder uzelf in zijn aanwezigheid tot in het stof. Ontvlucht de moeilijkheden en het lijden, welke u nederig en deemoedig kunnen maken, niet. Sla er acht op, mijn liefste, dat deze deugd van nederigheid het hechte fundament was van alle wonderen, welke de Allerhoogste in mij gewrocht heeft. En om deze deugd op juiste waarde te schatten is het noodzakelijk, dat gij u herinnert, dat dit de kostbaarste is van alle deugden, maar ook de teerste en de meest vergankelijke want indien gij deze deugd in één bepaald opzicht verliest en niet nederig bent in alle dingen, zonder uitzondering, dan zult gij in niets nederig kunnen zijn. Denk aan uw aardse en aan bederf onderhevige natuur en blijf het feit indachtig, dat de Allerhoogste in zijn voorzienigheid juist op deze wijze de mensen gemaakt heeft om hen door eigen bestaan en vorming deze belangrijke les in de nederigheid steeds voor ogen te doen houden en nooit zonder dit heilbrengend leerstuk te laten zijn. Juist daarom heeft Hij de mens niet van uitgelezen materiaal gemaakt en het edelste deel van zijn Wezen verborgen in het heiligdom van zijn binnenste (Ex 30,24), w waardoor het hem mogelijk is een vergelijk te maken tussen het oneindige en eeuwige wezen  Gods en zijn eigen verachtelijk materieel bestaan. Zodoende is hij in staat om God te geven wat Hem toekomt en aan hemzelf wat hem toekomt. (Mt 22,21)

15. Ik heb immer grote zorg besteed aan de gevolgen van deze regeling, waardoor ik een voorbeeld en een gids in deze zaak voor alle stervelingen geworden ben. Ik wens dat gij dit ter mijner navolging eveneens doen zult en dat gij volijverig probeert die nederigheid welke Gods welbehagen en het mijne is tot uw eigen vooruitgang te verkrijgen. Ik wens, dat uw volmaaktheid opgebouwd wordt vanuit de diepe bouwput van uw zelfkennis; zodat, naarmate het fundament dieper wordt gelegd, het gebouw uwer deugd in hogere en meer verheven volmaaktheid moge oprijzen. Dan zal uw wil een innige gelijkheid met Gods wil gaan vertonen, want Hij ziet vanaf de pracht van zijn troon neer op de nederigen van deze aarde”.

De Heer gaat op de tweede dag door met het schenken van zijn gunsten als voorbereiding op de menswording van het Woord in de allerheiligste Maria.

16. In het eerste deel van deze geschiedenis (boek 1 par. 219) deelde ik mee, dat het allerzuiverste lichaam van Maria ontvangen en allervolmaaktst gevormd werd binnen een periode van zeven dagen. De Allerhoogste wenste dit wonder te volbrengen om deze allerheiligste ziel niet zo lang te laten wachten als de zielen van gewone stervelingen. Hij wenste haar te scheppen en met zijn geest te bezielen voor de gebruikelijke tijd (zoals dit inderdaad geschiedde), opdat deze aanvang van het herstel van de wereld enige overeenkomst zou hebben met het begin van haar schepping. Deze overeenkomst trad wederom op bij de komst van de Verlosser, opdat God, na de vorming van de nieuwe Adam, Christus, zou kunnen uitrusten na de aanwending van alle krachten van zijn almacht voor het grootste van zijn werken en opdat Hij de schoonste sabbat van al zijn verrukkingen zou kunnen genieten. En aangezien deze wonderen de tussenkomst van de moeder van het goddelijk Woord, -die Hem een zichtbare vorm zou geven en de twee tegenpolen man en God zou moeten verbinden- noodzakelijk maakten, was het passend, dat zij in een bepaalde relatie tot beiden zou staan. Haar waardigheid was slechts ondergeschikt aan die van God en verheven  boven alles, wat niet God was; tot deze waardigheid behoorden zowel een evenredige kennis en begrip van het hoogste wezen van de Godheid als van alle daaraan ondergeschikte schepselen.

