DE HEER VERHEFT MARIA DOOR HET SCHENKEN VAN NIEUWE GUNSTEN

 

kruisbeeldje kl

 

 

Uit het boek “De mystieke stad Gods” deel 8 opgetekend door Maria van Agreda o.i.c.

 

Mijn lief kind, verhinder de volbrenging van de wil van mijn goddelijke Zoon in alles wat Hij in u bereiken wil niet en wees verzekerd van zijn trouw die honderdvoudig beloond wordt.

De Heer verheft de allergezegendste Maria hoger dan de status welke in het achtste hoofdstuk van dit boek beschreven werd door het schenken van nieuwe gunsten en genaden.

595. In het achtste hoofdstuk heb ik vastgelegd, dat de koningin van de hemel gedurende  twaalfhonderd en zestig dagen (par. 536) werd gevoed en gehandhaafd in de status die door de evangelist in het twaalfde hoofdstuk van de Apokalyps beschreven werd. Dat aantal van dagen bedroeg ongeveer drie en een half jaar en bracht de allergezegendste Maria  tot het zestigste jaar van haar leven plus twee maanden en enige dagen en dit is het 45ste jaar in onze jaartelling (Apk 12,6). Wanneer de vallende steen het centrum van de hem aantrekkende kracht nadert, vermeerdert zijn vaart. Zo werd ook de vlucht van de allerzuiverste geest van de grote koningin en meesteresse op het eind van haar allerheiligste leven steeds sneller naarmate zij het middelpunt van haar eeuwige rust en verpozing naderde. Vanaf het moment van haar Onbevlekte Ontvangenis was zij als een grote rivier voortgevloeid uit de oceaan van de Godheid, waarin zij vanaf alle eeuwigheid gevormd was en door de toevloed van gaven, genaden, gunsten, deugden, verdiensten en heiligheid was zij in grootheid uitgegroeid boven de begrensdheid van geheel de schepping. De onstuimige vloed van haar wijsheid en liefde golfde onweerstaanbaar terug naar de oceaan van de Oneindige om zich daarmee te verenigen, want vandaar was zij alleen maar uitgegaan om haar moederlijke barmhartigheid over de Kerk uit te storten. (Sir 1,7).

596. In deze laatste jaren van haar leven onderging de grote koningin door het geweld van haar liefde, reeds een voortdurend martelaarschap. Het is op geestelijk gebied juist zoals door geleerden over het materiële gezegd is namelijk dat hoe dichter een zich bewegend voorwerp het centrum van datgene waardoor hij wordt aangetrokken nadert, het des te sterker naar dat centrum getrokken wordt. De allergezegendste Maria was nu zo dicht tot het oneindige en hoogste Goed genaderd dat zij, zoals in het Hooglied (Hl 2,9) gezegd wordt, daarvan slechts gescheiden werd door het traliewerk, het tussenschot der sterfelijkheid. Dit was in geen deel voldoende om de wederkerige visie en liefde te verhinderen, want tussen deze Twee  was slechts de enorme kracht van de liefde, ongeduldig bij alle belemmeringen om de vereniging te vervolmaken, zodat alle andere verlangens werden verzwolgen dor dat ene overgrote verlangen van deze hinderpalen te slechten.  Dit was het verlangen van haar goddelijke Zoon, slechts node ingehouden door zijn schroom zijn Kerk te ontrieven van deze lerares; zo was ook het verlangen van de allerheiligste moeder, die, ofschoon zij afzag van het vragen om de natuurlijke dood, de krachten van haar liefde niet kon bedwingen en zodoende het volle gewicht van de kluisters van het sterfelijk    leven als even zovele hindernissen ondervond voor haar vlucht naar omhoog.

597. Maar totdat de voorwaarden, vastgesteld door de eeuwige Wijsheid niet vervuld waren, zou  zij de liefdesmarten zo sterk als de dood blijven voelen (Hl 8,6). Door alles heen riep zij haar geliefde aan, die vanuit zijn verblijf in de bergen afdaalde om in het dorp in de vlakte te wonen (Hl 7,11) en daar de bloemen en de geurige vruchten van zijn wijngaard te aanschouwen. Door de stralen van haar ogen en haar verlangens wondde zij het hart van haar Geliefde en trok Hem van de hoogten naar haar toe. Zo geschiedde datgene waarover ik nu ga spreken, dat de gloed van de liefde in de allergezegendste Maria zulke proporties aannam, dat waarlijk van haar gezegd kon worden, dat zij van liefde wegkwijnde (Hl 2,5) want zonder aangetast te zijn door de ziekten van onze aardse passies verkwijnde zij wegens de stuwkracht van haar hart dat naar de Heer getrokken werd, opdat Hij, juist zoals Hij de oorzaak was van haar toestand, tevens het glorierijke geneesmiddel en de genezing zou zijn. Haar heilige engelen waren vol bewondering voor de uitwerking van de onstuimige liefde van hun koningin. Zij spraken hemelse woorden tot haar om haar liefdesbrand te matigen door haar het zekere bezit van haar Geliefde in te fluisteren. Maar deze geneesmiddelen verminderden de vlam niet, rakelden ze integendeel op en de grote vrouwe antwoordde hen slechts met de smeking (Ps 6,3) haar Geliefde te zeggen, dat zij wegkwijnde van liefde. Zij brachten deze boodschap over en deelden Hem haar toestand mee. Bij deze gelegenheid en bij andere in dit laatste deel van haar  leven -en dit wil ik zeer bijzonder vastleggen- werden in haar, de enige waardig bevonden bruid, de verborgen mysteries uit het Hooglied van Salomo vervuld en zo gebeurde het, dat de hoge prinsen van de hemel, die daarbij in zichtbare vormen aanwezig waren, gedwongen werden haar  met hun armen te ondersteunen vanwege de liefdesmarten die haar overmanden.

598. Toen kwam haar goddelijke Zoon uit de hemel, gezeten op een troon van glorie en omgeven door ontelbare engelen die Hem lof toezongen en met luister omringden. Bij de allergezegendste vrouwe gekomen verkwikte Hij haar en troostte haar in haar lijden. Hij sprak: “Mijn moeder, uitverkorenen en geliefd naar ons welbehagen; de aanroepingen en zuchten van uw liefhebbende ziel hebben mijn hart doorwond. Kom mijn duive, kom naar mijn hemels vaderland, waar uw smart in vreugd zal verkeren, uw tranen tot blijheid zullen worden en gij zult uitrusten van al uw lijden”.

Onmiddellijk plaatsten de heilige engelen op zijn bevel de koningin aan de zijde van de Heer, haar goddelijke Zoon en onder hemelse muziek stegen zij op naar de zevende hemel. Maria wierp zich in aanbidding neer voor de troon van de Drie-eenheid. De heilige mensheid van Christus hield haar aan zijn zijde, waardoor een nieuwe bijkomstige vreugde onder alle hovelingen van de hemel gewekt werden -volgens onze wijze van spreken- opnieuw alle aandacht van de heiligen op haar gericht werd. Christus leidde haar in en sprak tot de eeuwige Vader:

599- “Mijn Vader en eeuwige God, dit is de vrouw die Mij mijn mensheid vorm gaf in haar maagdelijke schoot, die Mij gevoed heeft aan haar borst en voor Mij gewerkt heeft, die mijn moeilijkheden gedeeld heeft en met Mij samenwerkte in de werken van de verlossing.

Dit is zij die steeds getrouw is geweest en onze wil, naar Ons welbehagen bij voortduring vervuld heeft; zij, zuiver en onbevlekt, mijn moeder, die door haar eigen werken het toppunt van heiligheid volgens de mate van de gaven die Wij haar gegeven hebben, bereikt heeft; en toen zij haar beloning verdiend had en deze voor eeuwig zou kunnen genoten hebben, zichzelf daarvan ontriefd heeft tot onze meerdere eer en teruggekeerd is om te zorgen voor de vestiging, het bestuur en de instructie van de strijdende Kerk en Wij stelden haar eeuwige rust uit ten gunste van de gelovigen, terwijl zij die rust geheel verdiend had. Vanuit de hoogste goedheid en billijkheid van onze Voorzienigheid is het rechtvaardig dat mijn moeder meer dan alle andere schepselen voor haar werken beloond wordt en dat op haar de gewone menselijke wet niet van toepassing zal zijn. Indien Ik voor allen oneindige verdiensten en grenzeloze genaden verdiend heb, is het juist dat mijn moeder daaraan boven alle anderen, die zoveel lager zijn, mag deelhebben, want zij beantwoordt in haar gedrag onze vrijgevigheid en stelt geen hinderpalen noch beletselen aan onze oneindige macht om onze schatten over te dragen en ze te delen met de koningin en meesteresse van alles  wat geschapen is”.

600. Op deze woorden van de allerheiligste mensheid van Christus antwoordde de eeuwige Vader: “Mijn zeergeliefde Zoon in Wie Ik mijn welbehagen heb. Gij zijt de Eerstgeborene en het Hoofd van alle zaligen en in uw handen heb Ik alle dingen gelegd opdat Gij met onpartijdigheid alle naties en geslachten en al mijn schepselen zult kunnen oordelen. Deel mijn oneindige schatte uit en maak uw geliefde daar deelachtig aan, zij, die U kleedde in vergankelijk vlees, beloon haar overeenkomstig haar waardigheid en verdienste, beide zo welgevallig in onze ogen”.

601. Overeenkomstig het welbehagen van de eeuwige Vader kondigde Christus, onze Heiland, in tegenwoordigheid van alle heiligen af, verbond zichzelf als het ware tot zin allergezegendste moeder en zei dat zij van nu af aan, zolang zij nog in sterfelijk vlees verbleef, elke zondag, na beëindiging van haar oefeningen over de passie, door de heilige engelen zou worden gebracht naar de zevende hemel en daar, in tegenwoordigheid van de Allerhoogste, in lichaam en ziel de vreugden van de verrijzenis zou vieren. De Heer besloot tevens dat Hij zich in haar dagelijkse communie met zijn allerheiligste mensheid, verenigd met de Godheid, op een nieuwe en wonderschone wijze zou openbaren, verschillend van de manier die haar tot die dag verheugd had, als een belofte en voorafbeelding van de glorie, die Hij voor zijn allerheiligste moeder in alle eeuwigheid gereserveerd had. Alle heiligen begrepen hoe gerechtvaardigd deze openbaringen van zijn glorie en grootte in zijn heilige moeder waren, hoe goed dit overeenkwam met de waardigheid en heiligheid van de grote koningin en hoe volledig ze verdiend waren door haar antwoord op de goddelijke werkingen in haar. Zij allen zongen nieuwe liederen tot de Heer, die zo heilig, rechtvaardig en wonderschoon was in al zijn werken.

602. Daarna keerde Christus, onze God, zich tot zijn zuiverste moeder en sprak: “Mijn liefhebbende moeder, Ik zal zolang als uw sterfelijk leven zal duren bij u blijven en Ik zal bij u blijven op een nieuwe wijze, zo schoon, als noch mens noch engel ooit aanschouwd heeft. In mijn tegenwoordigheid zult gij u nooit eenzaam voelen en waar Ik zal zijn, daar zal ook mijn rijk zijn. In Mij zult gij kunnen uitrusten van al uw zorgen; Ik zal uw beloning zijn en de beperkte ruimte die uw ballingschap biedt; voor u zullen de kluisters van uw sterfelijk lichaam niet lastig zijn en spoedig zult gij daar geheel vrij van zijn. Tot die dag aanbreekt zal Ik het einde van uw kwellingen zijn en Ik zal de kluisters, die nu nog uw liefdesverlangens vasthouden openbreken. Tot dit alles geef Ik u mijn koninklijke belofte”.

Terwijl deze beloften en gunsten oer haar werden uitgestort, dompelde de allerheiligste Maria zich onder in haar onuitsprekelijke nederigheid; zij prees, verheerlijkte en  dankte de Almachtige voor zijn weldadige vrijgevigheid en verdeemoedigde zichzelf in haar eigen achting. Dit schouwspel kan in dit leven noch beschreven noch begrepen worden. Want hier kon men de oneindige God aanschouwen, die zijn moeder vrijelijk uitriep tot de waardigheid van de hoogste plaats in de beoordeling van zijn oneindige wijsheid, terwijl zij, als om strijd met de goddelijke macht zichzelf vernederde, verlaagde en vernietigde en zij toch de verheerlijking verdiende die zij ontving.

603. Daarenboven werd zij verlicht en vernieuwd in al haar vermogens (zoals dit reeds eerder werd uitgelegd) om haar gereed te maken voor het zalig aanschouwen. Nadat zij op deze wijze voorbereid was (boek 2 par.626), viel de sluier weg en genoot zij de wezenlijke volheid en glorie op een wijze, die ver uitging boven die van de heiligen. Zij dronk de wateren van het leven uit hun eigen oorsprong; zij bevredigde haar allerbrandendste  verlangens; zij bereikte haar middelpunt en rustte uit van deze snelle beweging, die zij wederom zou opnemen zodra zij uit haar visioen zou komen. Na dit visioen dankte zij de allergezegendste Drie-eenheid en zette zich wederom in voor de Kerk. Daarna, geheel verfrist en getroost, brachten de heilige engelen haar terug naar haar bidvertrek. Daar was, zoals dit reeds bij andere gelegenheden gezegd is, haar lichaam in zichtbare vorm achtergebleven, opdat zij niet gemist zou worden door de gelovigen. Uit de wolk waarin zij vanuit de hemel gekomen was, in haar bidvertrek tredend, wierp zij zich, zoals haar gewoonte was plat ter aarde en vernederde zichzelf voor alle gunsten en weldaden die zij ontvangen had, dieper dan alle kinderen van Adam zichzelve ooit vernederd (par. 400, 490) hadden over al hun zonden en ellende. Vanaf die tijd vervulde de Heiland tegenover haar, zolang als zij leefde, zijn belofte. Op alle zondagen, nadat zij de passie-oefening volbracht had, op het uur van de verrijzenis, droegen haar engelen haar op een wolkentroon naar de hoogste hemel, waar Christus, haar allerheiligste Zoon, haar tegemoet trad en haar met Hem verenigde. De Godheid openbaarde zich niet steeds intuïtief, maar de uitwerking en de deelname aan dit bezoek gingen in straling en schoonheid elk menselijk begrip te boven. Bij deze gelegenheid zongen de engelen de hymne: -Regina Coeli laetare, alleluia- en dit waren dagen vol plechtige feestviering voor alle heiligen in het bijzonder voor sint Jozef, sint Joachim en sint Anna en allen die har na waren, zowel als voor haar engelbewaarders. Gedurende deze bezoeken vroeg zij de Heer raad inzake de moeilijke zaken van de Kerk, bad daarvoor, in het bijzonder voor de apostelen en keerde naar de aarde terug beladen met rijkdommen gelijk dat schip van de koopman, waarvan Salomo spreekt in het eenendertigste hoofdstuk van de Spreuken (Spr 31,14).

604. Dit voorrecht kwam de allergezegendste Maria om twee redenen toe, ofschoon het een bijzondere genade van de Allerhoogste was. Op de eerste plaats omdat zij wegens haar waken over de Kerk zich vrijwillig de vreugden van het zalig schouwen ontzegd had en zodoende door de vurigheid van haar liefde bij het zien van God vele malen ware doodsangst te verduren had. Daarom was het, tot het instandhouden van haar leven noodzakelijk, dat zij bij tijd en wijle de goddelijke tegenwoordigheid mocht genieten en alles wat mogelijk en geschikt was zou de Zoon zijn moeder niet onthouden. Ten tweede door elke week de herinnering van het lijden van haar goddelijke Zoon te vernieuwen, maakte zij dit lijden als het ware persoonlijk mee en stierf met de Heer, daarom was het passend, dat zij ook met Hem zou verrijzen. Maar aangezien Hij reeds glorierijk in de hemel was, was het redelijk, dat zij door zijn tegenwoordigheid deelgenoot zou worden aan zijn verrijzenis en op deze wijze de vruchten kon plukken van de kwellingen en tranen die zij gezaaid had.

605. Wat betreft het tweede voorrecht, dat de Heer haar beloofde namelijk, dagelijkse communie, merk ik op dat tot de tijd waarover ik spreek de grote koningin de heilige communie op bepaalde dagen achterwege moest laten zoals voorkwam op de reis naar Efeze, gedurende afwezigheid van de heilige Johannes en bij andere gelegenheden. Haar diepe deemoed deed haar zich neerleggen bij dit ontbreken van de heilige communie, zonder klacht in gehoorzaamheid aan de apostelen, want in al deze dingen was de grote vrouwe het model en de meesteresse van volmaaktheid, waardoor zij ons ontzeggingen leerde, zelfs in die dingen die allerheiligst en passend lijken. Maar de Heer, die zijn rust vindt in nederige zielen en boven alles wenste te rusten en te leven in het hart van zijn moeder om zodoende zijn wonderen bij voortduring te kunnen vernieuwen beval dat vanaf die tijd zij elke dag gedurende de rest van haar aardse leven te communie zou gaan. Maria hoorde deze wilsafkondiging van de Allerhoogste in de hemel, maar voorzichtig als zij was in al haar daden, besloot zij te wachten totdat dit bevel zou worden uitgevoerd onder gehoorzaamheid aan de heilige Johannes, want zij deed al deze dingen als een nederige lagergestelde en als een onderworpene aan degenen die over haar gesteld waren in dergelijke zaken.

606. Daarom deelde zijzelf over datgene wat zij in de hemel omtrent Gods wil op dit punt gehoord had niets mee aan de heilige Johannes. Maar het geschiedde op een zekere dag, dat de evangelist zeer bezet was met prediken; hij liet het uur, bestemd voor de communie, voorbijgaan. Zij sprak hierover met haar heilige engelen en vroeg hun raad. Deze antwoordden dat het bevel van haar goddelijke Zoon moest uitgevoerd worden en dat zij de heilige Johannes zouden inlichten over dit bevel van zijn Meester. Daarop verscheen een van de engelen aan de heilige Johannes op de plaats waar hij predikte en zei: “Johannes het is de wil van de Allerhoogste, dat zijn moeder, onze koningin, Hem elke dag van haar leven hier op aarde sacramenteel zal ontvangen”.  Na deze inlichting ontvangen te hebben keerde de evangelist onmiddellijk naar het cenakel terug, waar de allergezegendste moeder wachtte op de heilige communie en sprak:  “Mijn moeder en vrouwe, de engel heeft mij het bevel van de Heer doen kennen. Ik moet u elke dag, zonder één uitzondering, zijn sacramenteel Lichaam brengen”. De allergezegendste moeder antwoordde: “En gij, heer, wat is uw bevel in deze”? De heilige Johannes antwoordde: “Dat het bevel van uw Zoon, mijn Heer, vervuld worde”. En de koningin zei: “Zie hier uw dienstmaagd, bereid in alle dingen u te gehoorzamen”.  Vanaf die dag ontving zij de heilige communie, elke dag, zonder uitzondering, tot aan het einde van haar leven. Vrijdagen en zaterdagen, de dagen van haar oefening, waren niet uitgezonderd, terwijl op de zondagen, in plaats van de heilige communie, werd opgeheven tot de hoogste hemelen (par 603).

607. Wanner zij in haar hart de heilige Teerspijze ontving, openbaarde de heilige mensheid van Christus zich daardoor in de vorm die Hij had toen Hij het gezegende Sacrament instelde. Ofschoon de Godheid zich in geen andere vorm dan door het abstracte visioen -nu normaal voor haar- openbaarde, verscheen de mensheid aan haar glorierijk, schitterender en met groter pracht dan bij de gedaanteverandering op de berg Tabor. Dit visioen genoot zij gedurende drie opeenvolgende uren, nadat zij de heilige communie ontvangen had en de uitwerkingen ervan kunnen niet met woorden beschreven worden. Dit was de tweede beloning die haar door haar goddelijke Zoon geschonken werd om haar schadeloos te stellen voor het ontberen van de  eeuwige glorie, welke Hij op haar eigen verlangen had opgeschort. Daarbuiten was er nog deze reden voor dit wonder: De Heer wilde zichzelf genoegdoening verschaffen en van tevoren een tegenwicht vormen voor de ondankbaarheid, de lauwheid en verkeerde instelling, waarmee de kinderen van Adam het heilig mysterie van de Eucharistie, in de komende eeuwen van de Kerk zouden ontvangen en behandelen. Indien de allergezegendste Maria deze tekortkomingen van de schepselen niet had goedgemaakt zou de Heer onvoldoende dank van zijn schepselen ontvangen hebben en Hij zou onvoldoende reacties van de kant van zijn volk hebben ondervonden voor de instelling van dit sacrament.

Instructie die de grote koningin van de engelen mij gaf. 

