Uit het boek “De mystieke stad Gods”; visioenen aan Maria van Agreda, deel 6 blz. 216/220. Het boek is te bestellen bij Mw.Keulemans, Nijmegen tel. 024-3280067 €12,–
De verrijzenis van Christus, onze Heiland en zijn verschijning aan zijn allergezegendste moeder in gezelschap van de heilige aartsvaders uit het voorgeborchte.
755. De goddelijke ziel van Christus, onze Verlosser, verbleef in het voorgeborchte van half vier vrijdagmiddag tot na drie uur in de morgen van de daaropvolgende zondag. Rond dit uur keerde Hij terug naar de grafkelder als de overwinnende Prins van de engelen en van de heiligen, die Hij verlost had uit de diepliggende gevangenissen als buit van zijn overwinning en als onderpand van zijn glorievolle triomf over de gekastijde en neergeslagen oproerlingen van de hel. In de grafkelder fungeerde vele engelen als wacht, allen in aanbidding voor het heilige lichaam, vereerd met de Godheid. Enige van hen hadden, gehoorzaam aan het bevel van hun koningin en meesteresse, de relikwieën van het heilig bloed, de stukken afgerukt vlees, haar dat uitgerukt was uit het goddelijk gelaat en hoofd en al het andere dat tot de volmaaktheid en volkomendheid van zijn allerheiligste mensheid behoorde, verzameld. De moeder van de voorzichtigheid omringde deze relikwieën met haar zorgzame liefde. De engelen betrokken de wacht bij deze relikwieën, elk hunner vervuld van vreugde over de taak, die hen was opgedragen. Voordat er enige verandering in was aangebracht, werd het Lichaam van de Verlosser aan de heilige vaders getoond in dezelfde staat, gewond, verminkt en mishandeld, zoals het achtergelaten was, nadat de Joden hun wreedheden hadden bedreven. Terwijl zij Hem in deze staat aanschouwden, aanbaden de patriarchen, profeten en andere heiligen Hem en beleden zij Hem als het mensgeworden Woord, dat waarlijk al onze gebreken en smarten op zich genomen had en onze schulden overvloedig betaald had, voldoening schenkend in zijn onschuld en reinheid voor alles wat wij verschuldigd waren aan de rechtvaardigheid van de eeuwige vader. Daar zagen onze eerste ouders, Adam en Eva, de ruïne die zij hadden veroorzaakt door hun ongehoorzaamheid, der onschatbare uitdelging, die deze had veroorzaakt en de onmenselijke goedheid en barmhartigheid van de Verlosser. Aangezien zij het effect van zijn glorievolle verlossing door het Licht in hun zielen voelden, prezen zij opnieuw de Heilige der heiligen, die met wonderbaarlijke wijsheid deze redding had gewrocht.
756. Daarna werden, in aanwezigheid van de heiligen, door de engelen alle relikwieën, die zij hadden verzameld, verenigd met het heilige lichaam, waardoor het zijn natuurlijke vervolmaking en gaafheid terugkreeg. Op hetzelfde moment verenigde de allerheiligste Ziel zich met het Lichaam, waardoor het onsterfelijke leven en zijn glorie terugkeerde. In plaats van de wikkels en de kruiden waarin het begraven was, werd het gekleed in de vier gloriegaven, namelijk: met helderheid, onvatbaarheid voor lijden, vrije beweeglijkheid en subtiliteit (Joh. 19,40). Deze gaven vloeiden van de onmetelijke glorie van de Ziel van Christus in het heilige Lichaam. Ofschoon deze gaven aan het Lichaam toebehoorden vanaf het ogenblik van zijn ontvangenis als natuurlijke erfenis en deelgenootschap aan de Godheid, waren ze toch opgeschort wat betreft hun uitwerking op het allerzuiverste lichaam om het in staat te stellen te lijden en onze glorie voor ons te kunnen verdienen. In de verrijzenis werden deze gaven terecht weer tot leven gewekt, zodat ze wederom overeenkwamen met de vereniging met de Godheid. Aangezien de glorie van de allerheiligste Ziel van Christus, onze Heiland, niet door mensen begrepen kan worden, is het evenzeer onmogelijk in onze woorden en voorbeelden, de glorierijke gaven van zijn vergoddelijkt Lichaam te beschrijven, want in vergelijking met zijn zuiverheid, is kristal ondoorzichtig. Het Licht dat met dit Lichaam samengaat en uit het Lichaam straalt, is zo verschillend van andere objecten als dag en nacht of als vele zonnen die één ster overtreffen en alle schoonheid van de schepselen tezamen genomen zouden afzichtelijk schijnen in vergelijking met zijn schoonheid, want in de gehele schepping is niets daarmee te vergelijken.
757. De uitstraling van deze gaven, in de verrijzenis tentoongespreid, overtrof verre de glorie van de transfiguratie of enige andere manifestatie in deze geschiedenis verteld. Want bij deze gelegenheden ontving Hij deze gaven slechts kortstondig, terwijl Hij ze nu in volheid en voor altijd ontving. Door de onmogelijkheid om te kunnen lijden werd zijn Lichaam onoverwinnelijk voor alle geschapen macht, want, macht is in staat Hem te bewegen of te veranderen. Door de subtiliteit werd de grove aardse materie zo gezuiverd, dat het in staat is andere materie te doorbreken als een zuivere geest. Daardoor kon Hij door de rotsen van het grafgewelf heen gaan zonder ze te bewegen of te verplaatsen, juist zo als Hij in de wereld kwam uit de schoot van zijn gezegende moeder. De vrije beweeglijkheid bevrijdde Hem van het gewicht en de traagheid van de materie, zodat ze de beweeglijkheid van de onstoffelijke engelen overtrof, terwijl Hijzelf sneller kon bewegen dan zij, zoals onder meer bleek bij zijn verschijning aan de apostelen. De heilige wonden, die zijn Lichaam verminkt hadden, straalden nu een schitterend en tintelend Licht uit, waardoor schoonheid en bekoring zeer verhoogd werden. In geheel deze glorie en hemelse schittering rees de Heiland nu uit zijn graf. In de aanwezigheid van de heiligen en de aartsvaders beloofde Hij universele verrijzenis in eigen lichaam van alle mensen en dat zij daarenboven als effect van zijn eigen verrijzenis op gelijke wijze verheerlijkt zouden worden. Als onderpand en belofte voor universele opstanding bevel de Heer de zielen van vele heiligen die daar aanwezig waren, zich te verenigen met hun lichamen en op te staan tot het eeuwig leven. Dit goddelijke bevel werd onmiddellijk uitgevoerd en hun lichamen verrezen zoals wordt verteld door de heilige Matteüs, vooruitlopend op dit mysterie (Mt. 27,52). Onder hen waren de heilige Anna, de heilige Jozef en de heilige Joachim en meerderen van de oude vaders en patriarchen, die zich onderscheiden hadden in het geloof en in de hoop op de menswording en daarvoor met groot aandringen gebeden hadden tot de Heer. Als gunst voor hun ijver werden hun lichamen reeds nu tot volledige glorie gebracht.
758. O, hoe machtig en wonderschoon, hoe onoverwinnelijk en sterk was de aanblik, zelf nu reeds, van de Leeuw van Juda, de Zoon van David. Geen werd zo snel klaarwakker uit de slaap als Christus uit de dood. Op zijn gebiedende stem hechtten zich de droge en verspreid liggende beenderen van reeds lang overledenen aaneen en het vlees, dat lang geleden tot stof was vergaan, werd verenigd met de beenderen; zij vernieuwden het vorige leven en versierd met genadegaven, verenigde de levenbrengende ziel zich met het verrezen lichaam. In een ogenblik verzamelden zich al deze heiligen rond hun Heiland. Zij waren schitterender dan de zon, zuiver, doorschijnend, vol schoonheid en levendig, geheel geschikt om Hem overal te volgen en door hun gelukzalige staat bevestigden zij de profetie van Job: in eigen vlees en met eigen ogen -niet met die van anderen- zullen wij de Verlosser ter onzer vertroosting zien (Job 19,26). De grote koningin deze hemels zag vanuit het cenakel al deze grote mysteries geschieden en zij nam daaraan deel. Op hetzelfde, ogenblik waarin de allerheiligste Ziel van Christus zich verenigde met zijn Lichaam, keerde de vreugde in haar onbesmette ziel terug en vloeide door haar allerheiligst lichaam. En deze toevloeiing was zo voortreffelijk in zijn uitwerking, dat zij van smart tot vreugde, van lijden tot verrukking, droefenis tot onuitsprekelijke jubel en zalige rust werd. Op dit moment trad de evangelist Johannes bij haar binnen zoals hij ook op de voorafgaande ochtend gedaan had. Hij had het plan haar te troosten in haar bittere eenzaamheid. Daar zag hij haar in glans van pracht en glorie, die hij tevoren nauwelijks gekend had, wegens haar overweldigende smart. De apostel aanschouwde haar nu met verwondering en onder de diepste eerbied. Hij begreep, dat de Heer verrezen was, nu zijn moeder geheel herschapen was in vreugde.
759. In deze nieuwe vreugde en onder goddelijke invloed van haar bovennatuurlijke visie begon de grote vrouwe zichzelf gereed te maken voor het bezoek van de Heer, dat zeer binnenkort zou geschieden. Terwijl zij zich overgaf aan lofprijzingen, gezangen en gebeden, voelde zij in zich een nieuwe jubel en hemelse vreugde omhoog stijgen, die ver verheven waren boven haar eerste vreugde en op wonderbaarlijke wijze overeenkwamen met de smarten en bezoekingen, die zij in het lijden en bij de dood van haar Zoon ondergaan had. Deze nieuwe Godsgave was verschillend en meer verheven dan de vreugden, die op natuurlijke wijze vanuit haar ziel naar haar lichaam vloeiden. Daarenboven nam zij in zichzelf een derde heel verschillend effect waar, voortvloeiend uit de goddelijke genade. Zij voelde nl. het hemelse Licht, dat de komst van het gelukzalig schouwen aankondigde, in haar binnendringen. Ik zal dit hier niet verder uitleggen, omdat ik daarover reeds in het 2e boek par. 620 uitgeweid heb. Ik voeg hier slechts aan toe, dat de koningin bij deze gelegenheid deze goddelijke invloed in grotere graad ontving want nu was de Passie van Christus reeds geschied en zij had de verdiensten van het lijden verkregen. Zo kwamen de vertroostingen uit de hand van haar goddelijke Zoon overeen met de grootte en de soort van haar smart.
760. Toen de gezegende Maria geheel gereed was, verscheen haar Christus onze Heiland, in gezelschap van de heiligen en aartsvaders. De steeds nederige koningin viel voor Hem ter aarde en aanbad haar goddelijke Zoon. De Heer richtte haar op en trok haar naar zich toe. In dit contact, dat meer intiem was dan het contact met de mensheid en de wonden, gezocht door Magdalena, werd de maagdelijke moeder deelgenoot van een bijzondere genade, die slechts zij, als onbevlekte, kon ontvangen. Ofschoon dit niet de grootste van alle genaden was, die zij bij deze gelegenheid ontving, zou zij daar toch niet tegen bestand geweest zijn, indien zij niet tevoren door de engelen en de Heer zelf gesterkt was. Deze genade bestond uit het innig verenigen van het glorierijke Lichaam van de Zoon met dat van zijn allerzuiverste moeder, te vergelijken met het opnemen van het licht van de zon door een kristallen bol, waardoor deze geheel vervuld wordt van glans en schittering. Door deze hemelse omhelzing verenigde zich het lichaam van de allerheiligste Maria met dat van haar Zoon; het was, als het ware, de opgang naar haar intieme kennis van de allerheiligste Ziel en het Lichaam van de Heer. Als gevolg van deze genaden, die samengesteld waren uit steeds hogere en onuitsprekelijke gaven, steeg de geest van Maria op naar de kennis van de meest verborgen sacramenten. Terwijl zij deze genaden ontving, hoorde zij een stem die haar zei: “Mijn geliefde, stijg hoger op”! (Lc. 14,10). Door de kracht van deze woorden zag zij de Godheid duidelijk en intuïtief, waarin zij volledige doch tijdelijke rust en beloning vond voor al haar smarten en pijnen. Alleen stilzwijgen is hier op zijn plaats, aangezien het verstand en de taal volkomen tekort schieten om alles wat door de gezegende Maria heen ging gedurende dit zalige visioen te beschrijven. Het was het hoogste visioen dat zij tot dan had. Laat ons deze dag vieren in verwondering en lof, onder gelukwensen en liefdevolle, nederige dank voor alles wat zij voor ons verdiend heeft en voor haar verheffingen en vreugde.
761. Gedurende enige uren genoot de hemelse prinses het Wezen van God, tezamen met haar goddelijke Zoon, deelhebbend aan zijn triomf, zoals zij deelgenoot was geweest van zijn kwellingen. Daarna daalde zij geleidelijk af van dit visioen tot zij zich bij het einde, steunend op de rechterarm van de allerheiligste mensheid terugvond en vertroost werd door de rechterhand van de Godheid (Hl 2,6). Zij onderhield zich op liefdevolle wijze met haar Zoon over zijn lijden en zijn glorie. Onder deze gesprekken werd zij gesterkt met de wijn van naastenliefde en liefde, die zij in overvloed dronk uit de oorspronkelijke Bron. Alles wat een gewoon schepsel maar ontvangen kon, werd bij deze gelegenheid aan de gezegende Maria toebedeeld. Want de goddelijke rechtvaardigheid achtte het haar plicht een schepsel van zo grote zuiverheid schadeloos te stellen (zo zal ik dit maar noemen omdat ik geen beter woord kan vinden) voor al het lijden en alle kwellingen, ondergaan gedurende het lijden en de dood van onze Heiland. Want, zoals ik reeds menigmaal gezegd heb, zij leed dezelfde kwellingen als haar Zoon en werd nu gedurende dit mysterie overspoeld met een daarmee gelijk te stellen hoeveelheid vreugde en verheerlijking.\762. Daarna, nog steeds in haar verheven staat, keerde de grote vrouwe zich tot de heilige patriarchen en alle rechtvaardigen, herkende hen en sprak tot ieder van hen, waarbij zij de Almachtige lof toezwaaide voor zijn vrijgevige barmhartigheid, aan hen betoond. Zij werd met een speciale vreugde vervuld onder het spreken met haar ouders, de heilige Joachim en Anna, met haar bruidegom de heilige Jozef en met Johannes de Doper en met hen trad zij in meer bijzonderheden dan met de aartsvaders, de profeten, Adam en Eva. Zij allen vielen voor de hemelse vrouwe neer, erkenden haar als de moeder van de Verlosser van de wereld, als de medeoorzaak van hun bevrijding en de medehelpster van hun verlossing. De goddelijke Wijsheid dwong hen haar op deze wijze te vereren. Maar de koningin van alle deugden en de meesteresse van de nederigheid wierp zich op de grond en vereerde de heiligen overeenkomstig hun goede werken. Dit liet de Heer toe, omdat de heiligen weliswaar minder genade bezaten, maar in hun zalige staat begiftigd waren met onvergangkelijke en eeuwige glorie, terwijl de moeder van genade nog in het sterfelijke leven stond en pelgrim was en nog niet in de staat van de vervulling bereikt had De aanwezigheid van Christus duurde voort gedurende het gehele gesprek van Maria met de vaders. De allergezegendste Maria nodigde alle engelen en heiligen die daar aanwezig waren uit om de Overwinnaar van dood, zonde en hel te aanbidden. Daarop zongen allen nieuwe gezangen, psalmen en hymnen van glorie en pracht, totdat het uur aanbrak, waarop de verrezen Heiland op andere plaatsen zou verschijnen, zoals ik in het volgende hoofdstuk zal meedelen.
Instructie die de grote vrouwe, de allerheiligste Maria, mij gaf.
763. “Mijn dochter, verheug u over uw bezorgdheid inzake uw onmacht in woorden te verklaren wat uw inwendige vermogens waarnemen aan verheven mysteries, die gij wel alle neerschrijft. Het bekennen van onmacht tegenover zulke verheven sacramenten als degenen die gij hebt neergeschreven, dient als een overwinning voor de schepselen en als een afstraling van de glorie van God gezien te worden. Ik voelde de kwellingen, die mijn Zoon onderging en ofschoon ik mijn leven niet verloor, onderging ik toch de geheimenisvolle doodstrijd, daarom onderging ik in mijn wezen ook deze wonderbaarlijke en mystieke verheffing tot een allerverhevendste staat van genade en lichtheid. Het wezen van God is oneindig en ofschoon een schepsel dit voor een groot deel kan begrijpen, blijft er toch veel over om lief te hebben en te genieten, waar hij nimmer aan toekomt. Opdat gij, geholpen door uw begrip, iets van de glorie van Christus, mijn Zoon, van mij en die van de heiligen zult kunnen begrijpen, zal ik u enige regels geven, waardoor u de gaven van de verheerlijkte ziel zult kunnen afleiden uit de gaven, die het verheerlijkte lichaam tentoonspreidt. Gij weet reeds, dat de gaven van de ziel bestaan uit het schouwen, het begrip en de vervulling, terwijl die van het lichaam reeds door u genoemd zijn, met name helderheid, onvatbaarheid voor lijden, vrije beweeglijkheid en subtiliteit.
764. Elk van deze genadegaven wordt overeenkomstig de daden die iemand stelt, -in staat van genade- ook al is dit slechts een kleine daad zoals het wegnemen van een stro of het geven van een dronk water ter liefde Gods, vergroot. Voor elk van de meest onbetekenende werken verkrijgt het schepsel toename van de genaden; een toename aan helderheid, die het zonlicht vele malen overtreft, waaraan dan nog een zekere staat van gezegendheid is toegevoegd. Een toename van de onmogelijkheid tot lijden, waardoor de mens verder van menselijke en aardse corruptie af komt te staan dan welke geschapen kracht ooit zou kunnen bewerkstelligen bij het weerstaan van ziekte en veranderlijkheid; een toename aan subtiliteit, waardoor hij verder doordringt in alles wat maar tegenstand biedt en die hem nieuwe kracht tot doordringing geeft; een toename aan beweeglijkheid, die elke activiteit van vogels, winden en alle andere beweeglijke schepselen verre overtreft, zoals bv. vuur en de elementen die daardoor aangetrokken worden. Uit deze toename van de gaven van het lichaam, verdiend door goede werken, zult gij de toename van de genadegaven van de ziel kunnen afleiden, want de gaven van het lichaam zijn afgeleid van de gaven van de ziel en komen daarmee overeen. In het zalig schouwen verwerft elke verdienste grotere helderheid en meer inzicht in de goddelijke eigenschappen en volmaaktheden dan die verworven zijn door alle doctoren en verlichte leden van de Kerk. Evenzo wordt het begripsvermogen en het bevattingsvermogen van het goddelijke Voorwerp vermeerderd, want de zekerheid van het bezit van het hoogste en oneindige Goed maakt de bezonkenheid en de rust van het genieten meer begerenswaard dan indien de ziel alles zou bezitten op het gebied van rijkdom, alles zou omvatten wat gewenst en verlangd wordt in de gehele schepping, zelfs indien dit alles in één moment zou bezeten worden. Vervulling, de derde gave van de ziel, gegeven vanwege de liefde waarmee het schepsel ook de kleinste daad stelt, verheft de graden van liefde dusdanig, dat de grootste liefde, die de mens op aarde op kan brengen, daarbij in het niet valt. Ook kan de vreugde, die daarvan het gevolg is, nimmer vergeleken worden met de vreugden van dit sterfelijk leven.
765. Verhef daarom uw gedachten, mijn dochter en leid uit deze wonderschone gaven, die door God voor onze kleine daden gegeven worden, af, wat de heiligen dan wel zullen verwerven, die door heldhaftige daden en uitzonderlijke werken, door grote kwellingen en martelaarschap bekend zijn geworden in de Kerk van Christus. En als dergelijke dingen in gewone mensen kunnen geschieden, denk dan eens hoe groot de verheerlijking van mijn goddelijke Zoon was, in Hem die geen fouten en gebreken kende. Dan zult u ook inzien hoe begrensd het menselijk vermogen is, speciaal in het sterfelijk leven, om dit mysterie waardig te begrijpen en zulke grootheid naar waarde te schatten. De allerheiligste Ziel van mijn Heer was verbonden met de Godheid en wegens de hypostatische vereniging deelde de oceaan van zijn Godheid zich natuurnoodzakelijk mee aan zijn goddelijke en menselijke persoonlijkheid waardoor deze verheerlijkt werd alsof ze op een onuitsprekelijke wijze deel ging uitmaken met het Wezen van God zelf. Ofschoon zijn glorie niet gebaseerd was op verdiensten maar voortkwam uit de hypostatische vereniging vanaf het eerste moment van zijn ontvangenis in mijn schoot,, toch vroegen zijn werken:
-de dertig jaren van zijn leven;
-zijn geboorte in armoede;
-zijn leven als werkman;
-zijn liefhebben als een pelgrim;
-de beoefening van alle deugden;
-de verlossing van het menselijk geslacht, de vestiging van de Kerk en de leerstellingen van het geloof,\dat de glorie van zijn Lichaam werd aangepast aan die van zijn Ziel. En daarom is zijn grootheid onuitsprekelijk en onmetelijk, slechts te openbaren in het eeuwig leven. In aansluiting op de schitterende verheffing van mijn goddelijke Zoon wekt de rechterhand van de Almachtige ook gevoelens op, die een gewoon schepsel dragen kan en daarin vergat ik alle bezoekingen en smarten van het lijden. De vaders uit het voorgeborchte en de andere heiligen ondervonden hetzelfde, toen zij hun beloning ontvingen. Ik vergat de bitterheid en het lijden dat ik geleden had, want de grote vreugde dreef de pijnen uit, ofschoon is nimmer vergat wat mijn Zoon voor het menselijk geslacht geleden had”.
Tags: triomf H.Maria
Geef een reactie