17. Geheel volgens zijn plan ging de Heer gedurende negen dagen door met het schenken van gunsten om de allerheiligste Maria geschikt te maken voor de menswording, zoals ik begon te verklaren. Op de tweede dag, op hetzelfde middernachtelijk uur, werd de maagd Maria op dezelfde wijze, als ik in het voorgaande hoofdstuk beschreef, bezocht. De goddelijke kracht verhief haar door dezelfde verheffingen en verlichtingen, om haar voor te bereiden op het visioen van de Godheid. Hij openbaarde zichzelf wederom op abstracte wijze zoals op de eerste dag en toonde haar de werken, welke op de tweede dag van de schepping gewrocht werden. Zij vernam op welke wijze en op welk  tijdstip God de wateren verdeelde (Gn 1,6), enige in de hoogte, andere in de diepte, door het firmament te bevestigen met daarboven het kristal, bekend als de regenhemel. Zij verkreeg inzicht in de grootte, regelmaat, standen, bewegingen en alle andere hoedanigheden van de hemelen.

18. In de allervoorzichtigste maagd bleef deze kennis niet zonder uitwerking, noch was zij zonder vrucht, want onmiddellijk stroomde het kristalheldere licht van de Godheid in haar ziel, zette haar in vuur en vlam en deed haar Gods goedheid en macht liefhebben en lofprijzen. Zij was als herschapen met goddelijke pracht en volbracht heldhaftige deugddaden, welke geheel in Gods welbehagen waren. En zoals God haar op de voorafgaande dag deelgenote had gemaakt van zijn wijsheid, zo maakte Hij haar op overeenkomstige wijze op deze tweede dag deelgenote van de goddelijke almacht en Hij gaf haar macht over de krachten van de hemelen, over de planeten en elementen, waarbij Hij deze opdroeg haar te gehoorzamen. Zo werd deze grote koningin verheven tot oppermachtige over de zee, de aarde, de elementen en de sterren aan de hemel, met alle schepselen, welke deze omvatten.

19. Deze oppermacht en algehele overheersing behoorden tot de waardigheid van de allerheiligste Maria wegens de hierboven aangehaalde reden en daarenboven wegens twee andere, bijzondere redenen; de eerste luidt: omdat deze vrouwe de bevoorrechte koningin was, die vrijgesteld was van de gewone wet van de zonde en haar gevolgen: daardoor kon zij niet in dezelfde algemene klasse geplaatst worden met de eigenzinnige zonen van Adam, waartegen de Almachtige al het geschapene (W 5,17) wapende tot wraak over zijn beledigingen en tot straf van hun waanzinnigheid. Want indien zij zich niet in ongehoorzaamheid tegen hun Schepper zouden gekeerd hebben, zouden noch de elementen, noch alles wat daartoe behoorde, zich ongehoorzaam aan hen gedragen hebben, noch zouden zij hen overlast hebben aangedaan en zij zouden zich niet met de uiterste gestrengheid en onbuigzaamheid tegen hen gekeerd hebben. En als deze opstand van al het geschapene een straf voor de zonde is, kon zij nooit gericht zijn tegen de allerheiligste Maria, die onbevlekt en zonder enige fout was. Daarenboven zou het niet rechtvaardig zijn, dat zij minder bevoorrecht zou zijn dan de engelen, die niet onderworpen waren aan deze gevolgen van de zonde of beroofd van de overheersing over de kracht van de elementen. Ofschoon de allerheiligste Maria van lichamelijke en aardse substantie was, verhief zij zichzelf boven alle lichamelijke en geestelijke schepselen en maakte zij zichzelf tot koningin en meesteres van heel de schepping. Zij verdient hierdoor zoveel temeer eer, omdat dit privilege zo zeldzaam en zo kostbaar is. Er dient meer aan de koningin dan aan haar vazallen te worden toegestaan, méér aan de meesteres dan aan de dienaren.