608. “Mijn dochter, als de stervelingen de korte spanne tijds van hun leven doorlopen hebben, komen zij aan hun einde waar God van hen verwacht dat zij het eeuwige leven verdiend hebben en zullen zij door eigen ervaring het einde zien van al hun dwalingen en bedrog. Dan zullen de rechtvaardigen zien waarin hun waarachtig heil en geluk bestaat en de verworpenen zullen aanschouwen waaruit hun betreurenswaardige, eeuwigdurende verwerping bestaat. O hoe gelukkig, mijn dochter, is de man, die gedurende zijn korte bestaan iets inziet van de goddelijke Wijsheid, die hij zo spoedig reeds met zijn laatste ervaring zal kennen!  Dit is de ware wijsheid: niet tot het einde te wachten om dat einde te kennen, maar reeds naar dat einde te zien bij het begin van de levensweg en deze niet te beginnen met twijfels of wij dat einde wel zullen behalen, maar onder de zekerheid dat wij daar zullen aankomen. Overweeg dan, met welke gevoelens diegenen bezield zijn, die, bij het begin van een wedloop een grote prijs voor ogen zien, die zij kunnen bereiken door met grote vlijt hun banen, voor korte tijd, te lopen; zij zullen zeker met grote spoed vertrekken en zonder naar rechts of links te zien, recht op hun doel afgaan. En als ze niet hard zouden lopen en niet naar de prijs zouden zien aan het eind van hun baan, dan zouden ze als dwazen beschouwd worden of als onkundige van dat wat ze zouden verliezen.

609. Dat is het sterfelijk leven van de mensen, een korte baan, waarvan het eind de loper ofwel eeuwige glorie of altijddurende kwelling zal brengen als beloning of straf. Alle mensen worden geboren om in deze renbaan te lopen door het gebruik van hun verstand en hun vrije wil en geen van hen -zeker niet de kinderen van de Kerk- kunnen zich verontschuldigen door onkunde hiervan.

Waar is dan het gezond verstand van de katholieken? Waarom zijn ze nog steeds in de greep van de ijdelheid? Waarom verstrikken zij zichzelf in voorbijgaande en bedrieglijke genoegens? Hoe komt het dat zij het einde, dat toch zo snel zal komen, niet willen zien? Waarom willen ze niet begrijpen wat hen daar wacht?  Zouden ze misschien niet weten, dat ze slechts geboren zijn om te sterven, dat het leven slechts voorbijgaand is, de dood heel zeker, de beloning of de  straf onvermijdelijk en eeuwig zijn? (Kor 4,17). Wat kunnen degenen die deze wereld overmatig genieten op deze vragen antwoorden? Zij, die hun gehele korte leven (want zelfs de langste levens zijn kort) verbruikt hebben om eer en rijkdommen te vergaren, hun krachten en kennis te misbruiken en slechts te genieten van vergankelijke en lage, minderwaardige vermaken?

610. Helaas mijn vriendin, aanschouw hoe vals en bedrieglijk deze wereld is, waarin gij geboren zijt en die uw ogen aanschouwen. Het is mijn wens dat gij u daarin als mijn discipel, mijn volgelinge als kind van mijn verlangens en vrucht van mijn gebeden toont. Vergeet ze geheel, met hartgrondige afschuw; verlies de visie op het doel waarheen gij zo snel voortijlt niet uit het oog. Het doel waartoe uw Schepper u uit niets schiep, verlang daar bij voortduring naar en richt daar uw gehele streven op; sta niet doe dat gij daarvan afgetrokken wordt door de voorbijgaande, ijdele en bedrieglijke dingen van deze wereld; laat de goddelijke liefde slechts in u wonen en al uw krachten beheersen, want het is geen ware liefde die toestaat dat enig deel daarvan wordt afgewend en op andere dingen wordt gericht of die niet geheel vrij van voorbijgaande effecten gericht blijft op het ene grote doel. Laat deze liefde, sterk als de dood, in u zijn (Hl 8.6), zodat gij geheel volgens mijn wens vernieuwd zult worden. Verhinder de volbrenging van de wil van mijn goddelijke Zoon, in alles wat Hij in u bereiken wil niet, en wees verzekerd van zijn trouw die honderdvoudig beloond wordt. Herinner u met nederige dankbaarheid, wat Hij tot nu toe in u tot stand heeft gebracht. Laat zijn waarheden, zoals ik u dat geleerd heb, opnieuw in u doordringen. Voor alles dient gij uw oefeningen met nieuwe zorg te omringen, nu deze geschiedenis teneinde loopt. En dank de Heer voor de grote en onmeetbare weldaden die Hem uw oversten deed bevelen en bereid maakte u toe te staan Hem dagelijks in de heilige communie te ontvangen. Terwijl gij u, in mijn navolging daarop voorbereidt, dient gij tevens de smekingen die ik u aanbevolen en opgelegd heb, te blijven verrichten”.


%d bloggers liken dit: