Uit het boek “De mystieke stad Gods”deel 8; opgetekend door Maria van Agreda o.i.c.
De wonderschone wijze waarop de allergezegendste Maria de mysteries van de menswording en geboorte van de God-Mens vierde en hoe zij dankte voor deze weldaden.
642. Aangezien de allerheiligste Maria zo trouw was in kleinere zaken kan er geen twijfel aan bestaan dat zij in de grotere zaken zeer getrouw zou zijn. Indien zij zo gehoorzaam was en zo volijverig in het brengen van dank voor de mindere weldaden, dan is het zeker, dat zij de volle maat van haar dankbaarheid zou schenken voor de weldaden van groter belang die door de Allerhoogste aan haar en het gehele menselijke ras geschonken waren. Onder deze weldaden neemt de menswording van het eeuwige Woord in de schoot van de allergezegendste en zuivere moeder de eerste plaats in, want dit was het meest verheven werk en de grootst mogelijke genade van Gods oneindige macht en wijsheid in zijn omgang met de mensen. De verbinding van het goddelijke Wezen met het menselijk wezen in de Persoon van het Woord door de hypostatische eenheid was het begin van alle giften en zegeningen (boek 1 par. 58) van de Almachtige, die zowel de menselijke natuur als die der engelen ten goede zou komen. Deze waarheid wordt ons meer duidelijk wanneer wij overwegen wat het geloof ons leert, namelijk dat de goddelijke Wijsheid van alle eeuwigheid de ondankbaarheid van de verworpenen en hun misbruik en verkeerd gebruik van de wonderschone weldaad van de menswording van de ware God, waardoor Hij Leraar, Verlosser en Voorbeeld voor alle stervelingen zou worden, kende.
643. Daarom zorgde de oneindige Wijsheid dat onder de mensen er Een zou zijn die deze onrechtvaardigheid zou compenseren en door waardige dankbaarheid het middel zou zijn, voorzover dit de menselijke natuur mogelijk is, Hem te verzoenen en genoegdoening te verschaffen. Dit werd in de eerste plaats gedaan door de heilige mensheid van onze Verlosser en Meester, Jezus, die onze Middelaar is bij de eeuwige Vader en het gehele menselijke ras met Hem verzoent, genoegdoening gevend voor zijn tekortkomingen en zijn schulden betalend door de overvloed van zijn verdiensten. Maar aangezien deze Heer ware God en Mens was, bleef de menselijke natuur Hem verschuldigd, indien niet één onder alle gewone schepselen de Verlosser kon terugbetalen voor zover dit met de goddelijke genade mogelijk was voor een mens. Deze terugbetaling werd verricht door zijn eigen moeder en koningin, aangezien zij alleen de zegelbewaarster van de grote raad zowel als het archief van zijn geheimenissen en sacramenten was. Zij was de enige die wist wat er te doen was, het afwoog en dankbaar erkende in de mate die verwacht kon worden van een menselijk wezen dat niet persoonlijk verenigd is met de Godheid. Zij alleen verschafte een schadeloosstelling voor alle tekortkomingen en onvolmaaktheden en voor het volledige gebrek aan dankbaarheid in de kinderen van Adam. Zij alleen wist hoe haar goddelijke Zoon tevredengesteld kon worden en hoe Hem voldoening gegeven kon worden voor het onjuiste gedrag van alle stervelingen die Hem niet als hun Verlosser en Meester ontvangen hadden en niet erkend hadden als de ware, voor het heil van allen, mensgeworden God.
644. De grote koningin hield het mysterie van de menswording in alle onbegrijpelijkheid en heiligheid steeds voor ogen zonder dit ooit te vergeten. Tegelijkertijd was zij zich bewust dat de onkunde omtrent deze weldaad in zo vele kinderen van Adam zeer uitgebreid was. Om dankbaarheid uit eigen naam en uit naam van allen te betuigen beoefende zij vele vormen van aanbidding, zoals kniebuigingen en het plat ter aarde vallen, terwijl zij in velerlei variaties het volgende gebed uitsprak:
“Mijn Heer en hoogste Goed, in uw koninklijke tegenwoordigheid val ik op de aarde neer en bied ik mijzelf in eigen naam en in naam van het menselijk geslacht aan; ik zegen en verheerlijk U, ik belijd en aanbid U in het mysterie van de hypostatische vereniging van de menselijke en goddelijke natuur van het eeuwig Woord. Indien de ongelukkige kinderen van Adam onkundig zijn van deze weldaad en zij die er wel van op de hoogte zijn tekortschieten in het geven van waardige dank daarvoor, herinner U dan, liefhebbende Heer en Vader, dat zij in het zwakker vlees, vol duisternis en hartstochten en dat zij niet naar U kunnen komen, indien Gij, in uw liefhebbende neerbuigendheid hen niet naar U toetrekt (Joh 6,44). Vergeef mijn God, de tekortkomingen van hun zwakke natuur en toestand. Ik, uw slavin en laag wormpje van de aarde, tezamen met alle hovelingen van uw glorie dank U voor mijzelf en voor ieder van de stervelingen in erkenning van deze weldaad. En ik smeek U, o mijn Zoon en Heer, vanuit de grond van mijn ziel, deze zaak van uw broeders op U te willen nemen en voor hen vergeving te verkrijgen van uw hemelse Vader. Begunstig met uw overgrote goedgunstigheid deze ongelukkigen die in zonde ontvangen zijn, die hun eigen ongeluk niet onderkennen en niet weten wat ze doen en wat ze zouden moeten doen. Ik smeek U voor uw volk en voor mijzelf, want in zoverre Gij mens zijt, zijn wij allen van uw natuur, die Gij niet laag aanslaat en voorzover Gij God zijt, meet Gij oneindige waarde toe aan uw werken. Laten ze de waardige teruggave en dankbetuiging zijn tot uitdelging van onze schuld, want Gij alleen kunt betalen voor wat wij ontvangen hebben en voor wat wij schuldig zijn aan de eeuwige Vader voor het zenden van U vanuit de hemel naar de aarde als Redder van de armen en Bevrijder van de gevangenen. Geef leven aan de doden, verrijk de armen. Geef licht aan de blinden; Gij zijt onze redding, ons geluk en ons herstel”.
645. Dit gebed en andere daaraan gelijk kwamen dagelijks terug in het leven van de grote koningin van de wereld. Maar bij haar voortdurende en dagelijkse dankzegging voegde zij nog andere oefeningen om het verheven mysterie van de menswording te vieren, in het bijzonder op de verjaardagen van de dagen waarop het goddelijk Woord vlees aannam in haar zuivere schoot en op die dagen werd zij door de Heer meer begunstigd dan op de andere dagen. Dit feest duurde voor haar niet één dag maar negen dagen, omvattende de negen dagen vóór het feest van Maria Boodschap op de 25e maart, waarop zij zich op dit feest voorbereidde, zoals dit beschreven is in het begin van het tweede deel van deze geschiedenis. Ik heb daar opgetekend in negen hoofdstukken, welke de wonderen waren die de menswording (boek 3 par. 5) voorafgingen en waardoor de hemelse moeder waardig werd voorbereid op de ontvangenis van het mensgeworden Word in haar maagdelijke schoot. Het is hier noodzakelijk daarheen te verwijzen en ze kort te herhalen om de wijze te beschrijven waarop zij haar dankbetuiging voor dit hoogste van alle wonderen en weldaden vierde en vernieuwde.
646. Zij begon de plechtigheid op de 16e maart in de avond en bleef gedurende de volgende negen dagen tot aan de 25e maart in haar bidvertrek zonder eten of slaap. De heilige Johannes was de enige die haar in deze tijd bezocht en dan alleen om haar de heilige communie te brengen. De Almachtige hernieuwde alle gunsten en zegeningen die Hij aan Maria had geschonken gedurende de dagen die de menswording onmiddellijk voorafgingen, met dit verschil echter dat haar Zoon en onze Verlosser er nu nieuwe aan toevoegde, want aangezien Hij uit haar was voortgekomen, nam Hij het op zich zijn geliefde en waardige moeder met deze feestelijkheden te helpen en giften en gaven uit te delen. De eerste zes dagen van deze noveen, nadat de gezegende moeder enige uren van de nacht met haar gewone oefeningen had doorgebracht, daalde het mensgeworden Woord vanuit de hemel, schitterend in glorie en majesteit, vergezeld van duizenden engelen. Met hen kwam Hij binnen in het bidvertrek en vertoonde Hij zich aan zijn gezegende moeder.
647. De allervroomste en voorzichtige moeder aanbad haar Zoon en ware God met de nederigheid, de verering en de eerbied die zij alleen door haar wijsheid kon opbrengen. Daarna werd zij door toedoen van de engelen van de aarde opgeheven en op de troon aan de rechterhand van haar Zoon geplaatst. Daar voelde zij in zichzelf een intieme en onuitsprekelijke eenheid met de mensheid en Godheid, waardoor zij vervuld werd met glorie en nieuwe goddelijke invloeden, onverklaarbaar voor mensen. In deze toestand en staat hernieuwde de Heer in haar de wonderen van de negen dagen voor de incarnatie in de volgorde, zoals ze daar geschied waren. En daarna voegde Hij andere gunsten en bewonderenswaardige uitwerkingen toe, overeenkomstig de status sindsdien door Hemzelf en zijn gezegende moede bereikt. Ofschoon de haar eigen kennis van alle dingen steeds in haar behouden bleef, werd haar kennis bij deze gelegenheden vergroot door nieuw inzicht en goddelijk licht, dat haar in staat stelde haar kennis met meer begrip en machtiger uitwerking in te zetten en uit te oefenen.
648. Op de eerste van deze negen dagen werden haar de werken getoond welke God op de eerste dag van de schepping der wereld verricht had, de opeenvolging en de wijze van hun schepping; de hemel de aarde en de afgronden met hun lengte, breedte en diepte; het licht en de duisternis, hun scheiding en alle omstandigheden, veranderingen en kwaliteiten van deze materiële en zichtbare dingen. Ook de schepping van de onzichtbare dingen werden haar getoond: de engelen, al hun soorten en volmaaktheden, hun standvastigheid in de genade, de strijd tussen de gehoorzamen en de ongehoorzamen, de val van de afvalligen en de bevestiging-in-genade van de anderen en alle andere mysteries die Mozes insluit onder de werken van de eerste dag (Gn 1,1-5). Zij herkende tevens de bedoelingen van de Almachtige bij de schepping van deze en andere dingen, namelijk de mededeling en de openbaring van zijn Godheid, zodat alle engelen en mensen, naar hun vermogen, Hem zouden kennen en prijzen in die werken. En opdat de vernieuwing van deze kennis niet onvruchtbaar zou zijn in de allervoorzichtigste moeder, sprak haar goddelijke Zoon de volgende woorden:
“Mijn moeder en mijn duive! Ik gaf u inzicht in al deze werken van mijn oneindige macht, om mijn grootheid aan u te openbaren voordat Ik het vlees aannam in uw maagdelijke schoot en Ik hernieuw dit inzicht nu, om in u het bezit en de overheersing van engelen, hemelen, de aarde, het licht en de duisternis te bevestigen, want dit alles zal u dienen en gehoorzamen als mijn moeder en om u gelegenheid te geven de eeuwige Vader te danken voor de zegening van de schepping, wat de mensen vergeten zijn te waarderen”.
649. De grote koningin beantwoordde deze wil van de Heer getrouwelijk en gaf Hem genoegdoening in haar eigen naam en uit naam van de gehele mensheid voor de verplichting inzake deze weldaden zonder weerga. Met deze oefeningen en op andere geheimzinnige wijze bracht zij deze dag door, totdat de Heer naar de hemel terugkeerde. |Op de tweede dag daalde de Heer op dezelfde wijze af te middernacht en riep in het geheugen van de hemelse moeder de kennis van de werken van de tweede dag van de schepping op: hoe in het midden van de wateren het firmament gevormd was (Gn 1,6-8), nadat deze twee van elkander gescheiden waren, het aantal van de hemelen, hun harmonieuze inrichting, natuur en kwaliteiten, hun grootte en schoonheid. Dit alles kende zij met onfeilbare zekerheid, juist zoals ze tot hun bestaan kwamen, zonder bijmenging van willekeurige hypothesen; zij kende ook de inzichten van geleerden en schrijvers. Op de derde dag werd haar kennis opgefrist over datgene wat in de heilige Schrift staat opgetekend over de derde dag der schepping; dat de Heer de wateren op de aarde verzamelde en de zee en het droge land (Gn 1,9-13), op bevel van zijn Schepper onmiddellijk planten, grassen, bomen en andere zaken voortbracht tot zijn schoonheid en versiering. Zij kende de aard en de kwaliteiten van al deze planten en de wijze waarop ze bruikbaar of gevaarlijk voor de mensen waren. Op de vierde dag herkende zij in het bijzonder de schepping van de zon, de maan en de sterren van de hemel, hun samenstelling, vorm, eigenschappen, invloeden en al hun bewegingen waardoor de tijd in seizoenen, dagen en jaren verdeeld werd (Gn 1,14-19). Op de vijfde dag werden haar de schepping en de voortplanting van de vogels uit het luchtruim, de vissen van de zee, hoe ze in het begin uit het water gevormd werden en hoe ze later gereproduceerd en verspreid werden; (Gn 1,20-23) het aantal soorten, de toestand en de capaciteiten van de dieren te land en ter zee. Op de zesde dag dag ontving zij nieuw inzicht in de schepping van de mens als het culminatiepunt van alle materiële schepselen (Gn 1,24-31) en volkomen begrip van zijn delicate en harmonieuze natuur als een recapitulatie van de gehele rest van de wereldschepselen begreep zij ook het mysterie van de menswording, dat het einde en doel van zijn schepping was en zij bezat op deze wijze de andere geheimen van de goddelijke Wijsheid, verborgen in deze en de andere werken, die alle getuigden van zijn oneindige grootte en majesteit.
650. Op elk van deze dagen componeerde de grote koningin speciale lofgezangen aan de Schepper over de werken welke op de daarmede overeenkomende dag van de schepping verricht waren en over de mysteries die haar medegedeeld waren. Daarna bad zij voor alle mensen, in het bijzonder voor de gelovigen, waarbij zij vroeg om hun verzoening met God en verlichting van hun verstand tot meer inzicht in de Godheid en haar werken, opdat ze daardoor geholpen zouden worden de Almachtige te leren kennen, te beminnen en te prijzen. En aangezien zij op de hoogte was van de onkunde van zovele ongelovigen, die niet tot kennis en vertrouwen in het ware geloof wilden komen en zij daarenboven de ondankbaarheid en traagheid van zovele gelovigen kende, die van deze werken van de Allerhoogste wisten, volbracht de allergezegendste moeder heldhaftige en bewonderenswaardige werken tot compensatie van de tekortkomingen van de kinderen van Adam. Omdat zij zo getrouw beantwoordde, verhief haar goddelijke Zoon haar tot nieuwe deelhebbing aan de giften van zijn Godheid en vermogens, waarbij zij alles ontving wat de stervelingen door hun allerondankbaarste vergeetachtigheid verloren hadden. Over alle werken van deze dag, bevestigde Hij haar in vol bezit en overheersing opdat allen haar zouden erkennen en haar zouden dienen als moeder van de Schepper en als opperste koningin over alle schepselen in de hemel en op aarde.
651. Op de zevende dag werden deze goddelijke gaven in steeds groter mate uitgedeeld en versterkt, ofschoon haar goddelijke Zoon niet van de hemel neerdaalde in die laatste drie dagen, maar zijzelf naar Hem werd opgeheven overeenkomstig met wat met haar drie dagen vóór de menswording geschied was. Dies werd zij te middernacht op bevel van de Allerhoogste door haar engelen naar het hemels imperioum gebracht, waar zij het onveranderlijke Wezen van God aanbad en door de eerste serafijn gekleed werd in een allerzuiverst wit gewaad., witter dan de sneeuw en schitterender dan de zon. Zij omgordden haar met een gordel van juwelen, zo rijk en schoon, dat daarvan geen tweede bestaat. Elke steen ervan verspreidde een licht schitterender dan de zonneschijf, ja dan vele zonnen. Daarna voegden ze armbanden en colliers en andere sieraden, die bij haar pasten toe en al deze sieraden brachten de serafijnen van de troon van de allergezegendste Drie-eenheid, elk daarvan beeldde een nieuwe deelhebbing en nieuwe band met de Godheid uit. En niet slechts de sieraden ook de zes serafijnen die haar tooiden, stelden mysteries voor die in hun bediening besloten lagen.
652. Daarna volgden zes andere serafijnen die op andere wijze de koningin tooiden, als het ware haar vermogens bijwerkend, hen fijnheid, schoonheid en in menselijke woorden onuitsprekelijke gratie verlenend. En zes andere serafijnen brachten het hemelse Licht aan, waardoor haar begrip en wil in staat werden gebracht zalig te schouwen en tot vervulling te komen. Na haar op deze wijze getooid en tot schoonheid gemaakt te hebben hieven alle achttien serafijnen haar op naar de troon van de allergezegendste Drie-eenheid en plaatsten haar aan de rechterhand van haar Eerstgeborene, onze Heiland. Daar werd haar gevraagd wat haar gebed en haar verlangen inhield. En de ware Ester antwoordde: “Ik vraag lankmoedigheid voor mijn volk, o Heer (Est 7,3) en uit hun naam en de mijne bedank ik U, almachtige Genade, voor het geven van de menselijke vorm aan het eeuwige Woord in mijn schoot voor hun redding”. Aan deze smeekbede voegde zij gebeden toe van onvergelijkelijke liefde en wijsheid, nederig verzoekend om barmhartigheid voor het gehele menselijke geslacht en in het bijzonder voor de heilige Kerk.
653. Toen sprak haar goddelijke Zoon tot de eeuwige Vader en zei: “Ik belijd en prijs U mijn Vader en Ik bied U dit schepsel, de dochter van Adam, die welgevallig was in uw ogen en uitverkoren werd tot mijn moeder uit alle schepselen en als getuigenis voor onze oneindige vermogens, aan. Zij alleen waardig en uitputtend in dankbaarheid de genade te erkennen die Ik de mensen heb geschonken door Mijzelf met hun natuur te bekleden om hen de weg naar het eeuwige leven te tonen en hen te redden van de dood. Wij hebben haar gekozen om onze verontwaardiging over de ondankbaarheid en de kleine teruggave die wij van de zijde der stervelingen ontvangen te compenseren. Zij maakt goed wat anderen door onwil of uit onmacht niet kunnen opbrengen en Wij kunnen de gebeden die onze geliefde op het hoogtepunt van haar heiligheid, geheel naar ons welbehagen opdraagt niet geringschatten noch voorbijzien”.
654. Al deze wonderen werden op elk van de laatste drie dagen van de noveen herhaald en op de laatste dag, de vijfentwintigste maart op het uur van de menswording openbaarde de Godheid zichzelf intuïtief en met groter glorie dan Zij zich aan de zaligen toonde aan haar. De heiligen ontvingen aanvulling op hun accidentele vreugde gedurende deze dagen, maar de laatste dag was er een van grotere festiviteit en zeer bijzonder jubel voor de gehele triomferende Kerk. De gunsten en genaden door de allergezegendste Maria op die dag ontvangen overtroffen elke menselijke voorstelling, want al haar voorrechten, genaden en giften werden op die dag op onuitsprekelijke wijze bekrachtigd. Aangezien zij nog steeds een pelgrim was en zij alle toestanden van de heilige Kerk in het heden en de toekomst kende, vroeg en verkreeg zij grote zegeningen voor alle tijden, in het kort gezegd verkreeg zij alle weldaden die door de goddelijke macht voor alle mensen gewrocht werden en zullen geschonken worden tot aan het einde van de wereld.
655. Op al deze feesten die door de grote koningin gevierd werden, verkreeg zij de bekering van ontelbare zielen, die zich te dien tijde en in de toekomst tot het katholieke geloof zouden wenden. Op dit feest van de menswording echter werd dit privilege uitgebreid, want op deze dagen verdiende zij voor vele koninkrijken, provinciën en landen de zegeningen en gunsten die zij ontvingen toen zij tot de heilige Kerk geroepen werden. Zij, die standvastig zijn gebleven in de Kerk zijn zeer veel verschuldigd aan de smeekbeden en de verdiensten van de hemelse moeder. Maar mij werd in het bijzonder getoond dat op de dag waarop zij de menswording vierde, zij alle zielen van het vagevuur redde en dat zij engelen uit de hemel zond om haar die zielen te brengen, waarop zij ze als vruchten van de menswording aan de eeuwige Vader aanbood. Want in dit mysterie had Hij zijn eniggeboren Zoon gezonden om voor Hem zielen te redden uit de tirannie van hun vijanden. Voor al deze zielen componeerde Maria nieuwe lofzangen en met de herinnering aan de jubel die het op deze wijze doen toenemen van de vreugde van het hemelse hof met zich bracht, keerde zij terug naar de aarde,waar zij haar dankzegging met de haar eigen nederigheid vervulde. Dit wonder is in het geheel niet ongeloofwaardig, want het is niet vreemd dat op de dag waarop de allerheiligste Maria werd verheven tot de onmetelijke waardigheid van moeder van God en meesteresse van de gehele schepping alle schatten van de Godheid werden opengesteld voor de kinderen van Adam, haar broeders en haar kinderen, want op diezelfde dag stortte de Godheid zich uit over haar, trad binnen in haar schoot en verenigde zich hypostatisch met de van haar verkregen substantie. Slechts zij kon in haar wijsheid waardig beseffen wat deze weldaad voor haar en tot algemeen nut zou betekenen.
656. De plechtigheid van de geboorte van Christus, haar Zoon, werd wederom op andere wijze gevierd. Op de vooravond begon zij, juist als voor de andere feesten met oefeningen, hymnen en andere devoties en toen het uur van de geboorte was aangebroken, daalde haar goddelijke Zoon met duizenden engelen in glorieuze majesteit neder, juist zoals dit het geval was bij andere gelegenheden. Hij werd vergezeld door de aartsvaders, de heilige Joachim, de heilige Anna, sint Jozef en sint Elisabeth, de moeder van de Doper zowel als andere heiligen. De engel, deed haar op zijn bevel opstaan en plaatste haar aan zijn goddelijke rechterhand onder hemelse harmonie zingend de hymne van glorie en andere liederen die de vrouwe op de dag van de geboorte (Lc 2,14) had gecomponeerd ter ere van dit mysterie en tot lof van Gods oneindige volmaaktheden. Na zich gedurende lange tijd met hen verenigd te hebben in deze lofzangen vroeg de hemelse moeder toestemming van de troon af te dalen, wat zij verkreeg en deed en zij wierp zich opnieuw ter aarde. In deze positie aanbad zij Hem uit naam van het gehele menselijke geslacht en dankte Hem voor zijn komst in deze wereld tot hun redding. Daarenboven bad zij voor alle mensen, in het bijzonder voor de kinderen van de Kerk, waarbij zij de zwakte van de menselijke natuur, haar behoefte aan genade en goddelijke bijstand om zichzelf te kunnen opheffen en het eeuwige leven te verdienen, naar voren bracht. Als argument voerde zij aan de barmhartigheid Gods, God geboren voor hun heil, de armoede van zijn geboorte, het zwoegen en de misère die deze kenmerkte, hoe Hij gevoed was aan haar borst en gekoesterd werd door haar als zijn moeder en vele andere werken met dir mysterie verbonden. Dit gebed werd door haar Zoon, onze Heiland aanvaard. In tegenwoordigheid van alle engelen en de heiligen die Hem vergezelden, erkende Hij zijn plicht om te luisteren naar de liefdevolle pleidooien van zijn allergezegendste moeder voor haar volk. Hij bevestigde haar nogmaals als uitdeelster van al zijn genadeschatten en droeg haar op ze toe te passen en te verdelen naar haar welbehagen. De allervoorzichtigste vrouwe begon deze taak met bewonderenswaardige wijsheid uit te voeren tot onmetelijk welzijn van de Kerk. Bij de sluiting van deze viering van Christus’geboorte vroeg zij alle heiligen uit haar naam en uit naam van alle stervelingen, de Heer te prijzen voor het mysterie van zijn geboorte. Daarna vroeg zij de zegen van haar goddelijke Zoon, die haar gegeven werd, waarop Hij terugkeerde naar de hemel.
Instructie welke de grote vrouwe van de engelen, de allerheiligste Maria mij gaf.
657. “Mijn dochter en leerlinge, het is mijn wens dat uw bewondering die u tekenen geeft over de mysteries van mijn leven en heiligheid aanleiding mogen wezen de Almachtige voor zijn vrijgevigheid jegens mij te prijzen. Uw vertrouwen in mijn machtige tussenkomst moest u boven uzelf doen uitstijgen. Maar indien gij verwonderd zijt over het feit dat mijn goddelijke Zoon genade en gift stapelt en Hij mij zo dikwijls bezoekt of mij opheft ten hemel, herinner u dan wat gij reeds opgeschreven hebt over mijn vrijwillige opschorting van het zalig schouwen ten bate van het bestuur van de Kerk (boek 6 par. 811; boek 7 par.2). En zelfs indien deze liefdesdaad deze beloningen gedurende mijn sterfelijk leven niet verdiend zou hebben, stond Hij toch klaar mij, omdat ik zijn moeder ben en Hij mijn Zoon is, deze wonderen aan mij te verrichten, wonderen die ver uitgaan boven elke geschapen gedachte en die geen ander schepsel ooit kon verdienen. De waardigheid van moeder van God stijgt zover tot boven het niveau van alle andere schepselen dat het lafhartige onkunde van de kant van de mensen zou zijn, mij grotere gunsten dan die welke aan de heiligen gegeven werden te misgunnen. Het aannemen van menselijk vlees uit mijn substantie bracht voor het eeuwig Woord -althans uitgedrukt volgens menselijk begrip- een dusdanige verplichting met zich mee dat God deze niet anders kon voldoen dan door zijn Almacht op mij te laten inwerken, voorzover mijn vermogens dit dragen konden. Deze macht van God is oneindig en onuitputtelijk en zal altijd zo blijven, maar dat wat Hij meedeelt is eindig en begrensd. Ook ik ben slechts een geschapen wezen en in vergelijking met God zijn alle geschapen wezens niets.
658. Hieraan dient toegevoegd dat ik, wat mijzelf betrof, geen hinderpalen op zijn weg plaatste, waardoor ik de oneindige en ongedwongen vrijgevigheid van de Almachtige in al zijn giften, genaden en gunsten kon verdienen voorzover deze konden worden meegedeeld aan een schepsel. Aangezien deze, ondanks hun wonderbaarlijke grootte, steeds eindig waren en de macht van het Wezen Gods steeds oneindig en zonder grenzen is, kan men zeer goed begrijpen hoe het mogelijk is dat ik genade na genade en weldaad na weldaad kon ontvangen. En ik was niet slechts in staat om deze opeenstapeling te ontvangen, maar was dit ook noodzakelijk, opdat ik in algehele volmaaktheid dat wonderschone werk: het zijn van de moeder van God, zou kunnen volbrengen, want geen zijner werken blijven onvolmaakt of niet afgemaakt. Aangezien deze waardigheid van het gemaakt worden tot moeder van God alle genaden inhoudt zoals deze in hun origine en bron aanwezig zijn, kennen de mensen mij, vanaf het moment dat ze in mij de moeder van God zien, ook alle volmaaktheden toe die bij deze waardigheid en hoogheid behoren. Het werd aan de devotie, godsvrucht en goede wil van de gelovigen overgelaten, goedkeuring van mijn goddelijke Zoon en mijn bescherming te verdienen, door mijn heiligheid en ontvangen giften te onderzoeken en ze op te tekenen in overeenstemming met hun devotie en mijn waardigheid. Tot dit doel werd bijzonder inzicht en speciale kennis gegeven aan vele heiligen, schrijvers en kunstenaars naast bijzondere openbaringen aan anderen over bepaalde gunsten en privileges die mij werden verleend door de Almachtige.
659. Aangezien echter vele stervelingen, zelfs de ijverigsten, -zeer beschroomd zijn geweest op dit punt, -anderen, door hun gebrek aan piëteit, onnodig traag, heeft mijn goddelijke Zoon, in zijn vaderlijke goedertierenheid en op het tijdstip waarop zijn heilige Kerk daar het meest behoefte aan had, -deze verborgen mysteriën geopenbaard, -zonder terug te vallen op menselijk inzicht en kennis, -maar slechts op de lichtstraal van zijn eigen waarheid, opdat ze -nieuwe vreugde en hoop zouden verkrijgen uit de kennis van mijn privileges en de Almachtige nieuwe glorie en lof zouden brengen voor de weldaden die hen van mij bereiken en -door de werken van de verlossing mogelijk geworden zijn.
660. Ik wens, mijn dochter, dat gij u meer dan de rest van het menselijk geslacht verplicht voelt tot tegenprestaties, omdat ik u gekozen heb als een bijzondere leerlinge en dochter, zodat door het schrijven van mijn levensgeschiedenis uw hart moge opgeheven worden tot groter verlangen om mij na te volgen. De les die uit dit hoofdstuk te trekken is, zou moeten zijn het mij navolgen in de onuitsprekelijke dankzegging voor de gezegende geheimen van de menswording van het Woord in mijn schoot. Schrijf dit wonder van de Almachtige in uw hart opdat gij het nooit vergete en laten de dagen die betrekking hebben op dit bijzondere geheim, dat gij beschreven hebt, zeer speciale, schitterende dagen zijn. Uit naam van dat geheim en uit mijn naam wens ik dat gij dit feest met grote liefde en zielenvreugde viert, God dankzeggend uit naam van alle stervelingen dat Hij in mij is mens geworden voor hun heil en Hem tevens prijzende voor mijn verheffing tot de waardigheid van zijn moeder. En bedenk dat niets zoveel verwondering in heiligen en engelen, die enige kennis hebben van het oneindige Wezen van God, veroorzaakte, dan Hem verenigd te zien met de menselijke natuur en ofschoon zij meer en meer van dit geheim begrijpen, zal er tot aan het einde van de tijden steeds dieper in doorgedrongen kunnen worden.
661. Opdat gij deze weldaden van de incarnatie en geboorte van mijn Zoon op de juiste wijze kunt vernieuwen en vieren, moet gij de nederigheid en de zuiverheid van een engel bezitten, want door die deugden wordt uw dankbetuiging welgevallig aan de Heer en daardoor kunt gij iets terugdoen voor het feit dat Hij uw natuur heeft aangenomen. Mediteer grondig over de zwaarte van de zonden der mensen die, terwijl ze toch Christus tot Broeder hebben, deze verwantschap niet waard zijn en hun plichten verwaarlozen. Beschouw uzelf als een afbeelding van de God-Mens en dat elke soort zonde gelijk staat met verachting en uitwissen van dat beeld. Deze nieuwe waardigheid waartoe de menselijke natuur verheven werd, wordt teveel vergeten door de kinderen van Adam; zij weigeren hun oude gewoonten te laten varen en zich met Christus te bekleden. Maar gij mijn dochter, vergeet het huis van uw vader en uw volk en streef ernaar uzelf met de schoonheid van uw Heiland te vernieuwen, opdat gij het welbehagen van de opperste Koning opwekt”.
Tags: Hoe Maria de menswording en geboorte van de God-Mens vierde etc.