20. De tweede reden luidt: omdat haar allerheiligste Zoon zelf deze hemelse koningin en zijn moeder zou gehoorzamen. Aangezien Hij de Schepper was van de  elementen en alle dingen, volgt hieruit, dat deze haar dienden te gehoorzamen, aan wie de Schepper zelf  zich onderwierp en dat ze door haar konden bevolen worden. Zou niet de persoon van Christus zelf, in zover dit zijn menselijke natuur betrof, geleid worden door zijn moeder, overeenkomstig de wetten der natuur? Dit voorrecht der oppermacht leidde wederom tot de grote vermeerdering van deugden en verdiensten van de allerheiligste Maria, want door haar werd vrijelijk en verdienstelijk gedaan, wat wij in de regel onder verzet en tegen onze wil verrichten. Deze allervoorzichtigste koningin gebruikte haar oppermacht over de elementen en het geschapene niet in den blinde en tot eigen verlichting of uit gemaktzucht, maar zij beval al het geschapene hun activiteiten en invloeden niet te doen ophouden in zover dit natuurlijkerwijs pijnlijk en ongemakkelijk voor haar zou zijn. Want in deze dingen was zij gelijk aan haar allerheiligste Zoon en leed met Hem samen. Haar liefde en nederigheid stonden haar niet het opschorten van de ongemakken toe, voortvloeiende uit de activiteiten van de schepselen, omdat zij de waarde van het lijden kende en wist hoe het lijden geschat werd door de Heer.

21. Slechts onder bepaalde omstandigheden, als zij wist, dat dit niet voor zichzelf was, maar noodzakelijk voor haar Zoon en Schepper, beteugelde zij de kracht van de elementen en hun invloeden, zoals wij later zullen zien gedurende de reis naar Egypte en bij andere gelegenheden, als zij in haar grote voorzichtigheid het juist vond, dat het geschapene zijn Schepper erkende en Hem eer bewees, of Hem beschermen en dienen zou, wanneer Hij daar behoefte aan had (par. 543, 590 en 633). Welke sterveling zou zich niet verbazen, als hij kennis neemt van dit nieuwe wonder? Dit gewone aardse schepsel, bekleed echter met de oppermacht en heerschappij over al het geschapene, zichzelf in eigen ogen het meest onwaardige en onbeduidendste der schepselen attent en vanuit deze nederige gevoelens de toorn van de winden en heel de gestrengheid van de natuurkrachten opdragend tegen haar op te treden en hen onder gehoorzaamheid verplichtend aan haar bevel gevolg te geven. De natuurkrachten gehoorzaamden haar en willigden de wensen vol eerbied en hoffelijkheid voor een dusdanige meesteres in, niet uit wraak over het onrecht aan hun Schepper bedreven, zoals zij dit doen jegens alle andere kinderen van Adam, maar om haar bevelen te eerbiedigen.

22. Als wij deze nederigheid van onze onoverwinnelijke koningin beschouwen, kunnen wij stervelingen onze trotse ijdelheid en hoogmoed, of beter gezegd onze vermetelheid niet ontkennen, want aangezien wij de woedende opstand van de elementen en van alle schadelijke krachten van het heelal jegens ons, wegens onze doldrieste zonden ten zeerste verdienen, beklagen wij ons over hun gestrengheid, alsof hun aanrandingen een krenking betekenden. Wij bidden om verschoond te blijven van de strenge koude, wij beklagen ons over de afmatting, welke de hitte met zich brengt; wij schuwen alle pijnlijke zaken en wij veroordelen met grote kracht deze dienaren van de goddelijke gerechtigheid en zoeken ons gemak en vertier, alsof deze eeuwig zouden duren en alsof het niet heel zeker was, dat wij juist daardoor een grotere straf voor onze tekortkomingen op ons doen neerkomen.

23. Maar laten wij terugkeren naar de kennis en de macht, welke aan de prinses van de hemel met andere gaven geschonken werden om haar voor te bereiden op de positie van moeder van God. Wij kunnen de pracht van deze gaven begrijpen, want wij zien daarin een soort oneindigheid of grenzeloosheid, een deelhebben in de Godheid en een overeenkomst met al wat later het bezit uitmaakte van de allerheiligste ziel van Christus.  Want zij kende niet slechts alle schepselen in God, maar begreep hen op dusdanige wijze, dat zij hen kon besturen en toch voldoende reserves overhouden om vele anderen te kennen, indien er anderen geweest zouden zijn om gekend te worden. Ik noem deze kennis oneindig, omdat het scheen, alsof zij deel had aan de hoedanigheden van de oneindige kennis en omdat zij, in één en dezelfde daad van haar geest en zonder opeenvolgende aandacht daaraan te schenken, zag en doorzag: het getal der hemelen, hun lengte en breedte, hun volgorde, bewegingen, hoedanigheden, de stof waaruit ze gemaakt waren en hun vorm, de natuurkrachten met al hun veranderingen en in al hun gebeurlijkheden: dit alles kende zij tezelfdertijd. Het enige, wat deze allerwijste maagd niet wist, was het onmiddellijke doel van deze kennis, totdat het ogenblik van haar fiat zou aanbreken en de vervulling van de onuitsprekelijke barmhartigheid van de Allerhoogste een feit zou zijn. Zij vervolgde in deze dagen haar vurige gebeden voor de komst van de Messias, overeenkomstig het bevel van de Heer. En Hij gaf haar te verstaan, dat Hij niet zou talmen, nu de tijd van zijn komst nabij was.

Onderrichting ontvangen van de koningin van de hemel.

24. “Mijn dochter, ik wens dat gij uit alles wat gij zult begrijpen van de gunsten en weldaden, welke mij geschonken werden  ter voorbereiding van mijn waardigheid van moeder van God, zult leren en ontdekken, hoe bewonderenswaardig de orde is van Gods wijsheid bij het scheppen van de mens. Sla er acht op, dat zijn Schepper hem uit niets maakte, niet om slaaf te zijn, maar om koning en meester van heel de schepping te worden (Gn 1,26) en opdat hij als soeverein zou gebruik maken van al het geschapene; maar tezelfdertijd moest de mens zichzelf als het evenbeeld van zijn Schepper en het werk zijner handen erkennen, dat hij God meer toegewijd was en meer ondergeschikt was aan zijn wil, dan het geschapene aan hen zou zijn, want dit alles kwam voort uit de rechtvaardigheid en de rede. En opdat de mens niet zonder inlichting en kennis van de Schepper zou zijn, noch omtrent de middelen zijn wil te zien en deze te volvoeren, gaf Hij naast zijn natuurlijk licht een veel grotere Lichtbron, die dieper zou doordringen, helderder, zekerder, vrijer en uitgebreider zou zijn, nl. het Licht van het goddelijk geloof, waardoor de mens het bestaan van God en zijn volmaaktheden en daardoor zijn werken zou kennen. Uitgerust met deze kennis en deze heerschappij was de mens bevestigd in aanzien, geëerd en verrijkt en had hij geen verontschuldiging om de goddelijke wil niet vol toewijding te vervullen.

25. Maar de dwaasheid van de mens verstoorde deze orde en vernietigde deze harmonie door zich, terwijl hij toch als koning van de schepping geschapen is, zich tot slaaf te maken, zichzelf aan het geschapene te onderwerpen en zijn waardigheid te verlagen door het gebruik van de zichtbare dingen -niet als voorzichtige meester- maar als een onwaardige dienaar. Want hij verlaagt zich, lager dan het minderwaardigste van de schepselen, als hij het feit uit het oog verliest, dat hij hun meester is. Deze gehele omkering komt voort uit het gebruik van het geschapene niet voor de dienst van de Schepper door het goedgeordend geloof, maar tot overgave aan de hartstochten en het genot van de zinnen. Hieruit komt tevens de grote afkeer van de mens voor alles, wat niet aangenaam is aan de zinnen, voort.

26. Gij, mijn liefste, beschouw getrouwelijk uw Schepper en Heer en tracht in uw ziel het beeld van zijn goddelijke volmaaktheden tot het uwe te maken: verlies het meesterschap en de overheersing over de schepselen niet, laat geen van hen uw vrijheid schenden, maar tracht over allen te zegevieren door nooit toe te staan, dat er iets tussen u en uw Schepper komt. Onderwerp uzelf met vreugde, niet aan het aangename in het geschapene, want dat zou uw begrip verduisteren en uw wil doen verzwakken, maar aan al het ongunstige en pijnlijke wat uit de activiteiten daarvan voortkomt. Draag dit in blijde bereidheid, want ik heb dat ook gedaan in navolging van mijn Zoon, ofschoon ik de macht had dit optreden te neutraliseren en ik geen zonden had bedreven, welke ik moest uitboeten”.

Handelende over de gunsten door de Allerhoogste aan de allerheiligste Maria geschonken op de derde dag van de novene voorafgaande aan de menswording.

27. wordt vervolgd

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s


%d bloggers liken dit: