Gabriëlle Bossis.
Verkrijgbaar bij: Sint Petrus Canisiusstichting Postbus 3188, 5930 AD Tegelen. Vertaling door W. Nijs SJ
Druk: Ars drukkerij bv Roermond.

Hoe is het gebruik van het Heilig Uur ontstaan?
Jezus tot de heilige Margaretha-Maria Alacoque: Op de eerste plaats zul je Mij in het heilig Sacrament zo dikwijls ontvangen als de gehoorzaamheid het je zal willen toestaan, welke verstervingen of vernederingen je dat ook zou moeten kosten; je moet deze beschouwen als een onderpand van mijn liefde. Bovendien zul je op elke eerste vrijdag van de maand te communie gaan, en iedere nacht van donderdag op vrijdag zal Ik je doen delen in de droefheid ten dode toe die Ik gevoelde in de hof van Olijven; deze droefheid zal je, zonder dat je het kunt begrijpen, brengen tot een soort doodsangst die moeilijker te dragen is dan de dood. Om Mij te vergezellen bij het ootmoedig gebed zal Ik t midden van mijn doodsangst aan de Vader toen aanbood, zul je opstaan tussen elf en middernacht en je met het hoofd voorover ter aarde werpen, zowel om de goddelijke toorn van de zondaars af te wenden als ook om op zekere wijze de bitterheid te verzachten die Ik voelde om de apostelen die Mij in de steek lieten. Daardoor moest Ik ze wel verwijten dat ze zelfs geen uur met Mij hadden kunnen waken. Gedurende dat uur zal je alles wat Ik je zal zeggen. Maar luister goed, mijn dochter, geloof niet gemakkelijk iedere geest. Doe niets zonder toestemming van hen die je geestelijke leiders zijn. Met het gezag van de gehoorzaamheid kun je je niet vergissen. De duivel heeft geen macht over hen die gehoorzaam zijn. Doe niets zonder de toestemming van hen die je geestelijke leiders zijn. (A.Hamon SJ Histoire de la devotion au Sacre Cour. deel 1 pg 152).
Het was voor Margaretha Maria niet gemakkelijk de toestemming van haar overste te krijgen. En toen deze door een ander werd opgevolgd, werd de toestemming zelfs ingetrokken en pas later om zeer ernstige redenen weer opnieuw gegeven. Vanaf oktober 1678 hield Margaretha Maria geregeld het Heilig Uur. Van de ontwikkeling van de praktijk van het Heilig Uur na Margaretha Maria weet men weinig. Het schijnt dat maar weinige kloosters de praktijk ervan in ere hielden. Na het herstel van de jezuïetenorde heeft P.R. Debrosse SJ in het jaar 1829 te Paray-le-Monial een broederschap opgericht, die zich ten doel stelde elke donderdagavond het Heilig Uur te houden. Deze broederschap verkreeg de steun van de bisschop van Autun en van de paus. De devotie breidde zich vooral uit in Frankrijk en België. Vele vrome chrisstenen en religieuzen lijden, schreien en bidden met Jezus in zijn droefheid en angst te Gethsemani. Ze willen Hem troosten. Hem helpen om de bittere kelk van het lijden te drinken. Ze vragen barmhartigheid voor zichzelf en anderen. God alleen kent de christenen die in een kerk of stil in huis het Heilig Uur houden.
Getuigenis van pater William Doyle over de betekenis van het Heilig Uur voor zijn geestelijk leven: Ik zou alleen wel willen, dat je eens kon zien, hoe hartelijk beschaamd God mij maakt door elke nieuwe genade. Misschien zul je dit beter beseffen, als ik je vertel, dat ik in een bepaalde periode van mijn religieus leven, vóór ik priester werd, een zeer zorgeloos geestelijk bestaan leidde. Het begon door overwerken (wat ik mezelf aandeed), zodat ik vaak niet voor 3 uur ’s nachts in bed was, met de gewone gevolgen. Op het laatst voelde ik dat ik op de rand van de afgrond liep, terwijl de hele tijd, ofschoon het ongelooflijk mag klinken, God mijn hart niet met rust liet, om mij toch te bewegen een leven van volmaaktheid te leiden en ik bij een triduüm en elke retraite mijn besluit neerschreef om met zijn genade een heilige te worden. Kun je nu begrijpen waarom ik zo welsprekend ben aangaande de lauwe religieuzen? Dat kon zo niet doorgaan. Ik werd half gek door de gedachte aan hete misbruik van de genade en het zachte pleiten van Jezus, dag en nacht. Toen, midden in al die lauwheid, toek ik weinig bad, toen er ternauwernood een enkele bewuste acte van zelfoverwinning per dag was, kwam er een buitengewone genade -een genade, waaraan ik wist, dat ik niet kon weestaan- om elke week het Heilig Uur te houden. Ik begon dat inderdaad te doen, ofschoon het toendertijd een kwelling voor me moet zijn geweest, denk ik. Ik wilde niet doen, wat God van me verlangde, daarom “dwong” Hij me. Ik vocht als een tijger, maar zijn genade en geduldige goedheid wonnen het. (A. O’Rahilly, P.William J.Doyle SJ, Een aalmoezenier uit de eerste wereldoorlog, Nederlands van P.v.d.Biesen SJ p.93)
Hoe werd Gabriëlle Bossis gebracht tot het houden van het Heilig Uur: Op 28 juni 1939 (VII 194) lezen we: Voortaan zul je het Heilig Uur houden van de donderdag.. Ik vraag dit uur met Mij. In het begin, ja, kost het inspanning maar later niet meer. Verlaat Me niet, verlaat Me nooit. Ik ben altijd, ja altijd met je… We kunnen wel vaststellen dat, ongeveer vanaf dat tijdstip, het overgrote gedeelte van de gesprekken van Christus met Gabriëlle Bossis bijna altijd op de donderdagen plaats had. Wel is er een periode, lopend vanaf juli 1941 tot en met half mei 1944, dat het gesprek met Christus gevoerd wordt in een kerk (dikwijls die van Le Fresne), en op donderdag, maar dat Gabriëlle Bossis er niet bij aangeeft: “Heilig Uur”. Toch is het duidelijk en enkele malen heel duidelijk, dat Christus het gesprek met haar voerde tijdens het Heilig Uur. Dan, vanaf 25 mei 1944 tot en met 11 mei 1950 (een maand voor haar dood) vinden we weer met grote regelmaat bij de gesprekken genoteerd “Heilig Uur”. In deze uitgave zal de lezer niet alleen die gesprekken vinden waar Gabriëlle Bossis nadrukkelijk aan toevoegt: Heilig Uur, maar ook een aantal gesprekken die op Donderdag, meestal in een kerk, plaats hadden, en die in karakter overeenstemmen met de gesprekken voorzien van de notatie: Heilig Uur.
- HEILIGE UREN 1939. Voortaan zul je Donderdags het Heilige Uur houden. Ik vraag je om dat uur met Mij. In het begin, ja, kost het je wat, maar daarna niet meer. Denk aan je verstervingen zoals het slapen op de grond. En nu? Je eerste kruiswegen, en nu? Ja, verlaat Mij niet, verlaat Mij nooit. Ik ben altijd met je, altijd! (Heilig Uur, 28 januari 1939, VII 194)
2. Toen je in Jeruzalem was, wandelde je in de Hof van Olijven, de tuin van mijn doodsangst. Kom nu bij Mij en troost Mij. Wees vol goedheid voor Mij. Bied mijn angstzweet aan de Vader aan, voor de bekering van de zondaars en voor de bevrijding van de gelovige zielen. Jij, mijn bevoorrechte vriendin, bid met Mij. Bidden wij samen. Bied ook de angst van mijn Moeder aan, zij deelde van verre in mijn smart. Zie hoe Ik was in de Hof. Roep je dit toneel voor de geest. Zie hoe Ik ten dode toe bedroefd was in mijn uiterste verlangen om de wereld te redden. (Heilig Uur, 15 nov. 1939, VII237)
3. Is het zo ingewikkeld om altijd te leven in Mij? Ben Ik niet je Schepper die je gemaakt heeft zoals je bent? Heb ik niet mijn verblijf in jou gevestigd? Zou je ergens kunnen zijn waar Ik niet zou zijn? Als je je mijn weldaden herinnert vanaf je geboorte, kan je hart zich dan gemakkelijk van Mij losmaken? En als je je herinnert hoe onmetelijk veel Ik geleden heb om je mijn liefde te tonen, kun je dan wel iets anders doen dan je volledig aan de liefde over te geven tot het einde? (Heilig Uur 22 nov. 19939 VII 238)
4. Wees in deze tijd van de Advent echt bij Mij in de schoot van mijn Moeder. Aanbid Mij daar. Ik ben er levend zoals Ik in de hemel leef. Ik wacht er tot mijn vorming tot mens voltooid is, terwille van de verlossing van de mensen. De mensen hadden geen vermoeden dat hun Verlosser zo nabij was. Zo ook: hoe weinigen denken er aan dat Ik in het tabernakel ben!! Wees met Mij, in mijn Moeder en laat je door Haar vormen. (Heilig Uur 1939 VII246)
HEILIGE UREN 1940
5. Groot is mijn ongeduld om uit mijn gevangenis te ontsnappen en jullie nabij te komen! Laat ook jouw ongeduld groot zijn om, ondanks je armzaligheid, de volmaakte staat van de ziel te verkrijgen waarin de heiligheid bestaat. Alleen ben je daar niet toe in staat. Maar mijn Moeder heeft haar geheimen. Zij heeft ze in Mij verworden. Zij werkt in hen die er haar om vragen. Zij is zo goed. En nu, bid een Onze Vader en een Weesgegroet en dat meermalen. Ik heb ze nodig voor de arme zondaars. Mijn voorraad gebeden is spoedig uitgeput. Laat je niet van Mij afhouden. Wees helemaal voor Mij en in Mij, want Ik ben helemaal voor jou en in jou. Bid zo, zonder op te geven. Je voegt je bij Mij in de Hof van Olijven. Je begint met Mij vergeving te vragen voor je fouten, v oor je kwaadspreken, voor je leugentjes uit ijdelheid, voor je overdrijvingen in het spreken, voor het feit dat je zo koel blijft bij de zware beledigingen van de wereld, ofschoon ze Mij zo pijnlijk treffen, voor je onverschilligheid voor mijn belangen. Beschouw Mij in de Hof in mijn droefheid: zou al mijn lijden nutteloos zijn? Bid nu met mij: “Vader, heb medelijden met allen en vergeef allen. Vader, zie naar Uw Zoon in Gethsemani”. De vader, die meer vaker is dan welke vader ook, zal je verhoren. (Heilige Uur, 29 febr. 1940 II 152)
6. Ik verwachtte je. Geloof je in Mij? Maar hoop je op Mij, zoals je op God moet hopen? Ik zou graag zien dat je door je geloof, samen met een vaste hoop, mijn Wil beweegt. Herinner je het gebed: “Ik handel, Heer, in Uw Naam en ik weet dat ik machtig ben”. Hoop dus op een leven met grote diepgang. Aan wie zou Ik mijn onpeilbare goedheid betonen als jullie niet klaar staan om die te ontvangen? Houd je ogen gericht op Mij, overdag en ’s nachts. Anders vergeet je Mij. Dat men vergeten wordt.. wanneer men zozeer bemint! Je weet niet wat het is. Ja, je bezoekje van elke dag. Daarboven zul jet het beter beseffen. Laat het nooit na. Laat het vanzelfsprekend en zoet voor je zijn. Des te verdienstelijker is het. Je weet dat Ik er niet van houd de zielen te dwingen. Deze eerbiediging van jullie vrijheid is weer: liefde. (Heilig Uur 25 apr. VII 287)
7. Vandaag ben jij het die tot Mij moet gaan spreken. Je ziet: Ik ben er met heel mijn Hart, luisterend naar jou. Ik zei: “Heb medelijden met mij, mijn Zaligmaker, zoals ik medelijden heb met U”. Hij zei met een glimlach: Denk je niet dat Ik méér medelijden heb? Maar dat spreekt vanzelf. Je staat vóór Mij opdat Ik je geef en om zo mijn Hart te verlichten, dat zo vurig verlangt te geven. Ja, mijn kinderen, laat Mij jullie rijk maken. Geef Mij alle ruimte om jullie te heiligen. Wat zouden jullie zelf kunnen doen, helemaal alleen? Maar roep Mij aan. Reik Mij je hand. Zie eenvoudig en vol vertrouwen naar Mij op. Bedenk dat Hij groot is. Hij kan alles wat Hij wil en Hij is mijn Vader, mijn Vriend, Dus… Vraag aan de Vader dat Ik mag wonen in de zielen. Als zij zich niet met Mij, wonend in hen, zouden bemoeien dan zou dat geen wonen zijn. Maar hoe heerlijk zou het daarentegen zijn om bij hen te zijn als de dierbaarste gast, die men dag en nacht met zorg omringt, wetend dat elke oplettendheid zijn teder hart ontroert en dat zijn ontbering zo groot is dat de geringste penning van goedheid Hem treft. (Heilig Uur 9 mei VII 289)
8. Geloof vast dat er geen enkele proportie bestaat tussen de zorgen en werken op aarde en de beloning. Bedenk toch: de beloning dat ben Ik! Moedig jezelf aan om alles te verdragen uit liefde om de Liefde te winnen. Je hebt gezien dat alles wat voorbijgaat, kort duurt. Maar herinner je je begrip van eeuwigheid: het is alsof je altijd net pas aankwam, en de aarde scheen je zo weinig, een punt, zo ver, en als een droom. Welnu: daar je nog in het strijdend leven bent, laat niets verloren gaan: je zult alles terugvinden en wel: voor altijd. Geloof je in mijn Liefde. Ja Heer. Geloof je vast in mijn liefde? Ja Heer. Geloof je altijd in mijn liefde? Ja Heer. Geef jezelf dan helemaal, zonder ooit iets terug te nemen: verloochening van je voorkeur; verlangen naar mijn vreugde, naar mijn Rijk van Liefde. Vergeet je eigen wezen. Denk aan het Mijne. Ik ben geen veeleisend tyran; mijn Wezen: een Lam, geofferd uit liefde. (Heilig uur 13 juni 1940 V 110)
9. Ik dacht aan de nederlaag ondanks zoveel gebeden) Kun je niet beter zeggen: We hebben het Paradijs gewonnen dan: “We hebben de oorlog gewonnen?” Geloof vast dat Ik jullie gered heb van gevaren die jullie niet kennen. Is het niet de liefde die bezig is, als Ik bezig ben? Als jullie Mij eens kenden!… Leer Mij dus kennen, mijn kinderen, het wordt tijd… Laat onze betrekkingen eindelijk heel eenvoudig, heel teder worden als van het kind dat met de armen om de hals van zijn vader, hem heel de toekomst overlaat en er alleen maar aan denkt om zijn vader te herhalen dat hij hem liefheeft. (Heilig Uur 29 juni 1940 V III)
10. Vind er genoegen in om je wil te buigen uit liefde voor Mij. Laat dat als een spel voor je zijn, wetend dat je zo je liefde tot Mij bewijst en dat Ik er blij mee ben. Al gebeurde het maar één keer in de morgen, in de middag en op de avond. Bied Mij drie vreugden trouw aan. Wal zal Ik er naar uitzien. Wat zie Ik er naar uit! Mijn kinderen, alles is gelegen in het hart aan Hart. Wat betekent alles vergeleken met het leven tussen de ziel en haar Verlosser! In deze vertrouwelijkheid met mijn kinderen vind Ik mijn vreugde. Het is als het ware alsof jullie door Mij jezelf te geven Mij een schat geven. Mijn grote liefde voor jullie doet de rest. Laat er geen hinderpaal zijn tussen ons. Geef je zo klein als je bent. Ik zal jullie groot maken, maar geven jullie jezelf. En aanbid nu, in de geest, alle hosties die je vanaf de eerste ontvangen hebt. Aanbid al die stromen van liefde, waarbij Ik Mij met jou heb verenigd, en alle die nog komen gaan tot de laatste op aarde. Zeg Mij dat je er gelukkig mee was en dat je je het leven zonder dagelijkse communie niet kunt voorstellen. Ik weet het wel, maar hoor het je toch graag zeggen. Ik ben als iemand die wat vreesachtig is uitgevallen, die je moet geruststellen. O mijn welbeminde kinderen. (Heilig Uur 27 juni 1940 V 112)
11. In de kerk van Le Fresnes. Ik was er alleen met een duits soldaat; ik probeerde voor hem te bidden. Denk eraan dat je ook voor je vijand moet bidden! Ik ben gestorven voor allen! Waarom zou jij dan uitzonderingen maken? Ik verlang dat allen bij Mij in de hemel komen. Ken jij de geheimen van de harten der mensen? En heeft deze, je vijand misschien niet je gebed nodig? Geef Mij je gebed voor hem -in broedergeest. Mijn beste kinderen, juist omdat jullie vrij zijn om te doen of te laten, daarom kun je Mij vreugde bereiden, want nu kan Ik het beste doen wat gedaan kan worden. Ik zie vol verwachting uit… Hoe gelukkig maken jullie Me als je de overwinning op jezelf behaalt. En denk er wel aan: die overwinning is niet enkel in je eigen voordeel. Het is in het belang van heel de Kerk: De zegevierende Kerk: de heiligen verheugen zich. De lijdende Kerk: hun smarten worden verlicht. De strijdende Kerk: je helpt ze. Het kan de schijn hebben dat je stem maar zwak is, maar de echo ervan klinkt heel ver door. Laat ook deze gedachte je sterken: dat je Mij bemoedigt en troost in mijn doodstrijd in de Hof. Toen was mijn grote droefheid, dat deze doodstrijd nutteloos zou zijn voor velen. Breng Mij tot de zielen der mensen. (Heilig Uur juli 1940, II 180).
12. Niet moedeloos worden. Er zijn veel manieren om ondanks tekortkomingen vooruit te gaan. Roep Mij, roep Mij gerust als je valt. Maar dit geroep moet recht afkomen op je enige Vriend. Geloof in mijn kracht. Heb Ik Petrus niet vastgegrepen toen hij wegzonk in de golven? Ben je er niet van overtuigd dat Ik meer bereid ben om je te helpen dan om je verloren te laten gaan? Ach, wat kent men Mij slecht. Ze doen alsof ze Mij niet kennen. Ze zouden willen dat Ik niet bestond.. en dat nog wel terwijl Ik het “Zijn” ben! Vergroot het aantal van hen die zich helemaal geven aan mijn liefde. Vorm een kring om Mij heen. Doe alsof je een arme schat moest verdedigen. Ik zeg ‘arm’. Ik zou de rijke weldoener willen zijn van de zielen. Helaas sleept de verderver heel wat schapen mee. Ik noem ze ieder bij hun naam. Help Mij! Sluit je aan bij mijn getrouwen door je kruiswegen, je goede voornemens, door vriendelijke woorden. Wees een voortzetting van Mij op aarde. Door jullie ben Ik er nog. Laat Mij krachtig voortleven door jullie. Leen Mij je geestesgaven en je lichaam. Dan zullen jullie Mijn Wezen bezitten in de hemel. (Heilig Uur 8 aug. 1940, I 296).
13. Heer, zal ik niet, voor mijn dood, komen tot meer geestdrift? Tot heldhaftiger inspanning? Zal ik blijven sukkelen in middelmatigheid? Ontleen sterkte aan de sterkte van de heiligen, aan de sterkte van de Heilige der heiligen. Sluit je aan bij Mij en geef Mij de vreugde om je te helpen en je om te vormen. Maak je los van eigen ik en laat Mij dikwijls je vurige verlangen weten. Dacht je dat Ik daaraan zou kunnen weerstaan? Dan ken je Mij niet. Ben jij edelmoedig, Ik ben het veel meer. Je weet dat een hevige stormwind alles mee kan slepen. Ook Ik sleep je mee. Ik ben een rover en ontvoerder. Bied geen weerstand. Als jij je aan Mij overgeeft zal Ik je binnenvoeren in mijn geheime, gesloten tuin tussen de bloemen en vruchtbomen. Je krijgt een ring gestoken aan de vinger. Je pas zal zich regelen naar de Mijne. Ik zal Mij neerbuigen zodat we op gelijke hoogte zijn en wij zonder moeite met elkaar kunnen praten. Wat zal dat heerlijk zijn, mijn vriendin, mijn kleine ziel. Ook jij zult Mij vragen om tenten te bouwen. Maar we bouwen er maar één. En wanneer je Mij aankijkt, zul je begrijpen dat het lijden dat voorbij gaat leidt naar het Leven zonder einde, en dan zeg je: wat eenvoudig toch. Ja, in de liefde is alles eenvoudig. Je zult zeggen: “U was alleen goedheid en barmhartigheid en ik wist het niet”. Dan gaat de sluier weg en zie je wat Ik voor jullie gedaan heb. Nu werk en strijd je in de nacht, de donkere nacht, maar zeg Mij toch: “Ik geloof dit alles, ik aanbid U in het mysterie.. tot wie zouden wij gaan, Heer? En geef je dan in vrede over aan Mij. En moge Ik de troost hebben mijn kind te leiden, waarheen Ik wil. Ben je bereid om met dichte ogen met Mij mee te gaan? Heer, laten wij samen opnieuw gaan langs de paden van mijn leven en zegen hen die ik ben tegengekomen of ze nu nog leven of reeds gestorven zijn. Je wilt Mij mijn vak als zegenbrenger laten uitoefenen. Kijk vooral terug naar ogenblikken van vernedering, Het zijn de ogenblikken dat je vernederd werd waaraan Ik de voorkeur geef. Want daarin herken Ik mijzelf het beste in jou. Verberg je in mijn verborgen leven. De Bruidegom is alles wat de bruid nodig heeft en het geluk van de bruid is het geluk van de Bruidegom. (Heilig Uur 22 aug. 1940 V 113)
14. Eer zij de Vader, de Zoon en de heilige Geest. Die in mij wonen. Kijk, ook al zou je een uur lang alleen maar deze wens herhalen, je zou je tijd goed hebben besteed, want er is geen gebed van jullie of het wordt gehoord. Jullie moesten eens weten hoe oplettend de Vader ziet naar wat zijn kleine kinderen doen en zeggen. Velen doen Hem denken aan zijn enige Zoon toen Die leed op aarde. In ieder van hen woont de heilige Drieëenheid naargelang de ruimte die ieder Hart laat. Je weet het; God dwingt niemand, Hij vraagt. Hij wacht af. En als iemand trouw is, laat hij niet twijfelen aan de vreugde die hij aan de Hemel geeft. Bedenk wel: het is tijdens jullie aardse leven dat Ik van jullie geniet, mijn welbeminde leerlingen. In de Hemel genieten jullie van Mij. Mijn kinderen, zie hoe eenvoudig Ik ben en hoe gemakkelijk het is Mij te behagen! Het is voldoende om, wat je doet, goed te doen om mijn Liefde, om te groeien, om vooruit te komen, om hoger op te komen. Reik Mij je beide zwakke armen. Ik zal jullie helpen. Wij zullen het werk samen doen, in ongelijke delen. Het is passend dat de Vader het zwaarste deel op zich neemt. En het kind houdt de ogen vol liefde gericht op de Vader en het pijnlijke van zijn taak lijkt hem van weinig betekenis. Een blik vol liefde: wat een steun voor jullie en wat een vreugde voor Mij! Allen die Mij liefhebben, hebben er recht op om Mij te zien. Zelfs al zouden jullie Mij elke dag met een heldhaftige liefde beminnen, het zou weinig zijn vergeleken met de liefde van Mij, die jullie deel zal zijn in de eeuwigheid. Heb Mij dus voortdurend lief. Zeg het Mij en laat jullie liefde tot Mij levend zijn. Ik zal die elke dag opnieuw in jullie hart komen halen en altijd zal ze nieuw zijn voor Mij: zou Ik genoeg krijgen van jullie?… (Heilig Uur 29 aug. 1940, V 115)
15. Ik vroeg aan de aartsengel Gabriël om Hem te troosten zoals hij het in de Hof van Olijven had gedaan). Ja, mijn engelen troosten Mij. Maar een lijden komend van de kant van de mensen vindt zijn vertroosting door het mensenhart. Troost Mij, jullie, mijn vertrouwelingen, mijn uitverkorenen volgens de wonderbare uitvindingen van jullie liefde. Ja, alles wat jullie zult uitvinden, zal Mij lief zijn, omdat het van jullie komt. Wees niet bang dat Ik jullie manieren zal minachten, dat Ik ze ontoereikend of boers zal vinden, als jullie oprecht zijn. Zozeer heb Ik lief. Spreek tot Mij met de eenvoud van een heel kleine. Er zijn geen formules nodig. Jullie woorden neem Ik uit je hart weg, nog vóór ze in een zin zijn uitgedrukt. Ik voel Mij zo gedrongen om ze in mijn Hart op te nemen, die kinderwoorden van jullie!
Zie je niet mijn wijdgeopende armen op het kruis? En meer dan wijdgeopend.. zo ver van elkaar dat ze als het ware uiteengerukt zijn… Ze zullen altijd open blijven staan om voor jullie een volmaakt en verrukkelijk toevluchtsoord te zijn. Heer, reeds wil ik mijn familie, mijn vrienden en mijn overledenen in Uw armen leggen. Voeg er zondaars aan toe, veel zondaars, want voor allen open Ik ze zo wijd. Wees niet bang dat je teveel vraagt. Vul mijn armen: de landen, de naties, de heidenen van jouw tijd, vn de voorbije tijd, van de komende eeuwen! Kijk, Ik zie alle mensen een voor een. Velen die niet meer op aarde zijn, zijn nog niet in de Hemel. Jullie gebeden zullen hun ballingschap verkorten. En daarmee troosten jullie Mij ook in mijn doodstrijd van een stervende uit liefde. Wat zullen jullie dankbaar mijn doodstrijd bezingen als jullie die zullen begrijpen! Wat het ogenblik van nu betreft: schenk Mij de vreugde van jullie geloof en jullie liefde. Dan zal de aartsengel Mij die te drinken geven (Heilig Uur 4 sept. 1940, V 116)
16. Ga nooit tot het einde van een voldoening. Bewaar er een deel van voor Mij, het offerdeel, mijn deel, begrijp je? Want alles doen wij ongemerkt gezamenlijk. Als jij nu alles nam, wat zou er dan voor Mij overblijven? Dan zou je alleen blijven met jezelf. O, tracht dat te voorkomen. “Moge God met u zijn”. Anders dwing je Mij om alleen maar toe te kijken en Mij niet met je te bemoeien! Wat een verlangen heb Ik naar vereniging met jullie. Ik begin mijn aards leven opnieuw met ieder van jullie. Ik verbind Mij met jullie leven als jullie Mij daartoe willen uitnodigen. Herinner je je nog hoe Ik opliep met de leerlingen van Emmaus? Zo doe Ik ook als jullie de weg gaan die Ik jullie van eeuwigheid heb voorbestemd in dit bepaald gezin en in dit bepaalde land. Daar heb Ik jullie geplaatst met speciale liefde. Leef er met geloof, bedenk dat je daar de hemel kunt winnen, een eeuwige liefde voor de korte passage in de tijd… Ja, doorloop deze passage vol verlangen om aan mijn liefde te beantwoorden met steeds een ongeduldig verlangen om Mij eindelijk te kennen. Mij, je liefdevolle Zaligmaker… Waren jullie niet van eeuwigheid in mijn gedachte? Daarom is het passend dat jullie gedachten geheel vervuld zijn van Mij, mijn arme kinderen, zo dikwijls ondankbaar. Heer, kunnen wij ook die fouten goedmaken, die wij niet kennen, maar die U met uw grotere opmerkingsgave ziet? Je weet dat een akte van volmaakte liefde heel een leven kan herstellen. Je weet, dat een oogopslag, ootmoedig en liefdevol, Mij treft? Je weet dat Ik gevoelig ben voor elke hartekreet? Soms ben Ik er nog vóór je om Mij roept. Herinner je je nog dat je uit een of ander gevaar werd gered? En dat je dacht dat het vanzelf zo kwam? Niets komt vanzelf: vergeet nooit mijn waakzaamheid, mijn voorzienigheid. Bedank Mij dus voor die onzichtbare zorgen. Mijn Liefde wil graag voorkomen, doe alles voor jullie welzijn. En nu, in dit uur van doodsangst, zie hoe eindeloos Ik zoek naar de zielen! Ik ben de mens, die de melaatsheid van de melaatsen overnam. Ik heb alles geleden. Ik heb alles meegemaakt. Alles heb Ik, de reine, uitgeboet door het vergieten van mijn Bloed. Laat niemand dus bang voor Mij zijn! Laat men naar Mij toe komen. Zelfs de grootste zondaar zal het geluk smaken dat Ik hem aan mijn Hart druk. Maar laat hij zonder vrees komen en dat zal hij gemakkelijker doen als hij meer aan Mij dan aan zichzelf denkt… Dat zal de weg van vrede zijn. Ga, door je gebed, op zoek naar de zondaars, ga ze voor Mij halen! (Heilig Uur 12 sept. 1940 V 117)
17. In de kerk was ik ongerust over de reparateur van het harmonium die lawaai maakte: “Zal Hem dat misschien beletten om tot mij te spreken”? Is er iets of iemand die Mij kan beletten om tot een ziel te spreken als Ik haar wil spreken? Is de verborgen taal van hart tot hart niet mijn taal? Ook temidden van een menigte heb je Mij gehoord, je hebt die stem gehoord die zo fijn is dat alleen de liefde die waarneemt. Ik wil graag dat jullie beslag op Mij leggen. Je mag alles van Mij hebben. Hoe meer je bij Mij weghaalt, des te meer rijkdommen Ik je laat stelen. We hebben alles gemeenschappelijk, zoals in een goed huisgezin. Geloof Mij: nooit raakt mijn bezit uitgeput. Neem met volle handen, graag, niet alleen voor jezelf, maar voor iedereen. Vergeet niemand. Daar wordt mijn rijkdom alleen maar groter door. Ik heb jullie gezegd dat het maar een kleinigheid is die jullie belet om Mij te zien. Geloof dus in mijn onzichtbare aanwezigheid vol genegenheid en onvergelijkelijke liefde, je moest eens weten… Een aanwezigheid betekent zoveel . Je verricht al je bezigheden, gebeden, overdenkingen en gesprekken alsof Ik er bij was. En Ik bèn er ook bij. Vind je dat niet eindeloos goed? Als je wakker wordt, ben Ik er. Als je uitrust ben Ik er. Je kunt zeggen: “Hij laat me nooit alleen”. Daarom is je eenzaamheid goddelijk. Herinner je je nog ja aarzeling na de dood van je goede gedienstige of je je opnieuw zou laten bedienen? Ik nodigde je uit om alleen te blijven en zei je: “Heb je Mij zozeer lief?” En,, nietwaar, je betreurt het helemaal niet. We zijn samen geweest in de loop der jaren met de soms zo eenzame avonden. Je hebt geprobeerd om dichter bij God te naderen en Ik heb je geholpen. Want je kon je eenzaamheid verenigen met de mijne, in de veertig dagen in de woestijn; de nachten waarin Ik aan de menigte ontsnapte om te bidden tot mijn Vader; de eenzaamheid temidden van de mensen door onbegrip, vijandigheid en haat, door het afwijzen van mijn Liefde. En dat allemaal voor jullie en voor jou. En later: de eenzaamheid in de Olijfhof, de eenzaamheid van de kerken, en, wat de Eucharistie betreft, de eenzaamheid in de mensenharten die Mij vergeten nadat ze gecommuniceerd hebben. Ja, mogen de trouwe en liefdevolle gedachten van mijn vrienden Mij altijd weer steun en troost bieden. Dan zal Ik hen troosten als ze voorgoed inslapen bij het vertrek naar het andere leven! Een vreemde zaak, nietwaar, dat een schepsel zijn God kan troosten? Toch is het zo. In mijn liefde verwissel Ik de rollen. En dat is een nieuw middel voor jullie om dichter bij Mij te komen; het is als het ware alsof jullie Mij liefdevol willen beschermen. Dat komt omdat Ik er behoefte aan heb dat jullie Mij op allerlei wijzen liefhebben. Ik heb behoefte aan elk facet van jullie tederheid. Mijn liefde tot jullie: wie zou dit kunnen begrijpen? Neem Mij niet kwalijk dat Ik vandaag zoveel zeg. Je begrijpt: Ik wil mijn hart eens helemaal uitstorten, opdat men die onbekende Vriend beter gaat begrijpen. Hij is dicht, ja zeer dicht bij jullie -mijn arme kinderen-. Jullie moesten een weten! (Heilig Uur 19 sept. 1940 I 300)
18. Om je verdiensten wilde Ik dat je Mij ook vindt in de beproevingen. Het volle licht komt later. Ook Ik heb donkere uren meegemaakt toen mijn Godheid gescheiden leek van mijn mensheid. Ik heb Mij echt met jullie verbroederd. Ik ben mens geweest met de mensen en heb al jullie zwakheden gedragen en op Mij genomen. Ook vóór mijn laatste lijden wist Ik wat lijden was. Ik had het lief om jullie. Wil jij het liefhebben om Mij? Ik zal jullie lijden omzetten in bekeringen van anderen en in glorie voor jezelf. Daarboven zul je alles terugvinden. Er zijn er die niet buiten lijden kunnen, zozeer hebben ze ervaren dat het lijden dicht bij Mij brengt. Ofschoon Ik jullie allemaal altijd liefheb, toch zie Ik met bijzondere genegenheid naar mijn kinderen die te lijden hebben. Ik zie ze met de grootste tedere liefde aan. Richt je betraande ogen op naar Mij; zeg Mij wat je lijdt. Je hebt een plaats in mijn Hart. Je denkt dat Ik ver weg ben? (Heilig Uur sept. 1940 I 302)
19. Heilige Theresia vn het Kind Jezus. Geloof beslist dat Ik je verontschuldig als je Mij ’s middags geen bezoek kunt brengen. De omstandigheden beletten je dat. Maar wat ben Ik gelukkig als Ik je daar vóór Mij heb en Ik mijn overvol Hart kan uitstorten. Ik ben als een weldoener die altijd denkt, dat hij niet voldoende schonk om zich bemind te maken. Ik verlang vurig naar een gelegenheid om nog meer te geven en tegelijk verberg Ik mijn edelmoedigheid om de ontvanger niet verlegen te maken. Kijk, Ik verlang vurig naar jullie liefde; jullie zijn vrij om Mij die te weigeren… Daarom probeer Ik jullie langs allerlei omwegen te bereiken zonder jullie te verschrikken!… Ik word als een dienaar, Ik, de Koning… Ik vergeet jullie ondankbaarheid en zie alleen mijn liefde, mijn verlangen naar jullie. Sinds mijn aardse leven ga Ik altijd door met te spreken tot jullie ziel. Zalig zij die blij naar Mij luisteren en graag naar Mij toekomen. Wij delen dezelfde woning en ons beider leven verstrengelt zich zó dat ze niet meer weten wat hun eigenlijk toebehoort. Zo komen wij tot de eenheid die Ik met jullie zoek en in dat opzicht voldeed de kleine Theresia aan mijn wensen: ze bood Mij alle kleine dingen van de dag met oplettende liefde aan, met het vurig verlangen om Mij aangenaam te zijn. Hoe wil je nu dat Ik zou weerstaan aan zo’n trouwe kinderliefde!.. En iedereen kan hetzelfde doen en méér volgens de eigenschappen die hem eigen zijn. Vind je niet dat het heel eenvoudig is? Je hoeft alleen je gewone gedachten en daden aan te bieden. Heer, altijd is alles voor U. Ja maar, je kunt op zoveel manieren geven… Je moet het Mij zo dikwijls mogelijk zeggen, vergezeld van een vriendelijke glimlach, omdat het gericht is op de volmaakste Bruidegom, die graag zo’n glimlach ziet. Begin je mijn Hart niet wat beter te begrijpen? Zeg je misschien: “Hij vraagt almaar?” Ja, Ik ben een broeder-bedelaar. Ik sla geen deur over. Maar Ik kijk naar wat men Mij geeft met het oog op de oneindige beloning. De beloning ben Ikzelf, want Ik ben overtuigd dat niets anders je hart echt kan verblijden en een andere beloning zou Ik jullie niet willen geven, mijn zo dierbare kinderen. Er zijn huizen die bij mijn gebedel weinig hebben gegeven. Soms geef Ik Mijzelf toch helemaal; zo verlang Ik dat men naar Mij toekomt. Ja, ook Ik heb mijn verwachtingen en illusies. Bid vurig dat allen zich ten slotte aan mijn Hart geven. Zeg hun nog eens dat Ik ze verwacht en vooral dat ze niet bang voor Mij moeten zijn! Ben je nu bang voor een arm lammetje, voor het Lam Gods? (Heilig Uur 4 okt. 1940 V 121)
20. U die daar bent, kan ik U vragen dat U teder bemind wordt door iedereen? Ik zou er zo blij mee zijn, Heer! Vraag het Mij niet alleen, maar offer daarvoor al je werken. Niets zal Mij aangenamer zijn, want -hoe vreemd je het ook lijkt- er zijn genaden die Ik niet kan geven als men ze Mij niet vraagt. Deze genaden zijn het werk van twee: Ik en de mens. Je weet hoe Ik verlang Mij met jullie te verenigen. Ieder van ons heeft zijn deel. En omdat Ik Mij nooit aan iemand opleg, is het nodig dat jullie Mij uitnodigen en dat jullie Mij laat handelen samen met jullie. Zo leef Ik nu nog op aarde voort. Daarom zeg Ik je soms: Wees een voortzetting van Mij. Het leven dat ik je gaf, geef het Mij in al je handelingen. Vind je dat niet geweldig: God laten leven? En het is zo eenvoudig.. als je het eens wist. Denk je eens eens een ogenblik in dat allen die op dit moment op aarde zijn Mij in hen lieten leven door de genade. Wat een schouwspel voor de Hemel! Want jullie zijn allen een schouwspel voor de engelen en heiligen. Je ziet, je bent nog op het toneel. Als je daaraan zou denken, wat zou je je er dan beter op toeleggen om alle dingen goed te doen! En als je bedenkt dat Ik je nooit uit het oog verlies en dat dit echt waar is ook, zou je je dan niet wat meer inspannen? En zou je Mij niet een beetje meer liefhebben? Arme kleine, laat niets achterwege om je liefde te vermeerderen. Alleen daarin ligt je geluk. En als een gedachte of een waarheid je treft, bewaar die dan heel de dag in je binnenste en kijk ernaar, alsof je Mij zoudt bekijken in een spiegel. Roep Mij zeer dikwijls aan! Een Vader is blij als z’n kind hem roept. Soms geeft hij niet meteen antwoord om nog eens geroepen te worden. In het begin leek het alsof Ik de Kananese haar verzoek weigerde. Ik wilde haar tot dat mooie en nederige antwoord brengen. Zo ook lijkt het soms alsof Ik je niet hoor: roep Mij dan nog eens en je zult Mij verheugen. Ik voel Mij altijd zo sterk tot jullie aangetrokken, vooral tot de allerkleinsten en allerarmsten. De armzaligsten zijn al in mijn Hart, die gelukkige ongelukkigen. (Heilig Uur 11 okt. 1940 V 122)
21. Feest van de H.Margaretha-Maria Alacoque. Je moest eens weten hoe gelukkig Ik ben als jullie Mij iets vragen. Ik ben als een koopman met een rijk assortiment. Ik weet dat Ik de wensen van mijn klanten ver zal overtreffen. Of vergelijk Mij met de verloofde, die aan zijn beminde een kistje prachtige juwelen wil aanbieden. Hij is niet alleen blij dat hij ze haar kan aanbieden, maar hij zou haar willen bedanken dat zij ze wil aannemen. Maar hij durft dat niet goed omdat hij bang is dat zijn grote liefde niet begrepen wordt. Zo ben Ik, mijn Gabriëlle, Ik ben bang dat mijn grote liefde wordt miskend. Je weet hoe pijnlijk het is als je oprechte liefde wordt afgewezen of bespot… Hoe dankbaar ben Ik hun die Mij vertrouwen aanroepen, die vurig naar Mij verlangen. Zij maken de afwijzing van zovelen goed. Ik vraag je; roep dikwijls tot Mij en verlang om één te zijn met Mij in liefdevolle gemeenzaamheid. Ik sta altijd naar jullie uit te kijken. Mijn dienares Margaretha-Maria wist dat en zij maakte Mij blij. Het was alsof onze harten één waren. Laten ook wij, mijn Gabriëlle, dezelfde woning hebben op aarde, zoals Wij ook in de hemel eenzelfde woning zullen hebben. Laten Wij nu al meet die hemel beginnen. Dit is mijn vurige wens en jij wilt je God en Verlosser vreugde bereiden? Richt je gedachten steeds op Mij. Als je veel verlangt en veel vraagt, zul je ook veel verkrijgen waarmee je gelukkig zult zijn en Ik nog gelukkiger. Laat Mij in jouw hart een veilige schuilplaats vinden voor de vele grievende beledigingen die Mijn Hart worden aangedaan. Vele worden Mij aangedaan juist in het sacrament van mijn liefde: de Eucharistie. In de heilige Communie dank je Mij, aanbid je Mij, troost je Mij en spreek je jezelf heel vertrouwvol uit. Je zegt Mij hoe klein en zwak je bent. Naarmate je bescheidener en ootmoediger bent, kom Ik in je wonen. Wil je echt dat We samenwonen? Ik heb je toestemming nodig. Ik eerbiedig je vrije wil. Maar met welk een spanning wacht Ik op je uitnodiging. (Heilig Uur 17 okt. 1940 V 123)

22. Heer, laat mij U troosten in uw doodstrijd alsof ik daar alleen voor geschapen was. Richt op dat doel al je krachten en alles wat Ik je gegeven heb, want Ik heb je dit allles gegeven. Laat deze gedachte je zoet zijn. Je hart, je verstand, je gedachten. Ik heb je voorstellingsvermogen in staat gesteld om je te ontroeren. Vraag Ik teveel van je om mijn gaven voor Mij te gebruiken? Als jullie ze Mij aanbieden, vergeet Ik dat Ik ze jullie gegeven heb. Ik ontvang ze alsof ze van jullie kwamen. Mijn hart wordt er zo door ontroerd, je moest eens weten. Ik ben als een gelukkige vader: “Dit kreeg ik van mijn dochtertje”. En Ik ben veel meer dan een gewone vader. In de hemel zullen jullie de fijne attenties zien die Ik van jullie kreeg. Als mens ben Ik net als jullie: gevoelig voor elke blijk van liefde. En omdat Ik een fijne natuur heb -want Ik ben God- ben Ik ook meer fijngevoelig, zowel voor jullie tedere liefde als voor jullie haat. Moge dit jullie aansporen om inniger met Mij te leven, zó zelfs dat jullie zonder Mij niet zouden kunnen leven. Laat Mij delen in alles. Verdwijn voortdurend in mijn Hart. Weet dat Ik jouw plaats zal innemen. Handel steeds alsof je Mij zag: Ik ben er immers. En wetend hoezeer Ik verlang en dorst naar de zielen, geef jezelf voortdurend over alsof het de eerste keer was. Voor Mij zal het altijd de eerste vreugde zijn om je te ontvangen. Denk niet dat God getroffen wordt door zeer veel gebeden. Het gaat Hem om de wijze waarop jullie tot Hem spreken. Wees onweerstaanbaar door jullie liefde, overgave, nederigheid en als jullie Hem om brood vragen zal Hij jullie geen steen maar een dubbele portie geven. Als je je huis op orde gaat brengen, denk dan dat het mijn huis is. Dan zul je het zo mooi mogelijk maken. Als je je maaltijd bereidt, denk dan dat het ter ere van Mij is. En als je je lichaam te ruste legt, denk dan dat het mijn Lichaam is. En dit is nog waar ook, want alles wat van jou is, is op de eerste plaats van Mij, nietwaar? Je zult Mij in alles zien: Ik zal je gastheer zijn en je gast. Ik ben degene aan wie je je hart gegeven hebt en tegelijk vraag Ik je hart om een aalmoes. Twee levens in één leven. Kom mijn vriendin, naar je Enige. Kom. Breng geen tijdelijke zorgen meer mee. Geef jezelf helemaal. Bekoor Mij diir de klank van je stem. Laat die de Liefde ontroeren. Wat zullen jullie dan niet kunnen verwachten van jullie God, ontroerd door jullie tederheid? (Heilig Uur 24 okt. 1940 V 124)
23. Vigilie van Allerheiligen. Bid vanavond met Mij tot de Vader. Ik heb gebeden nodig. Geef ze Mij, want Ik moet genaden uitdelen en al ben je heel miserabel, je kunt Mij deze dienst bewijzen. Bidden wij dus samen zonder ophouden gedurende dit uur van mijn doodstrijd. Later zul je horen waarom en zul je zeggen: “Heer, wanneer heb ik dit of dat verkregen? Wanneer heb ik deze ziel genezing gebracht? Wanneer heb ik deze zalige dood verworden?” En Ik zal antwoorden: Iedere keer dat je Mij aan mijn Vader hebt aangeboden in de kwellingen van mijn doodstrijd, iedere keer dat jouw ziel zich met mijn ziel vol smarten heeft verenigd, is het heil van de wereld verruimd, want er was aanvulling op mijn gebed. Je weet, volgens het woord van Paulus: “dat wat ontbrak aan het lijden van de Christus, dat is jullie deel…” Mijn kleine bruid, dat is jouw deel. Ik vind het fijn om het af tee wachten. Ik vind het heerlijk het te ontvangen. Zoals jij Mij aan de Vader aanbiedt, zo bied Ik jou aan voor de volmaaktheid van zijn glorie. (Heilig Uur 31 okt. 1940 V 129)
24. Vigilie van Allerheiligen. Zodra je morgen wakker wordt moet je alle heiligen gelukwensen met hun blijdschap. Wat een feest in de hemel! Vraag hun om de tijd die je nog rest op aarde door te brengen in vurige liefde. Vraag hun om je verlangens te richten op je Enige en op je Alles. Vraag hun om je verlangens te richten op je Enige en op je Alles. Verwek deze vurige verlangens meermalen en zeg Mij hoezéér je verlangt. Ik zal ze blij aanvaarden, alsof er op de wereld maar één ziel zou bestaan; die van jou. En voor iedereen zal Ik feest vieren. Iedereen kan aannemen dat hij de uitverkorene van mijn liefde is. Dat is het wonder van het Hart van je God: voor allen en voor ieder afzonderlijk. In het diepste innerlijk van ieder afzonderlijk, ben Ik hèt antwoord. Ja, besef je mijn kracht. Begin je iets te begrijpen van die God van jou? Vraag aan de heiligen om voor je te verkrijgen dat je in het duister van de aarde mag leven alsof je door het geloof al tot volle licht was gekomen. Vermeerder je hoop. Is het niet goed om in de hoop te leven? En onderhoud het vuur van je liefde. Je liefde dat is de jeugd van je ziel. Het is een directe smeekbede tot je Verlosser. Zou Hij niet komen als je Hem met je teder roepen verrukt? Ja, mijn zeergeliefde kinderen, kom, kom in mijn open armen! (Heilig Uur 311 okt. 1940 III 42)
25. Geef met zorg mijn woorden weer. Dan zal dat wat recht uit mijn hart komt, op gemakkelijk verstaanbare wijze licht en vreugde brengen. Zo graag wil Ik Mij geven! Je moest eens weten wat een inspanning het kost, niet om jullie te geven, maar om jullie niet te geven. Daarom verlichten jullie Mij met jullie gebeden. Ik brand van liefde en kan het vuur van mijn liefde niet inhouden. Ik zou heel de wereld voor mijn liefde willen winnen. Wie zal Mij daarbij helpen tenzij jullie, mijn intieme vrienden? Wij zijn als in een geheim bovenvertrek en vandaar kunnen onze verdiensten, verenigd voor de Vader, uitgaan naar dit of dat volk, dit os dat land, tot aan het einde van de tijden. Het is als het ware een halte, waar de liefde van het Lam de gestrengheid van de beledigde God weerhoudt. Laten wij niet aarzelen om ons aan te bieden. Het is een schouwspel voor de hemel! Welk een vreugde is het voor Mij anderen te vinden, die mijn plaats willen innemen op deze aarde waar Ik zoveel geleden heb.. Vermeerder je offers! Twee of drie per dag, dat is niet veel, maar samen met die van Mij vormen ze een fortuin. Het is de geur van de brandoffers die naar de hemel opstijgt. Je kunt bidden door te arbeiden. En je kunt uitrusten van het bidden door voor Mij te zingen, of ook door gewoon in stilte naar Mij op te zien. Zo’n stilte vol liefde is méér waard dan rozenhoedjes, gebeden zonder aandacht. Het zijn toenaderingen van jou tot je Verlosser en tot je God. Hij verwacht je. Als je dus niet zou komen, hoe zou Hij dan zijn genaden over jullie kunnen laten neerdalen? Hij is er zwaar mee beladen. En wanneer je dag zó, dichtbij, in mijn schaduw is voorbijgegaan, wat is dat dan een goede dag geweest, mijn Gabriëlle. Verlaat Mij niet. Verlaat Mij nooit. Ik ben als iemand die rilt van de kou en zonder iets te zeggen wacht op het medelijden van de voorbijgangers. Het is niet zozeer de aalmoes die Mij blij zal maken, maar het gebaar van het hart. Je begrijpt mijn doodsangst als je de onverschilligheid en de haat ziet tot aan het einde van de wereld! Ik heb gebeefd zoals die arme man, die rillend van de kou, zonder iets te zeggen het medelijden van de voorbijgangers af wacht. Jij bent die voorbijganger. In je leven kom je aan Mij voorbij. Bedek Mij met je liefde, met heel je liefde. Ik wil jouw ogenblik van nu zijn. Ik wil je wezen ijn, je ademhaling, het kloppen van je hart tot de allerlaatste klop. En zelfs als na die laatste harteklop je ziel nog niet van je lichaam gescheiden zou zijn, dan wil Ik nog dat je laatste gedachte voor Mij zal zijn. Begrijp de eiseen van de liefde. En, bedenk wel: Ik heb voor alles betaald op het kruis. Ik kan het dus nemen. (Heilig Uur 6 nov. 1940 V 131)
26. Vindt U het goed dat ik de handen kus die nu in gebed gevouwen zijn en die zo kort tevoren de eerste heilige Hostie vasthielden? Zelfs al waren Petrus, Jacobus en Johannes niet nu in diepe slaap verzonken, hoe hadden ze kunnen beseffen hoe groot mijn angst was? Zich geheel te willen geven aan alle mensen van alle tijden en dan te zien dat je wordt afgewezen, bespot, gehoond… Hoevelen gaan nooit te communie terwijl het mijn vurige wens is om iedere dg in hen te komen. Hoevelen blijven na de heilige communie ontvangen te hebben onverschillig voor mijn tegenwoordigheid? Hoevelen zondigen zwaar tegen Mij! Hoe weinigen zijn er bij wie Ik rust en liefde kan vinden! Jij, die het geluk hebt om Mij te ontvangen, vraag dezelfde genade voor anderen. Zeg Mij: “Heer, U kent de geheimen van de harten der mensen. Zoek hen en kies hen uit. Aanvaard mijn gebed voor hen”. En als je verkrijgt dat één of meerderen dikwijls gaan naderen tot deze innige gemeenschap met Mij, dan zal Ik je heel dankbaar zijn! Want je bereidt mijn Hart een zeer grote vreugde. En Ik zal je laten delen in deze vreugde. Hoe gelukkig was je onlangs toen ze je vertelden dat je buurman zijn laatste biecht zo goed had voorbereid en dat hij de H.Communiie ontvangen had! Ja, zie je,, je moet altijd geduld hebben en blijven bidden… daar kan Ik niet aan weestaan… Bedank Mij. Want het zijn zeer grote genaden, waarmee men op het einde van zijn leven tot Mij terugkeert! Vraag Mij dat zulke bekeringen verveelvuldigd worden, vraag dit aan mijn Hart. Nader heel dicht tot Mij, die kwam uit liefde tot de Vader en uit liefde tot de mensen. Als je dan overdag geleefd hebt voor Mij en met Mij, slaap dan in, rustend op Mij. Ik blijf bij je en waak over je. (Heilig Uur 14 nov. 1940 V 134)
27. Ik probeerde mij aan te sluiten bij zijn doodstrijd. Het was de laatste avond van mijn leven temidden van jullie. Wat was die tegelijk plechtig en liefdevol! Ik gaf Mij niet alleen aan de twaalf, maar aan iedereen tot het einde der tijden. Ja, Ik was door mijn verlangen al in jullie hart. Hoe vurig verlangde Ik dat allen zonder uitzondering het sacrament van mijn liefde zouden kunnen ontvangen. Ik heb het immers ingesteld voor jullie. En Ik zag al het goede dat jullie erin zouden vinden. Maar in de droefheid van mijn doodstrijd voorzag Ik ook de ontheiligingen en heiligschennissen. En Ik zag dat wat Ik met zoveel liefde deed, soms zou uitlopen op ondergang en haat. Wat werd mijn oneindig tedere liefde gewond! En Ik was alleen in mijn lijden. (Heilig Uur 14 nov. 1940.
28. Ik had mogelijkheden verschaft aan ouders om inlichtingen te verkrijgen over hun zonen in Engeland, waar ze geen berichten over hadden. Doe alles alsof Ik het was die jee ten dienste stond. Doe het niet voor jezelf, of om hun genoegen te doen, maar om in hen aan Mij een genoegen te doen, want je gedachten moeten altijd op Mij gericht zijn, zoals jij nooit buiten mijn gedachten bent. Geloof je dat tenminste? Dan moet je vertrouwen wel heel groot worden. Ja, vertrouw in alles op Mij, want Ik kan alles in jou, arme. Zal een rijke bruidegom niet voorzien in alles wat het geluk van zijn uitverkorene kan vergroten? En zij? Ze laat hem maar begaan, laat haar leven tot iets moois maken, zelf is ze van arme afkomst. En als ze ziet hoe ze overladen wordt, hoe groot moet dan haar liefde en dankbaarheid niet zijn? Ze weet dat als zij zich vastklampt aan haar bruidegom, zij Hem bekoort; en daarin vindt hij zijn beloning. O, laat ze vooral niet anders handelen… ze zou Hem méér bedroeven dan zij denkt, maar hij zal het haar nooit zeggen. Wanneer je dus overdag diensten bewijst aan je naaste, bewijs dan die dienst aan Mijzelf… je beloning zal er des te groter om zijn. Ik zie zo graag dat wij nooit uit elkaar gaan. Doe je best en vraag Mij om hulp als tegenwicht van je luchthartigheid. Weet wel dat de mensen Mij beter in jou zullen zien als je je innig verbonden houdt met Mij. O, het wondermooie om Christus te zien in een andere mens. De uitstraling van zo iemand zal veel meer het hart treffen en véél dieper gaan. Geef Mij je hand! En ga dan met jouw hart in het Mijne naar de anderen, van jezelf arm, maar rijk bekleed met je dierbare Meester. Wat zal Hij je dan ten dienste staan. Omdat je niet meer op jezelf rekent, neemt Hij je op zijn schouders. Met grote vreugde draagt Hij je. Bied geen weerstand, maar geef je geheel over in nieuw vertrouwen. Het is alsof je zelf sterft, maar je begint juist echt te leven, want God, die het ware leven is, werkt op je in alsof Hij je radertjes in beweging zet. En je vertrouwen maakt Mij zo gelukkig. Het is als het geluk van een moeder met haar kind dat nog tot niets in staat is. Het is veel meer het hare dan later als het op eigen benen staat. Geef alles in jou aan Mij. Neem alles in Mij. Heb je mijn taal van de liefde begrepen? Die liefde overtreft alles wat je je maar zou kunnen voorstellen op aarde. Het is de liefde van God, die mens werd, en die zich zo toonde aan de mensen. Je weet, er is geen groter bewijs van liefde dan wanneer men zijn leven geeft voor zijn vrienden. En dat heb Ik gedaan. Wie heeft je bemind zoals Ik je liefheb? Je ziet duidelijk dat je, wanneer je met liefde antwoordt, je nooit te ver kunt gaan. Kom naar Mij toe, kom. Breng allen die je nabij staan mee en laat Mij meer plaats innemen in hen, al was het maar voor één dag en voor een enkel ogenblik. Plaats Mij tussen hen en jou in. Ik zal mijn beide armen wijd open doen om jullie allemaal te omvatten. (Heilig Uur 21 nov. 1940 V 135)
29. Ik pas de beproevingen die Ik zend aan de zwakheid van een ziel aan. Er zijn er zoals jij, die Mij stil hun spontane liefde vooral betuigen als Ik ze blijde dingen laat overkomen. Daarin herken je Mij dikwijls en je geeft je dan uit het diepst van je hart. En dat is het juist wat Ik zoek: een opwelling van echte tederheid. Mijn doodsangst in de Hof was de ergste doodstrijd ter wereld, zowel vanwege het lijden dat nog komen moest, als vanwege de fijngevoeligheid en het helder vooruitzien van mijn natuur. Kom dichter bij en ga binnen in mijn ziel, die zo diep bedroefd was. Bied aan de Vader deze droefheid en angst aan voor alle tijden en voor jouw tijd. O, als je Mij eens kon helpen om allen te redden, die in jouw tijd leven! Heer, als wij de leiders van de volkeren konden bekeren, zouden de volken dan niet spoedig volgen? Maar de mens blijft vrij! Ik neem nooit met geweld. Ook Paulus zou niet bekeerd zijn, als hij niet was ingegaan op het licht dat hij ontving. Als je eens wist wat de zielen voor Mij, de Verlosser betekenen! Als je dat begreep, zou je geen seconde verloren laten gaan. Je zou met een ijver, die je zou heiligen, met Mij en naast Mij werken op de grote akker van het goede zaad en het onkruid. Jij die overwogen hebt hoe Ik werd opgejaagd, terwijl Ik Mij nauwelijks staande kon houden, deel met heel je hart in mijn arbeid. Dan steun je Mij, dan draag je Mij. En Ik zal je Mij nooit laten helpen zonder dat Ik zou helpen, dat weet je wel! Laat dus niet na veel te bidden en offers te brengen. Je Broer heeft zoveel geofferd en gebeden! Zuchten is ook bidden. Vol vertrouwen opzien naar de barmhartigheid, dat is bidden. Je gedachte vol vertrouwen richten op die van de Vader, dat is bidden. En hoe sterk sta je als je met Mij het Onze Vader bidt. Zeg het dikwijls. Graag zie Ik dat je het herhaalt. Het is de hymne van de aarde en heel de hemel luistert ernaar. Ik heb het aan de apostelen geleerd opdat zij zich helemaal zouden geven, heel hun leven lang. Bid met het dezelfde bedoeling. Een leven duurt niet zo lang. En een rest van je leven, aan mijn belangen toegewijd, verheerlijkt Mij en is een troost voor mijn Hart. Het is zo gemakkelijk om Mij blij te maken. Want Ik word spoedig ontroerd als jullie, in ootmoed en bewust van jullie armzaligheid, verlangen om één te zijn met Mij, niet voor een enkel ogenblik, maar zoor altijd! Dan word Ik de Bruidegom van die ziel, die Mij aanroept. Dan geleid Ik haar langs de geheime paden van het goede naar de plek in mijn Hart, die voor haar is bestemd en waar niemand anders kan binnengaan. (Heilig Uur 28 nov. 1940 V 136)
30. Praat dikwijls met Mij, je Bruidegom. Als je wist hoe fijn Ik dat vind, zou je uit jezelf elke gelegenheid aangrijpen om naar Mij toe te komen. Denk je eens in: een schepseltje is voor de Schepper meer dan het kind is voor de moeder. Ik begrijp best dat jullie er niets van begrijpen. Maar weet wel dat je, zonder het te begrijpen, in alles moet handelen volgens het model van mijn aards leven. Denk dus aan mijn eenheid met de Vader. Herinner je dat Ik hele nachten doorbracht in gebed en in gesprek met de hemel. En hoe dikwijls sprak Ik over mijn Vader! Mijn apostelen bemerkten het heel goed dat Hij altijd in mijn gedachten was. Laar Mij dus altijd in jouw gedachten zijn, mijn vriendin. En mogen allen met wie je in aanraking komt dat merken en er wèl bij varen. Want Mij noemen bij de anderen dat is al een zegening. En als je alleen bent, haast wilde Ik zeggen, als Wij alleen zijn zul je met meer overgave -en zonder vrees dat je je liefde overdrijft- vertrouwelijk met Mij praten. O, je moest Mij eens naar je zien luisteren! Maar ja, op aarde is alles duisternis. Dan werkt je geloof en doe je verdiensten op. Geloof. Ik vraag je om te geloven dat Ik gelukkig ben met je vertrouwelijke mededelingen. Dan klopt mijn Hart dichter bij jouw hart. Ik heb deel aan alles wat je Mij toevertrouwt. Zo verenigde de Vader zich met Mij op aarde: “Dit is mijn welbeminde Zoon in Wie Ik mijn welbehagen heb gesteld”. Kan Ik hetzelfde niet zeggen van ieder van mijn gelovigen? Zijn jullie niet een andere Christus? En als jullie leeft in innige gemeenzaamheid met Mij, zijn jullie dan niet mijn welbeminden in wie Ik mijn welbehagen vind? Ja, streef naar liefdevolle vertrouwelijkheid met Mij alsof je op zoek bent naar een verborgen schat! Kijk, gemeenzaam zijn met zijn God: dat is het enige dat van belang is, wat voor soort leven jullie ook is toegemeten. Je kunt het leiden aan mijn Hart Hoe weinigen die daaraan denken. Mijn kinderen, Ik ben de Goedheid en de Liefde. Luister stil naar deze woorden. Doe niet als de Farizeeën die zich erover verontwaardigden en zich van Mij verwijderden. Maar moge mijn Liefde, die echt uit mijn Hart komt, je zo ontroeren dat je mijn weg niet meer wilt verlaten en niet onderweg van Mij wilt heengaan. Is het zo moeilijk om dikwijls naar Mij te kijken, je hand in mijn hand te leggen, Mij wat vriendelijks te zeggen, iets wat recht uit je hart komt en Mij zo gelukkig maakt? Jij zegt dat tegen Mij en je vergeet het weer, maar Ik bewaar het als iets kostbaars. Later zal Ik het jullie herhalen als Wij één zijn in de hemel. Dank U, mijn liefde. Ik zal je deze woorden herhalen: “Dank-je-wel, mijn liefde”. (Heilig Uur 5 dec. 1940 V 137)
31. (Ik bad voor de arme engelse vrouwen die gevangen zaten en al hun goederen moesten achterlaten. Ik bood deze beproeving aan voor het Rijk van Christus). Bied ook Mij de Vader aan. Ook Ik werd gevangen genomen. Men bond Mij met touwen. Ik werd weggerukt van hen die Mij liefhadden en wier vriendschap Ik genoot. Ik werd slecht behandeld en moest grove haat en verfijnde spot ondergaan. Ik heb alles willen lijden opdat jullie bij jullie lijden Mij zouden ontmoeten. Altijd kom Ik jullie tegemoet om de steun en de vreugde te brengen. Altijd kom Ik jullie tegemoet om de steun en de vreugde te brengen van te lijden meet Mij, je Bruidegom. “Heer, dan zijn er ook nog die ongelukkige meisjes in bepaalde huizen. Ik zou zo graag zien dat er enigen zich losmaakten van hun treurig bestaan. Iedere Zondag loop ik langs die huizen opdat U, die in mij bent, aan een van haar een genade schenkt” Je weet dat Ik je heb gezegd: waar je zelf niet kunt binnenkomen daar zal je gebed binnengaan. Er is geen enkele fout die Ik niet zou kunnen vergeven en er is geen enkele mens, doe diep hij ook gevallen is, die Ik niet kan genezen. Lees maar in het evangelie; sommigen ergerden zich eraan. Ik ben nog altijd dezelfde -mijn Hart gaat uit naar de meest ongelukkigen. Beperk je gebeden dus niet, durf te hopen. Hoe meer genaden je Mij afhandig weet te maken, des te meer zal Ik je ter beschikking stellen. Ik zie graag dat jullie Mij alsmaar door smeekt om genaden voor hen die gevallen zijn. Hoe zou Ik nu veel kunnen geven als je Mij weinig vraagt? Bedenk dat iets wat jou moeilijk of onmogelijk lijkt, niets is vo0or mijn almacht. Ik ben toch almachtig? Jou te verhoren ligt toch in het domein van de liefde? Doe niets zonder liefde: spreek met Liefde, richt je tot de Liefde. Is alles niet eenvoudig tussen de ziel en zijn God? En tussen twee vertrouwde vrienden gaat het toch niet anders? Altijd komt men weer terug op het lied van de liefde en nooit krijgt men er genoeg van. Ja, moge het lied van je ziel iedere dag op een nieuwe wijze klinken, dan zal het nooit eindigen, want je zult het de eeuwigheid door blijven zingen en het zal je op onuitsprekelijke wijze verzadigen. Bemin nu al en bemin veel. Je kunt eenvoudig niet weten wat je kunt verkrijgen en omvormen met je liefde op aarde, Ik weet het. “Ik ben zo arm in liefde”. Neem mijn liefde, je weet dat die van jou en van jullie allemaal is. Bied deze de Vader aan met de zekerheid van je macht en vraag dan, vraag! Mijn kinderen jullie moeten je altijd bekleden met Jezus Christus, zoals Jacob, bekleed, geleek op Esau. Dan zal de Vader jullie eens laten delen in de erfenis van heel zijn bezit. En wat ben Ik gelukkig omdat Ik met mijn tranen, met de ontvangen slagen en met mijn bloed ervoor heb betaald. (Heilig Uur 12 dec. 1940 V 139)
32. Word Mij niet moe. “Ik ga heen, maar Ik kom terug. En als Ik heenga blijft gij Mij nabij”. Doe niet zoals zij die in ogenblikken van dorheid wegvluchten en Mij alleen laten. Zij kennen hun Verlosser niet. Het is juist omdat Ik jullie liefheb dat Ik Mij verberg. Moet Ik mijn getrouwen niet op de proef stellen? Zelfs als het helemaal donker voor je wordt en mijn stem voorgoed lijkt te zwijgen, moet je altijd denken: “Hij heeft mij lief. Hij leverde zich voor mij over”. Zich overleveren. Als je eens wist wat dat voor Mij heeft kunnen betekenen. Je had de wreedheid van mijn beulen moeten kennen om mijn moed te begrijpen, mijn moed steunend op mijn liefde. Ja, Ik heb jullie lief gehad, ieder van jullie, tot zulke folteringen toe. Twijfel dus nooit aan Mij, want Ik ben de Oneindige. “Heer, kom ons geloof, onze hoop en onze liefde te hulp”. Heb geen enkel vertrouwen in jezelf; verwacht niets van je eigen krachten; dan zal Ik je helpen want als je je ontdoet van het eigen ik, zal Ik ervoor in de plaats komen. Erken je nietswaardigheid. Dan zal Ik, het Alles, werken in jou en door jou. Leg dikwijls je onmacht in mijn machtige handen. De macht van een vader, een bruidegom, wat is die groot… Ja, wat zul je je er later over verheugen dat je Mij alles hebt overgedragen wat Ik je gaf. Je draagt Mij alles over als je alleen nog maar verlangt om Mij te behagen en om beter te arbeiden aan mijn glorie. Laat dit verlangen toenemen en laat het toenemen tot het een hartstocht voor je wordt. Richt al je handelingen naar het doel zoals bloemen zich richten naar de zon totdat ze sterven en afvallen. Mij behagen en mijn glorie vergroten; Mij en nooit jezelf? Als je jezelf zozeer kunt vergeten en Ik alleen in je herinnering blijf, zou Ik dan aan de aantrekkingskracht van mijn schepsel kunnen weerstaan? Ik zal je meer geven dan je nodig hebt en daardoor zal Ik verheerlijkt worden. Je weet welk een disproportie er bestaat tussen mijn beloning en jullie inspanning! Ik heb daartoe deze geestdriftige overgave nodig: dat je jezelf verlaat om binnen te gaan in Mij. Als je dat in ootmoed en blij doet, welk een vreugde bereid je Mij dan. Dan vergeet Ik hoeveel anderen Mij doen lijden en -met al mijn genadengaven- vlucht Ik in jouw hart. Wat gevoelen wij ons daar goed met ons beiden. Daar -in jouw hart- kan Ik mijn hoofd te rusten leggen. (Heilig Uur 19 dec. 1940 V 140)
33. Je ziet hoe koud het is in de grot van Bethlehem, dat er geen licht is en ook dat heel wat noodzakelijke dingen ontbreken. Toch zijn mijn Moeder en sint Jozef gelukkig. Omdat zij met Mij zijn, ontbreekt hun niets; zij zouden hun plaats voor geen enkele prijs willen afstaan. Ja, moge je liefde groot genoeg zijn om ten volle de vreugde van de eenheid met God te begrijpen. Kijk, zelfs al heb je niets, als je Jezus hebt heb je alles. Jezus bezitten dat is geen inbeelding; je hebt Mij echt. Als men zich geeft aan Mij, maak Ik mij meester van jou. Soms wacht Ik niet af of jullie jezelf aanbiedt aan Mij, zozeer verlang Ik naar mijn dierbare schepselen. Wie heeft de eenvoud om Mij te geloven? Men gelooft niet in de liefde uit valse nederigheid. Men vindt zich die liefde niet waardig. Maar Ik heb jullie niet lief omdat jullie dat waardig zijn, maar omdat jullie mijn arme kinderen zijn, mijn armee beelden en omdat \ik meer dan wie ook liefheb. Ik vind altijd wel een voorwendsel om lief te hebben -ook de ongelukkigste. Ik ben zijn vriend, bereid om hem vergiffenis te schenken. Nu denk jij: “Hij heeft het altijd over zijn liefde voor de mensen!” Dat komt omdat Ik de liefde bên, begrijp je. Ik praat uit de overvloed van mijn Hart. Mijn gedachten zijn onveranderlijk. Ik ben een vuurgloed die nooit dooft. Mijn gedachten zijn ondoorgrondelijk. Jullie staan altijd vóór Mij als één geheel. Als je ook maar even mijn liefde zou begrijpen, wat een hemels leven zou je leiden. Je zou meer leven in mijn Hart dan op aarde. Je enige gedachte zou er alleen op gericht zijn: te drinken van de Levensbeker. Geloof hij het althans. Geef je over en ga over in Mij en ga niet meer weg. Je hebt het gevonden. (Heilig Uur 26 dec. 1940 V 142)
HEILIGE UREN 1941

34. Kom mijn bruid. Zie hoe Ik lijd in de hof van Olijven. Doe net alsof het nu die avond van toen was. Die avond is er altijd voor God. Hij die tegelijkertijd alle tijden ziet. Blijf bij Mij!… Ik ben als een angstig kind dat smeekt dat men het niet alleen laat. Blijf hier! Laat Mij zien dat je er bent. Dat troost zo als iemand aanwezig is… Houd Mij vast… Ik ben maar een arm, diep ongelukkige mens, al ben Ik ook God. Niemand begrijpt ooit de omvang van mijn ellende. Ik heb er behoefte aan dat al de mijnen om Mij heen staan. Ik zie de hel ontketend en Ik moet Mij alleen verdedigen. Bid met Mij!… Geloof je nu meer in mijn liefde, nu je Mij zo ziet lijden? Geef Mij deze aalmoes: de penning van geloof. Welk een waarde ken Ik toe aan jullie theologische deugden! Aan deze fundamentele begrippen in het hart van mijn kinderen! Er zijn twee treden: het Geloof en de Hoop en daarmee kom je tot de Liefde. En je weet: “Het is alleen de liefde die telt”. Je moet je inspannen om daartoe te geraken door te vragen erin toe te nemen. De liefde wordt gevoed door kleine offers. Soms denkt men dat men zijn tijd vermorst en dat de liefde afneemt, terwijl die juist toeneemt. Verlangen om lief te hebben is al liefhebben. Alle moeite die je je geeft om meer lief te hebben, wordt je door de barmhartigheid toegerekend als overmaat. Ga verder en laat niets je vertrouwvolle vooruitgang belemmeren. Vertrouwvol: Ik ben er toch. Als je op Mij rekent, hoe kun je dan danken dat Ik je niet zou helpen om te komen waar je wilt komen. Leer te verlangen. Wees stoutmoedig. Er staat immers geschreven: “Weest volmaakt zoals de hemelse Vader volmaakt is”. Alleen kun je niets. maar als je je toevertrouwt aan Mij en steunt op Mij, kun je in Mij alles. Daarom herhaal Ik: Blijf niet in jezelf steken, ga over in Mij en vraag Mij nederig in jou werkzaam te zijn en dan gebeurt dat ook. ( Heilig Uur 9 jan. 1941 V 144)
35. Je moet bidden met Mij, begrijp je? Ik zei tot hen: Hebt ge niet één uur met Mij kunnen waken.. waakt en bid!… Ook tot jou zeg Ik hetzelfde. Broers moeten elkaar toch onderling helpen? Ik ben je Broeder. Ik draag heel de wereld! Het is net ok Ik bezwijk onder deze last… Mijn Gabriëlle, help Mij! Help Mij door te bidden. Help Mij door Mij lief te hebben: liefde kan zoveel betekenen voor een gevoelig hart, en welk hart is gevoeliger dan het Mijne? En als men je zou vragen: Wat doe je op het ogenblik? En als je dan kunt antwoorden: “Ik ben bezig mijn God lief te hebben” dan zouden hemel en aarde kunnen stilstaan, maar dat zou een onbetekenend feit zijn vergeleken met iemand die erop uit is om Mij te behagen. Bemin Mij op alle mogelijke wijzen: door eerherstel te brengen, door Mij te troosten, door Mij te bedanken, door Mij te verheerlijken, door genaden te verkrijgen, door Mij genoegen te doen. Bemin om te beminnen. Dat doen alle gelukzaligen in de hemel en wil je wel geloven dat er altijd sprake is van mijn lijden dat zich voortdurend lijkt te herhalen: neem al die lofconcerten en al die ontboezemingen van liefde bijeen en offer Mij die in de Hof van Olijven om voor Mij de helse aanvallen te verbergen. En neem dan al mijn smarten en bied ze de Vader aan om deze of gene ziel te redden volgens Zijn welbehagen. Op deze wijze gevoel Ik mij beter in de duistere Hof van Olijven. Want mijn smart dient voor jullie, mijn vrienden, mijn dierbare kinderen! Bid voor alle tijden, voor alle volkeren, voor de zondaars. Mijn bloedend zweet is eindeloos rijk. Waar zou je bang voor moeten zijn? Verbreid dit bloed als een Leven dat heengaat om leven te geven. Ja, al ben je zwak en ellendig, Ik reken op je: help je grote Broer. (Heilig Uur 16 jan. 1941 V 145)
36. Geloof je in mijn machtige Liefde? Ja, Heer, ik geloof in uw machtige liefde. Geloof je dat mijn liefde sterker is dan alle liefde op aarde tezamen? Ja, Heer, ik geloof dat. Zeg Mij dat dikwijls! Dat is een steun in mijn doodstrijd. Zij die dat niet geloven, kwetsen mijn liefde. En als een ziel op Mij vertrouwt, doet dat zo goed! Zie je niet dat, sinds jij Mij in jouw plaats laat handelen, je vreugde en onze eenheid groter geworden zijn? Zie je niet dat je op deze wijze met reuzenstappen vooruit gaat, omdat Ik het ben die de weg afleg? Toen je onlangs zo teleurgesteld werd (een belangrijke zaak scheen misgelopen te zijn) was Ik blij dat je Mij die zaak terstond geheel aanbood. En Ik gaf het aan de Vader. Ja, verlies je altijd in Mij: als je wist wie Ik ben zou je altijd maar weer in mijn armen vluchten!… Als je de gave Gods kende en wist wie Jezus-Christus is! In elk geval moet je nooit je geestdrift tegenhouden: de geestdrift dat ben Ik. Vraag ook niet waarheen Ik je leid. Probeer Mij in alles genoegen te doen met een blijde glimlach. Dat zie Ik zo graag in je en je verheerlijkt Mij ermee. Een tweede blijvende houding is: zoveel mogelijk de gelegenheid waarnemen om de naaste van dienst te zijn: je weet dat je naaste mijn broeder is. De derde blijvende houding: zoeken naar gelegenheden om over Mij te spreken. Wat zou dat goed zijn voor Mij en voor jou. Kun je je een hele dag voorstellen waarop je niet één enkele keer de naam van de goede God zou hebben uitgesproken met een vriendelijk woord voor hen die naar je luisteren? Is het misschien uit verlegenheid, uit vrees om anderen lastig te vallen? Het tegendeel is waar. Probeer maar eens en je zult verbaasd staan dat men zo aangetrokken wordt door woorden uit de hemel. Probeer maar en Ik zal wel spreken. Ik vraag je dringend: geef Mij er de gelegenheid toe van morgen af aan. Je weet best dat, als de Heer spreekt, dan treft Hij ook. (Heilig Uur 22 jan. 1941 V 146)
37. Ik was niet tevreden over de povere waarde van mijn dag. Dat geeft niets. Ik aanvaard je zoals je bent. Als het je spijt: zeg Mij dat je morgen beter zult opletten. Geloof je ook niet dat Ik meer houd van een ziel die struikelt maar er spijt over heeft, dan van een ziel die trots is op haar goede daden. Ze verliest er alle verdiensten van. Ja, mijn Gabriëlle, wees altijd heel bescheiden. Zie hoe zwak je bent. Ik heb je uit het niets doen voortkomen en bovendien heb je zoveel fouten begaan. Probeer zover te komen dat je blij bent om voor niets geteld te worden. Viel ook Mij niet minachting ten deel? Maar Ik was rein en onschuldig. En jij? Maar als je armoede je bedroeft, kijk dan naar mijn rijkdommen: ze staan je alle ter beschikking. Zie mijn goedheid, werp je in mijn armen. Zie naar mijn liefde en wees nooit bang. Ik ben je Verlosser. Je weet dat Johannes zei: “Het is de Heer”. Voor hem betekende dit zoveel. En voor jou? Ook voor mij zegt dat veel. Voor jou moet Ik alles zijn. Alles, zie je dat goed? Je leven is voor Mij. Je hart en je verstand zijn voor Mij; Ik ben de reden van je bestaan. Geef Mij je dood als kroon op je liefde. Het zal de apotheose zijn. Op het kruis schreeuwde Ik een laatste maal mijn liefde uit, mijn laatste hartekreet temidden van vreselijke folteringen. Sluit je bij Mij aan en beantwoord die roep. Geef je geheel aan Mij. Bedank Mij dat Ik je wil aannemen. Ik zal je meer genaden geven naarmate je kleiner wordt. Trek je terug uit jezelf, dan zal Ik alle plaats innemen. (Heilig Uur 6 febr. 1941)
38. Je bent niet meer dan een instrument. Maar wees dat ook, altijd bereid m Mij te dienen. Mij dienen, niet jezelf dienen. Je bent in mijn dienst.. Ik ben je werkgever. Bedank Mij dat Ik Mij van jou wil bedienen. Ben je niet tevreden met je werkgever? Zou je kunnen zeggen dat Ik Mij niet met je bemoei? Je hebt mijn fijn gevoel in al zijn details opgemerkt en in de details van je leven. Niets is gering voor de oplettendheid van mijn liefde. Kun je Mij herkennen in de omstandigheden van het leven? Dat doet Mij zo’n plezier! Want inderdaad ben Ik het echt die zo dikwijls voor je verschijn. Je weet, twee vrienden aan de beide uiteinden van een weg herkennen elkaar en snellen op elkaar toe. Zo is het met ons. Laat Mij niet alleen op de weg, verlangend naar jou, en dat jij, kleine beminde iel, niet zou komen… En dien Mij van ganser harte. Tel voor niets wat niet voor Mij zou zijn. En omdat Ik in je hart te gast ben, kom Mij daar dikwijls opzoeken. Wijd geen aandacht meer aan de wereld. Sluit je op achter de tralies van je binnenste. Aanbid je Bruidegom zonder getuigen. Zeg Hem wat je Hem wilt zeggen en luister naar Hem. (Heilig Uur 20 febr. 1941 V 154)
39. Ik wilde een rustplaats zijn voor U, zoals U me reeds zolang hebt gevraagd.. Ik wilde U niet langer bedroeven met mijn ongetrouwheden, en zie, daar ben ik weer teruggevallen in zoveel fouten, dat het me verbaast dat uw barmhartigheid niet moe is geworden door hun zwaarte.. Al zou je op aarde blijven tot het einde van de wereld en al maar fouten op fouten zou stapelen, maar altijd weer zou uitzien naar het ogenblik van vergeving, dan zou je die vergeving altijd voor je klaar zien staan, zelfs als jij nog niet begonnen was om om erom te vragen. Denk er aan: “zeventig maal zeven keer”… Deze maat zonder maat is voortgekomen uit mijn Hart op de vraag van de apostelen: “Heer, hoe dikwijls moeten wij vergiffenis schenken?” Beoefen de geest van boetvaardigheid om je fouten uit te boeten, om de stijgende vloed van zonden van de tegenwoordige wereld uit te boeten. Doordring je van de geest van nederig eerherstel. Zeg elke dag van de vasten de “Miserere” op voor allen. Laat Mij in jou deze smeekbede aanwakkeren. Blijf in Mij; laten Wij samen één zijn. Vraag aan mijn Moeder om jullie zó voor te stellen aan de hemelse Vader. Kan Ik rekenen op jou, één met Mij, om de zielen gedurende deze vastentijd te helpen? “Ja, Heer”. Want Ik zal met je zijn… Ik help je altijd als je moed vat om een offer te brengen. Denk je dat deze inspanning van jezelf komt? Nee, Ik help je daarbij. En als dat geweldige offer gebracht is, denk je er morgen niet eens meer aan. Dus: moed! Weet je niet wat Ik voor jou doorstaan heb? Laat je liefde tot daden overgaan, mijn Gabriëlle. Dat is de ware liefde. Zó heb Ik je liefgehad: wees een navolger van Jezus Christus, bemind bruidje (Heilig Uur 6 maart 1941 V 156)
40. Ik kwam om jullie allemaal te redden. Daarom mag je niemand minachten. Je moet liever denken aan je eigen gebreken dan aan die van een ander. Kijk maar naar mijn liefde, Ik, de onschuldige, de zuivere. Zelfs in gedachten moet je je altijd de geringste vinden. Zeg dank voor de genaden die mijn Moeder ontving, en vraag haar om Mij te bedanken voor de genaden die Ik je altijd weer geef. Zoek je steun in de gemeenschap van de heiligen op aarde en in de hemel. Onder ons is alles gemeenschappelijk. Kunnen wij niet heel rijk zijn in geloof, in hoop, in liefde? Zie je dat je liefde verveelvoudigd wordt door het hart van de anderen? De grootsten kunnen de arme kleinen zoals jij helpen. Alles is voor allen. Ik gaf het voorbeeld door jullie alles te geven wat ik verdiend heb. Wat jij denkt dat je verkregen hebt, geeft dat aan de anderen. Ik zal wel zorgen voor jou, mijn vriendin, die arm werd uit liefde tot Mij. En door jou zal Ik goeddoen. Denk vooral niet dat je al aardig bent omhoog geklommen op de weg van de liefde. Roep dikwijls mijn hulp in en je Welbeminde zal zijn gang gaan. (Heilig Uur 17 apr. 1941 V 159)
41. Kom je niet naar Mij toe met meer vertrouwen dan naar welke vriend ook? Is het niet zo dat, als je bij Mij bent, je thuis bent? En zo moet het ook zijn, want Ik ben voor iedereen de Unieke, de Onvergelijkelijke. Die uitwisseling van gevoelens tussen ons beiden, bied die aan de Vader aan in vereniging met de onderlinge mededelingen van de Drie Goddelijke Personen. Na de communie moet jee aan de Vader mijn Lichaam en mijn Ziel met zijn volmaaktheden aanbieden om je eigen zwakheid en tekortkomingen te hulp te komen. Je begrijpt dat je in Mij alles vindt wat je kan helpen om te komen tot de Liefde. Aarzel niet om je te bedienen van Hem, die je zo liefheeft. Al je gebeden moeten doordrenkt zijn van vertrouwen. Dan zul je Mij overwinnen. Ik word al heel gauw overwonnen door mijn kindertjes, dat zijn jullie toch! Ik ben niet opgewassen tegen ootmoedige nederigheid. Ja, voor je gaat inslapen, belijd Mij dan in liefde en nederigheid je fouten van de dag. Wat zal je dat een goed doen en wat een zachte aandrang voor Mij om alles vol liefde weer goed te maken. Ook Maria Magdalena had Mij haar zonden beleden. Ze onderbrak dit even om Mij te vragen: “Kan ik na dit alles nog vergeving krijgen?” Ik stelde haar gerust. Ze ging weer door en vroeg toen: “En kan ik na dit nu nog hopen dat U mij vergeeft?” Ik zei “ja”. En toen zo heel haar verleden aan mijn voeten was gelegd, schreide ze van dankbare liefde en begreep wat het betekent: eindeloze barmhartigheid. Ze begreep er een beetje van… Je kunt niet weten wat het is; het oneindige! Wil graag als een blinde geleid worden, want Ik ben het die je leidt als je je hand in de mijne wilt leggen. Denk je ook niet dat vaders blij zijn als de kindertjes in simpele tederheid zich overgeven? (Heilig Uur 20 apr. 1941 V160)
42. Je bedankt Mij voor de lente en al die bloemen, de vogels die zingen in de lindebomen, de eerste vlinders en al mijn mooie dingen, en je hebt gelijk: Ik ben de Schoonheid. Maar voor de lente die Ik door de genade in de zielen laat bloeien, moet je Mij nog veel meer dankzeggen. Voor de prijs van mijn bloed, dat werd vergoten, ontluikt deze lenteschoonheid, die je niet ziet. Ze is vol beloften voor de eeuwigheid. Het is een samenwerking van de Geest van God en van de mensengeest: de kracht en de goede wil. De een is onmachtig zonder de ander. Zo wil het de Gerechtigheid. Die twee samen gaan snel vooruit! Verlang om vooruit te komen, verlang je te heiligen. Smeek erom zoals een arme vrouw vraagt om een aalmoes. Vraag elke dag van deze mooie meimaand aan mijn Moeder om je op deze weg te geleiden en om je dichter bij mijn Hart te brengen. Het is zo’n goede Moeder!… Waarom twijfel je? Je tekortkomingen? Zij zal zich ermee belasten en ze herstellen. Je weet wel met welk een zorg een moeder haar kindje aankleedt vóór zij het de salon binnenleidt. Zou zij, mijn Moeder, minder doen voor jou als ze je aan Mij gaat voorstellen? Vraag haar vergeving voor je tekortkomingen en stel in haar een onbeperkt vertrouwen! Bovendien doe je Mij daar zo’n plezier mee! Ik heb Magdalena, Johannes en al degenen die Ik liefhad, aan Haar toevertrouwd… Als klein kindje was Ik helemaal van haar… haar armen lieten Mij nooit los. Wees jij heel deze maand in haar armen… Dikwijls keek Ik naar Haar. Als jij ook naar Haar kijkt, begrijp je wat je te doen hebt. En waar zou Zij je heenleiden tenzij naar Mij, naar Mij die altijd wacht op jou, die aan je denkt als jij niet aan Mij denkt… Ik die al aan je dacht toen je nog niet bestond. Ik dacht aan jou in de Hof van Olijven.. Ik dacht aan jou toen Ik hing aan het kruis. Jullie zijn mijn zeer beminde schepselen. Wat pijn doet, dat is als de liefde niet begrepen wordt. Ik ken deze pijn!… Troost Mij, wees een rustplaats voor Mij, kom de Liefde te hulp. Geef je geheel aan de liefde, en hoe ellendig je ook bent, kom Mij te hulp! Steun op Mij: blij zal Ik die last dragen. Zoals het sap van de wijnstok opstijgt in de ranken, zo zal Ik overgaan in jou. En jouw leven zal Mijn leven zijn; alleen kun je niets. |(Heilig Uur 1 mei 1941 V 161)
43. Leg je hoofd op mijn Hart en luister. Je weet dat je aan alle kleine dingen van heel de dag groot belang moet toekennen, want in mijn ogen heeft ieder ding alleen waarde om de liefdevolle bedoeling waarmee je het verricht. Ik zeg je dat dikwijls. Ik wil graag dat niets verloren gaat. Je kunt zonder veel moeite rijk worden en anderen verrijken! Je moet dus niets zo maar doen maar alles wijden aan de Liefde. En je moet je werk zo goed mogelijk doen om Mij meer te behagen en om je vroegere onvolmaaktheden goed te maken. Weet je dat één enkel van die ogenblikken een heel leven kan goedmaken? Wat je ook doet, doe het goed, de ogen gericht op Mij en Mij vragend om Mij te verheerlijken. Dan zal God je zegenen. Heer, help me! U weet dat ik niets ben en hoe geneigd ik ben tot het kwaad…Mijn genade volstaat5 je. En je krijgt die als je er om vraagt. Hecht veel belang aan je invloed als Bruid van Christus. Zeg en doe alleen dat wat je Bruidegom goed vindt. Zie Hem op jouw plaats, vraag je af: Wat zou Hij doen? Wat zou Hij zeggen? Dat geeft opnieuw de gelegenheid om Mij te behagen, een gelegenheid om bij Mij te blijven. Vind je niet dat Ik altijd zoek naar jou? Je herinnert je die moeder die soms haar kindje alleen wakker maakte om het te zien glimlachen. (Heilig Uur 8 mei 1941 V 162)
44. Kerk van Anjou; in de kerk veel rumoer van de straten en het plein. En toch zit je rustig aan mijn voeten. Je ziet dat je midden in het werelds rumoer toch in de stilte van je hart met Mij kunt zijn. Je hoeft Mij alleen maar lief te hebben en te verlangen naar gemeenzaamheid met Mij. Hoe meer men Mij liefheeft des te gemakkelijker en eenvoudiger is het om Mij in je hart te ontmoeten, terwijl ondertussen de wereldse zaken drukkend en vervelend lijken. Men probeert er aan te ontsnappen om alleen de liefde van de Heer te beleven. Zij die deze kennis machtig zijn, verlangen alleen nog naar lijden, want dat brengt ze dichter bij Mij. Hun honger naar Mij is hun grote smart en zuivert hen. Vraag Mij om die honger; herinner je je dat je die wel eens voelde? Het leek je tegelijk een kwelling en een vreugde, verschrikkelijk en begerenswaard… Vraag om die weer te voelen. Zo’n gebed is voor Mij een liefdevol gebaar van jouw kant. Je ziet; Ik zeg je zelfs hoe je Mij kunt behagen. Heer, dan is het voor U geen verrassing! Denk je dat er voor Mij veel verrassingen zijn?… Weet en zie Ik niet alles vooruit? Graag zie Ik dat je met heel je goede wil probeert Mij te behagen. Ze denken dat Ik elders bezig ben, in een andere wereld en met andere mensen, terwijl Ik juist ieder ogenblik voor ieder van jullie ter beschikking sta. Ik ben er. Ik ben aanwezig. Mijn ogen zijn op jullie gericht. Dus moet je handelen als wanneer je het gevoel hebt dat men naar je kijkt, en niet met gewone ogen, maar met de ogen van iemand die zeer liefheeft, van je Schepper en Verlosser, van iemand die met je blijft tot het einde van de tijden. Als je op het toneel staat en aller ogen zijn op jou gericht dan worden je gebaren vanzelf vriendelijk. Geloof je ook niet dat, als je eraan zou denken dat Ik alles van je zie, op elk ogenblik, zelfs tijdens je slaap, je er dan voor zou zorgen om geheel en al beminnelijk te zijn? Wees het dan ook. Wees niet bang dat je Mij teveel zou behagen. .. (als met een glimlach) Ik was niet bang dat Ik al te veel van je zou houden. Inderdaad, het is waar, we hebben het altijd over de liefde… En zo zal het altijd gaan in de eeuwigheid! Het is immers de taal van de hemel. Ik ben net als een reiziger die maar één taal kent en altijd dezelfde taal spreekt. Vind je niet dat geen taal gemakkelijker valt aan te leren en dat men er vlug het juiste accent van verkrijgt? Ja, mijn bruidje, leg je alleen toe op deze wetenschap: die volstaat voor Mijn en jouw vreugde. Ik zou mijn lerar wel willen voorbijstreven, al was het alleen om hem genoegen te doen. Let wel op deze twee woorden; gave en overgave. Ik bedoel: houd niets voor jezelf, maar ga over in Mij totdat je jezelf vergeten bent. Ben je jezelf kwijt geraakt dan zal Ik je weer terugvinden. Nu, waarvoor zou je dn bang zijn? (Heilig Uur 15 mei 1941 V163)
45. En als Ik je nu een uur aan mijn voeten wil houden zonder iets te zeggen, terwijl Ik jou aanzie en jij Mij, dan moet je toch je zielerust bewaren. Je weet dat je aan Mij toebehoort en dat Ik met je kan doen wat Ik wil. Daarbij mag je je blijde glimlach niet verliezen. Alleen willen wat Ik wil; want wat Ik wil is liefde. En als dat je soms moeilijk toeschijnt, bedenk dan dat het het later terugkrijgt. Denk meer aan de hemel, want het is je toekomstige woning; velen verwachten je daar en je vermeerdert mijn glorie. Maar nee, het is geen hoogmoed als je denkt dat je naar de hemel gaat; het is je plicht daarheen te gaan en je plicht om elk middel daartoe te benutten, want Ik zie er vol liefde naar uit. Nietwaar, ’s nachts, als je wakker wordt, biedt je Mij spontaan die overgang bij je dood aan want Ik weet hoe dat met je zal gaan. Jouw dood heb Ik met liefdevolle zorg uitgekozen. Omhels reeds tevoren dit laatste aardse kruis en verenig het met mijn Kruis. Maak er nu al een akte van volmaakte liefde van, blij dat je het lichaam verlaat om in mijn armen te komen. “De mooiste dag van je leven is de dag van de dood”, je kent het: zijn huis verlaten om één te worden met de Bruidegom. Alles blij en zonder spijt om Hem je liefde te tonen. Een soldaat uit de oorlog schreef: “Als ik er aan denk dat ik van het ene ogenblik op het andere God kan zien”. Verlang jij nu echt naar het zien van God. Verlang ernaar als naar het heerlijkste wat je kan overkomen. Maak al je daden ondergeschikt aan de laatste ogenblikken bij je dood. Weet je nog: als je je klaarmaakte om van continent te veranderen, had je het gevoel of je een ander mens werd. Geloof vast dat je op dat belangrijke ogenblik van je laatste vertrek alle genaden zult krijgen die je nodig hebt, want Ik laat de mijnen niet in de steek. Bied Mij tevoren reeds je ongeduld aan om bij Mij te komen. Met wat een ontroering zal Ik je kreet horen! (Heilig Uur 25 mei 1941 V164)
46. Een klein dienstmeisje wordt soms het paleis van de koning binnengeleid als de koning haar diensten nodig heeft. Zal ze niet blij zijn om de rijkdom van het paleis te kunnen bewonderen? Heer, ze zal vooral gelukkig zijn dat ze dichter bij de koning is en misschien kans heeft de koning te ontmoeten. En denk je dat de koning die geheime hoop niet in vervulling zal doen gaan? Hij zal de kansen op een ontmoeting vergroten. En zo zal het gebeuren dat ze hem niet alleen van verre zal zien en niet alleen terloops zijn stem zal horen, maar ze zal in het verder verloop worden uitgenodigd om aan zijn tafel aan te zitten en ’s avonds vertrouwelijk met hem te praten. Want de koning zag haar met zoveel liefde aan, dat hij zijn enige Zoon zond om te sterven voor haar verlossing. Heer, hoe zou het dienstmeisje haar dankbaarheid kunnen betonen voor zoveel gunstbewijzen? Ze zal leven van liefde, van die armzalige kleine liefde, die zij elke dag aan de Geest zal aanbevelen opdat Ij die liefde zal doen groeien. Ze zal zich niet verbazen over haar herhaalde tekortkomingen. Die zal ze vol vertrouwen aanbieden aan de enige Zoon die haar verlost heeft. Ze zal altijd gering en klein blijven, want God is groot genoeg om haar te benaderen. En ze zal sterven niet omdat het moet, maar omdat ze wil sterven voor haar koning. Ze zal willen sterven zonder enige spijt, want ze beeft van verlangen om haar liefde, haar doel, haar alles te zien. En dan herinnert zij zich, zij, de kleine dienstmaagd, dat de enige Zoon is gestorven, ook voor haar. Dan zal zij sterven in Hem. (Heilig Uur 1 juni 1941 I 305)
47. Ik dacht aan de prettige ogenblikken van mijn jeugd, toen de tijd me zo kort leek) En gaan onze heilige uren niet nóg sneller voorbij? Lijkt het je niet alsof de kwartieren om de vijf minuten slaan? Is een hele nacht vóór Mij doorgebracht soms niet als een bliksemflits?… War komt dat vandaan? Omdat Ik je meevoer buitende tijd. Je ziet: je bent aan mijn Hart, terwijl je Mij bedankt voor de instelling van de Eucharistie die je dagelijks voedt en je vergeet alles. Je deelt de plaats met Johannes. Hij kon de hartkloppingen tellen van dat Hart, bewogen door de tederste liefde. Wat een gelukkige plaats!… Verlaat hem niet, verlaat hem nooit!… Probeer een antwoord te geven. Maar omdat je arm bent en geen woord kunt zeggen, moet je mijn eigen liefde bij Mij weghalen en Mij die aanbieden nadat je haar tot die van jou hebt gemaakt. En zeg Mij dank voor al mijn Hosties, die van jou tot de allerlaatste toe; die van de wereld tot de laatste vóór het laatste Oordeel. Die Hosties zijn bedacht voor jullie, voor mijn verblijf bij jullie!… Ik zie hoe jullie je met Mij verenigen, zoals Ik mijn apostelen zag bij het Laatste Avondmaal. Ik kom naar jullie toe met een even bewogen Hart als die avond van Witte Donderdag… Mijn kinderen, jullie denken er niet aan; jullie zijn geneigd om te denken dat Ik er ben, levenloos, zoals op een schilderij of een oud souvenir, terwijl Ik het ben, levend en ademhalend in jullie. Bedenk wel: er zijn niet meerdere Jezus-Christussen, er is er maar één; Hij die in de hemel is, is dezelfde als Hij die jullie eten. Wees niet bang voor het woord “eten”. Ik heb het opgenomen in het evangelie: het legt de vereniging uit die Ik met jullie wil hebben. Ja, eet Mij, eet Mij gerust: jullie voldoen aan mijn liefde, jullie stillen mijn hevige dorst. Weten jullie wat dorst is?.. En als jullie het weten, weten jullie dan wat de dorst is van een God die morgen, op het uur van de Eucharistie, reeds uit liefde gestorven zal zijn? Geef Mij iedere morgen een nieuwe naam als je Mij ontvangt. Ik zal die naam, die je kiest, waarmaken. Laat die naam heel teder en heel innig zijn. Schrijf hem met vurige letters. Zie Mij aan; wat ben je gelukkig!… En wil je wel geloven dat Ik je dankbaar ben dat je gelukkig bent?… (Heilig Uur 12 juni 1941 V 168)
48. Spel nu al het alfabet van de liefde bij je dood. Je laatste woorden mogen zijn: Het is volbracht. Zeg Mij dat nu al. Laat niets onvoorbereid bij de schone gelegenheid van je dood. Het is het uur van de ontmoeting. Haast je, welbeminde, Mij de gedachte eraan aan te bieden. Denk er aan als aan een vreugde die je verwacht, als iets heerlijks dat je wiegt in je gedachten. Een vreugde die je maar één keer zal overkomen en die je in al zijn volheid wilt smaken. Zeg: “Als mijn oogleden zich gaan sluiten voor de dingen van de wereld, dan is het uw blik van liefde waarnaar mijn ogen uitzien. Als mijn oren zich sluiten voor het gedruis van de wereld, dan open ik ze om Uw stem van liefde te horen. Heer, aanvaard mijn lichamelijk lijden als boete voor mijn leven en dat van de zondaars. En als mijn doodstrijd langer duurt, moge ook mijn liefde dan voortduren. Laat mijn liefde trouw beantwoorden aan die van U op het kruis”. Zeg dat dikwijls. Laat niets aan het toeval over. Treed dan gelukkig binnen in het domein van je laatste ogenblikken Het is dan alsof je tast naar de hand van de dood om er je trouwe metgezel van te maken, om zijn taal te spreken en je aan zijn wijze van doen aan te passen. Met lichte tred leg je dan het laatste deel van je levensweg af. Met een blijde glimlach als van iemand die iets heel moois verwacht. Ook de Bruidegom verwacht je. Als jouw ongeduld groeit, wat dan te zeggen van het Zijne? Hij heeft je geschapen. Van Hem en voor Hem was je eerste ademhaling. Bied Hem nu ook de laatste aan. (Heilig Uur 3 juli 1941 I 306)
49. Ik dankte Hem voor Zijn genaden. Zelfs al had je maar een geloof zo groot als een mosterdzaadje, je moet dat geloof trachten te vermeerderen. Zie dus, door die genaden die je vandaag bijzonder hebben getroffen, hoe oplettend mijn liefde is tot in de bijzonderheden van je leven en dat je Mij bij elke schrede zult zien: wakend over je en je voorgaande. Heb Ik je niet altijd opgewacht, waarheen je ook ging? Dikwijls vertrouwde je Mij je bezittingen toe. Maar voor Mij ben jij het waardevolste van je bezittingen. Vertrouw Mij jezelf altijd toe. Het ogenblik van nu: geef Mij dat steeds! Als het in mijn hand is gelegd, wordt het dan niet beter? “Hij legde hun de handen op en genas hen”. Ik zal aan het ogenblik van nu het al te aardse ontnemen: de zelfzucht die de intentie ontsiert. Wees altijd vol vertrouwen en verwacht zelfs een wonder. Je moet nooit ophouden te vertrouwen, anders zou je aan mijn liefde een beperking opleggen. En als je je vertrouwen steeds meer ontwikkeld hebt moet je doorgaan met het te ontwikkelen, zonder dat je ooit het vertrouwen kunt overtreffen, dat Ik van je verwacht. Reken altijd op Mij en nooit op jezelf. Dan zal je voortgang maken en hogerop komen, dan verslind je de weg. (Heilig Uur 28 aug. 1941, III 91)
50. Doorleef dit uur zoals Ik, in Mij, in de Hof van Olijven, om te smeken en om lief te hebben. Je kunt zoveel doen voor Mij! Mijn gebed is altijd nieuw. Het is er in de actualiteit van elke tijd. Vergiffenis zal je worden geschonken, omdat mijn Bloed voor de vergiffenis ter aarde viel. De vrede in je ziel zul je verkrijgen, omdat Ik in diepe droefheid ben. In de Olijfhof heb ik alles verkregen en allen vrijgekocht. En ontbreekt er iets aan mijn, zo miskende liefde? Ik ga nu de strijd aan op leven of dood met het lijden. Dan leren jullie Mij, jullie Verlosser, kennen. Zie je hoe misvormd Ik ben? Petrus staat verstomd ov er mijn ontsteld gelaat; mijn haren druipen van zweet en bloed, mijn ogen zien smekend naar mijn drie apostelen. Mijn liefde is op zijn hoogtepunt. Wees Mij zeer nabij en bied Mij aan de Vader aan. Vraag om de bekering van de zondaars, de zondaars van deze avond, die van morgen. Geef Mij de redding van de zielen. Samen kunnen we alles. Smeek vol vertrouwen, in naam van Mij; in naam van Mijn Moeder die op mysterieuze wijze deelde in mijn droefheid. Smeek om de redding van de zielen, verlang vurig naar de bekering van de zondaars. Je kent de macht van het gebed. Omdat Ik heb gebeden, moet ook jij bidden. Zie wie Ik ben en wat jij bent, en schuil weg in Mij. Zie hoe de Vader naar ons kijkt. Ik gebruik woorden die je kunt verstaan. Zijn barmhartigheid omvat ons. Deze vereniging is je kracht. In de liefde is alles gemakkelijk. Laat je kleine liefde altijd opgaan in mijn grote Liefde en neem die nooit meer terug. (Heilig Uur 3 sept. 1941, II 188)
51. Retraite door R.P.Guyot Heb Ik je dat allemaal niet gezegd? Ja, Heer. Herken je niet al Mijn woorden? Ja, Heer. Dat jullie deel uitmaken van mijn lichaam, jullie, mijn vrienden in staat van genade. Dat jullie niet alleen levende cibories zijn, maar andere Christussen en dat jullie elkander daarom moeten liefhebben. Dat alle verdiensten, ook de oneindige van Mij en die van Mijn Moeder aan allen toebehoren. Neem dus, mijn kinderen, en blijf niet hulpbehoevend. Bieden jullie je aan de hemelse Vader aan, bekleed met jullie schone gewaden… elke dag… altijd… en vóór de heilige Communie… en bij het ontwaken.. en vóór je gaat slapen. De hemel zal er blij mee zijn. Want eindelijk ben Ik in het bezit van mijn levende stenen… Er zal volledige circulatie zijn tussen de ledematen …en Mijn Lichaam is volledig. (Heilig Uur 6 nov. 1941, III 115)
52. Bedenk dat je grote Vriend er altijd is, altijd bij je. Hij staat naast je in je leven. Deel alles met Hem. Dat zal je levensvreugde vergroten. En ieder ogenblik kun je denken: “Mijn vriend kan me komen halen wanneer Hij maar wil”. En dan zal je ziel zich gereedhouden voor de afscheidskus en de welkomstkus. Wat een heerlijke ontmoeting! De lichte sluier verdwijnt en wij zullen verenigd zijn voor de eeuwigheid. Voel je aan dat Ik popel van ongeduld? (Heilig Uur okt. 1941, I 314)
53. ’s Morgens bij het ontwaken. Je dag: een leven. Je ontwaken: je geboorte. De heilige Mis; Je eerste heilige communie. De loop van de dag; net als het leven vol moeiten en vreugden: Alles aan Mij en in Mij geofferd. Ik zal je vol liefde aan mijn Hart dragen. Bereid je voor op de nachtrust als voor de dood, in liefde ter wille van mijn heerlijkheid. En morgen krijg je weer opnieuw het leven -bij mijn Hart dat zorgzaam toeziet op elk van je passen. (Heilig Uur 13 nov 1941, I 316)
54. Wat zou je beletten om aan mijn zijde te blijven gedurende mijn doodsangst? Niemand, tenzij jijzelf. Je bent vrij. Wil je Mij die vrijheid schenken? Zeg Mij: “Ik ben niet vrij meer, want ik heb me aan U overgegeven”. Ja Heer, hebt U niet alle sleutels van mij? Ik hoor het je graag zeggen. Herhaal het gerust. Kijk, als je je bindt met de banden van de liefde, dan voel je niet de kilheid van de banden. Liefde maakt alles gemakkelijk. Ga dus blij doen wat je veel moeite kost, want de liefde zal je dragen. Het wordt tijd dat we ons nog nauwer binden aan elkaar. De avond van het leven is al daar. Laat er niets ontbreken aan de toebereidselen van het feest. Als we elkaar liefhebben waarom dan niet één zijn? Maar alles moet gebeuren in opgewektheid -want dat is een bewijs van ware liefde. Met welk een inwendige vreugde omhelsde Ik mijn kruis toen het Mij gebracht werd. Reeds zolang verlangde Ik ernaar omwille van jullie en om de wil te vervullen van mijn Vader. Het kruis is jullie heil. Zeg Mij dank. Denk je dat er veel zijn die eraan denken om Mij te bedanken? Hoe volledig was mijn Lijden, hoe gekroond door smarten. Ze denken er niet aan. Ze geloven er niet in. Jij, die nu op deze avond in onze afzondering bij Mij bent, zeg Mij -woorden vol fijngevoelige tederheid, recht uit je hart. Dat zal als balsem voor Mij zijn. Ik Ik zal de ondankbaren vergeten als Ik luister naar jou. Jullie hebben een macht over Mij die je zou verbazen als je het wist, mijn dierbare kinderen. Innig heb Ik jullie lief! (Heilig Uur 13 nov. 1941, I 316)
55. Ik kom om met U te praten. Kom binnen. Sluit je innig aan bij Mij. Vergeet de aardse zaken. Zelfs de belangrijksten betekenen niets. Het hiernamaals, daar hoor je thuis. Laat Mij jouw rustplaats zijn. En laat Mij rust vinden in jouw hart! Wat ben je zwak. Kijk eens naar jezelf: wat ben je eigenlijk? Hoe komt het toch dat Ik je zozeer liefheb? Het vuur, dat in Mij brandt, drijft Mij er toe. Verlang daarom om je elk ogenblik aan Mij toe te vertrouwen. Kom bij Mij binnen en ga nooit meer weg. Zeg tot jezelf: “Ik ben in God… ik adem in God… ik beweeg me in God”. En God leeft in jou, doordring je geheel en al. Is er grotere gemeenzaamheid mogelijk? Laat mijn vreugde ook jouw vreugde zijn. Zo eenvoudig is het leven van een andere Christus in de armen van de Christus! Neem Mij gerust in je op. Ik ben er voor jou. Verrijk je met Mij, bekleed je met Mij en laat je zo aan de Vader zien in aanbidding, eerherstel en dankbetuiging. Zeg: “Vraag moeilijke dingen van me, maar geef me ook sterkte, stel mij op de proef, maar vertroost mij ook. Moge Moge ik in mijn zwakheid U verheerlijken. Denk ook aan de lijdende en strijdende Kerk. Ze worden in de hemel verwacht. Help ze! Zie je niet dat alles wat Ik je laat opschrijven liefde is? Eigenlijk zou het met vuur moeten worden opgeschreven. Noem Mij je goddelijke vuuroven. Als Ik sterkere uitdrukkingen gebruikte, zouden velen er aanstoot aan nemen. Ze houden God en het schepsel zo ver van elkaar. Maar Ik roep tot innige verbondenheid vol liefde. Bemin jij Mij nu zoals Ik verlang bemind te worden, elk ogenblik van je korte levenstijd. Weet wel, mijn Gabriëlle, Ik ben je leven. Je leven dat ben Ik. (Heilig Uur 20 nov. 1941, III 118)
56. Je zult er nooit spijt van hebben dat je je hebt overgegeven aan de liefde. Ga voort op deze weg onder mijn leiding. Volg die weg, want de Liefde vergezelt je… Besef je wel dat Ik je overal volg? Laten wij dus altijd samen zijn. Zeg tot jezelf: “Ik ben hier, maar ik ben niet alleen”. Twee geliefden zijn toch altijd samen? Denk er aan dat Ik bij je ben: dat sterkt je. Wat je, omdat je zo zwak bent, niet kunt, doe Ik voor jou. Op het ogenblik wordt er veel geleden: als men het Mij niet aanbiedt, bied jij het dan aan. Er mag niets verloren gaan. Blijf dicht bij Mij. Je bezoekt graag eenzame mensen en weet ze met fijn gevoel op te beuren. Doe dat ook voor Mij. Zeker: nu kan Ik niet meer lijden. En je bent er blij om. Maar in de tijd heb Ik zoveel geleden, dat alle gelachten tot het einde van de wereld Mij kunnen troosten. Dat vind je toch heerlijk? Je kunt de kwaadwilligheid van alle tijden voor Mij vergoeden door Mij meer lief te hebben… door te verlangen Mij meer lief te hebben en door Mij te vragen je te helpen. Ook kun je het door goedheid jegens je naaste. Wees zo beminnelijk als je maar kunt. En als jouw taak erg zwaar is, neem die van anderen erbij. Als je dat doet, verlicht je Mijn kruis op de weg naar Calvarië. Wees vindingrijk in de liefde tot Mij. Ik zal vindingrijk zijn in het je te belonen. Geef jezelf totaal. Ik zal jou helemaal doordringen en vervullen. ( Heilig Uur 4 dec. 1941, III 120).
HEILIGE UREN 1942
57. Ik zou graag willen… (je vindt het toch goed dat ook Ik wensen uitspreek?) Ik zou graag willen dat leven in Mij een vaste gewoonte voor je wordt. Deze zozeer gewenste vereniging met mijn schepsel kan grote dingen tot stand brengen. Mij helpen aan bekeringen. Wil je Mij helpen? Helpen om je te heiligen. Wil je echt? En zoals altijd zeg Ik je: Probeer maar. Zet jij de eerste stappen, daarna maak Ik het af. Als Wij elkaar liefhebben waarom dan niet één zijn? Maar alles moet zich voltrekken in opgewektheid -want dat is een bewijs van ware liefde. Met welk een inwendige vreugde omhelsde Ik mijn kruis toen het Mij gebracht werd. Reeds zolang verlangde Ik ernaar omwille van jullie en om de wil te vervullen van mijn Vader. Het kruis is jullie heil. Zeg Mij dank. Denk je dat er veel zijn die eraan denken om Mij te bedanken? Hoe volledig was mijn lijden, hoe gekroond door smarten. Zij denken er niet aan. Zij geloven er niet in. Jij die op deze avond in onze afzondering bij Mij bent, zeg Mij -om Mij te troosten voor anderen- woorden vol fijngevoelige tederheid, recht uit je hart. Dat zal als balsem voor Mij zijn. Ik zal de ondankbaren vergeten als Ik luister naar jou. Jullie hebben een macht over Mij die je zou verbazen als je het wist, mijn dierbare kinderen. Innig heb Ik jullie lief! (Heilig Uur 2 jan. 1942, III 129)
58. “Stortvloeden” Reeds zolang vraag je Mij stortvloeden van geestelijke en tijdelijke genaden! Heb Ik daar niet ver boven je verwachtingen aan beantwoord? Ja, vertrouwen… vertrouwen op Mij! Verwacht alles van Mij, je grote Vriend. Beveel Mij dikwijls de ziel aan van je lieve zus: je weet dat je Mij daarmee een plezier doet. Je weet hoe Ik de zielen liefheb en hoe Ik verlang naar de ontmoeting. Bereid je er op voor. Leef alleen om te sterven. Daarom moet je de liefde beoefenen, want men moet sterven uit liefde. En door veelvuldige akten van liefde maak je de kleine tekortkomingen goed waarover je zoveel spijt hebt. Ga met Mij om als met een dierbare geliefde zolang je er nog toe in staat bent. Spoedig is er de eeuwigheid. Dan kun je niet meer verdienen. En het zijn juist je verdiensten die Mij blij maken. Laat je beminnen door allen, vooral door de zondaars en wel uit liefde voor mijn liefde. Je weet heel goed dat je aan Mij doet wat je aan je naaste doet. (Heilig Uur 15 jan. 1942, III 131)
59. Wees helemaal van Mij. Ik ben nu echt aan de beurt! Je hebt jezelf vandaag aan zoveel menen gegeven… en aan zoveel zaken! Nu is het je Heer, je Vriend die je opeist… voor jezelf… voor de anderen. Je mag niet terughoudend zijn ten opzichte van Hem, want Hij heeft ter wille van jou niets teruggehouden, zelfs zijn lichaam gaf Hij, alles. Alles wat je doet, doe het voor Hem, in Hem, gedragen door Hem. Je weet dat Ik oneindig ben, dat als je put uit Mij, je Mij nooit zult uitputten. Zou je mijn diepte kunnen kennen? Laat niets je weerhouden om te vertrouwen! Zeg Mij dikwijls dat je heilig wilt worden. Je bent op deze wereld om heilig te worden. Ik kwam om jullie te heiligen. Dus? Als jouw en Mijn verlangen samenvallen wat zullen Wij dan samen niet kunnen bereiken? Maar je moet geloven in de liefde. Je weet hoe dikwijls er geschreven staat in de heilige Schrift: “Uw geloof heeft u gered”. Ach mijn kinderen, geloof vast, dan verkrijg je elke genade van Mij. Denk op de eerste plaats aan mijn glorie en jij wilt toch heel graag dat Christus, dat de Kerk verheerlijkt wordt? Vraag het Mij dikwijls. Wat een geruststelling zal het voor je zijn bij het uur van sterven dat je van jezelf kunt getuigen dat je je hebt ingespannen, dat je gezwoegd hebt voor die dierbare heerlijkheid van je Enige. (Heilig Uur eind jan. 1942, DI 3-135)

60. Als je bidt zie dan naar Mij en ga binnen in mijn eeuwige gedachte, anders word je gemakkelijk een prooi van verstrooiing. Denk er aan: Jullie zijn saamhorig. Een goede daad vergroot de schat van de Kerk. Ja, je moet geen gelegenheid voorbij laten gaan om jezelf en andere te verrijken. Zie naar het model van mijn leven. Copiëer dit beeld op de bladzijden die je nog te beschrijven hebt vóór het einde van je leven. Doe dat meer om Mij een genoegen te doen dan om de beloning. Ik ben er altijd en kijk naar jou. Met liefde aanvaard Ik dat plezier om Mij te behagen. Kijk, je moet je over jezelf geen zorgen meer maken als je helemaal opgaat in Mij en denkt aan Mij. Dat straalt van jou uit over allen. at komt niet van jou maar van Mij. Heer, ik beloof en verlang veel, maar wat doe ik eigenlijk in werkelijkheid? Ik ben gelukkig als Ik je beloften en verlangens aanneem, langzamerhand zullen die in daden overgaan. Beloften en verlangens zijn daden in de knop. Nooit moet je moedeloos worden. Denk er dikwijls aan dat Ik er ben. Kan Ik er zijn en je niet te hulp komen? Is het schepsel niet eindeloos dierbaar aan de Schepper? Je moest eens weten… Spits dikwijls je oren, dan zul je Mij horen. Johannes hoorde, toen hij leunde aan mijn borst, geheime dingen; als hij dat gebaar van genegenheid niet had gemaakt, zou hij ze dan hebben vernomen? Ik houd Mij wat terug; jullie moeten de eerste stap zetten. (Heilig Uur, 12 febr. 1942, I 321)
61. Mijn verjaardag. Noem Mij: “Mijn Vader” heel de dag, want Ik heb je gemaakt. Dank Mij. Heb Mij lief omdat Ik je uit niets heb gemaakt. Dank en heb lief wegens je verstand, je geheugen, je vrije wil. Ik gaf je dit allemaal vóór jij Mij iets kon geven. Ik heb je eeuwigheid lief gehad. Jij leeft in de tijd -en die is kort-. Op z’n minst moet je de wil hebben om Mij altijd lief te hebben, als dank voor Mijn overgrote liefde. Ik, God en jij gering en onbetekenend in tijd en ruimte. Noem Mij ook: je Moeder. Een verjaardag is een echt feest voor een moeder. Welke moeder is meer dan Ik! Zie naar mijn tederheid en wat Ik voor je deed! Is er een moeder die haar kind redde zoals Ik je gered heb? Wens dus ook Mij geluk, mijn lieve kind! Wat van jou is, is van Mij -in de ware zin van het woord. Ben je niet mijn adem? Ik ben meer gemeenzaam met jou dan jezelf bent. Heer, ik zou zo graag willen dat mijn ziel nog maar één klank uitbracht van liefde tot U. Je moet altijd naar Mij zien zoals je je richt op een doel. Begin opnieuw… begin opnieuw… begin elke dag opnieuw, vol geduld, zonder dat je ooit reken op jezelf. Je weet: als kleine kinderen naar omhoog willen, klampen zij zich vast aan moeder. Klamp jij je vast aan mijn verdiensten, aan mijn armen, aan mijn hart. (Heilig Uur 26 febr. 1942, III 143)
62.Ik ben niet zoals die vriendinnen die zeggen: “Waarom komt ze zo dikwijls?” Die begrijpen niet dat de liefde steeds weer opnieuw opwelt. Ik wacht altijd met hetzelfde ongeduld op jou, want Ik ken geen grenzen. Ga in de geest binnen in de ontheiligde Kerk van Médan. Kniel in aanbidding naast de vertrapte hosties. Betuig Mij vooral je liefde, die Mij wil troosten. Ik heb de mensen lief: waarom doen ze Mij dit aan? Al die zware vergrijpen zag Ik in de Hof van Olijven. Met veel droefheid veroorzaakt. Als nu bij jou ook een liefdevolle poging tot toenadering op harde wijze wordt afgewezen, sluit je dan aan bij mijn verborgen verdriet. Dan doet Mij dat goed. Want als Ik al zo gevoelig ben voor de haat van mijn vijanden, nog veel meer word Ik getroffen door de gevoelige liefde die Mij wil vertroosten, door de fijne tact van hen die Mij aangenaam willen zijn. Je hoeft niet bang te zijn dat je daarin ooit te ver zoudt gaan. Wij zijn immers één van hart. Nooit word Ik moe om naar je te luisteren als je je hart wijd openzet en jezelf helemaal uitspreekt. Word jij nu ook nooit moe om tot Mij te spreken. Spreek zacht -alsof het donker is- zeker van mijn warme belangstelling. (Heilig Uur 5 maart 1942 , III 144)
63. Zich met Mij verenigen, begrijp je, daar is heel het leven in gelegen. Niets anders dan Ik, het leven van de ziel. Is dat niet heerlijk? Dikwijls merk je mijn werking niet eens. Maar geloof er vast in. Bied jezelf steeds aan voor de vereniging met Mij; dan zal mijn werking krachtiger zijn. Je zult het niet altijd opmerken, maar leg je er ijverig op toe om je altijd innig met Mij door de liefde te verenigen. Zelfs als dat je enige manier van bidden zou zijn, zou je leven niet gewoon natuurlijk meer zijn, maar een bovennatuurlijk karakter dragen. Beantwoord mijn fijngevoelige liefde door jouw fijngevoelige gedachten en de uitdrukking daarvan. Ga met Mij om alsof Ik niet goed zou durven; zet jij de eerst stap. Probeer het maar. Hoe dikwijls wachtte Ik op je, maar je kwam niet. Je herinnert je nog wel dat je soms voorbereidselen had getroffen om iemand die je liefhad te ontvangen en dat die persoon je zei: Ik was het vergeten! Je leed eronder. Maar wat is aardse liefde vergeleken met mijn liefde? Ja, vraag Mij vergeving voor de ontmoetingen die niet doorgingen. Ik zal ze in mijn barmhartigheid vergeten. Ja, Ik sta altijd klaar om te vergeven en jullie aan mijn hart te drukken; dan krijgen jullie weer moed. Verenig je met Mij ook bij de gewoonste handelingen. Altijd ben je mijn kind. Deze dag, deze week, deze maand is vol van mijn liefde net als alle andere maanden en jaren. Ik heb je lief als jij er niet aan denkt om Mij lief te hebben en Ik bereid je genaden voor, waaraan je niet denkt om ze Mij te vragen. Een blik, een gebaar naar Mij en Ik geef je alles, mijn innig geliefd kind. (Heilig Uur, april 1942, III 152)
64. Je hebt niet steeds het gevoel dat Ik bij je ben. Toch verlaat Ik je nooit. Soms kom Ik nog dichter bij je zoals gisteren in de tuin, toen je Mij zei: “Dag, lieve Heer”. Het leek je bijna alsof je Mij hoorde antwoorden. Ik verberg mijzelf om jullie in de gelegenheid te stellen verdiensten te verwerven. Verbaas je je nog altijd over mijn liefde? De enige uitleg is: het is de liefde van een God. Geloof daarom heel eenvoudig in die liefde van een almachtig Wezen dat van een heel andere orde is dan jullie. Geef je over aan zijn liefdevolle en fijngevoelige almacht. Wees als een die overwonnen is door de liefde en die om genade smeekt. Neem mijn liefde om Mij lief te hebben en doe dat met volkomen vertrouwen. Je weet dat het enige wat Ik niet vergeven kan de wanhoop is, want hij die wanhoopt denkt dat Ik wreed en boos ben, terwijl mijn goedheid juist eindeloos is. Wat betekent: eindeloos? Dat er nooit een eind aan komt, dat het net is alsof Ik altijd pas aan het begin sta van mijn goedheid. Hoe weinigen die daaraan denken! Maar wat een schuilplaats voor de ziel! Ik ben altijd in de weer om te helpen. Geen dienaar zou trouwer tot je beschikking kunnen staan. Ik ben trouw en voorkomende. Als beloning vraag Ik enkel dat je Mij een beetje liefde betoon en met vriendelijke ogen naar Mij opziet. Want Ik zie graag dat mijn kinderen aan Mij denken. Dat is reeds een stil gebed. Denk daarom soms aan Mij, maar liever vele malen per dag en in de nacht en zeg Mij dan: “Ik leef alleen nog voor U. Zonder U is het leven mij niets waarde”. Wens Mij de liefde van de mensen toe en de glorie van mijn naam en van die van mijn Vader. Zet je in voor mijn belangen zonder te letten op die van jezelf. Jullie zijn uit mijn schoot voortgekomen. Verlang nog alleen om er voor alle eeuwigheid in terug te keren. Wees als een balling, als een die verdwaald is op de wegen van de aarde. Denk alleen aan de hemel waar Ik op je wacht om ons bruiloftsfeest te vieren. Zeg Mij hoe ongeduldig je ernaar uitziet en dat je toch onderworpen bent. Je zou naar Mij toe willen snellen, maar mijn bevel weerhoudt je. Hevig verlang je naar Mij, maar altijd blijf je één van wil met Mij. Je diepe ootmoed zal je meer en meer reinigen van de vlekken van je zonden. En zo zullen je laatste dagen voorbijgaan… alles zal voorbijgaan.. en dan kom je… (Heilig Uur 23 apr. 1942, III 153)
65. “Nu ben ik geheel bekleed met de verdiensten van mijn Bruidegom. Heer, maak in mijn hart een liefdesnestje”. Overal bij Mij zie je de liefde: in de wonden van mijn voeten, in de wonden van mijn handen, in de wonde van mijn Hart en in al de wonden van de geseling en die welke je niet ziet: de wonden, die de zonden van de mensen van alle tijden Mij toebrachten… Al die wonden tonen de liefde van een God die “verliefd” is op zijn schepseleen. Ik heb het je gezegd: de dwaasheid van God, van Wie elke gevoelsbeweging aanbiddelijk en volmaakt is. Sluit je armzalige kleine liefde aan bij de liefde die de Mensenzoon de Vader aanbiedt. Zo kunnen Wij samen geweldige dingen doen. Je staat er verbaasd over dat Ik jou nodig heb? Denk dan aan wat sint Paulus zegt: “Wat ontbreekt aan het lijden van Jezus Christus”: jullie medewerking. Terwijl je mijn liefde, die leeft in jou, beschouwt, zul je jouw liefde doen toenemen en die dan aan Mij toevertrouwen om haar te vermeerderen. Heb je Mij niet dikwijls gevraagd: “Wat moet ik doen om de liefde in ons te doen groeien?” Kijk dikwijls nar de Mijne en bid. Wat zou je anders in dit leven moeten doen? Is er een heerlijker doel? Heb Mij overal lief. Heb Mij altijd lief en vooral; wordt het nooit moe! Als je het antwoord niet gewaar wordt, weet dat het antwoord je gegeven wordt. Later zul je dat zien. Heb lief als een klein kind en als een bruid. Heb de Liefde lief. ( Heilig Uur 30 apr. 11942, III 155)
66. Ik zei: Wat gelukkig dat U een Dwaas van liefde bent, want dat verschaft ons de vreugde om zó bemind te worden. Weet je hoe gemakkelijk het is God te dienen in het domein van de liefde? Ga daarin binnen bij wijze van antwoord en alles zal gemakkelijk voor je zijn. Je zult je herinneren wat Hij voor je heeft gedaan, voor jou, onwaardige, en rekening houdend met de ruimte die de vergelijking je laat, zul je iedere dag een royale overmaat geven zonder te tellen, zonder op je eigen belang te letten, maar alleen op het Zijne. Je weet hoezeer Hij de minste inspanning voor Hem beloont. Doe dus alles voor je God. Er zijn geen uitzonderingen: Hij neemt jou helemaal in iedere omstandigheid. Aarzel niet om je in de loop van de dag aan te bieden als een voortzetting van de morgenopdracht en met z’n tweeën zullen Wij voor de Vader een lied van liefde zingen waar Hij als een kenner naar zal luisteren, ook al zul je er zelf niets van waarnemen. Leg je er alleen op toe om liefde te betonen en je zult je doel bereiken. Maak alles tot liefde vanwege jouw Liefde: Ik. (Heilig Uur 7 mei 1942, III 157)
67. Heer, van dwaasheid in de liefde gesproken, is die er ook niet van mijn kant om U lief te hebben zonder U te zien? Zou de dwaasheid van de liefde van het schepsel ooit gelijk staan met die van een God? Wees niet bang dat je te ver gaat. Zoek Mij. Roep Mij. Je zult Mij vinden. Ik zal je antwoord geven. Als jij mijn bruid bent, zal Ik laten zien dat Ik je Bruidegom ben. De bruid moet weten dat zij verblijdt; dat moedigt haar aan zoveel mogelijk lief te hebben. Krijg nooit genoeg van Mij. Maar als je steeds weer liefde opvat, zal de manier waarop je die uitdrukt telkens weer nieuw zijn. Maak je niet ongerust als je mijn stem niet hoort. Nooit moet je denken dat Ik ver van je vandaan ben. Ik woon in je, met de Vader en de heilige Geest. Bied je aan Ons aan. Geef jezelf over zonder het helemaal te begrijpen. Ontdoe je van je eigenliefde. Alles wat je hebt komt van Mij! Je weet hoezeer Ik de vrijheid van de mens eerbiedig. Ik wacht af. Ja, later, als je mijn liefde begrijpen zult, wat zou je dan graag terugkeren naar de aarde, alleen maar om -al was het een enkel ogenblik- Mij te verkiezen en voor Mij te lijden tot de laatste dag. Weiger Mij nooit iets. Zeg: “Dierbare Bruidegom, net zoals U wilt”. Wat zal Ik gelukkig zijn. Laat deze gedachte je helpen. Wees één met Mij zoveel je maar kunt. Kom steeds dichter bij Me; gooi alles van je af wat Ons zou kunnen scheiden zoals gebrek aan hoop en vertrouwen. Het is goed om te hopen. Hoop dat je heilig wordt. Het is mogelijk want Ik vraag iedereen om heilig te worden. Vertrouw daarom op mijn hulp. Roep Mij dikwijls aan, meer nog dan tot nu toe. Je mag gerust telkens weer vragen. In het rozenhoedje herhaal je steeds weer hetzelfde gebed. Dat is ook nodig, want jij, arm wezentje, staat voor de Oneindige. Verenig je gebed met mijn nachtelijke gebeden tot de Vader. Laat merken dat je een vriendin van van Christus en dat je alles zegt en doet voor Hem. Alles, alles wat je doet of zegt voor Hem, of aan anderen om Hem, dat vergeet je. Maar alles blijft voor altijd in Mij voortleven. Je zult het eens terugvinden, juist zoals je het Mij gaf. Wees altijd heel dicht bij Mij. Laat dat jouw teken van liefde zijn. ( Heilig Uur 21 mei 1942, III 158)

68. Ik zei: Eer aan U, Vader, Zoon en heilige Geest, Die in mijn hart wonen Vraag dikwijls om onze glorie; want onze glorie, dat is jullie liefde. Wat zou Ons meer kunnen verheerlijken dan de liefde van onze kinderen? Wat zou Ons gelukkiger kunnen maken? Kijk: alles wat Ik aan de mensen vraag is ter wille van hun eigen geluk. Maar ze begrijpen het niet en behandelen Mij als een veeleisend Heer: Mij de Tederste! Wat dankbaar ben Ik hen die Mij troost bieden voor dit schuldig onbegrip en deze onverschilligheid, die minachting. Troost Mij door Mij alle te geven wat in je is, door Mij te laten handelen en spreken door jou, terwijl jij alleen denkt aan Mij in jou, aan Mij alleen aan wie je leven gewijd is. Leven voor iemand is erg fijn, maar leven voor je God dat gaat alles te boven. Probeer. Ik zal je helpen. Probeer. Degenen die je morgen ontvangt, zul je die in mijn Naam ontvangen? In zuivere broederliefde? Om e goed te doen? En als het gaat om dat wat goed is voor jezelf, doe het om Mij te behagen, want je weet dat Ik je heiliging wens. Zou je hart niet aan al mijn verlangens tegemoet komen? In de liefde is alles wederzijds. Jij neemt Mij in jouw plaats en Ik neem je op in Mij. Het is zo eenvoudig en zo goed! Maar hoe dat aan de mensen duidelijk te maken? Bid daarvoor. Geef die arme mensen in handen van mijn Moeder, ook dat arme Frankrijk, dat Ik oproep en dat Mij ontvlucht. Mijn Moeder bereikt zoveel waar jullie niets kunt bereiken. Geef jezelf aan Haar, dan zal Zij je heiligen en de Geest aanroepen. ( Heilig Uur 4 juni 1942, III 160)

69. Als je mijn pracht eens kon zien in het tabernakel, mijn macht en mijn zachtmoedigheid… en de hofhouding van liefde die de engelen met vurigheid voor Mij vormen! Wat een gevoelens van eerbied en nederigheid zou je dan hebben. Je zou bevend naar Mij verlangen en dat verlangen zou steeds toenemen. Dan zou je zien dat alles wat Mijn liefde niet is, onbelangrijk is. Je zou beseffen dat je grootste genoegen zou zijn, Mij een genoegen te doen. Wat Ik niet ben, zou je zelfs het aankijken niet waard vinden. Want Ik ben de aantrekkingskracht zelve. Ik ben de hemel. De hemel is in het tabernakel. Aanbid met allen van daarboven, heb Mij lief met hen en prijs Mij, nooit zul je overdrijven. Alles wat je hebt, heb Ik je gegeven. Al mijn verdiensten zijn voor jou. Alleen de Vader kent ze. Laat je gedachten steeds dieper graven in de verborgen, eindeloze schatten. Laat deze ontdekking in jou de liefde zozeer doen branden als je niet voor mogelijk zou hebben gehouden. Zeg: “U, Heer, was het. Dat ik dat toch niet begreep. Het beste in mij bent U altijd”. Als je zo tot Mij spreekt ga Ik voort met je te overladen. Mijn Hart is overvol: geven is een verlichting voor mijn Hart. Er is van jouw kant maar heel weinig nodig om het te laten overvloeien -je moest eens weten! Weet dus hoe machtig jullie zijn, mijn kinderen. Probeer Mij wat beteer te leren kennen en maak je er geen zorgen over dat je je woorden slechts kunt stamelen. Ik zal aanvullen wat ontbreekt. ( Heilig Uur 25 juni 1942, III 168)
70. Toon jezelf aan Mij, stal je armzaligheid voor Mij uit zoals de zieken dat deden in Judea als Ik voorbijkwam. “En Hij genas allen”. Vertel over jezelf en vraag Mij om je te helpen. Wek je geloof op en je vertrouwen. Doe een beroep op de dwaasheid van Mijn Liefde. Zeg dat je daaraan met een andere dwaasheid wilt beantwoorden. enk aan Sint Franciscus van Assisië, de heilige Missionarissen en Martelaren. In de ogen van de wereld leken zij belachelijk en dwaas. Alle wereldse zaken betekenden niets voor hen, want zij waren ondergedompeld in de liefde van hun Verlosser. Kom zonder te aarzelen met grote stappen naar Mij toe. Je zult rijkelijk beloond worden, want Ik wil niet bij jullie in de schuld staan -ook al ben Ik jullie eigenlijk niets schuldig. Blijf in je gedachten altijd bij Mijn gedachten. Doe alles voor mijn oplettende liefde. Laat het ondenkbaar zijn dat je gescheiden zoudt worden van je Bruidegom. Bedenk woorden, gezangen en gebeden, net zoals ze in je geest opkomen. Wees een echte gezellin voor Mij, Ik ben jouw metgezel; vanaf je geboorte ben Ik altijd bij je geweest en zelfs vóór je bestond dacht Ik met tedere liefde aan je. Dank God voor alle liefde die van Hem naar jou uitging, en zoek naar een manier om eraan te beantwoorden, terwijl je Mij vraagt om je te helpen. (Heilig Uur 16 juli 1942, III 173)
71. Ik ben er en verwachtte je. Als je ’s morgens te communie bent gegaan, verwacht Ik in de loop van de dag je korte dankbezoek. Heb Ik dit niet verdiend? Denk je eens in: de heilige communie te hebben ontvangen en niet eens “dank u wel” te zeggen… lijkt dat niet onhartelijk? Ik heb Mezelf helemaal gegeven aan mijn kinderen… wie wil mag Mij hebben. En wie Mij ontvangt ontvangt heel de hemel, want de hemel dat ben Ik. Nooit moet zo’n gunst iets alledaags voor je worden. Laat het altijd een eerste heilige communie zijn. Pas geleden wist je niet goed hoe je je periode van wakker liggen moest gebruiken. Lat het een roep van liefde zijn naar de heilige communie die je de volgende morgen zult ontvangen. Laat je hart Mij tegemoet komen. Geef Mij de liefste namen, ook al ben je al weer bijna ingeslapen. Moge je diepste innerlijk van je beven van verlangen naar de heilige Hostie, nar Mij, die voor je klaar staat sinds het Laatste Avondmaal. Deze heilige communie brengt de genade met zich mee voor jou, die er gisteren niet waren, en die er ook morgen niet zullen zijn. Mijn liefde is onmetelijk en veelvoudig. En vertrouw Mij je arme gesteltenis toe. Je lijdt er onder dat je zo armzalig bent. Zie jezelf als een arme vrouw die haar schamele kleding toont aan de Heer van het Paleis, en die een nieuw gewaad krijgt dat er prachtig uitziet. De Heer van het paleis zou het haar zeker niet hebben geschonken, als ze niet gekomen was om haar ellende te tonen. Maar nu is Hij vol medelijden en Hij verwacht niet eens dat een bede om hulp in woorden wordt uitgedrukt. Zo is zijn fijn gevoel. Hoe dikwijls heb Ik je die al doen gevoelen. Denk eens terug. Nauwelijks had jij een eerste stap gezet of alles kwam op je af in zo’n overvloed, dat je zei: “Dat moet Hij zijn”. Ja, denk dikwijls aan Mijn aanwezigheid vol liefde. Ik ben overal. Leg je hoofd op mijn Hart… maar daarmee doe je Mij toch een genoegen. En ben jij er ook niet gelukkig mee? Nu dn… Ach, als je de Gave Gods eens begreep en wist wie het is die tot je spreekt! Kom dus naar Mij toe en breng anderen in je mee. Kan Ik niet op afstand genezen? Noem ze Mij maar op. Sommige geneesheren hoeven niet eens de zieke te zien, maar als jij Mij over hen spreekt, zie Ik ze. Ben Ik niet de grote Geneesheer? Ja, ook jou wil Ik genezen van je zwakke geloof, van je leven meer naast Mij dan in Mij. Ook wik Ik je genezen van je beperkt zicht op Mijn feitelijke aanwezigheid. Zeg tot jezelf: Mijn grote Vriend, mijn Bruidegom, is niet afwezig. Ik kan Hem alleen niet zien of aanraken, maar Hij is er met de dwaasheid van Zijn liefde en dan neem je de liefde van Mij om die als jouw liefde aan Mij aan te bieden. Wil je dat doen? Tot vannacht.. Tot zo meteen … Tot altijd door. (Heilig Uur 23 juli 1942, III 174)
72. Verander Uw gedaante! Verander Uw gedaante voor mijn arme ziel! Zie meer naar Mij op, met grotere liefde. Dan zul je zien dat Ik jou altijd lief heb. Geloof vooral. Verwek dikwijls akten van geloof in mijn tegenwoordigheid, in mijn macht, bijzonder in mijn liefde, mijn arme, tedere, zo miskende liefde. O, probeer har blij te maken: je hebt er zoveel gelegenheid toe… en Ik aanvaard dat alles met zoveel tederheid! Omdat Ik de Vader ben, de Bruidegom, mag je niets achterwege laten: draag zorg voor mijn Hart. Mijn Gabriëlle, wat een opdracht, zorg te dragen voor mijn Hart. (Heilig Uur 6 aug. 1942, III 176)

73. Ik bood Hem een bloem aan om die op zijn tunica te spelden. Ja, denk overal aan Mij, want Ik ben overal en Ik heb zo graag dat je aan Mij denkt! Ben jij niet altijd in Mijn gedachten? Dus kun je Mij nooit verassen, want altijd ben Ik er en wacht Ik op je. Wat een blijde ontmoeting! Als men van elkaar houdt duurt elke scheiding lang. Maar stel je nu eens voor dat de ware ontmoeting voor eeuwig echt gekomen is. Denk er dikwijls aan. Bereid je ziel al voor op een uitzinnige vreugde vol dankbaarheid. Je weet: Ik heb de zonden van de wereld op Mij genomen. Jet weet hoe je je meester kunt maken van Mijn verdiensten. En dan zou je Mij niet “dank u wel” zeggen? Jullie zijn Mijn leven, jullie komen voort uit Mij. Blijf in Mij met heel je vertrouwen. Waarom zou je niet blij zijn dat je afhankelijk bent van je beste Vriend? En ben Ik niet heel wat meer dan een vriend? Ik, je Verlosser. Heb je iets kostbaarders dan het leven? Geef Mij dus jullie leven. Ook al hebben jullie het gekregen, toch aanvaard Ik het als een dierbaar eerbewijs, mijn kinderen. Je zult het voor eeuwig in Mij terugvinden. Dan pas zullen jullie het leven begrijpen dat wederkerig uitgewisseld wordt tussen God en zijn schepsel. Nader nu al tot Mij, ook al begrijp je het nog niet. Geef je geheel aan Mij over. Wees niet bang dat Ik je verpletter onder Mijn macht. Ik houd je immers aan mijn Hart gedrukt. Als je eens wist hoe mijn kracht jouw zwakheid eerbiedigt! Mijn armen zijn al wijd open, zelf nog vóór jij je armen naar Mij hebt uitgestrekt. Mijn ontroering gaat aan die van jou vooraf, want de Liefde staat op de uitkijk. (Heilig Uur 27 aug. 1942, III 178)
74. Waarom zou je zuinig zijn met het aanbieden van diensten aan je naaste? Denk eraan dat Ik het ben die jij in hen dient. Dat zal je aanmoedigen. Moed heb je nodig wil je een heilige zijn. Verlies het doel niet uit het oog. De heiligheid, d.w.z. binnen mijn bereik blijven. Mij volledig toebehoren. Geloof Mij: het is zo eenvoudig. Als het niet binnen je bereik lag, zou Ik je het niet vragen. Beleef het ogenblik van nu heilig in mijn liefde, dat is alles. Weg met zorgen, fantasieën, verwikkelingen. Geef eenvoudig je ziel aan Mij, de Eenvoudige. Geloof je ook niet dat Mijn gebed in de Hof van Olijven heel eenvoudig was? En daarna, in handen van de mensen tot op het kruis, geleek Ik toen op een God? Zo ook is jullie enige grootheid: de liefde in je binnenste. Er is niets van te zien. Je kunt altijd in mijn Hart blijven, niemand weet er iets van, maar het verheerlijkt de Vader. Gaat het inwendig leven niet vóór het uitwendig leven? Moet het inwendig leven niet heersen over het uitwendig leven? De koningin en de dienares. In de wereld gebeurt het omgekeerde: het leven van de zinnen in plaats van het buiten-zinnelijke leven. Mij vinden in het onzichtbare. Verzuim niet alles bovennatuurlijk te maken, je nachten en je dagen. Niet jij bent het die in je leeft, maar Ik. Aanbid en dank. En als Ik je vraag om eenvoudig te zijn, dan geldt dat vooral in betrekking tot Mij. Denk niet dat je voor Mij een taal moet spreken of dingen moet doen die uitgaan boven het gebruikelijke in jullie taal of handelwijze. Wie is als God dat Hij de mensen zo nabij is! (Heilig Uur 10 sept. 1942, III 18A)
75. Hoe zou Ik tot je kunnen spreken als je je niet tot luisteren zet? Mijn hart vloeit over. Wil jij zo goed zijn deze overvloed op te vangen, met het verlangen om deze over alle mensen uit te gieten. Ga Ik niet iedereen tegemoet? Wie helpt Mij om de ontmoeting met de mensen tot stand te brengen? In het evangelie lees je: “Laat de kinderen tot Mij komen” Nu zeg Ik: Help Mij om allen die Mij niet kennen bij Mij te laten komen, ook allen die Mij biet willen kennen. Allen verwacht Ik meet vurige liefde. Zeg het hun. Breng Mijn boodschappen over, jij die zoveel beter weet. Wanneer ze berouw hebben zijn ze in Mijn Hart. Jullie kennen het Hart van jullie Verlosser niet voldoende. Doe Mij de eer aan dat je Mij de grootste liefde en barmhartigheid toekent, de verrukking van een volledige vergeving en dat alles in overvloed en zonder dat Ik iets terugverlang. Als Ik fouten heb vergeven, ben Ik ze ook vergeten. Ik sla mijn witte mantel om jullie heen. (Heilig Uur 17 sept. 1942, III 182B)
76. Onthecht je meer aan de aardse zaken. Nadert immers niet het ogenblik van de ontmoeting voor jou en voor Mij? Mijn waarschuwingen (ik was flauw gevallen in de kerk) doen je niet denken aan de drie grondslagen vóórdat het doek van het toneel open gaat? Bereid je blij en vol ijver er op voor om op het andere toneel te verschijnen. Laat een ongeduldige liefde zich van je meester maken, ongeduldig om eindelijk het voorwerp van je droom -de schoonste droom die je maar hebben kunt- te bezitten. Tegelijk met de zekerheid dat die droom nog ver zal worden overtroffen. En Ik zal naar je roepen luisteren, Ik zal je laatste offers aannemen, Ik zal zien dat je verlangt naar de vereniging. Is dat eerste samenzijn niet als de ontknoping van een “goddelijk blijspel”? En is het niet de moeite waard dat je jezelf er liefdevol op voorbereidt? De ziel die Mij tracht te behagen, behaagt Mij reeds nu. Ik zal die ziel met de liefdevolle ogen aanzien waarop zij hoopt. Bij je heilige communie moet je voortaan aan Mij vragen om je verleden te herstellen. Bij de heilige communie verbreid Ik Mij in al je vermogens en Ik zal volgens je verlangens alles herstellen, want Ik blijf je Broer, die je verlost. Mijn liefde staat nooit stil en nooit kom Ik zonder iets in je uit te werken. Zeg Mij dan dank voor wat Ik van je maak, en geef je aan Mij over met het verlangen dat in jou niets moge ontsnappen aan Mijn omarming. Bid, terwijl je rust aan Mijn Hart: “Mijn enige Liefde, geef mij, om die aan U te geven, elke dag één zondaar”. (Heilig Uur 24 sept. 1942, III 183B)
77. Ik zei: We zijn zo alleen met ons tweeën alsof we ons hadden opgesloten. Bid heel deze Rozenkransmaand tot mijn heilige Moeder, O.L.Vrouw van Liefde. Zeg: “Onze Lieve Vrouw van Liefde, schenk ons de liefde”. Om vooruit te komen op de weg waarlangs je gaat… wat zou je alleen kunnen? Laat je dragen door sterkere armen, net als toen je nog klein ws. Je hoeft je er niet voor te schamen dat je zo zwak en onvolmaakt bent. Denk nog bescheidener over jezelf -Ik zal je er te meer om liefhebben. Nooit moet je de weg van het geestelijk kindschap verlaten. Laat je vertrouwen zo groot mogelijk worden. Kun je vertrouwen hebben? Denk eens na: vind je niet dat Ik vertrouwen verdien? Mijn vriendin, geen grenzen stellen aan je gevoelens jegens Mij. Ik stel geen grenzen aan de mijne voor jou. En kom dan zo, langzamerhand, met een hart vol liefde, tot het ogenblik van de dood. Je moet daar een mooiere naam aan geven. Noem hem: de Ontmoeting. Rijk Mij je armen, ook al onderscheid je Mij nauwelijks in het halfdonker van de tijd. Reik Mij de armen. Het ontroerend verlangen van een ongeduldig hart, dat Ik in het mijne sluit. Heer, ik kan mij maar heel onbeholpen uitdrukken. Wilt U mijn kindertaal door uw engelen in verzen laten uitdrukken? Terwijl Ik ernaar luister maak Ik het subliem. (Heilig Uur, 8m okt. 1942, III 185)
78. Heer, ik voel me verlegen. Is men verlegen bij zijn Vader of bij de Bruidegom? Is er tussen ons niet een volledige overeenstemming? Ik ken je toch door en door. En als Ik je helemaal ken, kun je je toch niet verlegen voelen. Laat Mij maar begaan en laat maar met je begaan. Open je hart met liefde en zeg: “Neem alles, mijn God”. En zo zal het goed zijn, want het is vanzelfsprekend dat alles voor Mij is. Dat zul je later begrijpen. Ik vraag alles. Ik heb recht op alles. Het zou een ramp voor je zijn iets voor jezelf achter te houden, hetzij in het geestelijke of in het tijdelijke. Alles komt van Mij, bedenk dat. Geef Mij wat Ik je gaf en met inwendige blijdschap. Vanmorgen zag je dat een offer dat je blij brengt al geen offer meer is. Wat je weigert, valt zwaar. Men sleept het met zich mee. Neem je kruis op je schouder en ga op weg, dicht bij Mij, almaar dichter bij Mij. Als je gedachten naar Mij uitgaan, is het of je Mij in de ogen ziet. Doe het vol liefde, vol vertrouwen. Ook Ik vertrouw op jou, hoe gering je ook bent! Terecht kun jij dus vertrouwen op Mij, de oneindig Machtige. Bedenk dat Ik je alles kan geven, maar Ik houd ervan dat je er Mij om vraagt, en dat Ik je hart hoor kloppen van blijde verwachting; jullie zijn immers mijn zeer geliefde kinderen. Ik dacht aan de kortstondige vriendschappen van deze wereld. Ik ben er voor altijd. Jullie laten Mij in de steek, maar Ik jullie nooit. Ik wacht op de kruispunten van de wegen op jullie, zoals toen, op de leerlingen van Emmaus. Heel dikwijls blijf Ik alleen, want degenen op wie Ik wachtte namen een andere route. Maar Ik blijf ze in het oog houden, want Ik hoop dat ze Mij op het ogenblik van de dood nederig hun armen toesteken. Welk een vreugde voor hen en welk een vrede! Zij slapen in aan mijn Hart. Soms is hun slecht leven helemaal uitgewist; het heeft Mij mijn Bloed gekost. Bid om zulke bekeringen. Je doet er Mij zo’n groot plezier mee! ( Heilig Uur 22 okt. 1942, III 187)
79. Been je niet blij dat je de dag in drie delen hebt verdeeld? ’s Morgens ben je met de Vader, ’s middags vraag je Hem om je te geven aan de Zoon. En voor de avond en de nacht geeft de Zoon je aan de Heilige Geest. Een heel goede dag! Geef jezelf rekenschap van deze drievoudige en éne genade! Waardeer zoveel mogelijk het onderkomen dat iedere persoon van de heilige Drieëenheid je elke dan aanbiedt. En terwijl de Drieëenheid jou met gaven overlaadt, bied jezelf geheel aan. Verschijn niet meer in je eigen naam. De heilige Drieëenheid zal je doen handelen. Jij hebt niets dan gebreken. Het goede dat je doet is maar half. Al het goede in je dat is de oneindige Persoon die in je woont en je beweegt. Je herinnert je enkele zonden van je vorig leven, maar je ziet niet alles. Wij zien alles tegelijkertijd en toch wonen Wij in je en hebben je eindeloos lief. Verootmoedig je. Dank de Barmhartigheid en heb Ons lief met onze Liefde. Jouw liefde is zo zwak. Wat Jezus heeft, behoort jou toe. Wat een schat! Je bent rijk om God te eren. Verlang je niet dat God zijn vreugde vindt in je hart? Bekleed je vol vertrouwen met Christus. Geloof met heel je hart, heel eenvoudig. Zo zien Wij graag het hart van onze schepselen. O! dochter van de heilige Drieëenheid, ga altijd verder vooruit, niet uit eigen kracht, maar door die van Ons. Altijd verder. Stijg vandaag hoger dan gisteren. Bemin aan de bron. Verheerlijk de glorie. Dring door in de geheimen die Wij vurig verlangen om te openbaren. Het eind van de tijden nadert. Een nieuwe heiligheid hebben Wij nodig. Alles moet worden vervuld. Men mag niet zeggen: “De eeuwen zijn voorbijgegaan en God is niet geprezen op deze of gene wijze”. God zal gediend zijn op alle mogelijke, zeer uiteenlopende wijzen, maar die samen één geheel uitmaken, zoals vele bloemen één kroon vormen. Volg dus je weg zonder dat je je verbaast over die weg. Adem er de liefde in. “Hebben jullie mijn Welbeminde ontmoet? Zeg me waar jullie Hem hebben gezien”. Aldus in het Hooglied. En Magdalena: “Zeg me waar u Hem hebt neergelegd, dan zal ik Hem weghalen”. Zo ook, mijn vriendin, zoek Mij bij elke handeling van je dagelijks leven en neem Mij mee naar je binnenste. De dagen worden kort… We moeten niet meer uit elkaar gaan. Is het niet goed voor twee broers om samen te wonen, voor man en vrouw om in één huis te wonen, o mijn heel kleine ziel…. (Heilig Uur 29 okt. 1942, II 199)
80. Begrijp goed, al ben Ik niet meer op aarde, je naaste is er wèl en je verlangens om Mij lief te hebben. Mij gastvrij te ontvangen. Mij te dienen en Mij een plats van rust te geven -zoals Martha en Maria deden- kunnen gerealiseerd worden in de persoon van de naaste. Als allen voor jou de persoon van Christus zouden aannemen, wat zou je dan aardig voor hen zijn. Denk daaraan en wees niet zuinig met je liefdevolle woorden en daden, want Ik ben het die ze ontvangt. Ik heb vele antwoorden voor degenen die proberen Mij te behagen. Verbaas je er niet over dat het zo langzaam gaat met je pogingen om één te worden met Mij. Maar vraag steeds de hulp van boven. Je doel ligt daarboven en je hart moet zich bezighouden met wat boven ligt. Word het niet moede om altijd weer daarheen op te stijgen. En komt de tijd niet nabij dat je daar aankomt? Is het niet nodig dat je inniger en veelvuldiger contact hebt met het hiernamaals? Als je een reis gaat maken die nauwkeurig is bepaald, wil men hem dan niet graag vooruit beleven en ervan genieten? Vraag om te mogen vertrekken -het is immers om de Bruidegom tegemoet te gaan- : “Het wordt tijd dat we elkander zien! Wanneer laat U me de liefelijkheid van Uw aanschijn zien? Heb ik nog niet lang genoeg gedwaald in de woestijn? Mag ik deze koude, dorre aarde verlaten om me in Uw armen te werpen? Verlevendig mijn verlangen. Verhaast mijn pas. Niets is er wat mij nog vasthoudt. Laat mijn ziel ontsnappen aan mijn lichaam en moge de adem die U mij heeft gegeven zich gaan verliezen in Uw goddelijk Wezen”. Ik zal naar je luistern, want ook Ik bereid de ontmoeting in jou voor. Je zult klagend vragen: “Waar is mijn Welbeminde”, want nog zie je Mij niet. Toch ben Ik er. Ik ben overal. Wees stil-oplettend. Bied jezelf aan de Vader aan, bekleed met Mijn verdiensten. Smeek de liefde af van de Geest van Liefde en geef je onvoorwaardelijk over zoals Ik op Golgotha. (Heilig Uur 12 nov. 1942, III 189)
81. Richt je dikwijls tot mijn gevoeligheid, want Ik ben zeer gevoelig. De meesten denken dat Ik onverschillig ben en op een afstand. Ik ben jullie meer nabij dan jullie jezelf. En alles wat jullie Mij met tedere liefde zeggen is een vreugde voor mijn Hart. Geloof dat vast, dan zul je meer naar Mij toekomen, ook al zie je Mij niet. Maar als je met zo’n vertrouwen gelooft, verwerf je grote verdiensten voor jezelf en voor anderen. Het is zo gemakkelijk om je te richten tot Mij, als tot de enige liefde van je hart. Een blij opzien naar Mij betekent veel voor Mij en hoe eenvoudig is het. Geef. Het is net of Ik bedel. In Mijn liefde neem Ik alles te baat. Geef aan die wachtende Bedelaar; je hebt Hem lief. Later worden de rollen verwisseld. Dan ben Ik het die geef en alles wat je Mij gaf, zul je in mijn gaven terugvinden. Zo kunnen we een voortreffelijke ruilhandel plegen! (Heilig Uur 19 nov. 1942, III 190)
82. Als je bij Mij binnenkomt, in de kerk, laat dan alle zorgen en beslommeringen bij de ingang achter. Je bent bij je beste Vriend. Wat zou je dus kunnen overkomen? Denk aan Mij; denk eraan Mij lief te hebben en te troosten. Zeg Mij alle wat je maar aan liefs en hartelijks kunt bedenken en wat het oor van je Bruidegom waardig is. Zeg Mij maar alles. Ik luister aandachtig. Is er iets meer geheim dan het samenzijn van ons tweeën? Wie zou ons kunnen horen? Zelfs de engelen niet. Ik ben zeer discreet. Stort je uit in blijde liefde. Niemand hoort wat je zegt. Ga eens verder dan de woorden die je gewoon bent te zeggen. Je innige woorden zullen geurige bloemen voor Mij zijn. Geef Mij wat Ik verwacht van je. Blijf innig verenigd met Mij. Het is niet zo moeilijk om Mij te behagen -als je eens winst! Ik ben een heel klein rechtertje, gebonden door de liefde. (Heilig Uur 26 nov. 1942, II 191)
83. Ik groette Jezus in de Hostie. Wees er van overtuigd dat Ik al Hostie (offerande) was in de Olijfhof. Sluit je bij Mij aan en zeg: “Mijn arme Liefde, ik ben vlak bij U” en Ik neem je op in mijn Hart. Samen bieden wij ons aan de Vader aan. Ik heb jullie zo nodig in de Olijfhof! Ik was in mijn uiterste droefheid zo alleen! Ja, bid daar, in mijn Hart, voor de zondaars en geloof vast dat je er zult redden, want mijn verdiensten zijn eindeloos. En zul je je niet verheugen dat je Mij mag helpen? Man en vrouw zijn gelukkig als ze samen arbeiden. Dan hebben ze de kans om elkaar op een andere manier hun liefde te verklaren. Soms kijkt de echtgenote alleen toe bij de arbeid van de echtgenoot. En hij vindt zoveel moois in de liefdevolle aandacht van zijn echtgenote dat hij haar graag de helft van het werk toeschrijft. Maar kan een aards echtgenoot zozeer liefhebben als Ik? Alleen wie geleden heeft weet lief te hebben. En wie heeft zo geleden als Ik? Laat niets van wat je te lijden hebt ontsnappen aan onze gezamenlijke inspanning. (Heilig Uur 3 dec. 1942, III 192)
84. Beschouw en betreur aan mijn voeten al de zonden van het afgelopen jaar. Je ziet hoe klein je nog bent. Reken dus op je grote Vriend! Wees blij dat Hij zo sterk is. Je weet dat Hij je helpt als je het Hem vraagt. Wees als een klein kind vol vertrouwen. Ja, jullie vertrouwen: dat zien We zo graag! In de hemel en in het vagevuur kun je niet meer de verdienste hebben dat je vol vertrouwen bent. Het is een vreugde op aarde. Geef Ons dat vertrouwen. Je wilt Ons toch graag een genoegen doen? Je ontwaakt in de Vader en slaapt in in de heilige Geest. Luister goed naar wat Hij je zegt vóór het inslapen, dan is er geen afleiding van buiten. Geef je over aan dit gelukkige samenzijn. Daarin moet je al je vertrouwen stellen, net alsof je elke dag een repetitie houdt voor onze ontmoeting bij je dood. Wees blij, want Ik ga komen. Je hart moet bonzen van vreugde. Dat kloppen van je hart hoor Ik vol liefde aan. “Het is mijn bruidje dat naar Mij toekomt!” Ik zal de lofzang zingen waartoe haar lippen niet meer in staat zijn. Ook moet je eens terugzien op al de genaden van het afgelopen jaar. Zeg “dank-u-wel” aan mijn Barmhartigheid voor de allerarmste. Wees diep ootmoedig en houd je aan Mij vast. (Heilig Uur 31 dec. 1942, II 200)
Heilige Uren 1943
85. Ik zag Hem wenen in de Hof van Olijven en vroeg Hem zijn tranen te laten vloeien in mijn hart. Ik zag bij momenten de opbeuring die mijn vrienden Mij in de loop der tijden zouden geven. Ik zag hun groot verlangen om in Mijn plaats te lijden en Ik richtte op hen de verdiensten van mijn vreselijke doodstrijd, want Ik overzag heel het wereldgebeuren vanaf de eerste tot de laatste mens: welk een drukkend gewicht, voor iemand die dat moet uitboeten. Voor Mij passeerden toen de rij van alle misdaden, alle verleiders, alle ondankbaren, al degenen die er nooit over dachten om Mij lief te hebben! Maar is het niet vanzelfsprekend om iemand lief te hebben die je gered heeft uit een gevaar? En Ik heb jullie gered van de hel. Waarom houdt men niet van Mij? Aan hem die liefheeft wordt alles vergeven. Weer vraag Ik het je: men moet geloven in de liefde van Christus, anders doe je Hem leed aan. Zou het jullie geen leed doen als jullie vriend je zou zeggen: “In jouw liefde zit alles scheef!” Jullie zouden gekwetst en op je hoede zijn. Dikwijls ook verhindert jullie gebrek aan geloof in mijn liefde dat Ik jullie mijn genadegaven schenk, uit vrees dat Ik jullie ondankbaarheid vererger en dan wacht Ik af… Maar als jullie dan om mijn hulp roepen, ja, dan ben Ik er, gereed om jullie, mijn arme kinderen te dragen en te ondersteunen. Herinner je je nog dat je klein was en naar Mij zocht? Dan ging je je verbergen in de donkere kamer achter je grootmoeder keuken. Daar stond in een hoek een grote opgerolde stroomat; je klom erin en als men dan vroeg: “Waar is Gabriëlle toch? dan dacht je: “Ik ben met de goede God”. Ook herinner je je nog dat je -toen je op een zomeravond in Le Fresne was- helemaal alleen de tuin inging om Mij te zoeken tussen de Loire en de sterren; dan zei je: “Ik ga denken…” Je zocht Mij. En Ik liet Mij vinden. Maar dat wist je nog niet. Ach, wat hield Ik veel van je, mijn kind! (Heilig Uur 2 jjan. 1943, V 143)
86. Aanbid Mij met de Drie Koningen en doe dat zo liefdevol mogelijk. In de wereld zeggen ze wel eens: “Ik aanbid je”. Maar die jij aanbidt is je God. Je Enige, je Doel. Doe het van ganser harte en daar je niets bent, geef jezelf aan het Alles. Door jezelf voor Mij te vernederen word je zelf groter, want Ik sluit je van alle zijden in. Er is niets dat Mij ontgaat. Ik waak over je. Ben je soms niet verbaasd dat je zoveel dingen overkomen voor je bestwil? Dat komt omdat Ik in mijn kind dat zich aan Mij heeft toevertrouwd. Houd je aan de regels; dat is de prijs die je te betalen hebt voor mijn genaden en probeer dikwijls jezelf klein te maken ten opzichte van de anderen. Dat is een goede oefening. Begin telkens weer opnieuw en laat geen gelegenheid voorbijgaan om de nederigheid te beoefenen. De avond is reeds daar. Haast je vóór de nacht valt. Maar blijf één met Mij, blijf aan mijn Hart, daar werk je veel beter. Probeer maar. (Heilig Uur 7 jan. 1943, III 195)
87. Help Mij om de zondaars te redden. Er zijn er zoveel. Was dat niet mijn grootste smart in de Hof van Olijven? Ik zag ze allemaal tegelijk. Ik nam hun zonden op Mij als de mijne. Wat een schande! Voor hen geraakte Ik in doodstrijd. Voor hen stierf Ik. “Ik heb dorst”. Laat allen weten dat Ik alleen ontferming ben. Nu vraag Ik hen om op hun beurt alleen vergeving en ontferming te zijn voor hun broeders. Laat ze voortaan godvruchtig en boetvaardig leven. Zij zullen er meer vreugden in vinden dan zij vroeger vonden in hun afdwalingen. Ach, mocht men toch beseffen wat het is om in mijn Liefde te zijn. Weet jij dat niet? Wat kan je nog overkomen? Je bent aan mijn Hart. Blijf daar altijd. Waar zou je beter kunnen zijn? Ik ben als een vader die zijn kind omarmd houdt, want hij is bang dat het hem zal ontsnappen om een kleinigheid. Ik vind er altijd mijn vreugde in, onder de kinderen der mensen te zijn. Als wij samen zijn, kun je Mij nog meer vriendelijke en lieve woorden zeggen. Je kunt beter naar Mij opkijken als je er maar zeker van bent dat Ik aanwezig ben. Samen met jouw blik heb Ik ook je glimlach. (Heilig Uur 14 jan. 1943, I 330)
88. Leef je echt alleen voor Mij? Ben Ik het begin en het einde van je gedachten? Is er nog iets dat je voor jezelf houdt? Maar mijn kind: is er iets belangrijker voor je dan om helemaal te leven voor Mij? Geef Mij alles en in het hiernamaals zul je alles terugvinden. Ik heb niets voor Mijzelf achtergehouden, nietwaar? Moet de bruid de Bruidegom niet navolgen en haar povere liefde één maken met zijn overvloedige Liefde? Leef in Mij. Haal bij elke gelegenheid onze banden aan, Ik verlaat je niet, maar jij? Ben je zoveel mogelijk je enige Vriend nabij? Bij een samenzang moeten de partijen harmoniëren met elkaar. Als je wilt zal je leven nog maar één zang zijn met Mij. Is dat niet gemakkelijk. Ik ben toch het totaal? Wie zou je dwingen om nog achter te blijven in het aardse? Kun je er niet aan ontsnappen wanneer je maar wilt? Kun je je gedachten niet kiezen; gedachten die gericht zijn op Hem die op een afschuwelijke manier voor jou is gestorven? Leef alleen nog voor Mij. Als je moet sterven, sterf dan blijmoedig, want het zal zijn voor Mij. Om Mij te danken voor mijn dood en om de komst van mijn Rijk te verhaasten. Mijn kinderen, jullie weten niet wat jullie allemaal kunnen verkrijgen als jullie je innig met Mij verenigen. Wees niet bang, zelfs niet bij de dood. Het is het ogenblik dat jullie vertrouwen moet gaan tot het uiterste. Het is een algemeen eerherstel voor het leven. Er gaat een deur open en daarachter sta Ik. Moge deze gedachte je ongeduldig naar Mij doen verlangen. Wat zou Mij dat aangenaam zijn! ik ben zo gevoelig voor wat er in jullie harten omgaat. Je moet dat geloven. Je moet geloven in de Liefde. Heb Ik je ooit bedrogen? Heb je Mij niet steeds groter gevonden? En je kent Mij maar amper. Wat zal het dan zijn als wij elkaar van aangezicht tot aangezicht zien? Zoek Mij in het evangelie of in de natuur. Als Ik Mij verberg, ga door met zoeken. Je weet zeker dat het op een ontmoeting uitloopt. Ja, mijn dierbare kleinen. (Heilig Uur 21 jan. 1943, II 201)
89. Laat bij jou je stem, je spreken en alles aantrekkelijk zijn, want je leeft immers voor Mij. Daar zou ik graag zeker van zijn, Heer! Zeg Mij dat dikwijls, zodat hieromtrent geen enkele twijfel blijft bestaan, ook niet voor jezelf. Dat zal Mij groot genoegen doen. Waarom of voor wie zou je immers leven? Alles buiten Mij gaat voorbij. Ik alleen blijf. Ik alleen heb jouw leven nodig. Ja, zover gaat mijn liefde. Ik heb de liefde van mijn schepselen nodig. Heel hun hart moet Mij zijn toegewijd. Ik ben immers één van jullie. Ik noemde Mij de Zoon der mensen. Ik heb behoefte aan de genegenheid van mijn broeders. Ik ben die komen zoeken tijdens mijn doodsangst in de Hof bij Petrus, Jacobus en Johannes. Wat voor goeds zal Ik wel geven aan degenen die onder invloed van mijn genade Mij hun liefde betuigen? Maar hoeveel meer zal Ik nog geven aan hen die, zonder mijn uitnodiging af te wachten, naar Mij toekomen en die niet zouden weten hoe ze moesten leven zonder mijn liefdevol gezelschap. Wees een van hen. Geef Mij een plaats vlak voor je ogen. Dan zul je allen en alles door Mij heen zien. Dat zal dan hèt feest van mijn Hart zijn. Want jouw hart zal mijn Hart niet meer verlaten, volgens het parool van dit jaar: “In onze harten”. Ik bij jou en jij bij Mij. Denk dikwijls: “Hij alleen heeft mijn leven nodig, wat de behoefte van anderen daar ook aan zou zijn. Niemand buiten Mij voelt zo’n innig verlangen daarnaar. Want een verlangen van een God: wie kent de kracht ervan? Zet de eerste stap, Hij zal je overladen. (Heilig Uur 4 febr. 1943, II 203)
90. Je beminnelijkheid, die mijn goedheid looft, richt zich niet alleen op de naaste, maar ook op je hele verhouding met God. Men noemt God: helemaal beminnelijk en Hij is er ook. Wees ook zo voor Hem. Dan zal dat een heerlijke ruil zijn. Wat zal je voorkomendheid goed ontvangen worden… je zult het later zien. Wen je eraan om net als de blinden in het duister te handelen; vertrouwend dat mijn hand je geleidt. De grootste belediging, die je Mij zou kunnen aandoen, zou zijn, dat je aan Mij twijfelt. Ja, jij zo zwak en klein, denk dikwijls: wat zou er van mij worden zonder mijn grote Vriend? Hij is alles en ik ben niets. Verneder je om je tekortkomingen en bedenk dat Ik ze het uitgewist door zelf te bezwijken op de smartelijke weg naar Calvarië. Laat dat je aanmoedigen in je liefde. Je weet: het is alleen de liefde die telt. En dat er maar één ogenblik bestaat. God niet lief te hebben. Verlang om met al je zwakke krachten dienstbaar te zijn aan de zaak van God voor zover je krachten het toelaten. Wil nooit arbeiden voor jezelf. Denk niet aan jezelf, tenzij om je fouten te betreuren. Verwek akten van geloof in de tegenwoordigheid van God, waar of je je ook bevindt. Dat wekt je op om Hem lief te hebben, en met Hem van hart tot hart te spreken. Werp je, omdat Ik tegenwoordig ben, met blijdschap in mijn armen. O, je blijdschap… vergeet die niet. Blijdschap maakt je liefde mooi! (Heilig Uur 11 febr. 1943, III 200)
91. Ik verwachtte je. Zet je heel stil aan mijn voeten. Ja, Heer, maar de overvloed van uw genaden maakt me wat bang. Hoe kan ik er waardig aan beantwoorden? Heeft de goedheid van een Verlosser, die een eerloze dood sterft, ooit iemand bang gemaakt? Niets in jou kan aan mijn genaden beantwoorden, tenzij je totale liefde Hoe arm je hart ook moge zijn: Ik wil het helemaal!! Ik heb je gezegd: “Ik heb jouw liefde nodig”. Vandaag zeg Ik: Ik heb je hart nodig”. Het bevreemdt je dat een God zoiets kan zeggen? Maar het is zo. Hoe zou je het verlangen van God kunnen verklaren? Hoe leg je de dwaasheid uit van het kruis? De dwaasheid van de Hostie? Herinner je: God is liefde en God beperkt en weerhoudt zijn liefde vanwege jullie zwakke begrippen. Denk er aan: toen Ik zei: Ik zal jullie mijn vlees te eten geven” hebben velen zich van Mij teruggetrokken. Ik kies woorden die je kunt verstaan: Ik heb jullie pover hart nodig. (Heilig Uur 18 febr. 1943, III 203)
92. (bij mijn binnenkomst) Ik verwachtte je. Ga nu stil aan mijn voeten zitten. Met “stil” bedoel Ik: leg aan je gedachten en herinneringen aan wereldse zaken het stilzwijgen op, want Ik wil graag dat je helemaal voor Mij hier bent. Wil jij dat ook? Want Ik dwing niet. Al zo dikwijls wacht Ik op je. Herinner je je nog die arme idioot die elke dag op een bepaalde weg zijn dochter tegemoet ging? Maar ze was allang dood! Ook Ik wacht op mijn kinderen. Sommigen zijn allang dood voor het leven van de genade. Bid dat ze Mij de vreugde geven om eindelijk te geloven in een eindeloze barmhartigheid en dat ze Mij vol spijt, maar ook vol vertrouwen weer tegemoet gaan. Anderen worden door de zorgen van elke dag, soms de zorgen voor het dagelijks brood, geheel in beslag genomen. Bid dat zij geloven in de woorden: “Zoek eerst het Rijk Gods en al het overige zal u erbij gegeven worden”. Bid dat je mag behoren tot mijn beste vrienden, die Mij beter begrijpen, die ijveren voor het huis van mijn Vader, en die ernaar verlangen Mij heel dierbaar te zijn, zoals Johannes, Lazarus en Maria Magdalena. Zij drinken uit de bron van levend water, die nooit opdroogt. Zijn mijn woorden niet altijd nieuw voor je? Vind je er niet een kracht in, die je verbaast? (Heilig Uur 18 febr. 1943, I 331)
93. Bijna sprak ik op een belachelijke manier. Je ziet het verschil tussen de beweging van de natuur en de beweging van de genade, die de natuur vervolmaakt. Roep om de genade. Breng je aangeboren voortvarendheid tot rust. Dat zal een teken zijn van je liefdevolle onderwerping, zoals een kind dat, vóór het iets gaat doen, naar zijn moeder kijkt of zij het goedvindt. Het zal een bewijs zijn dat je Mij meer liefhebt dan jezelf. Vermeerder die bewijzen. Wat zou dat heerlijk zijn! Kent de liefde geen vernuftige uitvindingen die haar leven voeden? Probeer zover te komen dat, wat je het meest moeite kost, je geen moeite meer kost omdat je blij bent Mij dit te mogen aanbieden. Waak over de geestdrift van je liefde. Als je een groot vuur zou hebben aangestoken, en allerlei bezigheden hielden je er vandaan, dan zou je het niet kunnen onderhouden, het vuur zou afnemen en tenslotte uitgaan. Voed het vuur van je liefde dikwijls met offers, blijde uitroepen van verwondering, beschouwing, met het verlangen dichter bij Mij te komen, met spijt over het verleden en een brandend verlangen naar mijn Rijk. Roep Mij dikwijls, want Ik wil niets liever dan komen. Maar als een schuchtere arme, als een verlegen minnaar blijf Ik op de drempel staan. Denkt dit hart, dat Ik verlost heb, aan Mij? Hoe velen laten Mij jarenlang zo op de drempel staan, zonder Mij uit te nodigen om binnen te komen. Maar als Ik een stem vol liefde hoor, die Mij ootmoedig uitnodigt: “Blijf bij me, Heer”, geloof dan maar dat Ik binnenga met al de hulp die deze ziel nodig heeft en op het punt ben om hem te bedanken, omdat Ik hem mag helpen. Leer hoe je Mij een genoegen kunt doen. Reken nooit op jezelf. Omdat Petrus teveel op zichzelf vertrouwde, gebeurde het dat hij Mij driemaal verloochende. Mijn arm kind, vraag Mij te helpen. Je weet dat je zelf niets bent en dat Ik alles ben. Wanneer zul je ten volle vertrouwen op je God? Geef Mij met dichte ogen je hand en laat Mij je geleiden. Je bent toch niet bang als Ik bij je ben? Ik ben altijd bij je en altijd heb Ik je lief. Dus?… (Heilig Uur 25 febr. 1943, III 204)
94. Ben je Mij trouw? Ik bedoel: trouw tot in bijzonderheden, in kleine zaken en gelegenheden? In mijn dienst moet je niets verwaarlozen. Altijd klaar staan. Klaar om Mij lief te hebben en door op deze dag mijn wil te doen, op dit uur, op dit ogenblik dat Ik je geef na zoveel andere… Span je eens in… een enkele eerste wilsact en dan gaat het helemaal vanzelf, maar eerst moet je vast willen, tegen jezelf in, terwijl je de hulp van de genade afroept… en dan verdwijnen langzaamaan de verkeerde gewoonten. Dan vertrouw je de tuin van je ziel aan Mij toe. Ik zal die dingen weghalen waar jij de kracht niet voor hebt. Ik zal zeldzame bloemen laten groeien. Ik heb die geplant en Ik weet hoe er mee om te gaan. Jij zou het maar bederven. Stel volop vertrouwen in Mij, de goede Tuinman. Het is de tijd om te enten op een gezonde sterke tak. Denk je ook niet dat Wij de tijd nog meemaken dat Wij de bloemen en vruchten zien? In het Hooglied staat: “Steun mij met bloemen, omring mij met vruchten”. Om de bruid in haar zwakheid te helpen en mooier te doen zijn in de ogen van de bruidegom. Ik schenk mijn gunsten aan de ziel, die Mij door haar schoonheid wil verblijden. Laat ze naar Mij toekomen, zich bekleden met mijn verdiensten. Laat ze mijn Liefde nemen om Mij lief te hebben en mijn nederigheid, mijn stil geduld. Als zij Mij dat alles ontfutseld heeft, zal zij zeggen: “Welbeminde, zie hoe rijk ik getooid ben en hoe mijn hart brandt”. Ik zal Mij in haar bezien als in een spiegel en worden aangetrokken door haar geur van deemoed. Als zij zich mijn dienares noemt, noem Ik haar mijn bruid. Terwijl zij Mij de voeten kust, trek Ik haar aan mijn Hart en daar vertel Ik haar mijn geheimen. Zij heeft die van haar al aan Mij gezegd: dat zij gebukt gaat onder haar zonden. Met mijn Bloed wist zij die uit. Dan kan zij in vrede mijn harteklop van liefde horen. Als zij inslaapt waak Ik over haar. (Heilig Uur 11 maart 1943, III 207)
95. Het feest van mijn Hart is de instelling van het heilig Sacrament temidden van mijn apostelen, voor wie Ik een onuitsprekelijke genegenheid had. Ik ging in hen binnen, in ieder met zijn eigen intimiteit. En Ik verspreidde Mij in hen op zo’n liefdevolle manier dat velen hun tranen niet konden weerhouden. Bij dit geluk was ook iets wreeds; de aanwezigheid van de verrader. Ik had Judas zeer lief gehad… wat een smart! Denk je eens in dat je een vriendin hebt gekozen en dat je ziet dat deze vriendin onder de schijn van toegewijde vriendschap je voor een spotprijs verkoopt aan je vijanden! Judas, als je zo graag 30 zilverlingen hebt, waarom ga je ze dan niet vragen aan mijn Moeder? Zij had liever zichzelf verkocht om Mij de dood te besparen. Ik heb zijn kus op mijn wang gekregen. Hij had Mij al zoveel doen lijden toen Ik hem van te voren zag in de Hof van Gethsemani. Heer, mag ik U uitnodigen om in mijn mooie tuinen te wonen waar ik U kan troosten? Fe ziel van de tuin dat ben jij. Bloemen voor Mij zijn de gedachten van je ziel. Als Ik merk hoe ijverig je bent voor de zondaars, dan vergeet Ik de angst in de Hof van Olijven. Als je Mij de liefde van je hart geeft, vergeet Ik de haat en hebzucht van Judas. Als jij vol medelijden bent voor mijn ellende als van een worm, mijn aanzien als van een melaatse,, mijn oneer als gegeselde en veroordeelde, mijn folteringen aan het kruis, dan vergeet Ik alles en geef Ik Mij aan jou, die naar Mij roept. Op deze avond van Witte Donderdag moet je met Mij praten en me zeggen hoe dankbaar je bent voor zoveel heilige communies. Daarbij was Ik de gelukkigste van ons tweeën. Leef dan, terwijl mijn ogen op jou gericht zijn, als een afgezante die in mijn Naam naar de anderen gaat. (Heilig Uur Witte Donderdag 1943, I 332)
96. Ik heb je uitgekozen om te getuigen hoe eenvoudig en blij het leven in liefde, de taal van de liefde en het spreken van de liefde is. Mij beschouwen als de Welbeminde, daarin is alles gelegen, want dan richt zich alles in de ziel op Mij. Ik trek haar helemaal naar Mij toe. “Als Ik verheven zal zijn, zal IK alles tot Mij trekken”. Alles in de ziel betekent: alle vermogens, geheugen, verstand en wil. Die staan dan alleen nog open voor Mij of voor de dingen die Mij aangaan. Dan verlies je alle smaak in wat voorbij gaat. Wortel schieten in de eeuwigheid, ter wille van Mij, dat is het leven van de minnende ziel en het is gemakkelijk met mijn hulp. Zou Ik haar niet helpen? Heb Ik niet geleden toen Ik het lijden van de mijnen voorzag? Ik ben toch heel fijngevoelig. Als je Mij je Welbeminde noemt, vormen je gedachten een erestoet voor Mij. Je woorden zijn vol liefde, steeds vuriger verzuchtingen ontsnappen je. Buiten Mij is er niets wat je trekt. Je let op mijn stem. Je streeft er alleen naar Mij te behagen. Herhaal Mij dat je je leven zou willen geven voor mijn Rijk… en wees hoffelijk voor de genade. Aan wie zou je je bekoorlijkheden aanbieden? Je hebt van van Mij gekregen: zou je ze dan niet aan Mij geven? Laat ze toenemen en houd niets voor jezelf. Ik heb je een gouden kroon op het hoofd gezet alleen om die van jou te ontvangen als liefdesgeschenk. Bedenk jij maar een manier om Mij die aan te bieden. Dat is de persoonlijke nuance van elke ziel. Moge die van jou voor Mij een toevluchtsoord zijn. Ik heb op aarde weinig plaatsen waar Ik kan schuilen. Zovelen houden zich vooral op met geldelijk gewin en eigen welzijn. Hoe weinigen openen hun hart voor Mij. Hun hart is al bezet en voor Mij, voor hen gestorven, is er geen plaats. Nodig je Welbeminde uit om bij je te komen wonen, dag en nacht en zonder veel woorden geef je het beste, het liefelijkste en het innigste van je hart. Je Welbeminde houdt van geheimen. Hij zal je die van Hemzelf vertellen. Je zult er lang naar luisteren want ze klinken na in je ziel en hun klank gelijkt op geen andere klank. Het is de stem van God, van God, de Liefde. (Heilig Uur 1 april 1943, III 212)
97. Noch in woorden, noch in gebaren iets nutteloos. Niets buiten Mij. In je hart biedt je Mij alles aan en Ik zal over dat alles beschikken. Je zult mijn kleine medewerkster zijn, want ook in mijn leven was niets wat nutteloos was; zelfs geen blik, geen gedachte. Mijn enige doel: mijn Vader en jullie. Leef zo ook voor het Rijk Gods en voor het heil van je medemensen. Je hebt nog maar zo kort te leven op aarde. Geef Mij alles, om alles goed te maken wat je voor jezelf hield in je onnadenkende jeugd. Denk niet dat je, als je ouder wordt, aan schoonheid van ziel inboet. Dikwijls is het juist een weelderige bloei als de liefde en de wijsheid samengaan om je dichter bij de Godheid te brengen. Men moet lief hebben, mateloos liefhebben en altijd liefhebben. Men moet binnengaan in de intimiteit van mijn bekende en onbekende smarten en ze begroeten als de weldoeners die je hebben gered. Ja, kom dicht bij Mij en spreek in mijn oor de taal van de geheimen, het is jouw hart dat zich in mijn Hart uitstort. Nooit krijg Ik er genoeg van om ernaar te luisteren. Nooit kun je Mij teveel in vertrouwen nemen. Zeg alles, in diepe nederigheid, zoals Johannes, die altijd de laatste plaats innam en die Mij zo lief had. Geef alles, dan geef je Mij vreugde en troost zoals Johannes. Denk niet dat er velen zijn die eraan denken om Mij te troosten; die gewillig moeite en lijden op zich nemen om \mij hun liefde te bewijzen. Een teken van liefde doet jullie genoegen. Wat dan te zeggen van Mij! Ik ben zeer teder en liefdevol en zeer gevoelig. Nee, je handelt niet in het luchtledige als jezelf opoffert. Later zul je dat zien en je erover verheugen dat je Mij genoegen gedaan hebt. Als je Mij goed begreep zou je met het geschapene omgaan alsof het niet bestond. Je zou je ogen alleen gericht houden op je grote Vriend, je Schepper en Verlosser, je doel van morgen. De ontmoeting is altijd morgen. Wees dan blij. (Heilig Uur 8 apr. 1943, III 213)
98. Op reis. Onderweg had Hij me gezegd: “Voor een zondaar”. Ja, als je vele kilometers aflegt doe dan alsof je een zondaar ging zoeken om hem naar Mij terug te voeren. Verenig je met Mij toen Ik in de middaghitte naar een put ging om de Samaritaanse vrouw te ontmoeten.

Verenig je met Mij bij alles en Ik zal in je zijn. Wees ervan overtuigd dat als je de mensen aantrekt en hun genoegen doet dan gebeurt dat niet door jou, maar door Mij in jou. Vraag het Mij en verlang ernaar. Als de heilige verlangens eens de massa van de boze begeerten van de wereld konden bedekken, wat een toost zou dat voor Mij zijn! Jij die mijn doodstrijd overweegt, die iets hebt gezien van de hevigheid van mijn lijden, denk er meer dan de anderen aan om Mij te troosten. Als je mijn Liefde beter hebt verstaan, waarom Mij dan niet meer dan de anderen liefhebben? Nooit zul je teveel doen in de geheime bloementuin van je ziel, die vol liefde is voor haar Verlosser. Ik ben de Heer van de tuin. Ik weet welke bloemen Ik moet plukken en Ik heb verstand van de fijnste bloemengeuren. geef dat Ik erdoor bedwelmd word… Geef Mij rust. Dan zal het zijn alsof de kwelling in de Hof van Olijven even werd onderbroken om krachten op te doen door je fijngevoelige liefde. Je ziet de macht die je over Mij hebt, die zo gevoelig ben. Maak er gebruik van. Wees niet bang. Ikzelf vergeet dat Ik God ben als Ik me heel nederig overlever voor jullie, mijn zwakke kinderen. (Heilig Uur 15 apr. 1943, III 214)
99. Je moet jezelf altijd beschouwen als niets zijnde en voor niets geschikt. Als Ik niet in je was, wat zou je dan zijn? Als Ik niet tot je sprak, wat zou je kunnen zeggen? Ik zet je aan en Ik leid je. Wat zou je leven troosteloos zijn zonder Mij. Zelfs als je mijn smarten overweegt -ze doen je verdriet- is het dan niet iets goeds voor je omdat e je bewijzen hoezeer Ik je liefheb? Je hebt moeite om aan zo’n liefde te geloven. Geef je toch maar gewonnen! En zeg: “Ik geloof echt dat als ik de enige was geweest die gered moest worden, U zo zou hebben willen lijden en sterven, want U bent een en al goedheid en liefde”. Geloof je ook niet dat Ik blij zou zijn met dit woord? Want, weet je, het ergste is dat je na zoveel folteringen miskend wordt en vergeten. Mijn Hart brandt van ijver, van liefde, van toewijding. Hoe weinigen denken eraan en hoe weinigen richten zich tot mijn Hart! Smeek Mij omwille van hen. Jouw gebed zal voor Mij een reden zijn om opnieuw genade te schenken. Ik zou je er dankbaar voor zijn. Wat zal Ik dan doen? Ik zal je nog inniger aan Mij binden en dan zul je merken dat mijn leven werkt in jou. Wat zou Ik niet willen geven aan hem die een zondaar nar Mij terugvoert! Om dat te begrijpen zou je de kracht van mijn liefde moeten kennen. Vraag Mij dikwijls om dat beter te begrijpen, om elke dag een beetje beter vooruit te gaan in de kennis van Mij. Want weet wel: Ik ben een groot Boek. Wat je daarin leest verlicht je niet alleen, maar geeft je ook wijze ervaring. Ik kan niet in je doordringen zonder je te voeden. Daaraan is mijn liefdevolle ijver om jou in genaden te doen stijgen toe te schrijven. Ik zou jullie graag heilig zien, want mijn Vader is heilig. Daarvoor is nodig dat je maar één gedachte hebt: God liefhebben, zijn Rijk uitbreiden. Hem verheerlijken. Nu werk je nog in het donker. Maar later zul je -in de hemelse vreugden- de oogsten zien, waar je nu geen idee van hebt. Ja, ga snel op pad. Denk aan alles wat Ik in drie jaar deed: mijn werk overdag, mijn nachtelijke gebeden, mijn weldaden, mijn boetvaardigheid. Kom met Mij mee. (Heilig Uur 13 mei 1943, II 204)
100. Laat je liefde vuriger branden, niet stil blijven staan maar steeds voortgaan, steeds verder. Het is niet voldoende dat je het Passieverhaal leest. Neem het in je op. Waar je ook bent, draag je mijn smarten met je mee. Deze smarten zijn smarten waarnaar verlangd werd, nadrukkelijk gewild… verwacht. Het is mijn liefde voor jullie… voor jou. Als men dat geleden heeft, wat zou men dan nog kunnen weigeren? Vraag Mij om te beantwoorden aan deze liefde van je God en Ik zal in jou een nieuw vuur ontsteken waarover je verbaasd zult staan. Je zult dat niet aan jezelf toeschrijven, maar denken: “Hij geeft het mij”. En terecht, jij bent zonder enige kracht. Zeg Mij dat, dan kom Ik je te hulp. Als je een zieke zag die genoegen nam met zijn ziekte, dan zou je niet proberen om hem te genezen; maar als hij om je schreeuwt dan steek je hem de hand toe. En als hij je zijn erkentelijkheid betoont, dan druk je hem aan het hart. Laat Mij binnen in je geheime vertrek waar Wij kunnen praten over deze nieuwe liefde -wij gebruiken dezelfde woorden, maar ze betekenen veel meer en je zult je niet meer kunnen voorstellen, dat er een ogenblik voorbijgaat zonder Mij. Waar je schat is, daar is ook je hart. Reeds zolang verlang Ik naar je! Vraag dat Ik helemaal voor jou en jij helemaal voor Mij bent. Je weet het nog wel, ginds in Corte heb je Mij dat gezegd. Nu moet je dat ook beleven. Als je Mij niets te zeggen hebt, moet je naar Mij komen zien in de geheime kamer. Je zult daar nooit op Mij hoeven te wachten want Ik zal er al zijn. Ik zal begrijpen als je Mij aankijkt, wat je nodig hebt en Ik zal het je geven -méér dan dat. Als je niet weet wat je moet zeggen, blijf je als Magdalena geknield aan mijn voeten en Ik zal in je hart lezen. Blijf in de geheime kamer. Hoeveel vreugde bereid ik je er. Ik heb niet veel geheime kamers op aarde. Ik kies de allerarmste uit. Net als vroeger. (Heilig Uur 20 mei 1943, III 218)
101. Geef Mij rekenschap van je beminnelijkheid, dat je elke dag alleen woorden vol fijngevoelige liefde aan te bieden hebt, woorden die de mensen blij maken. Weg met de geest van spotternij! Is dat mijn geest? Vindt je ergens in het Evangelie een woord van bitterheid? Wat een goed kun je doen door een prettig gesprek! Door geduldige goedheid. Vraag Mij dat je hart niet moge ontsnappen aan het Mijne, dat je gevangen zou willen houden. Als je innig met Mij verenigd bent, kun je niet anders dan beminnelijk zijn, meer dan wie ook. Blijf in Mij: onophoudelijk roep Ik je. Richt je tot Mij en vraag als je iets te vragen hebt. Niemand anders dan Ik zou je beter van dienst kunnen zijn. (Heilig Uur 10 juni 1943, III 220)
102. Beschouw Mij als een levend Wezen dat je meer lief heeft dan je je in je stoutste dromen kunt voorstellen. Bedenk dat dit levend Wezen, dat zijn leven voor je gaf, vurig verlangt naar het ogenblik van onze ontmoeting. Zou je Hem niet laten zien hoe blij je ermee bent en hoe ongeduldig ook jij ernaar v erlangt? Beschouw Mij als een echt bestaand iemand, die méér dan vlak bij je is, die in je is, die aanwezig is. Wat een bron van vreugde als een dierbare aanwezig is; dat is zo kostbaar als het leven. Ik ben zeer schoon, want Ik ben de schoonheid; Ik ben zeer wijs, want in Mij is de Geest. Al ben Ik zo groot, geloof vast dat Ik zachtmoedig en mild ben. Mijn gelaat is vol zachte aantrekkingskracht; in elk van mijn gelaatstrekken lees je de liefde. Vraag Mij om de levenbrengende schoonheid van mijn gelaat te ontdekken. Zeg Mij dat het je spijt Mij te hebben bedroefd. Bedenk dat weinig je verhindert Mij te zien. Laat jezelf ontroeren als mijn ogen op jou gevestigd zijn. Heb je Mij niets te vertellen? Wil je Mij de verrukking van je liefde geven? Wat kijkt de bruidegom blij glimlachend naar zijn bruid die probeert hem haar liefde te uiten. Als je Mij erover vertelt, geef Ik je de woorden in, want Ik, de Liefde, ben in haar woorden. Doe Mij tenminste de eer aan, dat je van goede wil bent; dat je je best doet om Mij te behagen. Probeer altijd mijn trouwe gezellin te zijn, mijn opmerkzame bruid. Nu Ik geen moeder meer heb op aarde, wees ook Mijn moeder. Neem de plaats in van Johannes, van Magdalena en wees tegelijk jezelf, want in deze eeuw, in deze tijd, op dit moment, heb Ik je gewild, mijn arme lieve, kleine bruid. (Heilig Uur 15 juli 1943, III 224)
1103. Heer, zo graag zou ik voor U op aarde de plaats innemen van Magdalena, want ik weet hoe kostbaar haar liefde voor U was. Bied Mij die aan: de liefde van Magdalena. Want alles is voor Mij tegelijk aanwezig en door de gemeenschap van de heiligen kun je er over beschikken. Je kunt maar moeilijk geloven in de schatten van de gemeenschap der heiligen. Het is een vinding van God. Dat gaat je begrip hier beneden te boven. Bedien je ervan: het is groots en kostbaar. Vooral moet je erin geloven. Al mijn vindingen zijn er voor het welzijn van mijn kinderen en niet voor Mij. Wees even nederig als Magdalena, nederig in geloof, nederig in liefde. Fluister Mij in het oor je tekortkomingen en betreur ze. Je weet hoe Ik ernaar luister. Als jij ze met kloppend hart aan Mij belijdt, wat dan te zeggen van het Mijne, dat die belijdenis hoort? Ja, laat de liefde je opheffen boven je gewone manier van doen; word net als Magdalena een heel andere, nieuwe vrouw, die bereid is tot volledige zelfverloochening. Zij was rijk aan aardse goederen. In de grot bezat zij niets meer. Zij wachtte op Mij en zij keek uit naar het laatste ogenblik. Zij deed veel boete, maar haar grootste boete was dat ze nog leefde. Zeg met haar: Wanneer mijn goede Meester, zal ik U eindelijk zien? Haast U, goddelijke Hovenier om deze bloem te plukken, die alleen kan bloeien voor U… Ik aanhoor deze verlangens, deze liefdevolle verzuchtingen. Voor Mij is het als wierook die tot Mij opstijgt. Het is levende wierook en zeer geurig. Aan God behaagt het offer van een hart, gebroken van smart. De diepste droefheid, die je zou kunnen hebben is niet genoeg lief te hebben. Neem daarom al de liefde van de heiligen en geef die Mij alsof Ik ze voor het eerst kreeg. Vraag aan Magdalena om je te helpen; zij verstond de kunst zeer lief te hebben. Zij zal jouw eenzaam leven dichter bij haar leven als kluizenares brengen. Nodig haar uit en bij jullie tweeën zal Ik een stille woning vinden, waarin wij vertrouwelijk met elkander omgaan en met elkander gesprekken hebben die alleen in stilte worden gevoerd. (Heilig Uur 22 juli 1943, III 225)
104. Begrijp je niet dat de moeilijkheden, die Ik je zend, aangepast zijn aan jouw mogelijkheden? Het zijn gunsten die je binden aan je Welbeminde. Dank mij voor een kleine beproeving. Die is als een bloem die je verloofde je met tederheid op het hart legt, want Hij vindt je veel mooier als je zacht-geduldig lijdt in vereniging met zijn geduld. De ziel krijgt dan als het ware een nieuw gezicht dat gelijkenis vertoont met Zijn gelaatstrekken. Wees soepel en volgzaam in mijn hand. Wees altijd nederig want jij verdiende je tegenspoed, terwijl Ik, de Onschuldige, alles geleden heb. Zou jij niet alles willen lijden om onze eenheid vollediger te maken? Of vind je die al voldoende sterk? Zou je niet een inniger vereniging verkiezen? En heeft je liefde al haar laatste woord gesproken? Verlaat jezelf en ga over in Mij. Win je niet bij deze ruil? Er zijn veel soorten van huizen. Maar is de woning waar men innig-vertrouwelijk woont met de Bruidegom niet het meest liefelijk? En als je dit begrepen hebt waarom zou je daar niet blijven wonen? Wat zou je daar nog kunnen overkomen? Je bent in de armen van de Enige aan wie je je geheel hebt overgegeven: je eer, je bezit en je hart. Hij zal alles gebruiken om je te heiligen. Het enige doel is: God beminnen en Hem behagen. De rest komt er niet op aan! Als je God zult zien, zul je wensen dat je Hem zou hebben gediend en liefgehad, Hem onbaatzuchtig en van ganser harte zou hebben verheerlijkt. O, wees niet bang voor de beproevingen. Ze helpen je om hogerop te komen en Mij meer lief te hebben. Ik sta uit te kijken op het kruispunt: hoe zaal zij de hindernis nemen? Zal ze mijn hulp inroepen? Zal ze Mij met kinderlijke aandrang eindelijk heel haar vertrouwen schenken? O, de vrede van een ziel, die zich helemaal aan Mij overgeeft! (Heilig Uur 29 juli 1943, III 226)
105. Toen ik erover nadacht dat ik mijn werk zo dikwijls maar half deed. Nooit de moed verliezen, maar aan Mij vragen, wat je niet langer verwacht van jezelf. Je ziet dat je niet in staat bent tot een beetje volharding. Je ziet dat het je eigenlijk aan alles ontbreekt. Vertrouw dan meer dan ooit. Wees ervan overtuigd; wat je niet kunt, zal je grote Broer aanvullen, maar je moet het Hem vragen. Bedenk dat Ik voor jullie zal zijn, wat je hebt gelooft dat Ik zal zijn. Geef jezelf onbeperkt, dan zal Ik je onbeperkt geven. Zo is het toch beter? Maar in je hart moet je erkennen dat je niets bent, jezelf beschouwen als nergens voor geschikt. Maar doe dat aan mijn Hart en geloof in mijn onmetelijke liefde. Nu denk je: “Hij zegt me altijd hetzelfde”, Ja, als het gaat over mijn liefde, herhaal Ik dat voortdurend omdat Ik voortdurend liefheb. En jullie geloven het maar half! Hoe zwak is jullie geloof en hoe gering jullie vertrouwen! Als je eenmaal gezien zult hebben, zullen jullie spijt hebben niet meer geloof te hebben gehad. Kom dichterbij. Kom dichterbij, nu er nog tijd voor is. Leef alleen door Mij en voor Mij. Help Mij met de komst van mijn Rijk en bied Mij daarom ieder van je dagen en ieder ogenblik van nu aan. Laat dat je enige zorg zijn. Al het overige wordt jee gegeven als toegift. (Heiliige Uur 26 aug. 1943, III 228)
106. Zoek Mij. Ik ben daar waar jij bent. Maar dan nog moet je Mij vinden. Verneder je; je hebt zoveel redenen daarvoor. Als je je vernedert neem Ik je dicht bij Mij. Je weet hoe nederig Ik was. Volg je Bruidegom na, dan vindt Hij zich in jou terug. Dat verlangen om Mij in jou terug te vinden komt omdat Ik je liefheb en verlang één met je te zijn. Tracht dit te begrijpen en probeer je altijd meer met Mij te verenigen. Eenheid is immers een vrucht van de liefde. Hoe zou je Mij je liefde beter kunnen laten zien? Als je Mij liefhebt, zoou je dan kunnen leven voor jezelf en je eigen belangen? (Heilig Uur 16 sept. 1943, III 229)
107. Ik vond het jammer dat ik geen vrachtwagen had om mijn zaken te redden voor het bombardement van Nantes. Waar maak je je zorgen over? Ben Ik er niet om er over te waken? Of weet Ik niet wat je nodig hebt en wat het beste voor je ziel is? Laat alles aan Mij over. Heb vertrouwen. Been je soms mijn kind niet meer? Ben Ik je Vader niet meer? Mijn liefde kent geen inzinkingen. Ik ben onveranderlijk. Zo heb Ik Mij aan je gegeven, en zo blijf Ik Mij geven. “Ik dacht aan de vluchtelingen in mijn huis”. Denk niet dat dit toevallig was. Ik heb ze uitgekozen. Betoon hun zoveel liefde als je maar kunt en met de diplomatie van een apostel die vastbesloten is zijn doel te bereiken. Beveel ze Mij aan. Bid voor hen. Lijd voor hen. Heb Ik niet geleden voor alle mensen? Volg Mij na en probeer te gelijken op je Bruidegom . Laat mijn gelaat op jouw gelaat zichtbaar worden. De Vader zal erdoor verblijd worden en Hij zal je met gaven overladen. En wat zou je dan niet kunnen verkrijgen! Waarom vraag je toch zo weinig? Kom naar Ons toe, dan voldoe je aan ons verlangen om barmhartig te zijn. Wees ervan overtuigd; al degenen die in je omgeving zijn, zijn daar opdat jij ten gunste van hen tussenbeide komt. Ik volg je, stap voor stap. Hoe zou je toch ooit kunnen denken dat je alleen staat? Alles in je leven wordt geleid door Mij. Laat je door Mij leiden. (Heilig Uur 30 sept. 1943, III 230)
108. Ik bedankte Hem dat Hij me gespaard had bij het bombardement. Ja, dank Mij altijd. Ik geef je zoveel. Als Ik je een beproeving gaf, zou je Mij dn ook bedanken?? Dat zou moeten. Ik doe alles voor het heil van de zielen. Twijfel daar niet aan en geloof in mijn liefde, hoop op mijn liefde, bemin mijn liefde. Als je van mijn liefde houdt zul je alles als komende van Mij aanvaarden en overal zul je voor Mij werken. Als je vertrouwt op mijn liefde. reken je niet meer op jezelf en zul je bij elke moeilijkheid op Mij wachten en je zult zeggen: “Hier kan ik niets meer, maar mijn Bruidegom kan alles”. Dan blijf je vol vertrouwen en in zielevrede. Dan neem je je tak van liefde weer op, blij dat je dag en nacht voortploetert om Mij te vertroosten. Nu zeg je bij jezelf: “Ja, als ik zeker wist dat ik Hem troost bied!” Bedenk dan dat -al ben Ik God- Ik ook mens ben en dat men Mij kan troosten zoals men een mens troost. Verbaas je er niet over dat je beproevingen moet ondergaan. Je bent niet geschapen om op aarde te rusten, maar pas in de hemel. Zo is het. Wen je eraan om de eeuwigheid als doel te stellen. Alles wat voorbijgaat is alleen belangrijk in zoverre het te maken heeft met dit doel. Beoordeel alles in en door Mij. Mijn oordelen zijn niet altijd jullie moordelen. Neem uit mijn Hart barmhartigheid weg voor allen met wie je in aanraking komt. Laat dat uitkomen door een blijde glimlach door een gebaar van toenadering. O, hoeveel goeds kan voortkomen uit contact tussen de zielen! Maar laat de gedachte aan Mij daarbij als een banier geplant staan op je hart. (Heilig Uur 7 okt. 1943, III 231)
109. Ja, bedank Mij voor de overwinning in het verleden, die van 1918. Bedank Mij ook voor de huidige beproeving die nog niet voorbij is. Alles is gelegen in het domein van de barmhartigheid. Ja, als de mensen hun beproevingen eens wisten te gebruiken als eerherstel voor de nationale fouten en als smeekoffers voor de bekering van hun vaderland, het land van hun vaderen. Offer jij dan tenminste in plaats van hen die er niet aan denken. Leef jij niet in het domein van de Liefde? Welk leven is belangrijker dan dat? Het is het leven van de hemel zelf. Richt je ogen met nog meer liefde op Mij. Laat ze de uitleg en aanvulling van je daden zijn. Gemakkelijk zal een liefdevol woord volgen op een blik van liefde. Het is het leven met z’n tweeën dat nog slechts één geheel uitmaakt. Als je ergens in tekort geschoten bent, zeg Mij dan: “Mijn liefste Alles, ik had vandaag veel trouwer moeten zijn, vergeef het mij”. En in volle oprechtheid verootmoedig je je. Zonder dat je het weet, druk Ik je aan mijn Hart. Dat is de genade en de genade volstaat voor je. Geloof je dat? Wees slechts bezield van dit verlangen: alleen voor Mij te leven. Je leven zal overrijk worden. Reeds zo lang wacht Ik op het geluk je meer te kunnen geven. Help Mij. Vraag het Mij. Reik Mij je lege handen. Geef Mij veel plaats, alle plaats. Je weet dat je in ballingschap bent. Je bent in afwachting van de terugkeer van je Beminde. Luister in de verte. Zeg Hem: “Breng Uw adem dichter bij de mijne, die van U voortkomt. Uw woning zal mijn woning zijn. Ik kan alleen nog leven met Uw voetstap in de mijne en Uw stem in mijn stem”. Zegt men niet “Open mijn lippen”. Dat is dus: opdat de Geest in jullie, kinderen van God, mag spreken. (Heilig Uur 11 nov. 1943, III 234)
110. Ja, vraag Mij om je goede wil te zijn, want je weet dat je niets kunt zonder Mij. Je kunt zelfs mijn Naam niet met liefde uitspreken als Ik je niet te hulp kom! Maar van de andere kant weet je dat mijn hulp afdoende is als je Mij die vraagt. Hoe zou Ik aan mijn kleine kinderen iets kunnen weigeren? Mijn Hart is al vertederd nog voor het iets heeft gezegd, want het is zo zwak! Als je de liefde eens kende die geleden heeft en die een smadelijke dood voor jullie gestorven is. Als je haar kracht en haar tederheid eens kende. Ik draag jullie nog meer dan een moeder haar kind draagt. Ik geleid jullie langs de wegen die jullie moeten gaan met het oog op jullie heiligheid. De heiligheid bestaat hierin dat je altijd helemaal voor Mij klaarstaat, heel dicht bij Mij, zo dicht dat jullie voor Mij andere Christussen worden. O, mijn dierbare jonge broers, denk aan jullie voorbeeld, aan jullie oudste Broer die heel eenvoudig leefde opdat jullie ook zo zouden leven. Ik leefde zo eenvoudig. Slechts drie jaar heeft men Mij gekend met een zwak gevolg van twaalf leerlingen-apostelen. Wat een kort leven, drie en dertig jaar om alle tijden te verlossen. De liefde van mijn Vader leidde al mijn handelingen. Jullie moeten ook je levensjaren rijk maken en met Mij in verbinding blijven. Je weet best dat alles wat van Mij is, van jullie is. Maar je moet het komen halen. Ik ben zo gelukkig als Ik kan geven. Ik heb alleen veel verdiend om het weer kwijt te raken. Ik wil niets voor Mijzelf achterhouden. Herinner je dat je als klein kind zo teder iets kon vragen aan je moeder. Als je spreekt tot Mij, kun je dat niet met nog meer liefde doen? Kun je in je hart geen woorden vinden tie totaal verschillen van de woorden die je tot anderen zegt? Vraag Mij om deze begeestering voor Mij. Beleef haar inniger, dieper, met meer vertrouwen en edelmoedig tot de dood. Doe dat dikwijls. Mocht je zo stijgend in liefde komen aan het uur van je dood. Wat een rechtstreekse voorbereiding is dat. ( Heilig Uur 18 nov. 1943, III 235)
111. Zelfs je ademhalingen: bied Mij die aan, niet alleen die van het lichaam maar ook de loop der gedachten van je ziel. Dat lijkt allemaal niets bijzonders, maar het maakt heel het leven uit en heel je leven behoort Mij toe, want de Liefde bezit alle eigendomsrechten. Hoe jammer zou het voor ons beiden zijn als iets in jou aan Mij zou ontsnappen. Ja, haal elke dag de banden die ons binden nauwer aan. Wees mijn blijde gevangene. Sommigen vonden in mijn gevangenschap zo’n heerlijke smaak dat ze konden zeggen: “Ik vloei over van vreugde temidden van mijn beproevingen”. Ik ben een trouwe metgezel voor mijn getrouwen. Zij die zo verlangen om voor Mij te lijden, sterk Ik en troost Ik. Wat zij voor Mij dragen, heb Ik vóór hen gedragen, want alles heb Ik meegeleden in de smarten van mijn vrienden. Lijd jij ook niet als je ziet dat iemand van wie je houdt lijdt? En ben Ik niet de tederste van de tedere vrienden? Geloof het vast, want het is de waarheid. Laat dat je aanmoedigen om Mij meer lief te hebben. Al is het maar een graad per dag meer. En meer heilige verlangens. Een zucht van liefde, een tedere blik. Minder tijd doorgebracht zonder dat je aan Mij dacht, trouwer met groter blijdschap, bescheiden zwijgen, anderen om Mij plezier doen. Mij altijd bedanken. Ik doe zoveel voor jou… Zie je dat? En alles wat je niet ziet. O, twijfel niet. Twijfel niet aan Mij! (Heilig Uur 25 nov. 1943, III 236)
112. Je moet niet te lang wachten met naar Mij te zoeken: in een godvruchtig boek of in je binnenste. Je moet, wil je een vuur aanhouden, er op blazen en nieuwe brandstof aanvoeren. Je moet het dikwijls oppoken, anders dooft het uit. Zo gaat het ook met je liefdevol denken aan je grote Vriend. Verlaat Hem niet. Je moet zorgvuldig het vuur brandend houden. De dagen zullen voorbij gaan en je zo brengen tot de totale ontbranding, heel natuurlijk en vanzelfsprekend. Heb je wel eens een apotheose gezien? Waarom zou het einde van jullie leven ook niet een apotheose kunnen zijn? Laat onze wederzijdse liefde levend blijven. Zie naar mijn gunstbewijzen. Herinner je mijn lijden. Zie hoe dikwijls Ik je vergeving schonk en hoe voortkomend Ik ben geweest. Misschien zal, als je een beetje tijd geeft aan de beschouwing van mijn liefde, je hart ontroerd worden en zul je mijn liefde willen beantwoorden. Misschien zou je Mij kunnen smeken om je te helpen. Deze nederige smeekbede zou je verlangen sterker maken en dat verlangen is een roep waaraan Ik moeilijk weersta. Denk er aan dat niets goeds in jou kan gebeuren zonder Mij. Wat ben je van jezelf? Neem dikwijls je toevlucht tot Hem die je bezielt. Schaam je er niet voor. Ik ken je toch? En als je fout bent geweest betreur dat aan mijn Hart, niet met de tranen van je ogen, maar met droefheid van binnen. Je zult de kracht vinden om beter te handelen, beter te spreken en beter te zwijgen. Je zult een goddelijke liefde tot de naaste aanleren. De naaste neemt zo’n grote plaats in je leven in, en Ik ben de naaste. Hoe verkeerd zou je doen, als je hem slecht zou behandelen en hem zou bekladden. Hoeveel goeds kun je doen met, om zo te zeggen, ‘niets”. Alleen al de manier waarop je hem aanspreekt of antwoord geeft. Is je wijze van omgaan met de naaste alsof “Ik” het was? Hij is geschapen naar mijn beeld en gelijkenis. Maar vooral: nooit minachten. Je mag niemand minachten, zelfs de grootste zondaar niet. Je zou Mij kwetsen. Ze kunnen zich bekeren en hoger in de hemel komen dan jij. Met welk een aandacht kijk Ik of je vooruitgaat. Let goed op. Blijf dicht bij Mij. Je weet dat Ik elke ziel volg alsof zij de enige was op aarde. Je weet heel goed, dat mijn liefde overdadig is, al houd Ik haar verborgen en stil, opdat jullie de verdiensten van het geloof hebben. Je Welbeminde kijkt naar je… wees er zeker van. Zie mijn bebloed gelaat, bebloed om jouw zonden. Kun je nu wel anders doen dan Mij lief beginnen te hebben zoals Ik liefgehad wil worden, boven alles? Zie mijn armzalige figuur; een arme man geslagen door woedende slaven… en bedenk dan dat Ik je God ben! (Heilig uur 16 dec. 1943, II 209)
113. Je begrijpt wel: je bent nooit alleen. Laat dat een grote kracht voor je zijn; een kracht om met Mij te spreken. Ik ben er toch! Een kracht om te handelen; Ik kan je helpen, vooral als je met anderen spreekt. Nooit jij alleen. Wat een geluk is dat. Hoe goed is dat voor jou. Zul je Mij er ooit genoeg voor kunnen bedanken? Op aarde is men dikwijls genoodzaakt elkaar voor enige tijd te verlaten. Maar Ik woon in het hart zelf van mijn Bruid. Daar kan ze naar Mij opzien. Daar kan zij haar hart voor Mij uitstorten naargelang zij er behoefte aan heeft. Zij kan schuilen in mijn wonden en met volle teugen drinken om heilig te worden. Bied aan de Vader mijn verdiensten aan en vraag Hem om je zonden te vergeten. Men vraagt veel te weinig om vergiffenis, terwijl je toch heel goed weet dat je vergiffenis krijgt als je erom vraagt. Niets is er wat Ik liever doe dan jullie vergeving schenken. Heb je wel eens geteld in het evangelie? Ik vergaf de overspelige vrouw, de Cananese vrouw, de lamme, Magdalena, Petrus, mijn beulen, de moordenaar. Ik zou Judas vergeving hebben geschonken als hij zich voor Mij op de knieën had geworpen… En de Samaritaanse vrouw… en zovelen die niet in het evangelie staan opgetekend. Jouw God heeft een hart dat vergeeft. Betreur je fouten, de een na de ader, bij Mij. Zie naar mijn ogen die erom geschreid hebben vóór jij er zelf om schreide. Verenig je droefheid met die van Mij.
113. Je begrijpt wel: je bent nooit alleen. Laat dat een grote kracht voor je zijn; een kracht om met Mij te spreken. Ik ben er toch! Een kracht om te handelen; Ik kan je helpen, vooral als je met anderen spreekt. Nooit jij alleen. Wat een geluk is dat. Hoe goed is dat voor jou. Zul je Mij er ooit genoeg voor kunnen bedanken? Op aarde is men dikwijls genoodzaakt elkaar voor enige tijd te verlaten. Maar Ik woon in het hart zelf van mijn Bruid. Daar kan ze naar Mij opzien. Daar kan zij haar hart voor Mij uitstorten naargelang zij er behoefte aan heeft. Zij kan schuilen in mijn wonden en met volle teugen drinken om heilig te worden. Bied aan de Vader mijn verdiensten aan en vraag Hem om je zonden te vergeten. Men vraagt veel te weinig om vergiffenis, terwijl je toch heel goed weet dat je vergiffenis krijgt als je erom vraagt. Niets is er wat Ik liever doe dan jullie vergeving schenken. Heb je wel eens geteld in het evangelie? Ik vergaf de overspelige vrouw, de Cananese vrouw, de lamme, Magdalena, Petrus, mijn beulen, de moordenaar. Ik zou Judas vergeving hebben geschonken als hij zich voor Mij op de knieën had geworpen… En de Samaritaanse vrouw… en zovelen die niet in het evangelie staan opgetekend. Jouw God heeft een hart dat vergeeft. Betreur je fouten, de een na de ader, bij Mij. Zie naar mijn ogen die erom geschreid hebben vóór jij er zelf om schreide. Verenig je droefheid met die van Mij. Dat is toch wel het minste wat je zou kunnen doen, jij die Mij hebt bedroefd! (Heilig Uur 30 dec. 1943, III 240)
HEILIGE UREN 1944
114. Zie eens de vreugde van de Drie Koningen. Zij die Mij vinden bezitten het geluk dat men op aarde kan hebben. Maar men moet Mij gaan zoeken, niet een enkele keer maar twee keer, zonder ophouden. Want onophoudelijk raak je Mij door je zwakheid kwijt, door de verstrooiingen van het aardse leven. De ogen die zien naar Mij, richten zich op andere zaken en de aandacht die Ik verwachtte, is gericht op iets anders. Dan ga Ik heen… en dan moeten jullie Mij weer gaan zoeken. Een gezegende speurtocht, want jullie weten zeker dat je Mij zult vinden. O, als jullie Mij konden bewaren zoals Ik jullie bewaar in Mij! Weet je, schepseltje, dat Ik je geen ogenblik uit het oog verlies? Je weet, ondanks je armzaligheid ben je mijn zeer bemind kind. Is het dan teveel gevraagd als Ik van je verwacht dat je ieder moment van de dag een inwendig leven leidt, dat je Mij alles geeft zonder iets voor jezelf achter te houden? Dat je woont in mijn Hart, alleen bezig met Mij te behagen, Mij te troosten, dat je niets tussen onze beide harten laar komen? Is het teveel gevraagd om de dingen van deze wereld een beetje te vergeten en nu al te leven in de andere wereld? Dat je meer vertoeft in het gezelschap van de heiligen en engelen, die je helpen om dichter bij Mij te komen? Dat je begint de taal van de hemelse liefde te stamelen? “Glorie, eer en zegening aan onze driewerf heilige God”. Hoeveel variaties op dit thema… het leven van de hemel! Zie daar dikwijls naar op, dat is immers je verblijf van morgen en alleen dat telt. Want Ik ben het die tot je spreekt. Je weet hoezeer Ik verlang om je die hemel te geven, want daarom heb Ik al mijn lijden doorstaan. Als je dit echt besefte, zou je alleen al heilig willen worden om aan mijn dringend verlangen te voldoen. Ik ben getuige van wat er in je omgaat en kijk er naar zoals een gierigaard toekijkt bij een spel dat hij kan winnen. Als je ziel zich uit zichzelf richt op Mij, dan is er geen veroveraar zo blij een veldslag te hebben gewonnen. Dan ben je de vrucht van mijn angstzweet in de Hof van Olijven, je bent als het ware het antwoord daarop. En mijn Vader kijkt naar je. (Heilig Uur 6 jan. 1944, III 241)
115. Ik zei: “Ik aanbid U, Waarheid”. Ja, Ik ben de Waarheid; de zonde dat is de leugen, de dwaling, de duisternis. Elke deugd is waarheid, verlangen naar het goede, werken voor de gerechtigheid. Later zul je zien dat alleen de waarheid telt, want alleen God telt. Hecht dus volstrekt geen waarde aan wat Ik niet ben. Ondanks de schijn van plezier is het geluk alleen in Mij gelegen. Toen Ik de mens schiep heb Ik in het diepst van hem gelegd het gelukkige gevoel van het ware, want Ik heb hem geschapen naar mijn Beeld. Als hij zondigt tegen zijn geweten, verliest hij die gelijkenis en wordt hij afzichtelijk. De ziel die door offers en inzet voor het goede er naar streeft om op Mij te gelijken, verwerft een nieuwe gelijkenis met Mij. Er zijn er die het liefelijke gelaat van Christus zo hebben afgebeeld, dat zij in de ogen van de hemel een andere Christus werden. Wat een glorie dragen zij met zich mee! Want ieder van jullie daden heeft zijn weerklank in de hemel of in de hel. Dit zijn grote waarheden. Denk er aan mijn Hart over na. Blijf altijd onder mijn ogen. Ik volg je, want Ik heb je lief. (Heilig Uur 13 jan. 1944, III 242)
116. Zag je dat arme hondje? Wat was het gelukkig dat jij het streelde. Zou je het vreemd vinden als Ik mijn blijdschap zou vergelijken met die van hem, wanneer je je voegt bij mijn doodstrijd in de Hof van Olijven? Je zou het begrijpen als je de onverschilligheid kende van de wereld. Bijna zou Ik zeggen van heel de wereld, want mijn intieme vrienden zijn weinig talrijk. Als dan iemand Mij gezelschap komt houden in dat uur van droefheid; wat een ongekende rijkdom voor Mij! Wees niet bang dat je al te teder zou zijn, of dat je al te veel je liefde laat blijken. Beklaag je over jezelf en zeg Mij: “Wanneer, mijn grote Geneesheer, zult U mij van deze of die kwaal afhelpen?” Er zijn zoveel dingen in jou die Mij onwaardig zijn! Denk er over na en verneder je. Al dat lelijke in je, berg dat op in mijn Hart, dat is immers een hospitaal. Wees vol vertrouwen want Ik ben je grote Vriend. Je kent het devies van dit jaar: “Hoop op Mij”. Ik raak nooit uitgeput. Mijn oplettendheid schiet nooit tekort. Ik ben oneindig en Ik ben de liefde. Verdwijn dus in Mij. Vertrouw je toe aan mijn leiding. Wees als het blinde kind dat blij rondhuppelt, want het gaat aan de hand van moeder. Ja, wees blij en opgewekt, want je bent de mijne. Houd je ogen gericht op mijn ogen. Laat geen enkele bezigheid je helemaal in beslag nemen tenzij de zorg en ijver voor mijn Rijk van de zielen. “Hoe moet ik het aanleggen, Heer, om ze allen als een vlucht duiven tot U te voeren?” Bid en spreek over Mij. Je moet geen valse schaamte hebben om mijn Naam te mengen in je gesprekken. Als mijn Naam wordt uitgesproken, daalt een regen van genaden neer Weet je dat niet? Terwijl er op een dag zoveel gesproken wordt, hoor je maar zelden het woord “God”. En toch bewegen allen zich in Mij en Ik heb allen verlost. Zou het niet vanzelfsprekend zijn dat men eraan dacht? Jij, probeer dat voor Mij goed te maken! Toen je nog een kind was en men Jenny, van wie je zoveel hield, verdriet had aangedaan, wat kon jij haar dan goed troosten! Ben Ik niet meer? Is er niet in de meest geheime en verborgen hoek van je binnenste een taal, niet bestemd voor anderen maar voorbehouden aan Mij? Geen woord zul je nodig hebben. Bedien je van tedere liefde, van dankbaarheid, van opwellingen van genegenheid, toon hoe ongeduldig je wacht op de ontmoeting. Wees volgzaam, vol verlangen naar mijn glorie. Zeg hoe blij je bent omdat Ik volmaakt gelukkig ben in de schoot van de Vader. Vergeet al het aardse. Denk alleen aan Mij. Zou iets of iemand anders je nog kunnen trekken? (Heilig Uur 20 jan. 1944, III 243)
117. Op mijn kamer. “Heer, ik luister”. Had je kunnen of durven denken dat een God voor zijn schepsel zou sterveen en zó zou sterven? Evenzo zul je nooit de overvloed van mijn tedere liefde begrijpen. Ja, als de heiligen je erover zouden kunnen vertellen dan zou je vurig verlangen om met hen de goddelijke liefde te smaken! Gebruik de laatste dagen van je leven om je komst in de hemelse wereld voor te bereiden. Weet je nog dat je, toen je achttien jaar was, je entrée maakte in de wereld? Met welk een zorg bereidde je je erop voor! Wat betekende dat echter vergeleken met je aankomst in de andere wereld? Laat het je voortdurende zorg zijn. Verzorg je opschik -nooit zul je te mooi zijn. Leen van allen die van je houden hun mooiste juwelen: mijn verdiensten, die van mijn Moeder, om je arme kleding te bedekken. Zij zullen voor je binnenkomst een hofmantel maken. “Wie is dat die daar naar voren treedt aan de arm van haar Welbeminde?” Kom niet alleen: zijn er op aarde geen personen die dichter bij jou dan bij Mij staan? Een krachtige steun: denken aan mijn tegenwoordigheid. Bedenk dat je in de tegenwoordigheid bent van je grote Vriend, van de Enige en Onvergelijkelijke, het visioen van de toekomst. De eeuwige Liefde woont in je, omgeeft je, je bent ondergedompeld in Mij, ’s nachts en overdag. Is het niet heerlijk: je weet zeker dat je niet omgeven bent door onverschilligheid, maar door innige liefde. Laat je hart wij opengaan. Laat je hoop groot zijn en laat Mij zien hoe blij je bent. (Heilig Uur 27 jan. 1944, II 210)
118. “Heer, zie mij hier vóór U, klaar om uw woorden op te nemen”. Wat zal de kleurschakerring van mijn woorden zijn tenzij die van de liefde? Het lijkt wel of Ik in herhaling val, maar is de liefde van een God, waarvan je heel de eeuwigheid zult leven, niet altijd nieuw? Kun je je de kracht, de liefelijkheid, de aantrekkingskracht en de diepte van deze Liefde voorstellen? Nee, jij, die eindig bent, kun je het Oneindige niet voorstellen. Je hebt in mijn lijden de vruchten van deze liefde gezien; zij overtreffen alles wat je zou kunnen verwachten. Zou je hebben durven denken dat een God zou sterven en zo’n dood zou sterven? (Heilig Uur 27 jan. 1944, III 244)
119. Geloof je echt alles wat je Mij zegt? Dring diep door in het geloof. Een levendiger geloof. Spreek tot Mij alsof je Mij zag, want je weet dat Ik er ben. Waar jij je bevindt, ben Ik. Zijn Wij niet samen? Als je Mij liefhebt, heb Mij dan lief als de Levende. Hij die leeft in zijn verheerlijkt lichaam. Breng eer aan dat Lichaam dat voor jouw zonden een armzalig Lichaam werd, tot de dood toe gekwetst. Draag er zorg voor. Laat het rusten. Houd het bij je, dag en nacht. Het werd als een worm behandeld, het heeft om jullie al zijn schoonheid verloren. Als je het had gezien, afgenomen van het kruis, op de knieën van mijn Moeder, de ledematen misvormd. Het was mijn gezicht niet meer… Ik heb mijn laatste uur geleefd zoals jullie. Verenig je dood nu al met de mijne. Laten Wij echt één zijn, vooral op dat laatste moment. Je weet dat als een gevaar dreigt, de leden van eenzelfde familie zich in elkaars armen werpen. Je moet je nog dichter bij Mij aansluiten als het einde van je leven nabij is. Dan zal dat zijn de volmaaktste overgave met opoffering van alles wat je omgeeft, uit liefde voor Mij op wie je alleen nog steunt. Hoe kort is het aardse leven! Opeens, halverwege, houdt alles op! Besef je goed dat je eigenlijke woning elders is? Waarom treuzelen door zich te hechten aan wat hierbeneden is? Het andere leven is er morgen al. Heb je geen verlangen om Mij te zien en om Mij beter te kennen? Vraag Mij om dit verlangen. Ik kan je alles geven wat je ontbreekt. Je vraagt niet. Je moet vooral niet bang zijn dat je Mij lastig valt. Je bent mijn kind. Niets van jou vermoeit Mij. Mijn liefde is een goddelijke dwaasheid. Vrees dus niet! (Heilig Uur 3 febr. 1944, III 245)
120. Ik dankte Hem dat Hij mijn verhuizing van Nantes naar Le Fresne zo goed beschermd had. Ja, dank Mij, dat doet Mij goed. Je praat niet in het vage. Wees ervan overtuigd dat de woorden uit jouw hart in mijn gevoelig Hart vallen. Geloof dat Ik in het leven naast je sta. Geloof in de liefde waarmee Ik dat doe. Geloof dat Wij samen zijn. Ontvang je Mij niet iedere morgen? En zeg je Mij daarna om heen te gaan? Nee, je bent niet waardig dat Ik in je huis ben… maar Ik bèn in je huis. Denk er wel aan om Mij daar niet alleen te laten. Ik houd zo van je wat je Mij zegt… dat ben jijzelf. Begrijp je? Het is of je Mij binnenlaat in je leven. Ik laat jou delen in mijn leven. Je kunt ook zeggen: Ik geef je mijn genade. Onze band wordt nauwer aangehaald. Je hebt wel eens gezien dat bij een echtpaar helemaal geen vertrouwelijkheid bestond. Dat mag bij ons niet, mijn Gabriëlle. Laat je liefste gedachte zijn dat Ik in je hart woon. Ja, hoe kostbaar is eenvoudig geloof. Is het niet het geluk van je aardse leven? Bedenk wel dat het leven op aarde maar kort duurt. Hef nu al dikwijls het hoofd omhoog. Wees niet bang. Sterf nu al van liefde. Geef alles over in de geest van vreugde. Je gaat naar Mij. Mijn armen zijn wijd geopend; je bent mijn kind. Ik heb je verlost, dat blijft altijd waar. Waarvoor zou je bang zijn? Is het niet het ogenblik om tot het uiterste te vertrouwen? Verblijd je met de heiligen, die wisten te sterven in liefdevolle vrede. (Heilig Uur 10 febr. 1944, III 246)
121. Ik dacht aan al zijn genaden. “Heer, U overstelpt mij. Wat kan ik doen om U te bedanken?” Houd Mij meer gezelschap. Je kunt niet weten wat het voor Mij betekent om als intieme vriend behandeld te worden. Want het komt zo weinig voor! Net als ieder mens vind Ik dat verrukkelijk. Jij vindt het toch ook fijn dat men graag bij je komt? Dat men naar je verlangt en dat men vertrouwen in je stelt? Nu… en Ik dan, de Gevoelige! Zoek Mij en laat Mij niet gaan. Wees mijn trouwe, blijde gezellin. Vanmorgen na de communie beschouwde je mijn ontwrichte ledematen, met eerbied groette je mijn onuitsprekelijke smarten, je riep Mij toe: “Koning der martelaren” Je bleef vlak bij Mij en in Mij. Doe dat meer in de loop van de dag. Stel je Mij voor zoals Ik was gedurende mijn aardse bestaan en wees Mij dar heel nabij. Voor Mij bestaat geen tijd. Geloof je dat? Dan ben jij net als de apostelen erbij geweest. En Ik ben zó gelukkig! Zo kan mijn leven tot het einde der tijden worden voortgezet in de harten van de mensen. Wil je Mij je hart geven? Heer, neem eruit weg wat U mishaagt! Altijd zul je onvolmaaktheden begaan. Het zal op en neer gaan met je -dat zijn dan gelegenheden om je te vernederen. Maar de liefde maakt alles weer goed. Oefen je er dikwijls in. Begin telkens weer opnieuw, doorzetten en verder gaan. Wie heeft Mij ooit teveel over liefde gesproken? Wie heeft er ooit spijt van gehad dat hij Mij teveel beminde? Gewen je er aan je uren in liefde door te brengen. Als je werkt: in liefde; als je rust neemt: in liefde. En zo zul je tenslotte sterven in liefde. Toon dat door de diensten die je bewijst aan de naaste. Daarbij bedenkend dat Ik de naaste ben. De naaste vult meer dn de helft van het leven. Probeer om tenslotte een klein beetje te leren wat liefde is. (Heilig Uur 17 febr. 1944, III 247)
122. Ik vroeg: “Hoe kan ik de Liefde leren kennen?” Leg je er op toe Mij te zien in alle kleine en grote gebeurtenissen. Ik zeg “kleine”, want het gewone verloop van de dagen bestaat uit kleine gebeurtenissen. Als je alles aanvaardt uit mijn hand, besef je de goddelijke bezorgdheid. Wat zal die je liefdevol toeschijnen… Toch zul je Mij dan alleen nog maar oppervlakkig waarnemen. Dan moet je opstijgen naar het Hart van je God. Herinner je zijn mateloze kwellingen, die Hij tevoren kende, één voor één; die Hij van tevoren aannam; die Hij van tevoren leed. Denk er, steunend aan zijn Hart, die over na. Denk je niet dat dit je armzalige liefde opnieuw zal doen ontbranden? Vertrouw die liefde toe aan Mij. Men bracht zwakken en zieken naar Mij toe. Is jouw liefde voor Mij ook niet zwak en ziek? Heb Ik geen doden opgewekt? Ja, als jullie geloofden in mijn macht zouden jullie vol vertrouwen zijn. Geloof jij nu maar in de liefde; dat volstaat. Natuurlijk zal Ik je helpen; vraag Mij dat. Je ziet: Ik zeg je wat je moet doen. Ik souffleer je rol. Treed zonder vrees op het toneel van de liefde. Ik zal je voorzeggen. (Heilig Uur 24 febr. 1944, III 248)
123. Mijn arme Liefde! Ja, arm ben Ik aan jullie liefde, die Ik maar zelden van jullie krijg en die dikwijls zo onvolmaakt is. Gemakkelijk kun je hier op aarde degenen tellen die Mij genoeg liefhebben om alles ter wille van Mij te verlaten. Als je ziet hoeveel mensen er zijn, ben Ik even arm en behoeftig als tijdens mijn aardse leven; een heel klein groepje intieme vrienden. Probeer medelijden te hebben met deze armoede van Mij en er in te voorzien. Men kent Mij zo slecht. Wie gelooft dat Ik liefdevol ben? Wie denkt aan mijn Barmhartigheid? Maak je los van jezelf en ga over in Mij. Zeg Mij dat je dat moeilijk vindt en dat je op mijn hulp rekent. Als je op Mij rekent ben Ik er al. Door op Mij te vertrouwen zou je een hoge graad van heiligheid kunnen bereiken. Maar als je vertrouwt op je eigen zwakke middelen, blijf je voortsukkelen in middelmatigheid. Je vertrouwen zou een gebaar van eerbetoon aan God zijn en tegelijk een teken van nederigheid van jouw kant. Ik ben inderdaad je arme Liefde. Bij mijn doodstrijd in de Hof had Ik, zoals je weet, drie metgezellen. De slaap nam ze van Mij af. Bij het kruis stond nog maar één van de twaalf, die toch allemaal Mij hadden ontvangen in de Eucharistie. Wees jij trouw aan Mij. Probeer Mij te troosten. Ga staan tussen Mij en hen. Vraag aan mijn brandend Hart om de wereld in vlam te zetten. Ik verwacht gebeden om bekeringen te verkrijgen en de geesten te vernieuwen. Vrees niet dat je te veel vraagt. Spreek tot Mij in de eenvoud van je hart, er zeker van zijnde dat je gehoord, verwacht en bemind wordt. Voel je dat je bemind wordt, dan voel je je sterker, dat doet je een andere taal spreken. O, schoonste Liefde. (Heilig Uur 2 maart 1944, III 249)
124. Maak je nergens zorgen over; wees alleen bang om Mij te beledigen. Alles heb Ik in de hand: Ik ben almachtig. Laat gerust heel je aandacht alleen gericht zijn op Mij en mijn zaken. Roep je verbeelding terug om alleen mar mijn weg te volgen. Richt alles op Mij. Laat je vermogens aan jou gehoorzamen. Ontleen kracht aan Mij. Die had Ik in de woestijn tegen de honger. Gun jezelf niet teveel vrijheid. Zeg Mij dat je mijn kleine dienares wilt zijn. Dan zal Ik je zeggen: Ik noem je niet mijn dienares, maar mijn vriendin. Alleen al door te proberen een zuivere, liefdevolle intentie te hebben, kom je dichter bij Mij, begrijp je? Ik heb je lief en Ik verlang dat je dicht bij Mij bent. Maak je paden naar Mij recht. Je zult merken dat het eenvoudig is en dat je er gelukkiger mee zult zijn. Zoals een plant alleen leeft van de zon, zul je steeds mijn Gelaat zoeken. Hoe mooi is het als twee een harmonisch geheel vormen. Mijn Vader luistert… aan Hem alle dank. Ja, je kunt nog heel wat tot stand brengen voor zijn glorie in de tijd die je nog rest vóór de eeuwigheid. Bied jezelf dikwijls als een gewillig instrument aan Hem aan. Zeg Hem dat je verlangt dat zijn Wil in jou mag geschieden. Zeg Hem hoe ongeduldig je naar de komst van zijn Rijk uitziet. Kinderwensen -ze zijn zo goed! Wees heel oprecht. Woon met je gedachten in mijn Gedachte. Voel je je daar niet thuis? Wat zou je kunnen ontbreken als je leeft in Gods vriendschap? O onveranderlijke rust van de liefde van God. (Heilig Uur 9 maart 1944, III 251)
125. Sluit je geheel van de wereld af. Ik alleen Roep Mij aan om je te helpen. Je weet heel goed dat Ik zal komen. Ik wil dat je je beminnelijkheid aantrekkelijker maakt. Ik wil dat je je er op toelegt om goed te doen in velerlei vormen, voor iedere evenmens en met een gratie die men nooit meer vergeet. Je moet dat doen om op Mij te gelijken en niet in geest van behaagzucht. Daar moet je boven staan. Ik alleen kan je hart bevredigen. Geloof dit in de overtuiging dat je Mij er een plezier mee doet en wat een gunsten brengt dat voor je mee. Stijg vaker op naar Mij. Zoek Mij in de hemel. Vind Mij in je hart. Laat de liefde tussen ons steeds zijn als een lente, met nieuwe, tedere banden, met onzegbare samenspraken. Ik zal je de woorden ingeven die je Mij zult zeggen. Dan zal er niets aan hun toon ontbreken. Als je Mij niets te zeggen hebt zul je naar Mij kijken. Er kan zoveel liefde liggen in een blik… en in een glimlach. Het voornaamste is dat Wij met elkaar contact hebben, dat Wij nooit onverschillig zwijgen, dat ons vertrouwelijk leven nooit onderbroken wordt. Vraag Mij om hulp. Want jij… Ken je zwakheid. Zie hoe het met je staat. Verneder je en reik Mij de armen: Ik zal je over een obstakel heen helpen, terwijl je je vasthoudt aan mijn Hart. (Heilig Uur 23 maart 1944, III 253)
126. Je bedankt Mij soms meer voor mijn tijdelijke genaden dan voor mijn geestelijke gunsten., Maar zowel in de eerste als in de tweede ben Ik het die voorbijgaat. Maar zijn de geestelijke zaken eigenlijk niet meer uitgekozen? Het is alsof Ik een intieme vriend bij Mij thuis uitnodig om hem vol attentie te ontvangen en hem iets van mijn hartsgeheimen mee te delen. Ok jij vindt het heerlijk om jezelf in trouwe liefde aan een ander te uiten. En Ik, zou Ik dan, omdat Ik God ben, niet de vreugde mogen smaken van een samenspraak van hart tot hart? Zo nu en dan moet je komen om in Mij rust te vinden en Ik zal je opnemen en de tijd zal kort schijnen. Mijn liefde, moge elke dag voor U een feestdag zijn! Blijf bij Mij. Je herinnert je Johannes de Doper: hij had nergens behoefte aan, maakte zich nergens zorgen over dn over het Rijk Gods. Hij dacht alleen aan Mij, aan de glorie van God en het Rijk Gods. Volg hem na in zijn zuivere intentie, in de zuiverheid van zijn leven, in zijn enige liefde. Denk je ook niet dat Ik het hem overvloedig teruggeef in de hemel en dat zijn verstervingen beloond worden? Ik weet hoe Ik moet vergelden, want Ik weet hoe lief te hebben. Zeg Mij dat je er zeker van bent. Vraag Mij om mijn wetenschap van de liefde. Probeer met mijn hulp meer lief te hebben. Vooral, word het nooit moe. Het geestelijk leven is telkens weer een nieuw begin. Jullie arme kleine geest is zo zwak, als Ik niet help. Zul je Mij het genoegen doen om dikwijls mijn hulp in te roepen? Dan kan Ik je die geven. Ik geef immers zo graag. Verwijd je hart en hoop en verlang, want je grote Vriend is er immers. (Heilig Uur 30 maart 1944, III 254)
127. Vóór het rustaltaar. Het is de liefde, alleen de liefde die Mij hier bracht. De liefde moet je altijd dop de eerste plaats in Mij zien. Laat mijn liefde je eerste gedachte zijn als je ontwaakt: de liefde van je God-mens. Ook je laatste gedachte vóór je inslaapt. En je blijvende gedachte elk ogenblik dat je nog te leven hebt. Je God-mens heeft je lief, zozeer zelfs dat Hij leed en stierf voor de liefde. De Eucharistie is ingesteld om je te troosten dat je niet op aarde was tijdens mijn 33 jaren. Wat zou je gelukkig geweest zijn als je Mij had gezien zoals Magdalena Mij zag. Wees dus gelukkig dat je Mij in de Eucharistie bezit. Het is dezelfde: Ik ben hier. Verlevendig je geloof en je hoop. Zalig zij die geloven zonder gezien te hebben! Ik heb bijzondere genaden voor hen klaarliggen. Verheug je dus vanwege die grote liefde die je omgeeft. Probeer er aan te beantwoorden. Ontleen aan Mij de wetenschap van te beminnen. Ontleen aan Mij alles waardoor je op Mij gaat gelijken. Ik wil mijzelf graag herkennen in jou. Je weet dat vaders graag horen dt hun kinderen op hen gelijken. Leef in dankzegging, speciaal na de maaltijden en regelmatig. Dat hoort toch zo? Zoveel heb Ik je gegeven. Ik heb je verlost. (Heilig Uur Witte Donderdag 6 apr. 1944, III 255)
128. Op mijn kamer opende ik op goed geluk een van de aantekenschriften en het was alsof het licht werd in mijn geest. Zie je hoe belangrijk het voor je is om dikwijls iets van mijn woorden te herlezen? Dat houd je gedrenkt in God; het onttrekt je aan de kleinheid van de wereld en zo kom je van de ene heilige ingeving naar de andere tot het doel, het begin van het waarachtige leven. Hecht daar alleen belang aan. Laat alles je daartoe geleiden! Houd je pas in om een aanloop te nemen en beter over de hinderpalen heen te springen. Vind gerust nieuwe wijzen uit om Mij lief te hebben. Zoek naar de vlugste manier. Wil je wel geloven dat Ik je zou willen zeggen: “Ontsnap Mij niet”! Zeg Mij dat ook jij Mij niet wilt verlaten! Als je Mij plaatst in je leven, zal Ik er zijn bij je dood. Samen gaan wij dan van deze aarde naar de andere wereld. Is dt niet een uitstekende reden om één te zijn in het leven? Luister naar mijn stem. Het is de stem van een liefde waarvan je je geen voorstelling kunt maken. Beveel Mij gerust je dierbaarste intenties aan. Je weet gewoon niet hoe ver Ik kan gaan om je te verhoren. (Heilig Uur, 13 apr. 1944, II 211)
129. Dank Mij voor gisteren. Ik heb je zoveel genaden geschonken. Maak er een goed gebruik van, verwende kinderen. Als anderen hadden gekregen wat jij hebt gekregen… Sluit je wil helemaal bij mijn Wil aan. Zeg Mij dat je Mij altijd trouw wilt blijven met je hart steunend op mijn hart. Ik wil je altijd graag geloven. Ik heb geen redenen nodig om je lief te hebben; je bent mijn kind. Denk aan mijn tedere liefde en geloof erin. Dat doet mijn Hart goed. Er zijn er maar weinig die de tijd nemen en zich moeite geven om zich mijn liefde te herinneren. Maar is het niet veel heerlijker om zo te leven? Veel eenvoudiger om Mij lief te hebben? Probeer het dikwijls. ’s Morgens en overdag. Het is een aantrekkelijke oefening en een aangename bezigheid: “God heeft mij lief als God en Hij is er”. Je weet; men noemt Mij niet de rechtvaardige of machtige God, maar de “goede” God. Geef jezelf helemaal aan deze goede God. Hij zal je aannemen en zich helemaal van je meester maken. Als een arend strijkt Hij neer en sleept je mee. Vertrouw jezelf toe aan de Liefde en geef jezelf over. Houd niets voor jezelf. (Heilig Uur 20 apr. 1944, III 257)
130. Zie de heilige Drieëenheid, waar je vandaan komt en naar wiens schoot je zult terugkeren. Aanbidding. Liefde. Vertrouw je aan Haar toe. Vraag voortdurend om vergeving. Als je lief hebt, heb je van Haar niets te vrezen. Wees een kind, heel klein en dank haar! Alles wat je hebt, heb je van haar gekregen. Alles wat in jou behaagt, komt van haar. Je hebt niets uit jezelf. Prijs haar om je succesje van gisteren, want haar komt alle lof toe. Leef in Mij die je bemint. Ik herhaal het dikwijls, zodat je het eindelijk gaat geloven. Ik houd je dikwijls gevangen en jij zou Mij willen ontsnappen, maar je blijft, om Mij genoegen te doen: daarin bestaat de liefde van de wil. Er bestaat een gebed van de wil waarbij je geen vertroosting hebt. Denk niet dat dit gebed Mij minder eert, want je hebt de bedoeling om Mij alle eer te geven waartoe je in staat bent, de bedoeling om mijn Rijk te verhaasten. Dikwijls gaat de bedoeling verder dan de eigenlijke daad. Net zoals een zieke te zwak is om zoveel te lopen als hij zou willen. Ik beschouw de bedoeling als een eerbewijs, ook je zwakste verlangens. Graag ziet een vader zijn kind ademhalen. Nu, en Ik dan!… (Heilig Uur 27 apr. 1944, III 258)
131. Heer, is het waar dat wij reeds in de schoot van God zijn? Probeer eens te begrijpen het mooie van de woorden “in de schoot van God”. Probeer ze te beleven. Zie hoe het kind zich langzaam ontwikkeld in de schoot van zijn moeder. Ontwikkel jij je in mijn Wezen terwijl je van Mij je verdere groei afwacht. Beweeg je in Mij. Adem in Mij. Drink Mij en eet Mij. Zaai je uit in Mij. Vergeet je eigen zijn. Zie Mij in alles. Als je zo bent overgegaan in Mij, blijf je in aanbidding en in liefde. Ja, is dat teveel? Is het genoeg? (Heilig Uur 25 mei 1944, II 212)
132. Lieve Heer, zo graag had ik willen arbeiden in de wijngaard van uw glorie! U herinnert zich nog nog wel dat ik, toen ik nog klein was, tegen U zei: “Zend mij in uw wijngaard”. Je vermeerdert mijn glorie en je brengt mijn Rijk vooruit door een daad die beter verricht wordt. Heb je niet gelezen dat een daad meer uitmunt als hij meer verborgen is? Dan geschiedt deze alleen voor Mij.. Je weet dat er diepe wouden bestaan, afgronden van de oceaan en bergtoppen die geen mens heeft gezien. Hun geheime pracht is er om Mij te verheerlijken. Met het inwendig zieleleven is het ook zo gesteld. Niemand heeft er enig idee van. Ik bied Mij die aan voor mijzelf. Ik vind er mijn genoegen in om met de kinderen der mensen te zijn. Ja, laten Wij altijd één zijn in het dal van tranen, dan zal Ik je geleiden naar de woning van het hemels Jerusalem. Daar zal niemand ons van elkander kunnen scheiden. Dat zal het ogenblik zijn dat nooit voorbijgaat. (Heilig Uur 8 juni 1944, III 262)
133. Ik zal gaan waar U maar wilt en tot wie U wilt. Ik ben niet meer van mijzelf maar van U. Denk eraan: alles komt van Mij en alles moet tot Mij terugkeren. Is het niet gemakkelijker om, als men liefheeft, te leven voor een ander? En als die ander God is, is het dan niet veel aantrekkelijker? Gevoel je jezelf niet als een prooi voor de God die jou liefheef? Als je wist wat de liefde is van een God dan zou je niet anders kunnen dan alles aan Hem over te laten en jezelf te laten verdwijnen in Hem. Dan zou je niet anders kunnen dan op Hem te rekenen in leven en dood. Zelfs op aarde geef je er de voorkeur aan om een superieur wezen lief te hebben; iemand die diep inzicht heeft trekt je aan, een vurig iemand ook, een weldoend mens eveneens. Ook al vermenigvuldig je steeds de gaven die je graag ziet in degenen die je liefhebt, God is nog groter! Want Ik bezit verrukkelijke eigenschappen die je nog nooit bent tegengekomen. En toch: deze God wil jou hebben… Jij! jij, niets betekenend vergeleken met het Al. Adem in Hem, beweeg je in Hem. Maar vooral: wees niet bang voor Hem, dat zou Hem bedroeven. Je blij vertrouwen eert Hem. Als je alles van Hem verwacht, zal alles je gegeven worden. Geef jezelf: dan geeft Hij zich. Wie zal Hem overtreffen of overwinnen? Kom naderbij, kom en leg je hart in het zijne. Je zult door Heem worden aangespoord om steeds maar goed te doen. Anderen zul je rust en kalmte geven, want Ik ben de vredebrenger. Dikwijls zul je er zelf niets van merken. Het valt je gemakkelijk je met Mij te verenigen, want alles komt van Mij. (Heilig Uur 22 juni 1944, III 265)
134. Je begrijpt; mijn instrument te zijn is een genade van uitverkiezing. Men moet Mij er vol liefde voor bedanken. Trouwens: alles wat je doet, doe het met liefde. Is dat niet vanzelfsprekend; je doet het immers voor Mij, die de Liefde ben. Het is moeilijk, Heer. Alles hangt af van wat je in Mij ziet. Zie je Mij als Liefde, dan zal je hart smelten en zul je vele manieren vinden om Mij lief te hebben, krachtig of teder, door offeranden of door vurigheid, door stille contemplatie of door woorden die uit het hart komen. Laat alles geschieden om Mij te helpen de wereld te redden. Wil je echt met Mij “verlosser” zijn? Ik heb jullie lasten en moeilijkheden, maar ook jullie vreugde nodig. Bied ze MIJ aan. Heel je leven wil Ik hebben! Je zult zien: dat duurt niet zo lang. Heb je in het begin veel aan jezelf voorbehouden uit onwetendheid of uit zelfzucht, ga dat nu goed maken door je over te geven, met de regelmaat van je ademhaling. Richt je altijd op God. Tracht minder naar buiten te verschijnen; verdwijn liever in Mij. Onthecht je van jezelf en van al het aardse. Kom, onthecht van alles, maar met grote blijdschap, net zoals je zou willen sterven. Denk niet dat je je tijd verloren laat gaan als je even tijd neemt om Mij lief te hebben, Mij te aanbidden. Mij te vertellen over jezelf. Dat heet bidden en bidden overtreft elke andere bezigheid. Als je dat niet deed, zou je als het ware een ontmoeting mislopen of te laat komen op een afspraak. Ik ben altijd het eerst op de afspraak. Ook al zoek je naar Mij, Ik ben er toch. Ik zou niet anders kunnen, want Ik heb je zo lief. Maar dat kun je niet begrijpen. Vraag om Mij lief te hebben. Daarmee beur je Mij op. Je vraagt niet genoeg! Vraag steeds om Mij gelukkig te maken, om Mij duidelijk te maken dat je vertrouwen hebt in Mij. Om Mij te zeggen dat je beslist jezelf wilt verbeteren en meer één met Mij wilt worden. Mijn Hart wil jouw pover hart geheel insluiten. (Heilig Uur 29 juni 1944, II 213)
135. Dank U, Heer, dat U mij liet ontkomen aan het bombardement van gisteren. Zeg Mij al je “dank-u-wel’s. Je bent er Mij evenveel verschuldigd als je gaven hebt ontvangen, want van jezelf heb je niets. Zo’n “dank-u-wel” maakt Mij blij. Alles wat uit het hart van mijn kinderen komt is voor Mij een feestelijk onthaal. Glimlach inwendig dikwijls naar Mij, dat vind Ik heerlijk. Dat geeft Mij jouw leven. Dat heb Ik je gegeven. Geef het Mij dikwijls. Alles neem Ik aan. Als je werkt aan de verlossing, druk Ik je aan mijn Hart en noem Ik je mijn helpster en Ik help je om dat te zijn. Dat is een opwekking voor ons allebei. Het is uit medelijden met Mij dat je mijn genaden vraagt. Ik wil je zo graag geven! Ben je er echt zeker van dat je even vurig verlangt ze te krijgen? (heilig Uur 6 juli 1944, III 266)
136. Ik zei: “Ik bemin U, mijn beminnelijke Liefde”. Geef Mij de liefste namen, maar nooit zul je in staat zijn om mijn aantrekkelijkheid precies weer te geven. Gebeurt het op bepaalde ogenblikken niet dat een tip van de sluier voor je wordt opgelicht? Dan maakt zich een verlangen van je meester om er méér van te weten. Je weet zo weinig van Mij! Je stelt je God voor, maar Hij is méér, want Hij is oneindig. Hij is geheel Liefde zonder grenzen. Let eens op mijn beeld in jou en geef je over aan Mij, zoveel je kunt en zoals je je nog nooit gegeven hebt. Wek een nieuw vertrouwen op. Geef in jou alle plaats aan God, zodat geen zelfzucht meer achterblijft… Wat eeen vreugde voor de bruid als zij een nieuwe woning vindt voor haar Bruidegom… als antwoord op een verlangen van haar Welbeminde. Laat niets na onderweg. Pluk offerbloemen en bied Mij die met een blijde glimlach aan. Wee een verrukking voor Mij. Zo dikwijls was Ik een verrukking voor jou. Blijf rusten aan mijn Hart, waar plaats is voor iedereen. Waarom durf je dat niet? Ik roep je toch? Kom. Bemin, omdat Ik bemin. Er is niets in Mij dat afschrikt. Laat je aantrekken door Mij, laat je doordringen van Mij. (Heilig Uur 13 juli 1944, III 267)
137. In de kerk van Le Fresne die de vorige dag was gebombardeerd. Ja zeker, ook angst telt mee voor de uitboeting, het is een offer voor de verlossing. Ook Ik was angstig in de Hof van Olijven en wat een angst… Ook hierin zijn Wij één. Ik heb willen delen in al jullie lijden. Stem er blij in toe om mijn smarten te delen. Dat staat Mij na aan het hart. Zie je hoe Ik tussenbeide kom bij alles wat je overkomt? Zie je de rol die Ik speel in je leven? Dat komt voort uit mijn overgrote liefde, die alleen maar verlangt één te zijn met jullie. Daarheen richt Ik de gebeurtenissen die je overkomen. Geloof in geen geval aan enig toeval. Altijd ben Ik hete die tussenbeide kom. Herken je altijd mijn tred? Alleen het geoefend oor van de liefde herkent die: die tred gelijkt op geen enkele andere. Luister oplettend. Hoeveel liever zal dit je zijn dan het koude toeval. Denk je eens in: je grote Vriend leidt alles ten goede! Of het nu het kruis is overdag of het kruis ’s nachts. Druk het aan je hart, want het komt van Mij. Het is niet zo maar een kruis, maar het kruis dat Ik voor jou bestemde. Kus de hand die het je aanreikt en ga dan in vrede verder op weg met dat kruis en met Mij. Graag wil je Mij helpen door Mij te troosten. Misschien heb Ik je alleen op aarde geplaatst om Mij te troosten. Denk dikwijls daaraan. Dan zal de charme die Ik je gaf Mij ontroeren. Het zal dan zijn alsof er een bloem opbloeit te midden van het kwaad, waarmee de haat Mij wil omgeven. Wees een kind dat Mij volop liefde, rust en vreugde schenkt. Wil je dat? Met groot respecht wacht Ik op je antwoord. (Heilig Uur, 27 juli 1944, III 269)
138. Ik dacht, terwijl ik druk bezig was: “maar ik moet me bezighouden met mijn Welbeminde”. Je Welbeminde houdt zich heel veel bezig met jou; ook als je druk bezet bent, is Hij er. Als jij erover tobt dat je geloof zo’n zwak lichtje geworden is, is Hij er. Als je denkt dat ze je vergeten, is Hij er en Hij is je middelpunt. Hij leeft in je en waakt over je en heeft je lief. Als je dat beseft kun je niet anders dan met fijngevoelige liefde aan Hem denken, aan Hem wiens wezen je maar vaag kent. Herhaal het Hem: “Ik weet dat ik niets van U afeet, maar ik geloof in U en vertrouw op U en geef mij vol liefde zonder voorbehoud aan U over, want U bent in hoge mate aanwezend, liefhebbend en de mijne”. Zeg dit niet enkel, maar wees ervan overtuigd. Dring diep door in de betekenis van deze woorden door mijn wonden te beschouwen. Kijk daar dikwijls naar, vooral naar de wonde van mijn Hart. Ik zal je niets weigeren als je één bent met Mij en met Mij wilt leven. Wil je dat doen? Ik nodig je ertoe uit. Verlegenheid, vrees of onverschilligheid zal je dat toch niet beletten? Doe een eerste poging. Je weet dat Ik je altijd help? Als je eenmaal de drempel van mijn woning hebt overschreden, zul je je daar meer thuis voelen dan bij jezelf. Je zult de verrukking van het geheime leven in eenheid leren kennen, in stilte, innige gemeenzaamheid. Wat een vreugde voor Mij. Moet Ik je er voor bedanken? Ben je gereed? (Heilig Uur 3 aug. 1944, III 270)
139. Ik zei: “Dag mijn schoonste liefde”. Ja, niets is zo schoon als Ik, die woon in jou. God in een ziel; God huwt met een mensenziel. Geen menselijke oog heeft ooit zo iets gezien; het is een schouwspel voor de engelen. Vraag aan je engelbewaarder dat je jouw rol op dit feestelijk toneel goed mag spelen. Het is een feest dat heel je leven kan duren, als je jezelf er met je arme goede wil toe leent. Heel dikwijls vraag Ik jullie enkel; je goede wil. Dat is al een gebaar van liefde, van vertrouwen op mijn hulp. Als je gesteltenis nederig en oplettend is, kan Ik je niet weerstaan. Dan kom Ik haastig naar je toe en Ik omring je met mijn liefde, die Ik tracht te temperen, zoals je een al te fel licht tempert om het oog niet te verblinden. Zo dikwijls lees je in het evangelie: “Vrees niet”, Ik verlang naar jullie liefdevolle genegenheid. Ik zie er steeds naar uit, maar vraag er niet nadrukkelijk om, omdat Ik een eindeloos respect heb voor de vrije keuze van de mens. Zo ga Ik langs de vreemdste omwegen en die zijn voor iedere mens weer anders. Met speciale voorzorgsmaatregelen maak Ik het hof aan de menseniel, soms door een herinnering, door een ingeving, door een gebeurtenis. Jijzelf hebt het ogenblik gekend dat je moet aangrijpen; dat je een keus moet maken, zonder om te kijken; en waarop je je vol vertrouwen overgeeft aan het nieuwe leven, dat niet langer een leven is voor jezelf, maar een leven met z’n tweeën ter ere van de Vader. (heilig Uur 17 aug. 1944, III 271)
140. Eerbied in de kerk: dat is een acte van geloof. Nu denk je: Dat betekent maar weinig. Maar Ik ben blij met je kleine daden. Je korte leven bestaat uit kleine daden. Geloof je ook niet dat je, door er beter op te letten, een hogere graad van tedere liefde kunt bereiken? Een beetje meer blijdschap begrijp je? Is het niet heerlijk dat je mijn vriendin en mijn troosteres mag zijn? Dat je alleen leeft voor Mij? Dat je zoveel mogelijk bemoediging en troost om je heen verspreidt om voor Mij een rustplaats te zijn? Is het niet heerlijk om jouw gedachte te toetsen aan mijn gedachten? Om je dicht bij Mij te bevinden alsof er een scherm werd neergelaten tussen de wereld en jou? Om van niets of niemand iets te verwachten tenzij van Mij? Eigenlijk bestaat er maar één ding wat droevig is: de zonden van de mensen. Schrei aan mijn Hart over je zonden; we zullen er samen over schreien en Ik zal vergeten hoeveel ze Mij hebben gekost en Ik zal je ervan bevrijden door ze zelf op Mij te nemen. Dan zul jij bekleed worden met de kostbare mantel van mijn verdiensten, waardoor je stralend mooi zult worden in het oog van de Vader. Geloof dit. Het is zo. Wat vindt de Barmhartigheid al niet uit. Vertrouw je eraan toe, dan zaal niets je meer verbazen. Het wonder van de Barmhartigheid is dat het de ondankbaarheid niet schijnt op te merken. (Heilig Uurr 24 aug. 1944, II 215)
141. Als je je ergens echt thuis voelt, laat dat dn zijn mijn huis: de kerk. Want daar ben Ik, je Bruidegom en grote Vriend. Je vindt Heem blij en enthousiast terug en nadert Hem met een tedere kus. Met de gebruikelijke aardse termen kan Ik mijn vurig verlangen om je dichter bij Mij te hebben niet uitspreken, want mijn liefde overtreft alle menselijke liefde en om haar uit te drukken zijn sterke en tegelijk tedere uitdrukkingen nodig die op aarde onbekend zijn. Als je dan bij Mij bent in de kerk, denk dan aan die onuitsprekelijke liefde van je Verlosser en aarzel niet om je liefde in eenvoudige woorden uit te drukken en betreur het dat je Mij niet vuriger liefhebt, dat je niet méér kennis hebt van God, dat je niet méér hoopt op Hem en vastere in Hem gelooft. Als Ik je dan zie in deze gesteltenis zal Ik voor de Vader alles aanvullen. Als Hij, de Vader, je aanwezig ziet in ons huis, de kerk, waar de Hostie is, zeg Hem, de Vader, dat ook jij je tot een hostie, een offerande wilt maken voor de redding van de wereld. In alles immers neem je tot voorbeeld je grote Vriend.. Dan zal de Vader Ons -want Ik omvat jou- met éénzelfde blik omvatten. (Heilig Uur 7 sept. 1944, III 272)
142. Ik help je om Mij te helpen. Maar ja, Ik help je altijd, …zonder dat je het merkt. Ik ben als een vriend die het goede doet in huis en die soms verdwijnt vóór men Hem heeft opgemerkt en bedankt. Niet dat Ik je bedankje liever niet zou hebben, integendeel voor Mij is het alsof je Mij streelt met je liefde. Maar je grote Vriend is zo oplettend dat Hij je in zijn fijngevoeligheid alle vervelende dingen wil besparen. Dan zeggen jullie dikwijls: “Hoe kwam dat? Was het geluk? Was het toeval?” En jullie denken niet: “Dat was Hij!” Dat was Hij die mij zozeer liefheeft”. Probeer jij Mij te herkennen. Maak Mij blij met je “dank-u-wel”, al was het maar eens per dag. Dan nog: je hebt er veel meer redenen toe, want Ik laat je leven, ademhalen, Ik laat je hart kloppen. Weet je dat? Omdat Ik jou nooit verlaat, moet ook jij Mij nooit verlaten. Daarin betoon je je dankbaarheid aan je Verlosser. Van ons tweeën zal Ik de gelukkigste zijn, want Ik heb jou nodig, meer dan jij Mij nodig hebt. Ik ben degene die er het meest naar verlang. Ik daal zover af dat Ik het je zeg: Ik lijk wel een bedelaar. Je bent verbaasd maar toch is het zo, want, daar Ik niet anders dan de liefde ben, heb Ik het meeste lief. Men vergelijkt mijn liefde met een verslindend vuur en het is maar een zwakke vergelijking. O, als je het zult zien en begrijpen… dan zou je wel terug willen naar de aarde om elke smart te ondergaan ter ere van de Liefde, die eindelijk je deel is. Geef Mij je hart! Je ziet, nu bedel Ik alweer. (Heilig Uur 14 sept. 1944, III 273)
143. Ik vroeg mij af of ik voldoende aandacht besteedde aan de geest van geloof bij mijn dagelijkse bezigheden. Het geloof wordt als een embryo gelegd door de Geest; men moet het voortdurend met alle middelen doen groeien door vele oefeningen en gebeden. Je kunt je toch niet voorstellen dat Ik iemand niet zou verhoren die Mij zegt: “Vriend, in wie ik geloof, maak dat ik vaster geloof om U vuriger te beminnen”. Dan zul je geloven alsof je Mij gezien en gehoord had. Soms benijd je hen die in mijn tijd leefden, maar die hebben, afgezien van de apostelen, niet zo dikwijls kunnen communiceren. Zij hadden Mij niet zoals jij, elke morgen in het diepst van je hart. Denk aan dat geluk en tracht het te vergroten door er gespannen naar uit te zien. Als je in de nacht wakker wordt, verlang dan naar de heilige Communie die je gaat ontvangen. Kun je ’s nachts niet veel inniger met Mij omgaan? Niets dat je kan afleiden. Voeg je bij Mij in de nacht die Ik doorbracht van Donderdag op Vrijdag, de nacht vóór mijn laatste levensdag. Elk uur had Ik te lijden en geen slaap werd Mij gegund. Eerst de uren in de Olijfhof, dan het verraad, de haat van mijn vervolgers, de verloochening van Petrus, de gevangenis en dan als de morgen aanbreekt, dringt het eerste licht van de dag door in mijn cachot. Herinner je dat alles? Ik heb mijn Vader dank gezegd omdat jullie verlossing nu heel nabij was. Bied Mij aan de Vader aan. Denk aan de zonden die begunstigd worden door de duisternis en vraag er vergeving voor. Vraag om de bekering van hen die ze bedrijven in naam van alles wat Ik heb doorstaan. Dan beur je Mij op. O, als je in staat mocht zijn om Mij de genade van een bekering afhandig te maken, wat zal Ik dan van je houden. Smeek Mij hierom in het midden van de nacht, met tederheid en vol verlangen. Mijn oor zal dicht bij je mond zijn en mijn Hart vlak bij jouw hart, ook al merk je dat niet. Maar doe het met de geest van geloof, vol vertrouwen dat je verhoord wordt. Als je zonder vertrouwen bidt, zou je Mij veel verdriet aandoen. Begrijp dus: Ik ben bij je, Ik luister naar je en Ik heb je lief ans mijn allerliefste. (Heilig Uur 21 sept. 1944, III 274)
144. Als je lijdt, ben Ik er om te lijden met jou. Weer ben Ik het die lijdt door jou. Sluit je innig bij Mij aan, de vereniging is alles. Als je gelooft in mijn liefde, zul je graag lijden, want dan zal het je toeschijnen alsof je Mij een beetje teruggeeft van wat Ik je gaf. Wat een goede ruil!! Zullen wij er eens om strijden wie het meest edelmoedig is? Als het mogelijk was, zou Ik graag door jou overwonnen willen worden. Maar je bent wel erg klein om je God de baas te blijven! Het egoïsme ligt altijd op de loer in het leven van de mens en verhindert heel wat dingen. Zeg Mij beslist: “Bij mij is alles voor U”. (Heilig Uur 28 sept. 1944, III 275)
145. Troost! Ben Ik niet de trooster geweest? Volg je Bruidegom na. Laat geen leed jouw pad kruisen dat niet door jou wordt verlicht. Zoals Ik je reeds zei: Waar jezelf niet aanwezig kunt zijn, laat daar je gebed zijn. Een wees er zeker van: als je anderen troost, troost je Mij in hen. Welk een heerlijke glorie zal Ik schenken aan degenen die Mij troosten. Men troost door lief te hebben. Ja, altijd spreek Ik over de liefde. Zou Ik, de Liefde, over iets anders kunnen spreken? Sluit je bij Mij aan, word ook liefde. Maak het tot een gewoonte. Het is nodig dat degenen, die Mij zijn toegewijd, een tegenwicht vormen tegen de massa haat en jalousie, die een gesel zijn van de wereld en die Mij zozeer pijn hebben gedaan. Heb Ik niet altijd gevraagd om liefde voor elkander en om wederzijdse hulp? Om zachtmoedig te zijn? Om grote saamhorigheid? Als je niet goed weet hoe, gebruik dan mijn stem om innemend te zijn. Neem mijn hand om die mensen toe te steken. Bedenk: zo zou Hij spreken, zo zou Hij handelen. Wij zijn toch één. Handel graag door Mij, zoals Ik graag wil handelen door jou. Leef in de geest van geloof. Nu is het de tijd daarvoor. In de hemel heb je geen geloof meer nodig. Door geloof kun je veel verdienen voor jezelf en voor anderen. Daarmee troost je Mij. Ach, je moest eens zien hoe Ik kijk naar mijn kleine troosteres. Denk aan mijn vreugde, dat zal je helpen. Laat jouw genoegen erin bestaan om Mij genoegen te doen. Net alsof jij iedere keer in het geheim en met kloppend hart een leve verrassing voor Mij klaarmaakt. En Ik, die je hart laat kloppen, zou Ik je niet met nieuwe tederheid liefhebben? (Heilig Uur 12 okt. 1944, II 217)
146. Heer, zullen wij mijn hart de “zitkamer” noemen van God? Iedereen kan een zitkamer binnenkomen. Daar komen dikwijls zelfs veel mensen van buiten bijeen. Geloof je niet dat de volgende namen: “mijn rustplaats”, “geheimkamer” of “goddelijke eenzaamheid” meer passen bij onze vertrouwelijkheid? Het is je tehuis, ontoegankelijk voor werelds rumoer. De symfonieën van liefde eindigen niet, want telkens beginnen ze weer van voren af aan. Het is ook onze gemeenschappelijke werkkamer, waar wij nieuwe projecten uitwerken voor de komst van mijn Rijk. Wij trachten het vuur van de toewijding aan te wakkeren en ons egoïsme af te leggen. Omdat je brandt van ijver voor mijn glorie, zul je een diepe spijt gevoelen over het verleden. Naar die spijt verlang je reeds sinds lang. Want het is niet voor iedereen weggelegd om zijn fouten te betreuren. Heel dikwijls, meer dan tot nu toe, moet je je terugtrekken in dat kleine huis van God. Daar hoor je de wereldse geruchten niet meer. Gekleed met het gratievolle gewaad van de ootmoed wacht je de komst af van je grote Vriend. Je ziet er vol vertrouwen naar uit, want je weet dat Hij spoedig zal komen. Soms is Hij er al het eerst, zijn Hart gevuld om dat van jou te vullen. Je kunt je niet voorstellen dat Ik ooit niet zou komen op een afspraak uit liefde. Zo graag zou Ik met iedere ziel zo’n afspraak maken. Men maakt in de wereld zoveel afspraken, maar niemand denkt eraan om Mij uit te nodigen. Is het omdat Ik God ben? Ja maar, Ik ben ook één van jullie. Er zijn aanbiddingen van het heilig Sacrament, maar wie denkt eraan om Mij het liefdevol samenzijn van het Heilig Uur aan te bieden? Hoeveel schatten heb Ik vol liefde klaargelegd? Maar men kwam niet… Misschien zullen ze later komen .. dan geef Ik ze alles. Mijn Rijkdom en mijn Macht staan in dienst van mijn Barmhartigheid. Als jullie nar Mij toekomen -ook al is het maar voor heel even- dank breiden mijn armen zich wijd uit om jullie te verwelkomen, want Ik vergeet nooit dat Ik voor jullie al mijn bloed heb vergoten. (Heilig Uur 26 okt. 1944, III 277)
147. Mijn Liefde: als wij nu eens binnen gingen in onze werkkamer, om te denken aan Uw Rijk? Beste kind, je verlangen naar mijn Rijk brengt het al dichterbij. Het is als een klein lichtje in de duisternis van deze tijd. het is alsof je druk uitoefent op mijn Hart. Stel je een arme voor die zo zwak is dat hij niet in staat is om zijn brandende dorst te lessen. Als op zijn lippen dan een paar druppels water vallen, zal hij dan niet erg blij zijn? Zo is een vurig verlangen naar liefde voor mijn Barmhartigheid een voorwendsel om in te willigen. Je weet wel, altijd geef Ik meer dan wat men Mij vraagt, met de bedoeling dat mijn mildheid in herinnering blijft. Want wie verlangt meer dan Ik dat Ik in jullie gedachten ben? Ook in de wereld zeggen vrienden elkaar: “Ik blijf aan je denken”. “Vergeet mij niet”. Maar waarom krijgt je grote Vriend, Hij die alles voor je is: begin en einde, niet van die aardige, vriendelijke woorden, die recht uit het hart komen? Je ziet: Weer ben Ik de bedelbroeder. Ik schrijf Uw heerlijke vragen op en verenig mij met U toen U schreef. Want in het Evangelie staat, dat U schreef in het zand. Maar nu schrijf Ik door middel van jou niet in het zand, maar in het mensenhart. Wat Ik schrijf geeft vreugde, wat Ik schrijf geeft licht. (Heilig Uur 2 nov. 1944, I 339)
148. Om mijn stem te horen moet je zorgen dat je als een schone lei bent, dwz je moet de gedachten aan deze wereld uitbannen, nederig over jezelf denken, zoveel mogelijk gevoelens van liefde in je opwekken en mijn hulp liefdevol smekend inroepen. Daarna wacht je in je binnenste vol nederigheid op de gunst van je Heer. Vanuit het standpunt van louter gerechtigheid, is Hij je niets schuldig. Maar door de onmetelijke liefde die Hij jullie toedraagt, zal Hij op zijn onuitsprekelijke en goddelijke manier bezit van je nemen en Hij zal je geheel aanvaarden, want Hij heeft je geheel geschapen. “Heer, U hebt al mijn geheugen, mijn verstand en mijn wil. Ik gaf ze U na ze te hebben ontvangen”. Geef ze Mij voortdurend. Elk ogenblik ben je vrij om ze weer terug te nemen. Maar die vrijwillige onderwerping van jezelf strekt Mij tot grote glorie. Vind je niet overal op je levensweg de voetstappen van mijn liefde? Ik ben een verborgen liefde, maar ook een uitbundige liefde. Ik ben een liefde zonder woorden, maar ook een welsprekende liefde. In het eenzaam tabernakel, war Ik dag en nacht woon, moet je mijn Hart weten te vinden. Wat lees je in dat Hart? Verdriet dat zovelen afwezig zijn en dankbare liefde voor mijn bezoekers. Ik druk mijn gelaat af op hun gelaat, want Ik zou graag zien dat, als zij van Mij weggaan, ze iets van Mij hebben opgenomen en dat dan naar alle anderen brengen; dat ze Mij brengen naar hun medemensen. Dikwijls zond Ik de apostelen alléén op weg en zij genazen zieken. Verlang om de zielen te genezen. Dan genees je je eigen ziel. Heb Ik je alles gezegd wat je van Mij verwachtte? Ik houd je vast. Mijn liefde omvat je. Gedurende een uur kan niets van jou Mij ontsnappen. Het is het Heilig Uur. Ja, zorg dat heel de rest van je leven één laatste Heilig Uur wordt. (Heilig Uur 9 nov. 1944, III 279)
149. Heer, ik ben zo blij dat deze regels goed zullen doen aan de lezers ervan. Toen je eens als tussenpersoon had gefungeerd op het kasteel van L.., door de buren voor te stellen, was je blij dat iedereen zich op z’n gemak had gevoeld. Wat dan te zeggen van de gelukkige gesteltenis die eigen zal zijn aan ieder van mijn dierbare lezers? Verwacht alles van mijn eindeloze goedheid. Begrijp wel: zonder einde! Ja, mocht iedereen die nu op aarde is met Mij leven zoals men leeft met z’n beiden. Heer wat moet ik doen? Bied dit verlangen aan de Vader aan door de handen van de heilige Gertrudis, waarvan wij vandaag het feest vieren. Sluit je aan bij de band die zij met Mij vormde. Zij zal je bekleden met haar verdiensten. Vraag dan elke genade voor jezelf en voor anderen. Heer, altijd vraag ik U de genade van liefde tot U, ik zou U zo graag meer beminnen. Twijfel nooit aan je Verlosser, ook al zie je nog niets. Ik ben de rijke weldoener met paleizen vol geschenken. Maar je ziet die geschenken niet. Alleen Hij, de Weldoener, kent de plaats die zij zullen innemen bij zijn vrienden. Geloof je niet dat zijn vrienden, die zijn rijkdom en grote goedheid kennen, in hun hart vol vertrouwen en dankbaarheid zullen zijn? Ja, Heer. Omdat Hij niet alleen zeer goed is maar ook vol liefde, mogen zij dan niet verwachten dat zijn onzichtbare geschenken in pracht alles overtreffen wat je je mar zou kunnen voorstellen? O mijn beste vrienden, twijfel nooit aan Mij! Ik overtref jullie met heel mijn oneindigheid. Laat niets je vertrouwen verzwakken. Oefen je er dikwijls in. Herhaal deze zin, die je zo mooi vindt: “Al zou U mij doden, nog zou ik op U vertrouwen”. Treed buiten de beperkingen van je natuur. Ken Ik beperkingen? En als het dan gaat om jullie lief te hebben… Ik zong voor Hem onder het draaien van mijn spinnewiel. Misschien dat je eens al de liederen die je voor Mij hebt gezongen, opnieuw zult horen, georkestreerd door de engelen. (Heilig Uur 16 nov. 1944, II 219)
150. Goede Vader, ik wil Uw Wil volbrengen en alles doen volgens Uw Wil, maar meestal doe ik mijn eigen wil en leef ik voor mijzelf. Men komt er niet meteen toe zich helemaal los te maken van eigen ik. Dan is een blik op Mij voldoende om je intentie te zuiveren. Ik bedoel: een van die blijglimlachende oogopslagen. Vergeet dus niet om naar Mij op te zien in de loop van de dag of gedurende de nacht. Daar moet je nooit genoeg van krijgen. Hoe zou een zo’n goede Vriend je ooit gaan vervelen? Als je een bekoring hebt tegen het geloof, zeg Hem dan een van je vriendelijke gezegden en de bekoring verdwijnt. Je begrijpt wel; je kunt je niet eens van Mij verwijderen, daar ben je veel te zwak voor. Juist als je zo dicht mogelijk nadert tot je grote Vriend,, altijd in vrome ingetogenheid, verzeker je je van een liefdevolle onmiddellijke steun. Ach, waarom twijfel je? Hoe kun je twijfelen? Ik ben een leermeester die onderricht geeft achter een gordijn, om de zeer grote liefde die hij zijn leerlingen toedraagt te verbergen. Ik ben als een renner, die ontsnapt aan het peloton om de andere renners tot grotere snelheid aan te sporen. Ik probeer immers met alle mogelijke middelen om jullie verdiensten te vergroten, mijn lieve kinderen. Wees toch niet bang voor Mij! Vrees dat je zou vrezen en woon eenvoudig in mijn Hart. (Heilig Uur 23 nov. 1944, I 340)
151. Het tweede gebod: “Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf”, is even groot als het eerste gebod. Daarom hoeft het je niet te spijten dat je Mij moet verlaten om te gaan naar je naaste. Ben Ik het zelf niet die hem voor je gereedhoud? Want dat hij in je leven kwam, hij en geen ander, dat is mijn werk. Daarom heb je daar je taak; invloed op hem uitoefenen. Let goed op die invloed. Wat waren degenen die Mij ontmoetten en Mij omgaven gelukkig, zo zelf dat ze anderen ertoe brachten om tot Mij te komen. Ik schiep een atmosfeer. Schep jij een atmosfeer van blijdschap en vrede om je heen. Neen, arme kleine, niet de vreugde en vrede van jezelf, maar door Mij. Ik zal in jou werkzaam zijn, in jou spreken, jouw gedachten leiden. Vraag aan Mij dat Wij één zijn in dit werk. Laat het zo zijn dat door jou mijn liefde doorschijnt naar anderen, zoals de zon schijnt door regen. Zou Ik ergens kunnen zijn en geen vreugde meebrengen? Het is een van de facetteen van het prisma van mijn Liefde. Heer, ik ben zo armzalig dat ik niet eens eet wat ik U vragen moet? Ik ben bereid om je te geven wat je ontbreekt. Ik ben een Vader, die zijn kind de wereld instuurt, maar erop let het te bewaren voor kwade invloeden en die alles in de omgeving van het kind zó regelt dat het over al het nodige beschikt. Die vader bezit de gave om zijn kind te volgen waar het zich ook bevindt. Want Hij vreest dat een rover het Heem wil afnemen. Daar het kind dat weet, zal het vol vertrouwen voortgaan op zijn weg, met liefde en dankbaarheid. Het zal aan zijn Vader alle goede ontmoetingen toeschrijven en zijn gedachten zullen naar Hem terugkeren met middelpuntzoekende kracht. Dan zal de Vader bovenmate gelukkig zijn en zijn goede gaven verveelvoudigen. Maar Hij laat zich nooit zien aan het kind, want Hij wil het voorwerp van zijn tedere zorg niet in verlegenheid brengen. (Heilig Uur 29 nov. 1944, III 282)
152. Lieve Heer, heeft U mij vandaag iets te zeggen? Ik heb je altijd iets te zeggen, want altijd vloeit mijn Hart over van liefde. Je geeft je er geen rekenschap van en je verhaast je over die liefde. Ook al besef je die liefde nauwelijks, probeer er toch meer aan te denken, daar zal Ik zo gelukkig mee zijn. Je zou kunnen zeggen dat Ik in mijn liefde jullie blij wil maken. Zovelen willen daar niet in geloven. Dat was mijn dodelijke droefheid in de Hof van Olijven. Maar zij willen niet eens dat je het hun zegt. Jij, geloof onvoorwaardelijk in mijn liefde. Wees er dankbaar voor, wees er gelukkig mee en houd je in gedachten ermee bezig want het is je kostbaarste bezit. Wekt dat je niet op als je eenzaam bent? Is het niet je gezel in de nacht? Wat zou je op aarde zijn zonder Mij? Zou je dan nog de moed opbrengen om te leven of te sterven? Wat is dat een steun en veilige schuilplaats voor je. Ik wil jouw schuilplaats zijn! In de hemel zul je verrukt zijn over de grote eigenschappen van God, over de fijngevoelige liefde van je grote Vriend, over zijn schoonheid en goedheid, over de volmaaktheden die je hier zoekt en die je in het Oneindige vinden zult. (Heilig Uur 7 dec. 1944, III 286)
153. Wees niet bang om bij Mij binnen te komen, de poort staat wijd open. Je zegt Mij iets aardigs, heel eenvoudig. Je kijkt Mij aan, glimlacht naar Mij. Dan ga je weer aan je bezigheden, wetend dat je Mij overal waar je gaat meedraagt, bereid om Mij onderweg een of ander offertje te brengen. Daar ben Ik trots op alsof het een heel duur cadeau is! Denk meer aan het hiernamaals. Alle kunstschatten op aarde, die je zo bewondert, wat zijn ze vergeleken met de hemel? Wat verlang Ik naar jullie komst… van jullie allemaal. Ik heb het grote feest zo goed voorbereid. Ok jouw plaats is gereed. Begrijp toch hoe ongeduldig Ik wacht op de ontvangst van Mijn gasten… om te genieten van hun verrassing en verrukking.. Ik zelf, de Christus, ik heb alles betaald… en Ik heb het duur betaald, jullie geluk! Toch is het weer net voor Mij of jullie het Mij aanbieden. Zo groot is mijn blijdschap over jullie blijdschap, mijn arme kinderen! (Heilig Uur 7 dec. 1944, I 342)
154. Het is omdat Ik woon in het tabernakel, dat de Vader getroffen is als Hij je aan mijn voeten ziet. Daarom vraag Ik je om hier het Heilig Uur te houden. Dan houd je Mij gezelschap samen met de engelen die bij Mij waren in de Hof van Olijven. Zij waren daar om Mij te sterken. Wees jij nu ook hier om Mij te sterken nu Ik alleen ben. Je ziet: er is niemand in de kerk. Zelden krijg Ik bezoekers en die hebben haast. Als zij echt geloofden dat Ik tegenwoordig ben in het huisje op het altaar, zouden ze Mij dan niet meer tonen dat zij Mij liefhebben? Of minstens tonen dat ze met Mij meeleven? Zouden ze Mij niet hun noden uiteenzetten? Ik ben toch rijk en machtig. Zij geloven eerder in mijn macht dan in mijn liefde. en jij? Heer, ik geloof in Uw grote liefde. Troost en bemoedigt het je niet, als je ziet dat je zozeer bemind wordt? Wat zou je leven zijn als Ik er het doel niet van was? Waarom zou je verlangen naar de dood als Ik niet achter de deur stond? Oefen je in het geloof. Toen je leerde lopen, stapte je er maar op goed geluk op af en langzaam leerde je stevig te lopen. Doe ook zo in je inwendig leven; ga op weg naar de Drieëenheid, naar mijn Moeder, telkens dapper opnieuw, steeds directer af op het doel. Dan wordt het een gewoonte. Dan zul je groeien Omdat al je daden een goede of kwade weerklank hebben, zul je ook anderen doen groeien. Je hebt Mij immers gezegd dat je Mij wilt bijstaan in het werk van de verlossing? Laat dat het dol van al je handelingen zijn. Dat was het doel van al mijn handelingen , Wij moeten altijd samenwerken. Doe Mij de eer aan dat je gelooft dat Ik dat graag wil. Heer, ik ben helemaal van U. Op het ogenblik wel, maar je moet Mij niet ontgaan. Er zijn van die ogenblikken dat je je lusteloos voelt. Je bent immers nog in de tijd van nevel, de tijd van geloof. Je roept Mij aan, maar het lijkt wel alsof Ik je niet hoor. O jij, kleingelovige! Sta vast geworteld in de waarheid. Ondanks alles moet je roepen en nog eens roepen tot Mij. “Toch weet ik dat U de mijne bent, want ik ben de Uwe. Ondanks alle schijn van het tegendeel ben ik zeker van U”. Ik wacht op dit ogenblik, want dat is het nu juist waar Ik wil dt je liefde je brengt; tot vertrouwen boven alles. En boven alles; dar ben Ik. (Heilig Uur 13 dec. 1944, III 287)
155. Ik zat in de trein en dacht: “Zo dikwijls heb ik zijn woorden opgetekend. Is het al voldoende, of moet ik er mee doorgaan?” Je hebt toch niet genoeg van Mij gekregen? Je wilt Mij toch niet dwingen om voortaan te zwijgen? Het is toch immers mijn vreugde om mijn Hart steeds weer uit te storten in de harten van de mensen! Ik zeg “steeds weer” want het is Mij een behoefte dat Ik leef in jullie gedachten. Ik, levend in jullie. Dat vind Ik heerlijk. Wees niet bang om Mij lastig te vallen of om anderen lastig te vallen, want door jou richt Ik Mij tot deze of gene, om hem of haar gerust te stellen en aan te moedigen om tot Mij te komen en zich bij Mij uit te spreken. Ik zou zo graag zien dat ze vertrouwelijk met Mij omgaan. Zelfs al weten zij niet hoe zij met Mij moeten praten, laat die goede mensen toch niet bang zijn om naar Mij toe te komen; laat ze Mij zeggen: “ik vind het zo moeilijk, het is de eerste keer” en zelfs als ze niet weten hoe ze Mij moeten aanspreken, laat ze Mij dan zonder een woord tonen dat ze Mij genegen zijn. Ik ben er, kleine maar o zo dierbare mensen en Ik luister naar jullie. Wacht niet langer. Vertel Mij alles over jullie. Bid voor hen die bang voor Mij zijn. Hoe kunnen ze! Ik ben de goede Herder en Ik neem het verdwaalde schaap met liefde op mijn schouder. Ik voel Mij wèl een armzalige Herder in de tijd van nu: wat een tuchteloosheid, wat een haat. De verderver rooft de schapen weg. Reeds tweeduizend jaar lang is er strijd tussen satan en de Zoon des mensen. Jij die verlangt naar de komst van mijn Rijk; bid. Bied voor Mij aan de Vader een boeket kleine offers aan in al de kleuren van de liefde; offers van geduld, offers van nederige, diep nederige naastenliefde, offers van je trots, verenig je met de gevoelens van mijn Moeder, die zichzelf de geringste achtte, zij! En dat alles gewillig en blij, dankbaar dat je Mij dit mag aanbieden. Wil je dat echt? Wat een prachtig boeket zal dat worden en met trots laat Ik het zien: “Dat kreeg Ik van mijn dochter!” (Heilig Uur 21 dec. 1944, DI I 343)
HEILIGE UREN 1945

156. Ik had mijn hoofd vol met allerlei zaken. Zeg Mij: “Dat is allemaal voor U”, want Ik was er voor jou, elk ogenblik van mijn leven. Ik kwam uit liefde. Ik kwam uit liefde om je te redden. Mijn dagen waren geheel vervuld met zaken die jullie zouden dienen . Doe jij nu niets buiten Mij om. Zelfs al komt het je voor dat er helemaal geen verband is met Mij. Alles staat met Mij in verband. Wijs Mij niet af; wijs Mij nooit af. Elk ogenblik voor Mij. Ik sta klaar om je te ontvangen. Als je anders handelde zou je Mij doen geloven dat Ik je intieme vriend niet ben. Ben Ik het niet meer? O, toch wel. U bent mijn grote schone Liefde. Zeg Mij de vriendelijke dingen die in je hart opkomen. Maak je hart warm voor Mij met de bedoeling om Mij te verwarmen. Net of je vreesde dat Ik niet voldoende aardig voor je zou zijn. Alsof Ik niet diep getroffen zou zijn door jou en je Mij daarom heel liefdevol aansprak. Je brengt Mij op die manier ertoe om te doen wat mijn vak is. Zalig ben je als je dit vast gelooft. Ga dus tot het uiterste in liefdevolle gedachten en verlangens, in offers uit liefde. Dapper doorzetten, want je doet het voor Mij die je tot dwaasheid toe lief heeft. De dwaasheid van het kruis is een realiteit. Ben je daar wel helemaal van overtuigd? Altijd die afstand die er bij je is tussen God en zijn schepsel. Ik voor Mij probeer alsmaar alle afstand weg te nemen. Graag vergelijk Ik het met het kleine kind dat beide armpjes legt om de hals van zijn vader. Is er nu zoveel plechtstatigheid nodig bij de liefde en bij de dankzegging? Je ziet toch dat de vader veel meer liefde schenkt dan hij krijgt. (Heilig Uur 4 jan. 1945, III 288)
157. Thuis onder dikke sneeuw. “Ik probeer bij U te zijn,, Heer, maar het is toch anders dan in de kerk”. Het is niet zoals in de kerk, maar ook hier is God tegenwoordig. Het is het waaklampje van je leven. Wanneer je er vast in gelooft, wat een troost is dat dan zowel voor Mij als voor jou. Als iemand geen aandacht schonk aan jouw aanwezigheid, zou je dat geen pijn doen? Vooral als je het uit liefde deed. Ik ben geheel liefde, als men Mij kwett, kwetst men de liefde. Niets wat zo pijnlijk is. O mijn trouwe vriendin, doe dat nooit! Wanneer je spreekt tot Mij, kies dn woorden die de Liefde verrukken. De manier van spreken betekent veel in een gesprek. En als je spreekt met God, laten je woorden dan edelmoedig zijn, vol liefdevolle toewijding. Welke woorden zou je niet gebruiken als je Mij zou zien? Daarom zeg Ik je dikwijls wees niet bang dat je met je bewijzen van liefde overdrijft. Ik schrok er niet voor terug om ál te ver te gaan. Nu heb je de gelegenheid om Mij uit vrije wil lief te hebben, om je God in verrukking te brengen: nu! Wees aantrekkelijk voor Hem die zo aantrekkelijk is. (Heilig Uur 11 jan. 1945, III 291)
158. “Alle kruimels van mijn tijd zijn voor U, tot de laatste van mijn leven aan toe. Ook dan als ik de kracht niet zou hebben ze aan U aan te bieden”. Ik weet wat Mij toebehoort in de mensenharten. Heb je het wel eens opgemerkt? Mensen die niet veel bezitten, weten goed wat ze bezitten… Als ik het aantal nu levende mensen zie, moet Ik vaststellen dat een klein, heel klein aantal de Mijnen zijn. Ik heb behoefte aan mensen die Mij troosten door hun innige vertrouwelijkheid. Dat zijn degenen die zeggen: “Ik behoor Hem helemaal toe”. En die er ook naar leven… Ik vraag je daarom om je vele malen per dag terug te trekken in je binnenste, in je cenakel, waar je je met Mij onderhoudt. Wanneer je Mij dan alles hebt gezegd, blijf je stil aan mijn Hart en dan zul je mijn stem vernemen. Deze week heb je de kracht ondervonden van leven in afzondering en stille overpeinzing. Hoe goed is het om op zoek te gaan naar zijn God vol liefde. “Waar is Hij? Nauwelijks had ik Hem gevonden of Hij ging weer snel heen en ik weet niet waar Hij heenging … Wie zal Hem weer bij mij terugbrengen?” Je innige smeekbeden ontroeren Mij en brengen Mij weer naar je terug. In de hemel zul je Mij bezitten zonder dat je Mij erom hoeft te smeken. Maar in deze tijd van geloof moet je Mij je geloof tonen door je verlangen nar Mij. In de morgen moet je om Mij roepen. Zo goed ken ik die roep van jou! Beroof Mij er niet van! (Heilig Uur 18 jan. 1945, I 344)
159. Heb je Mij meer lief? Heb je geleerd om te hopen? Heb je Mij je volkomen vertrouwen geschonken? Ga elke avond de loop van je dag na. Zeg tot jezelf: Ik heb toch geen enkele gelegenheid tot liefde voorbij laten gaan? Verwachtte Hij mij misschien ergens en was ik er niet? Verwachtte Hij misschien van mij dat ik bij deze of gene gelegenheid meer zeker van Hem was? Als je ziet dat je ontmoetingen met je God hebt misgelopen, verneder jezelf dan, maar aan mijn Hart, waar anders? Daar hoor je thuis, dat is je woonplaats. Houd je daarop, als vanzelfsprekend, zonder aarzelen. Je moet je aanwennen om niet meer aan jezelf toe te behoren, maar aan Mij, zoals Ik de jouwe ben. Is dat zo moeilijk? Misschien dat je het niet genoeg probeert. Of vraag je Mij wel om je te helpen? Wat een eer dat je geholpen wordt door God. Dat haalt je helemaal niet omlaag. Bovendien doet je kinderlijk vertrouwen Mij genoegen. Ik heb je als het ware alles geleend, maar op zo’n delicate manier dat je het niet eens merkt. Dat zou dan een uitleg kunnen zijn voor een zekere aanmatigende houding jegens Hem die je dat alles leende. Jij die beter eet: zeg dank! En laat die dank zijn volle waarde krijgen door je hoogachting voor de geschonken gaven en door tijdens je levensweg het beste wat je kunt, te doen om wille van Mij en voor Mij en niet omwille van het goede op zich. Ja, doe alles met liefde. (Heilig Uur 25 jan. 1945, III 293)
160. Verbaas je er niet over dat Ik je ingaf om altijd weer te vragen om barmhartigheid, nederigheid en zachtmoedigheid. Is dat niet de karakteristiek van het Hart van je Bruidegom? Moet je niet trachten op Hem te gelijken? Zul je niet veel gelukkiger zijn als je deze deugden bezit? Ik zocht immers altijd ernaar jou gelukkig te maken. Het is dus beslist mijn verlangen dat je deze drie eigenschappen tracht te verwerven. Ze zijn zeldzaam en ze zijn heerlijk! Vraag ze aan mijn Moeder. Breng offers om ze te verwerven. Eerst moet je ernaar verlangen. Dat is alvast de kiem. En zoals altijd moet je Mij om hulp vragen. Ik ben net als een vader die graag dat zijn kind, dat nog niet kan lopen, hem zijn armpjes toesteekt… Als zijn kind moe is, neemt hij het op in zijn armen. Wie is gelukkiger; de vader of het kind? Ach, als je de barmhartigheid kende… Die barmhartigheid moet je proberen na te volgen. Over alles heenstappen om je te buigen over een bedroefd of eenzaam hart, zonder te letten op teleurstellingen noch ondankbaarheden, ja nog liefdevoller te zijn voor hen die je leed hebben aangedaan. Je moet Mij laten zien door jou. Laat dat je bedoeling zijn. Dan zal Ik me door jou laten zien. Je bent zo gering dat je je afvraagt hoe dat kan? Hoe kun jij door je stem, je blik, je gebaren een weldaad zijn voor een bedroefde, een eenzame, een zieke? Dan moet je uit jezelf treden en overgaan in Mij. Dan zal Ik overgaan in jou, in je stem, in je oogopslag en in je gebaren en werken in jou en door jou. Wees innig met Mij verenigd; mijn wil is jouw wil. Eén doel: de glorie van de Vader. Zeg: Ik heb U lief uit geheel mijn hart, dat U mij gaf”. De Vader aanvaardt ons beiden in één offerande. Ik en jij, één. (Heilig Uur 1 febr. 1945, IV 1)
161. Ook al zou jij Mij niet meer liefhebben, Ik zou je altijd blijven liefhebben. Ook al zou jij niet meer de stilte zoeken om naar Mij te luisteren, nog zou Ik mijn woord laten horen. Zo vindt iedere zondaar Mij, wachtend op hem, want niemand kan mijn liefde wegen, de waarde ervan beseffen, mijn liefde meten. Niemand kan weten hoe ver mijn tederheid gaat. Als Ik zeg: “Ik heb dorst” dan vraag Ik om jouw liefde. Zie naar mijn leven en mijn dood. Heb Ik geen recht op je liefde? Geef Mij die dus heel de dag door. Nooit kun je te ver gaan. Jullie zijn geschapen om Mij lief te hebben, dat is het waarvoor je vermogens gemaakt zijn. Geef die liefde, die je Mij verschuldigd bent, niet aan anderen. Aanbid Mij, je laatste doel. Doe alles voor Mij, de Enige. Geloof je ook niet dat Ik mij verheug als je Mij noemt: “de Enige”? Heer, U weet alles, daarom zeg ik maar weinig tot U. Maar doet het je geen goed jezelf meer uit te spreken voor Mij? Het verwarmt je hart als je Mij de mooiste namen geeft. Als je anderen uit je omgeving met een hartelijk woord aanspreekt, is dit een weldaad als van een zonnestraal. In tegenstelling tot scherpe, bittere woorden die verdriet aandoen. Ik reken op jou om het leven van anderen te veraangenamen. Je kunt het door de gaven die je van Mij kreeg. Onttrek je er niet aan en doe het in vereniging met de vreugde die Ik bracht aan de zieken, de zondaars, de bezetenen. Zoveel mensen zijn bevangen door droefheid of bezeten door een geest van kwaadwilligheid. Denk aan Mij en bevrijd ze door je lieve glimlach. Laat je ogen vriendelijk als de mijne zijn, je blijheid als mijn blijheid, dan sta je sterk, want Ik steun je. Begin terstond: met jouw hart in mijn Hart. (Heilig Uur 8 febr. 1945, IV 2)
162. Is het niet te lastig voor je? Wat Mij betreft, Ik wacht op dit uur dat je bij Mij bent als op een feest. Je weet wel; als je uitgenodigd wordt op een feestdiner, dan ben je er tevoren al blij mee. Dat mijn schepselen Mij uitnodigen is voor Mij een des te groter vreugde omdat Ik die uitnodigingen zo zelden krijg. Heb je ook wel eens gemerkt; aan bepaalde mensen denkt men niet als de uitnodigingen verstuurd worden. Ze moeten er toevallig van horen of ze horen het feestgedruis in de verte, maar zij staan er buiten; of misschien worden ze niet zo gewaardeerd. Dikwijls heb Ik het gevoel dat Ik bij zulk soort mensen behoor… Maar als jij dan, terwijl je het zo druk hebt, in plaats van naar vrienden te gaan, naar Mij toekomt, dan zou Ik je haast willen bedanken en blij willen zeggen: “Dus Ik hoor er ook bij!” O, Heer, als U bij mij bent, bent U bij Uzelf thuis. Wil je Mij dat dikwijls zeggen? Dat verwarmt mijn Hart in de sfeer die dikwijls zo kil is. Jij, arm schepseltje van je Schepper en Heer; je maakt Mij gelukkig. Zeg Mij dan dat je zo naar Mij verlangt en als je het gevoel hebt dat dat verlangen wel sterker zou kunnen zijn, zeg Mij dat. Ik zal je een sterker verlangen naar Mij geven. Ja, meer dan dat: Ik zal je het verlangen geven om je los te maken van het aardse en zo Mij te ontmoeten. Zeg Mij: “Heer, zo graag wil ik dat ik de Uwe en U de mijne wordt”. Het verlevendigen van je liefde tot Mij is een werk van iedere dag. Daarvoor heb je moed nodig en na de moed van gisteren moet je vandaag weer nieuwe moed opbrengen. Ik help je wel, dat weet je. Zeg Mij dat je dat weet: zo’n akte van gelovig vertrouwen maakt Mij blij. Aan jou laat Ik over om mijn werkzaamheid -bijvoorbeeld in bepaalde gebeurtenissen- te ontdekken. Wat een vreugde voor Mij als je Mij daarin herkent! Dat je zegt: “Dat moet Hij geweest zijn”. wat maakt Mij dat gelukkig. Dat is nu jouw zending op aarde; dit aan anderen te leren en te maken dat ze van Mij gaan houden. Jij moet het hun vragen… Ik vraag niet gauw. Ik wacht af. Wees jij mijn apostel, breng ze naar Mij toe. Ze hoeven maar een paar passen te zetten in mijn richtring… Ik kom ze wel tegemoet en leg graag het grootste deel van de weg af. (Heilig Uur 15 febr. 1945, IV 5)
163. Zal de overtuiging dat U mij zo liefhebt mij wellicht doen sterven van vreugd? Je moet niet alleen weten dat Ik je zo zeer bemin, maar vooral: je moet er in geloven. Als de mensen er echt in geloofden zou dat zo’n troost voor hen zijn te midden van allerlei beproevingen. Ze zouden weten dat alles wat hun overkomt, voortkomt uit mijn verlangen om hun goed te doen en dat Ik met ieders draagkracht rekening houd. Maar er zijn er die Mij kwaadwilligheid toeschrijven, zij koesteren verlangens van wraak. En toch is het zo goed om mijn eindeloze liefde te overdenken en het is ook de eenvoudige waarheid. Herinneren zij zich dan mijn lijden niet meer? Bewees Ik door dit lijden niet dat Ik ze zeer bemin? Voor jou, moet het de eenvoudigste zaak van de wereld zijn om te geloven dat Ik je meer dan wie ook liefheb. Dat moet voor jou een voortdurende bron van vreugde zijn en een reden om je één te voelen met Mij. Dan denk je: “Hij en ik” en je beleeft het. In je binnenste leven Ik en jij. Als je het kruisteken maakt sluit je Mij als met tralies op in je hart. Behalve in de heilige eucharistie leef Ik op aarde ook in de harten van de mensen die zich voor Mij hebben opengesteld. Zij riepen om Mij. Zij riepen dag en nacht om Mij. Toen kwam Ik en Ik heb in hen mijn verblijf gevestigd. “Heer, bij mij bent U altijd in uw eigen huis. Ik zou wel willen griffen in mijn hart: “Rusthuis van Hem”. Later in de hemel zul je mijn antwoord horen: Het gelukkige verblijf voor mijn Gabriëlle, Zeg dikwijls dat je erin gelooft. Je moest soms als gek van vreugde zijn omdat je zo bemind wordt,, want je weet: er zal je geschieden zoals je gelooft. Zo stijg je steeds hoger van vereniging neer eenheid. (Heilig Uur 1 maart 1945, IV 6)
164. Heer, gisteren kwam ik in de verleiding om mijn dagelijks bezoek uit dankbaarheid voor de heilige Communie over te slaan. Waarom? Had Ik je die dag minder lief? Had Ik mezelf niet helemaal aan je gegeven? Beginnen mijn schatten van ontferming op te raken? Weet je dan niet wat een plezier je Mij doet met je bezoekjes? Je komt immers niet voor de mooie achitectuur en andere schoonheden van de kerk? Je komt toch met Mij praten als met een vriend? Het was toch niet je bedoeling om wat gebeden op te zeggen? Maar je vernederde jezelf voor Mij; ook in je eigen ogen verootmoedig je jezelf. Kijk, als je soms dacht dat jij, mijn instrumentje, mijn gunsten waardig was! Heer, laat me mijzelf alleen erover verheugen, vooral als die gunsten de komst van uw Rijk kunnen bespoedigen. Moge alles, Heer, anderen ten goede komen en moge geen van uw woorden verloren gaan. Je zult eens zien wat mijn liefde tot stand brengt. Je weet toch: Ik geef veel meer dan men hoopte te krijgen. Heb je dat niet ervaren, zowel in geestelijk als in tijdelijk opzicht? Je moet in Mij iemand zien die je altijd vergezelt. Altijd ben Ik binnen het bereik van een woord uit je hart, een wens of een vriendelijke glimlach. Je wilde mijn ziel groeten en terecht, want in mijn ziel heb Ik meer dan wie ook geleden. Daarom is mijn ziel in de hemel de hoogste verheerlijking ten deel gevallen. Mijn ziel leed meer dan anderen, omdat mijn ziel meer dan die van anderen gemaakt was om lief te hebben. Geloof je nu eindelijk in mijn liefde, altijd en op elk ogenblik, mijn zeer blijde liefde? Heel graag, Heer! Wal belet mij toch om helemaal zeker te zijn? Geef Mij heel dikwijls de liefste namen. Dan ga je vooruit! (Heilig Uur 15 maart 1945, IV 7)
165. Zoëven heb je een zeer zieke vriend bezocht en je had medelijden met hem. Wat zul je zeggen tot je grote Vriend als je zijn smarten ziet? Bezie ze goed, want ze zijn voor jou, ze behoren aan jou. Wees zo nederig dat je je ermee bekleedt. Zeg Mij: “Ontferm U over mij die maar een zondares ben”. Geloof het en Ik zal Mij ontfermen. Zie je nietswaardigheid. Als je die duidelijk zag, zou je ontstellen als je mijn barmhartigheid en liefde niet kende. Besef de armzaligheid van je ziel en zijn gebrekkigheid. Je bent niets uit jezelf. Dit beeld van jezelf zou je doen schrikken als je niet rekende op de rijke verdiensten van je Bruidegom. Reken daar vast op in deze Passietijd. Ontdek mijn vurige liefde door de details na te gaan van mijn dood in gehoorzaamheid, met de zachtmoedigheid en bereidvaardigheid van heel mijn zijn. Die aanvaarding en zachtmoedigheid alweer voor jullie. Ja, mijn kinderen, als jullie in mijn ziel hadden kunnen lezen! Later zullen jullie het beter begrijpen. Bemin nu reeds alsof je het al begreep. Probeer het maar. Geef Mij je goede wil als klein kind. (Heilig Uur 22 maart 1945, IV 9)
166. Dank, Heer, voor de genade om vaster te geloven in uw liefde. Daar komt het alleen op aan. Vat dus moed! Want als je weet dat je wordt bemind, wordt je ijver vertienvoudigd en ben je vol blijde vurigheid. Dat spoort je aan om met blijde liefde naar Mij op te zien. Dan zul je ook beter de fijne attenties opmerken en je zult zeggen: “Deze ontmoeting of die gebeurtenis kwam van Hem!”. Soms had je het niet geraden…. Dat moedigt je aan tot offers uit dankbaarheid. En als Hij je eens schijnt te vergeten, denk dan: “Toch weet ik zeker dat Hij mij met al zijn liefde bemint”. (Heilig Uur 5 april 1945, IV 10)
167. Op het station van Angers vond ik ondanks de ontzettende drukte een plaats in de trein. Je ziet hoe bezorgd Ik ben voor de mijnen. Temidden van al dat lawaai trek Ik ze in een gelukkige afzondering en kan Ik ze waakzaam houden om te luisteren naar de Welbeminde. In het Evangelie lees je: “Toen Ik jullie zonder beurs en zonder stok uitzond, heeft jullie toen iets ontbroken?” Zij antwoordden: “iets, Heer”. Kun jij niet hetzelfde zeggen? Heer, dikwijls ben ik tekort geschoten. Over die tekortkomingen moet je je vernederen, maar niet verbazen. Spreek de wens uit dat je genezen wordt van je gebrek aan oplettendheid in mijn dienst. Onderzoek niet alleen de waarde van je daden, maar ook de bedoeling die je ermee had, de bedoeling namelijk om Mij te verheerlijken. Misschien moet je meer letten op wat je voor Mij doet, om je vurigheid en je liefde te vermeerderen. Je zou beter op kleinigheden moeten letten: kleinigheden die grote verdiensten kunnen opleveren! Let goed op de kleine dingen, mijn Gabriëlle. Zeg tot jezelf: Ze zijn op de maat van mijn kleine natuur, dat houdt je bescheiden. Heb je wel eens opgemerkt dat je dikwijls opnieuw moet beginnen met nederig werk? Doe dat van ganser harte; je weet dat Ik dat graag zie. Voor Mij te willen leven, alles te willen zien in zijn betrekking tot Mij. Jouw leven aan te passen aan Mij, ziedaar de nog korte weg die je voortaan moet afleggen. De glorie die je Mij daarmee kunt geven, ontneem Mij die niet! (Heilig Uur 12 april 1945, IV II)
168. Heer, uw arm kind, beeld van U, zit hier voor U en verlangt heel erg naar U. Heb je wel eens opgemerkt dat als de mensen met elkaar praten, ze elkander deelgenoot maken van hun persoonlijke belangen en zaken? Ze besteden er veel tijd aan, maar zonder veel profijt. Denk je ook niet dat, als ze nu eens met Mij, hun Vriend, over al hun zaken zouden gaan praten, Ik blij zou zijn mee te tellen in hun gedachten en dat Ik hun vertrouwen rijkelijk zou belonen? Tussen hen en Mij zou dat telkens opnieuw een vertrouwelijkheid scheppen en het zou hen gelukkig maken, want door het contact met Mij zou hun leven gemakkelijker verlopen. Het zou een leven worden met z’n tweeën, Ik zou het zwaarste werk op Mij nemen. Ik kom er dus op terug: Praat met Mij. Praat met Mij en onze harten zullen één worden… Is dat niet het doel van mijn volgelingen? Daarvoor zou je graag willen sterven, maar nu moet je eerst leven in dit samenzijn van hart tot hart. Grijp elke gelegenheid daartoe aan. Gebruik elk voorwendsel. Je moet meer durven. Maar bij sommigen komt het omdat het hun niet interesseert. Maar mijn vertrouwde vrienden, waarom toch? Waarom roepen zij in hun inwendig leven niet harder om Mij? Als hun geloof maar niet grensde aan ongeloof! Als ze maar vertrouwden op mijn hulp. Als zij Mij meer liefhadden, zou Ik zolang het nog dag is, alles voor hen regelen en als de nacht zou vallen, zouden hun ogen zich nog sluiten gericht op mijn gelaat. Weet jij hoe je zo in mijn armen kunt inslapen? Wil je dat beter leren? Bedenk dan dat je telkens weer opnieuw moet proberen; proberen te groeien. Wacht je er wel voor om zelfvoldaan te worden. Zie daarom dikwijls hoe armzalig je bent en vertel Mij precies hoe het met je gaat. Dan zal Ik me gedrongen voelen om je te helpen; je bent immers zo zwak en klein. Als je Mij roept, vergeet dan niet om Mij de tederste namen te geven. Ik zal jouw stem herkennen. (Heilig Uur 26 april 1945, IV 13)
169. Mijn lieve Jezus, ik kom om uw woord op te nemen en vooral voor uw liefde. U weet, de Donderdag is mijn liefste dag van de week. Kom het voorportaal binnen. Roep de hulp in van mijn Moeder. Maak je los van het aardse en kom verder naar binnen, in het verborgen vertrek waar stilte heerst, vrijheid van geest, zuiver offer van de wil en de vlam van liefde die brandt om nog meer te ontvlammen. Vraag dan aan de Geest om je over je te zweven, zoals Hij zweefde over de wateren tijdens de eerste scheppingsdagen. Ook jij bent als de aarde woest en ledig. Tracht je eens te herinneren of je vandaag een of andere daad van nederigheid hebt volbracht, in- of uitwendig, niet om jezelf te pijnigen en af te matten, maar om jezelf aan te sporen de band met God sterker aan te halen. God ziet niets liever dan dat je om Hem roept. Bezield door de Geest spreek je woorden van liefde; vraag Hem, die de liefde zelf is, om in jouw plaats te spreken. Dat zal op een heel eenvoudige, tedere manier gebeuren, want de Geest neemt de taal van de kleinen aan als de Zijne. Onder de invloed van de Geest antwoordde mijn diep-ootmoedige Moeder aan de Engel: “Zie de dienstmaagd des Heren”. Ook in je gestamel zal de Geest tot Mij spreken. De lofzang die je Mij zoudt willen aanbieden, maar waartoe je zelf niet in staat bent, zal de Geest vervolmaken. Je gebeden, wensen en uitingen van liefde worden op onzichtbare wijze overgebracht. Ik neem ze aan als Verlosser en bied ze de Vader aan voor het leven van mijn Kerk, opdat het ogenblik mag komen van één kudde en één herder. Wat zou dat een gelukkig ogenblik zijn in de opvolging van de eeuwen! Ver haast, ja verhaast zijn komst. (Heilig Uur 3 mei 1945, IV 14)
170. Een krijgsgevangene die ons dierbaar was kwam terug en ik dankte Hem daarvoor. Twijfelde je aan Mij, aan mijn macht of aan mijn liefde? Je moet je nooit verbazen over mijn goedheid. Wat je er van kunt zien is minder dan wat je omringt, je beweegt en omhoogstuwt. Als Ik goed ben voor mijn vijanden en voor hen die Mij bewust trachten te beledigen, omdat Ik hun tijd wil geven om tot inkeer te komen, wat een liefde en welwillendheid koester Ik dan niet voor degenen wier leven Mij geheel is toegewijd? Dan overtref Ik hun stoutste verwachtingen. Dat heb je nu al een jaar bijzonder ondervonden. Hoe meer je Mij geeft, hoe meer Ik je met gaven overstelp. Geloof maar, zwak kind, dat mijn dankbaarheid die van jou zal overtreffen. Vraag Mij om je te leren hoe je Mij meer kunt geven, niet omdat Ik je gaven nodig heb, maar Ik verlang ernaar om je er des te beter voor te kunnen belonen. Je ziet: nog altijd denk Ik meer aan jullie dan aan Mijzelf. Het lijkt wel alsof jullie de godheid en Ik het schepsel ben. Ik ben onmetelijk in mijn liefde. Laat dat je vreugde, je geluk zijn; dat je door Mij wordt bemind! Neem van deze liefde van Mij en bied Mij dan mijn liefde aan alsof het jouw liefde is, want, alles, al het Mijne is het jouwe. (Heilig Uur 17 mei 1945, IV 17)
171. Probeer dicht bij Mij te komen door heet trouw vervullen van je plicht van staat. Ik wacht daar dan op jou met mijn liefde. Kom met heel de jouwe, die wel niet groot is, maar zeg Mij dat je verlangt haar groter te maken. Vraag naar mijn liefde om jouw liefde vuriger te maken. Dan ben je weer een arm, klein en zwak kind dat tot niets in staat is, dat Ik met de grootste bereidvaardigheid te hulp moet snellen. (Heilig Uur 24 mei 1945, IV 18)
172. Ik kwam in alledaagse kleren de kerk binnen en ik verontschuldigde mij ervoor. Maar, waar Ik naar verlang dat is toch vooral onze vertrouwelijkheid. Daarbij let Ik niet op je uiterlijk. Ik wil altijd graag in jullie gedachten zijn. Daarmee maken jullie voor Mij iets goed voor het gedrag van zovelen die alleen aan Mij denken om Mij te beledigen. Zo zijn er helaas velen… je weet niet hoeveel. Dan begrijp je mijn vreugde als Ik fijngevoelige liefde tegen kom, want die biedt Mij een toevluchtsoord aan. Ik zou haast zeggen; die neemt Mij in bescherming. Jullie, gemaakt naar Gods beeld, trachten Mij terug te geven wat Ik jullie gaf: het leven. Want graag wil Ik leven in jullie binnenste; maak dat inwendig leven steeds intensiever; dit inwendig leven is mijn leven in jullie. Neem het niet van Mij af, nooit! Vraag Mij om je ermee te helpen, dan geef Ik je de woorden in, die je Mij moet zeggen. Die woorden zullen Mij wonderbaar goed doen. Je wilt Mij toch graag troosten? Heer, hoe overlaadt U mij sinds vanmorgen!~Maar is het niet Sacramentsdag? Het feest van God. Het is voor Mij een feest om te geven. Het is mijn liefste feest onder de feesten van liefde. Je moet altijd je toevlucht nemen tot mijn barmhartigheid. Tot nu toe nam je die waar en leerde je die kennen. Maar nu moet je in de barmhartigheid leven, van de barmhartigheid leven. Maak het tot je woning. Daarmee toon je een vertrouwen, dat Mij eert. Je zult je er veel meer thuis voelen, wanneer je zeker weet dat je Mij ermee behaagt en het geeft nieuwe glans aan je liefde. Denk dikwijlss: “Zijn liefde gaat zover dat Hij zich voor mij overlevert”. (Heilig Uur, H.Sacramentsdag 31 mei 1945, IV 19)
173. Wat Mij betreft, Ik kom nooit klaar met tot je te spreken. Daarom hoop Ik dat jij nooit klaar komt met naar Mij te luisteren. Wat uit het diepste van mijn Hart komt, wordt druppel voor druppel overgebracht. Iedere druppel is van onschatbare waarde en de ene kan door geen andere vervangen worden. Omdat Ik jou mijn diepste geheimen toevertrouw, verwacht Ik ook die van jou. Ja, Ik weet, je wilt Mij dit vooral toevertrouwen: “Heer, ik heb U niet lief zoals ik U zou willen liefhebben…. geef Mij dat ik U meer liefheb”. Deze droefheid dat je Mij niet genoeg liefhebt, bied Mij die aan. Het is een zuiver, onmiddellijk eerbetoon. Doe dat dikwijls en houd er niet mee op Mij die eer te bewijzen. Ik zal die droefheid van je wegnemen. Misschien komt de grotere droefheid van de onbekende zoete wonde, die je tot nu toe niet kende, ervoor in de plaats. Zij die dat hebben ondervonden, zeggen: “O heerlijke wonde”. Heb jij Mij niet gevraagd om de pijl van de Serafijn? Heer, laat mij niet sterven voordat ik er door ben gewond! In diepe ootmoed moet je die trachten te verwerven, in zelfopoffering, je ogen gericht op de Mijne. Met je gedachten gericht op mijn gedachten, almaar dichter naderend tot de liefde. Dan zal de Liefde jou van liefde doen smelten. (Heilig Uur 7 juni 1945, IV 20)
174. Ik had een vreemdeling op bezoek en wij hebben heel de middag over goddelijke dingen gesproken. Waarom zou je ervoor terugschrikken om je met anderen te onderhouden over Mij en over mijn Rijk? Is er een boeiender onderwerp? En leek het je niet alsof Ik in jullie midden was, alsof Ik aanwezig was in jullie vermogens? Is het niet iets wat je opwekt als je samen met een ander Mij zoekt te benaderen? Geloof je ook niet dat mijn zegen als een dauw op jullie neerdaalt? Was het niet alsof je naar een hoger plan werd gebracht? Leek het je niet alsof de tijd sneller voortging omdat er alleen maar sprake was van Mij? Bewijst dat niet dat Ik alleen jullie hart kan vullen? Weldoende gesprekken, als de Geest door jullie spreekt. Dank Hem. Zeg Hem dat je Hem liefhebt. Roep Hem, verlang naar Hem. (Heilig Uur 14 juni 1945, IV 22)
175. Zie je niet dat je nog door het aardse in beslag wordt genomen en dat je nog vastzit aan wat vergankelijk is? Wanneer zul je je geest onmiddellijk richten op de eeuwige gedachte? Bedenk dat je Vader, de Schepper in de Hemel is, dat je Verlosser op je wacht in de hemel, dat de Geest die je leidt, in de hemel is, dat je heilige Moeder daar is. Zij weet waar je zult wonen als je uitrust, nadat het aardse leven voorbij is. Hef dus het hoofd omhoog. Ga voorwaarts, los van het aardse, opgeroepen door een onweerstaanbare kracht. Wat betekenen die kleine zorgen en wisselvalligheden van dit leven? Die zijn zelfs geen zuchtje waard. Laat Mij je woning zijn. Eén zijn onze gedachten, één is ons werk: mijn Rijk, mijn Glorie, de overwinning van mijn zaak. Arbeid aan de ondersteuning van alles wat Mij toebehoort, dan zal Ik ju ondersteunen. Je hebt ondervonden hoe kort het leven en hoe klein de aarde is. Denk mee met mijn gedachten en verlang naar het leven zonder einde. Hoor je niet thuis in de armen van je Bruidegom? Wat zou je van Hem kunnen scheiden? Zoveel heeft Hij voor je gedaan en zoveel doet Hij nog voor je, elke dag. De heilige Mis van elke morgen: als je die eens zou kunnen zien. Denk eraan dat Ik naar je kijk. Samen met Mij offer Ik je aan de Vader, die in de hemel is. (Heilig Uur 21 juni 1945, IV 24)
176. De liefde heeft geen rust vóór zij bij de welbeminde is. Het enige wat je zou beletten om met Mij verenigd te zijn, dat zijn de dagelijkse zonden waar men niet op let, de tekortkomingen die men begaat zonder gewetensbezwaar. Je zou toch niet mijn armen een krab willen geven terwijl men bezig was mijn hand vast te spijkeren. Of mijn voorhoofd te schrammen terwijl men de doornenkroon aan het vlechten was? Vermijd de kleine tekortkomingen. Vraag Mij om ze beter te zien in hun ware gedaante, zoals een ruit waar de zon op schijnt. Dan zul je niet langer durven en je zult waakzamere zijn om Mij niet te bedroeven. Als jet het kwaad dat je hebt gedaan bemerkt, vraag je Mij om vergeving. Ik heb alles gezien en Ik ben bereid alles te vergeven, want Ik luister naar woorden vol nederige smart. Ja, de kracht van het berouw! Mij behaagt een ziel gebroken van smart. Ik wijs haar nooit af. Wees mijn allerkleinste… (Heilig Uur 28 juni 1945, IV 25)
177. Ja, geef jezelf aan Mij en probeer niet meer om jezelf terug te nemen. Ja, hoe goed weet Ik je te bewaren als je je aan Mij overgeeft. Weet je hoe je je aan Mij moet geven, hoe je Mij moet dienen? Een trouwe dienaar denkt altijd aan zijn heer. Hij zou hem willen verrijken als hij dat kon. Hij is trots op de eer van zijn meester en heeft hem lief tot verzaking van zichzelf toe. Ik noem je niet meer mijn dienaar, maar mijn vriend. Het is passend dat jouw gevoelens daarbij zijn: verlegenheid, blijdschap, blijde verwachting, want die vriend is met geen ander te vergelijken. Je zou kunnen zeggen: Hij is blij dat Hij zo rijk is, want dan kan Hij je veel geven. Vanmorgen was jij zo gelukkig dat je Mij die gave voor de eredienst kon geven; denk je eens mijn vreugde in, want nu kan Ik jou rijk maken. Alles wat door de liefde wordt aangeraakt wordt er mooier door. (Heilig Uur 5 juli 1945, IV 26)
178. Ik had de hele dag visites gehad en kwam pas laat. Liefde voor de naaste is liefde voor Mij: als je Mij niet kunt vinden in de kerk, kun je Mij vinden in de naaste. Maak dat tot een gewoonte. Je bent zo gemakkelijk afgeleid. Als je Mij vindt in de gebeurtenissen van het leven, zul je Mij ook vinden in de dood. Waarom zou je daar bang voor zijn? Je weet toch dat Ik het ben? Of ben je bang voor Mij? Wat een aantrekkingskracht oefen je niet uit op je naaste als je Mij ziet door hem. Ja, leef uit het geloof. Wees niet als zij die zeggen: “Heer, Heer…”en die zich afkeren van de Christelijke geest. Mijn liefde moet voor jou nooit iets alledaags worden, want zij is altijd weer nieuw. Voor Mij wordt jouw liefde nooit iets gewoons, iedere keer is het voor Mij zoiets als een eerste kus. Je begrijpt dat misschien niet helemaal, maar geloof het maar. Ik durf niet dikwijls te zeggen welk een vreugde sommige zielen Mij bereiden. Ik ben bang dat ze zich erop laten voorstaan en zo hun geur verliezen. Trouwens; zouden de woorden van liefde van een God voor zijn schepsel niet het risico lopen met een zekere bevreemding te worden opgenomen? Ik heb het nu over een liefde zoals die van Mij. Geloof er vast in; daarmee doe je Mij een genoegen. Ik vraag maar zo weinig. Is het niet iets heerlijks om te weten dat je door God wordt bemind? Al word je er steeds meer van overtuigd, je blijft altijd bij een zwakke afbeelding van de werkelijkheid. Wat een moeite heb je om dit te geloven. Roep Mijn hulp in… en aanstonds ben Ik er… (Heilig Uur 12 juli 1945, IV 27)
179. O mijn beste kind, je moet geen gelegenheid voorbij laten gaan om binnen te dringen in mijn Hart en om Mij te laten binnendringen in de harten van de mensen. Dat is zo’n vreugde voor Mij… Later zul je de schoven zien die jij Mij gegeven hebt en waarvan je niet wist dat je ze Mij gaf. Verheug je met Mij. Zeg Mij hoeveel schoven je wel zoudt willen verzamelen voor mijn schuren. Er zijn zoveel zondaars. Zoveel heidenen. Zoveel ontrouwe christenen. Bied jezelf aan om ze voor Mij te winnen. Aarzel niet om jezelf an te bieden. Je weet wat je aanbiedt: jezelf, dat betekent niet veel. Aan wie bied je het aan? Aan God! Heb je niet alles te winnen? Mag je niet alles van zijn grootmoedigheid verwachten? Bied jezelf aan. Het is zo eenvoudig: met God is alles eenvoudig. Bied jezelf aan: Ik zal je aannemen. (Heilig Uur 19 juli 1945, IV 28)
180. Heer, ik zou zo graag voor U willen zorgen, zoals U zorgt voor mij! Zorgen voor Mij dat is Mij liefhebben. Het lijkt Mij dat Ik nergens anders behoefte aan heb. Maar die behoefte dat jullie Mij liefhebben is dan ook heel groot. Misschien vind je dat Ik het je wel erg dikwijls zeg? Maar iedere keer dat Ik het zeg, is mijn verlangen weer nieuw. Je weet dat de liefde nooit in herhaling vervalt, want de liefde heeft in zich altijd weer nieuwe accenten. Zorg daarom dat je Mij blijft opbeuren en troosten door een eenvoudig opzien nar Mij, door een blijde innerlijke glimlach, door vol medelijden te denken aan de kwellingen van mijn lijden of door te bidden voor de zondaars. Geef Mij je leven! Heer, het is al van u! Ik wil dat het zonder ophouden van Mij is, als een bron die almaar door stroomt, als een symphonie zonder einde. Je zet je helemaal voor Mij in als je een woord terughoudt, als je je bekleedt met zachtmoedigheid, als je verzaakt aan eigen wil, als je jezelf buigt voor anderen, als je een gebrek aan welwillende oplettendheid vergeet, als je een genoegen opoffert om de naaste te helpen. Mijn kind, dat Mij zo lief is, daarin ligt je geluk. Zoals de naald van een ram mofoon draait over de plaat, zo draai jij om Mij heen; je neemt Mij op en verspreidt Mij over de anderen. (Heilig Uur 30 aug. 1945, IV 36)
181. Lees in mijn Hart de oproep van de liefde. De liefde roept op en strekt de armen wijduit om naar je te grijpen. Maak Mij blij door je gewillig te laten grijpen. Ik wil jou helemaal en je moet Mij niets weigeren. Probeer te zijn wat Ik van je vraag; wees degene die Mij in je hart blij gezelschap houdt en die Mij alleen verlaat om Mij weer terug te vinden in de bezigheden van je levensstaat. Voor iemand die Mij zoekt ben Ik overal. Als hij voor Mij leeft, leeft hij uit Mij. Ik neem bezit van hem opdat hij Mij zal bezitten. Want hoe zou hij dat alleen kunnen? Heb je bij deze of gene gelegenheid mijn hulp niet ervaren? Is het niet zo dat, als God je bezit, je leven veilig en blij voortgaat? Heer, ik verlang altijd naar U en toch val ik telkens weer terug in onverschilligheid. Ja, zo zal het altijd weer gaan. Je zwakke natuur sleept je mee, maar als je dan nederig probeert weer op te staan, bekoor je je Bruidegom. Hij denkt: “Toch probeert ze Mij genoegen te doen”. Dat is een vreugde voor God, lijkt dat niet vreemd? Later zul je het zien. Later zul jet het begrijpen. Reken op dat later… en geloof erin. Al is het zo dat Ik dikwijls een vreugde voor jou ben, neem nu maar aan dat jij nog veel meer een vreugde bent voor Mij. Bedenk dat, om onwankelbaar te steunen op mijn barmhartigheid, om zekerder te zijn van de goedheid van je God. Die goedheid is volmaakt en schiet nooit tekort. Heer, laat mij ook altijd zo handelen ten opzichte van mijn naaste. Ik zal je vertolken. (Heilig Uur 6 sept. 1945, IV 37)
182. Wees er zeker van dat, als je heel dit uur van aanbidding alleen maar zou doorbrengen met te herhalen: “Moge Uw Wil geschieden op aarde zoals in de hemel”, je tijd goed besteed is, want mijn Wil is alleen maar: liefde. Ook jij vraagt Mij dit alleen uit liefde. Als op aarde de totale som van liefde de ontzettende massa van de haat overtreft, dan is er veel bereikt. De haat komt niet uit de hemel; het is de adem van de hel. Mijn kind; je moet niet alleen hen beminnen die beminnelijk zijn, maar ook die dat niet zijn. Probeer een tegenwicht te vormen voor het ontstellend zwaar gewicht van alles wat direct strijdig is met mijn wil van zachtmoedigheid en liefde. Ze zijn zo zeldzaam; vrienden in liefde en van liefde om mijn Liefde. Je hebt in deze dagen van familiereunies begrepen hoeveel blijdschap en geluk innige onderlinge liefde meebrengt en welk een gelukkige saamhorigheid er het gevolg van is. Als je nu in je gedachte deze familieverhoudingen uitbreidt over heel de mensheid , die eigenlijk één enkel gezin van de kinderen Gods moest vormen, welk een vrede en geluk zou er dan uit voorkomen, terwijl integendeel… Heer, zo graag zou ik deze gelukkige vrede willen verkrijgen voor heel de wereld! Bid. Wees een voorbeeld van zelfopofferende liefde. Mijn Moeder en sint Joseph waren erg goeden beminnelijk voor degenen die hen op hun reizen gastvrijheid boden. Nog lang daarna leefde hun doortocht bij hen voort en het was als een vloed van genaden. Jij, heb jij niet stromen van licht ontvangen? Ga jij nu niet voorbij aan de mensen zoals een ander zou doen. Geef Mij, door jezelf te geven in woord en geschrift, want Ik ben altijd in je. Gisteren zag je in de herberg van St. G die onnozele jongen; al een maand lang spreekt hij geen woord want zijn grootvader is op reis. Maar Ik verlaat je nooit, waarom zou jij dan niet leven en anderen laten leveen in overvloed? Verplaats je in de ongehoorde rijkdom van God. (Heilig Uur 12 sept. 1945, IV 38)
183. Ik had net een fijn borduurwerk klaar, toen ik bemerkte dat ik door een vergissing weer helemaal opnieuw moest beginnen. Zei je Mij niet onder het werk: “of ik nu dit doe of dat, voor mij komt het er niet op aan, want ik doe het allemaal voor U!” Laat nu zien dat je dit meende en dat je bereid bent om het werk uit elkaar te halen en opnieuw te beginnen. Laat zien dat je soepel bent in mijn hand en dat, als dat waarop je steunde, ineenstort, je blijmoedig blijft. Je moet nooit aandacht besteden aan jezelf, maar alleen aan Mij en mijn welbehagen. Begrijp je goed waarom er in het geestelijk leven beproevingen nodig zijn? Het leven van ons beiden op aarde is nog niet het leven in de hemel. Het is liefde in de knop. Door beproeving groeit de liefde, zelfs in heel kleine beproevingen. Maar echte liefde merkt dat niet eens en verlangt onverzadelijk. O, hoe heerlijk is het voor Mij jullie te helpen! |Kom naast Mij lopen, dan zullen wij praten. Jij luistert. Je zult mijn woorden nederig aanvaarden en ten uitvoer brengen. Ik weet hoe Ik met een ziel moet omgaan. Ik spreek, maar mijn woorden zijn geen ijdele woorden. Aan jou om er aan te beantwoorden. Ik leid je immers naar de Vader. Mijn kind zal opgroeien, niet door zichzelf, maar door Mij. Ik ga nog steeds door met de schepping. Zul je Mij vanavond, in de intimiteit vlak vóór je in slaap alt, een ‘dank u wel” zeggen, terwijl jouw hart vlak bij mijn Hart is? (Heilig Uur 4 okt. 1945, IV 42)184. Ik bad overwegend de woorden: “Onze Vader”. Dring door in de diepe betekenis van het woord: Vader. God is het. Hij nam je uit liefde aan. Adoptie gebeurt immers uit liefde. Geniet van het heerlijke; dat jij het aangenomen kind bent van zo’n Vader!

Vooral moet je je niet verwonderen over de naam die Hij zich geeft: dat zou Hem verdriet aandoen. Bedenk dat er geen vader is zoals Hij. Dat wekt in jou de gedachte dat je alles van Hem kunt verwachten in een mate waar je geen vermoeden van hebt. Daarom moet je je gestamel van liefde en dankbaarheid al maar sterker maken, want Hij waakt over je binnenste. Dat kent Hij beter dan jij zelf. Hij is de ziel van jouw ziel. Hij woont in je. Je weet: je moet Hem daar dikwijls komen opzoeken, vriendelijk naar Hem kijken. Hem de komst van zijn Rijk toewensen en bidden dat zijn Wil moge geschieden. Vraag Hem om je geloof in zijn aanwezigheid te versterken. Wees niet bang dat je misbruik maakt van zijn goedheid. Waarom vraag je zo weinig? Is het uit gebrek aan vertrouwen, of uit nalatigheid? Of reken je meer op jezelf? Wat een vreugde ontneem je Mij als je Mij belet om je te helpen. Begin je mijn liefde wat meer te begrijpen? Als je die begrijpt, bemin dan steeds meer en op ieder moment… Ben je al niet lang geleden begonnen Mij boven al het geschapene te verkiezen? Wat heb je je vroeger op een afstand gehouden! Buiten het ogenblik van de communie gaf je je zo zelden. Je dacht er niet aan om nauw met Mij verbonden te leven bij al je dagelijkse bezigheden. Kun je de verloren tijd niet inhalen door blijde verwachting en innige vertrouwelijkheid? Ik ben klaar, mijn welbeminde. Vol aandacht buig Ik Mij voorover om het eerste woord van je hart op te vangen: laat het een luide roep zijn. (Heilig Uur 11 okt. 1945, IV 44)
185. Heer, U bent goed tot in de kleinste bijzonderheden van mijn leven en ik bedank er U zo slecht voor. Kinderen weten niet hoe ze zich moeten uitdrukken, maar de Vader leest in hun hart. Maak je dus geen zorgen. Ga gewoon verder met de ogen gericht op Mij. Ja geloof in de liefde van je Vader en Heer! Is dat zo moeilijk? Wanneer je kijkt naar zijn kruis? Wanneer je eraan denkt dat Hij zich overleverde aan de zondaars? Hij, de Almachtige, leverde zich over!… Wat een kracht om zich zo te vernederen! Wat een bewijs van offerbereidheid! Zou je hierna Hem meer vrezen dan liefhebben? Zie Mij recht in het gelaat en besef de eindeloze Barmhartigheid die zich buigt naar een hart dat Hem zoekt; houd niet op Mij te roepen! (Heilig Uur 18 okt. 1945, IV 45)
186. Zet je tegenover Mij. En spreid nu je ziel uit alsof je een kleed openvouwt. Ondertussen herinner je je al je fouten. Die van gisteren, die van vandaag. Je laat ze Mij zien zonder dat je iets zegt. Dat is al een gebed. Je toont hoe verlegen je bent bij de uitstalling van al je miseries. Dat is een zeer welsprekend gebed. Zo zie je dat zelfs je tekortkomingen je dichter bij Mij kunnen brengen, door berouwvolle liefde, door eerherstellende liefde. Want alles moet je terugbrengen tot de liefde. Zo ontmoet je Mij. Hen Ik dan al niet het grootste deel van de weg afgelegd? (Heilig Uur 18 okt. 1945, I 348)
187. Ik raak zo gauw verstrooid Heer. Je moet leren om weer terug te komen en wel: uit liefde. Liefde betekent zichzelf geven. Je weet hoezeer Ik je heb liefgehad: Ik gaf jullie alles. Wat hield Ik voor Mijzelf? Zelfs mijn Moeder gaf Ik jullie. Houd mij vast, Heer, anders verval ik weer in eigenliefde. Doe jij nu maar wat je kunt, zet de eerste stap en Ikk kom je te hulp. Maak alles bovennatuurlijk door Mij alles toe te vertrouwen. Hoe gelukkig zul je zijn, je hebt de ware zin van het leven gevonden. Hoor je mijn stem niet? Dag en nacht zegt die je: “Kom”. (Heilig Uur 25 okt. 1945, 46)
188. Op de dag van aankomst van onze nieuwe pastoor was ik met mijn gedachten niet veel bij Hem. Je ziet weer hoe dikwijls je in jezelf moet treden om naar Mij te zoeken. Dat is een noodzakelijke oefening die je tot een gewoonte moet maken. Denk daaraan bij het vallen van de nacht, als je in stilte en met volle aandacht tracht in te gaan in je Heer. Vind je ook niet dat zo’n nachtelijk gebed dat van overdag verre overtreft? Is het niet een gemakkelijke passage -zonder woorden -van jou naar mijn Hart? Het is alsof je deze aarde met al zijn zorgen verlaat en naar hemelse sferen overgaat. Wat een verlichting, en wat een rust! Maar wanneer houd je je op sommige dagen in je gedachten zo ver van Mij? Ik ben er juist om naar je te luisteren! (Heilig Uur 25 okt. 1945, II 230)
189. Tel al je moeite voor niets als het gaat om de hemel. Als de heiligen op aarde konden terugkeren zouden zij Mij vragen om meer te lijden. Nu weten zij dat ieder lijden een heerlijke beloning heeft in het domein van de liefde. Waartoe zouden zij niet bereid zijn voor een hogere graad in het Oneindige? Verenig je met hun vreugde, met de vreugden van hen die vandaag ingaan in de schoot van God. Denk, in overeenstemming met jouw zending op aarde, nl. om anderen op te beuren in hun lijden, aan de bewoners van het vagevuur. Daarmee bewijs je Mij een dienst en je eert Mij. Ik verwacht ze, want Ik heb ze lief en zij zullen mijn lof zingen. Mijn kleine vriendin, wees nu al heilig! Ik zou het zo graag worden, Heer! Waak en bid. Waak over de zuiverheid van je intentie. Bied het ogenblik van nu aan. Vraag iedere dag om heiligheid, om anderen uit je omgeving te heiligen. Je kunt ze alleen geven wat je zelf hebt. Een woord of een voorbeeld van een heilige klinkt dóór, zelfs tot na zijn dood. Bied je niet aan jezelf, maar aan Mij aan en met die blijdschap die Mij zoveel genoegen doet. Wat zal Ik dan niet in ruil daarvoor geven? Je weet hoe mild Ik ben. Denk niet dat, als Ik al gaf, Ik ermee zal ophouden. Denk niet dat, als Ik aan anderen veel geef, niets meer te geven heb. Denk aan dat wat Mij zo ter harte gaat. Dat is: dat men wil geloven in mijn buitengewone liefde voor alle mensen. Voor allen, begrijp je? (Heilig Uur, Allerheiligen 1945, IV 47)
190. Zie je naar de dood uit als naar een feest waarop je je nu al wilt voorbereiden? Met welk een zorg bereid je je recepties hier op aarde voor. De reünie daarboven, is die niet de moeite waard om je er zo goed mogelijk op voor te bereiden? Haast je, mijn welbeminde! De wonden der jaren zijn nu goudgeel van kleur. Het zal niet lang meer duren of je ziel wordt beschenen door de laatste lichtstralen. Dan ga je terug naar je oorsprong. Dan zeg je de landschappen van deze aarde vaarwell om veel zonniger en schoner taferelen te aanschouwen. (Heilig Uur, 8 nov. 1945, I 349)
191. De donderdag… Ik ben als een kind dat heel de week uitziet naar deze dag… Je komt naar Mij toe en je hebt Mij lief. Een vol uur zijn wij samen. Wij vergeten de aardse zaken, zo zelf dat als een engel het einde van de wereld zou aankondigen, zijn woorden niet eens tot je zouden doordringen en je stil bij Mij zou blijven. Doe jij Mij nu ook de eer aan om uit te zien naar de donderdag als naar een feestdag, een feest voor ons hart. Verlevendig je geloof, hoop en liefde. Zeg oprecht dat je zo zwak bent; Ik zal aanvullen wat je ontbreekt. Dan zullen de mensen zien dat Ik leef in jou. Voor mij is het een grote vreugde om op aarde voort te leven in diegenen die Mij zijn toegewijd. Je moest eens weten hoe weinigen Mij daartoe in staat stellen. Heer, woon in mij en mogen dan al mijn vermogens U ten dienste staan. Doe boete voor je eigen zelfzucht en voor die van anderen. Maar dat moet gebeuren in opgewektheid en blijdschap. God heeft de blijde gever lief. Wees blij dat je door boetedoening iets goed maakt. Wees blij dat je een gelegenheid hebt om Mij te behagen en je liefde te betonen. Er bestaat eigenlijk maar één ding dat echt droevig is; de zonde, dat toegeven aan eigenliefde met vergeten van God. Maar wie zijn eigenliefde in toom houdt en omzet in liefde tot God, wordt waarlijk verlicht en komt Mij op een nieuwe wijze nabij. Want Ik ben altijd nieuw. Ik ben de Oneindige. Jullie bent geschapen voor de Oneindige. (Heilig Uur 22 nov. 1945, IV 50)
192. Waarom twijfel je, kleingelovige? Ben Ik sinds gisteren minder geworden? Of zou mijn liefde voor jou een inzinking kennen? Of heb Ik je lief om je verdiensten? Zou het niet eerder zijn dat Ik je lief heb omdat je er zo armzalig aan toe bent? Of berekent de liefde wat zij er mee kan winnen? De liefde van God! Heb Ik je niet genomen zoals je bent? Zoals je bent met al je armzaligheid? Waarom zou je nu, na zoveel gaven om niets ontvangen te hebben, gaan twijfelen aan mijn goedheid vol erbarming? Heb Ik je niet gezegd: “De gerechtigheid komt later”? Weg met angst en vree: die verlammen je geestdrift. Kom in mijn armen. Je weet best: Ik zal je aan mijn Hart drukken, want Ik ben de zeer goede Herder. Het is vooral nodig dat Wij één van wil zijn: “op aarde zoals in de hemel”. Je moet niets weigeren, alles aannemen, niet uit dwang maar uit liefde en omdat je verlangt meer één te zijn. Is het niet zo dat als je meer één bent met Mij, je gemakkelijker je zondaar van de dag zult bekeren? Want als je meer één bent met Mij ben jijzelf kleiner van je zelf maar groter door Mij. Nader tot de hemel die je wacht. De hemel dat is: vereniging van jouw geest in mijn Geest. Laten Wij daar nu al mee beginnen, mijn kind, dat zo van Mij is. (Heilig Uur 28 nov. 1945, IV 51)
193. Om eerherstel te bieden -je hebt immers de macht om eerherstel te bieden- bied Mij aan de Vader aan. Mijn voortdurend streven was: Zijn glorie en jullie heil, ter wille van Zijn glorie. In de diepste stilte van mijn wezen brandde Ik voor Hem. Wat een vuur! Denk je eens in wat de God-mens kon zijn ten aanzien van God de Vader. Moest Ik niet altijd het voorbeeld geven van de grootste offerzin, van een totale belangeloosheid? Denk soms eens aan mijn gedachten tijdens mijn aards leven. Maak je daar meester van. Laat deze dikwijls de plaats innemen van je eigen gedachten in overeenkomstige omstandigheden. Dan verheerlijk je Mij. En, omdat de gedachten voortkomen uit het hart, waar zul je verblijven tenzij in dat Hart dat je liefheeft, ook al heb je grote moeite om daarin te geloven. Wat een duizeling zal je overvallen als je eens zult zien…. Maar nu reeds moet je Mij de vreugde schenken dat je Mij de Liefste vindt, wanneer je verlangend naar Mij roept. (Heilig Uur 6 dec. 1945, IV 52)
194. Zeg Mij: “Op dit ogenblik bied ik U heel mijn vermogen om te geloven, te hopen en te beminnen” en Ik zal het aannemen. Doordat je Mij dit zegt, richt je in je binnenste een altaar op van verzoening voor jezelf en voor de wereld. God zal de mens en de Godmens zien als één geheel. Je beseft dat je heel klein en heel alleen bent. Noë was ook gering en heel alleen op aarde. Toch maakte God hem tot de redder van het mensdom. Zo ook kan een kleine ziel, verloren temidden van de aardse volkeren, maar verenigd met de Zoon van God, in de volheid van haar goede wil door de Barmhartigheid instrument van verheffing van de mens worden. Voed dus alle krachten die Ik je gaf samen en geef ze Mij in handen. Ik zal er gebruik van maken alsof ze de mijne waren. Wat ben jij? Niets dan een opeenstapeling van mijn weldaden. Tot wie zou je gaan zo niet naar je oorsprong? Weet je iets beters dan God? Heb je een vriend als Christus? Wat is na zoveel bewijzen van mijn welwillendheid je gesteltenis? Wat is je antwoord? Wanneer begin je eigenlijk Mij lief te hebben? Besef je niet dat je liefde maar zwak is? Wanneer zal je liefde lichtend, vurig en brandend zijn? Geloof je ook niet dat een ander in jouw plaats de fakkel hoger zou geheven hebben? Heer, nooit heb ik uw gunsten verdiend! Verander mij! Verander jezelf door geduldig opnieuw te beginnen, telkens weer. Waak en bid. Ja, je bidt. Bid anders, je ogen op Mij gericht, vol vertrouwen, met het besef van je geringheid, dan zal Ik mijn arm ziek kind te hulp komen, want het is verlamd door zoveel aangeboren ellende en zal nieuwe wegen inslaan. Voorgoed maak je een einde aan je vroegere slavernij, want mijn juk is licht. Niet langer dien je jezelf. Voortaan is het Christus die je gaat dienen. Wat een verschil! Omdat je Hem zult dienen, Hem en niemand anders, in heel het samenstel van je dag, zal Hij je noemen zijn bruid, Hij die je dienaar was. (Heilig Uur 13 dec. 1945, IV 53)
195. Heer, laat mij worden wat U wilde dat ik zou worden. Zeg Mij dikwijls dit gebed. Het zegt Mij dat je onderworpen bent aan mijn wil. Je weet: dat is de liefde. Je streeft naar de liefde, verlangt ernaar, bidt erom. Weet dat ieder die liefheeft zich verenigt met de wil van degene die men liefheeft. Dat is de proef op de som. Je verlangen om meer lief te hebben is reeds grotere liefde. Je hoop om alleen Mij nog lief te hebben, om alles te verrichten voor Mij, om alleen nog aan Mij te denken is wierook op mijn altaar en de geur stijgt naar Mij op. Als je mijn Hart kende, zou je weten dat het eenvoudig is om Mij te bereiken. Zeg Mij dat je vast besloten bent om alles voor Mij op te offeren, om jezelf te verliezen en Mij te winnen. Zeg Mij al je gedachten, laat alles je leiden naar Mij: de enige richting, zelfs je tekortkomingen. Waar het voor Mij op aankomt is: je liefde en je nederigheid. Door jezelf te vernederen stijg je omhoog. Wil je nederig zijn? Doe je daar alles voor? Zie dikwijls hoe zwak je bent. Verbaas je er niet langer over dat je niets betekent. Vertrouw niet meer op jezelf. Geef jezelf vol vertrouwen helemaal aan Mij. Is het moeilijk voor Mij om te zorgen dat je wordt wat Ik wilde dat je zou worden? Denk eraan: Ik kan alles. Kom dus naar Mij toe, mijn innig geliefd kind. (Heilig Uur 21 dec. 1945, IV 55)
196. Als je, om dichter bij Mij te komen, offers zou moeten brengen, zou je je er geen zorgen over hoeven te maken, want Ik zou ze in jou ondergaan. Als je niet zou weten hoe je zou moeten zeggen dat je Mij liefhebt, zou je stil moeten blijven, want Ik zou in je spreken. Als je je gedachten niet bij Mij kunt houden, kom dn, zodra je het merkt, naar Mij terug zonder boos te worden op jezelf. Waarom zou je jezelf niet verdragen, wanneer Ik je verdraag? Maak van deze gelegenheid gebruik om je te vernederen, zo’n gelegenheid moetje niet laten voorbijgaan. Wat een vreugde voor Mij om te zien dat je nederig bent. Alles merk Ik in je op. Ik dring in je door. Je weet dat ouders hun kind kennen. Maar Ik dan! Laat dat je innerlijk leven bemoedigen. Ik rust uit in je ziel. In het begin van de schepping wandelde God in de tuinen van het aards paradijs en Hij sprak met onze eerste voorouders. Er was God en er waren mensen. Nu is het God en Mens die in je woont, dit is veel meer nabij, want God is mens geworden. Als je het beter besefte zou je veel vuriger liefhebben. Heer, help mij om het beter te beseffen. Vraag het op voorspraak van de heilige Johannes wiens feest we vandaag vieren. Al verliet Ik hem op Hemelvaartsdag, toch leefde hij innig verbonden met Mij tot aan zijn dood. Vraag hem deze liefdevolle trouw, die hem zoveel verlichtingen schonk. En dan blijven vertrouwen. (Heilig Uur 27 dec. 1945, IV 56)
HEILIGE UREN 1946
197. Ik dacht aan al die attenties waarmee ieder me in Nantes had overladen en aan die welke mij nog hier, in Le Fresne wachtten: het schitterende panorama van de Loire in gouden winterpracht. “Wat bent U toch allerwege schoon en goed, Heer, voor uw ondankbare en oppervlakkige bruid!” Maar waarom kost het je zo’n moeite om in mijn liefde te geloven? Deze natuur, die je in verrukking brengt, is mijn liefde! Deze zonsondergang, waarbij de dalende zon je deed denken aan een bloedende Hostie, dat is mijn liefde! Al die fijne attenties tijdens je verblijf in Nantes, die onverwachte gelegenheid die je had om zo’n goede dienst te bewijzen,, dat alles heb Ik je in mijn liefde bereid. Vind je dat nu niet duidelijk? Maar waarom denk je er niet aan en geloof je dat het allemaal vanzelf komt? Niets komt vaanzelf. In dat alles vind je Mij en mijn liefde, want mijn wezen is liefde. Wees daarvan doordrongen. Hoe moet ik dat doen? Haal alles nog eens in de geest terug. Als je alles in je herinnering de revue laat passeren, zul je ervan overtuigd worden. Dan ga je leven met de liefde. Je verlaat de liefde niet meer. Als je Mij roept zul je niet meer zeggen: “mijn God” maar “mijn Liefde” en het zal echt zo zijn. Je hart zal ontroerd en bewogen worden. (Heilig Uur5 3 jan. 1946, IV 58)
198. Grieperig, koortsig, suf en hoesterig. “Zou ik vandaag in staat zijn om uw dierbare woorden op te nemen? ” Heb Ik niet steeds rekening met je gehouden als je niet tot iets in staat was? Maak je dus niet ongerust. Herinner je je nog wat een vreugde je deze week ondervond tijdens je ziekte?” Misschien ga ik op naar het huis van de Vader”. Je voelde je vol vrede en blij verlangen. Denk niet dat dat van jezelf kwam. Zelfs de gedachte eraan zou niet in je opgekomen zijn als de Geest je die niet had ingegeven. Ook was dit voor jou een wonderbaar sterkende gedachte: wat heb je eraan in een heel mooi huis te wonen als je op sterven ligt? Ja, niet waar; op de drempel van de eeuwigheid wijzigen zich veel opvattingen. Dank voor dit licht en doordring je ervan. Bied jezelf geheel aan de goede God aan. Dan is het alsof je Hem zei: “Het wezen dat U mij gaf keert vol liefde tot U terug, met alles wat U eraan hebt geschonken”. (Heilig Uur 10 jan. 1946, IV 59)
199. Zie je niet dat je alles moet doen in de geest van geloof? Geloof in mijn daadwerkelijke aanwezigheid in je. Geloof in de liefde die je leidt. Ja, als je heel zeker bent van deze liefde, die in je woont, zou dat een grote verandering in je leven teweeg brengen. Je kent het verschil tussen het reizen alleen en het reizen met een ander; twee goede vrienden bijvoorbeeld of een echtpaar. Je kunt het niet met elkaar vergelijken. Welnu, als je Mij de vreugde schenkt en Mij de eer aandoet alles samen te doen gaan met mijn liefdevolle aanwezigheid, dan word jij als het ware verdubbeld in een ander wezen, dat het Mijne is. Probeer de geest van blijvend geloof te verkrijgen. Je kunt je er dikwijls op een dag in oefenen. Hoe zou je je bestaan doorkomen -het is in werkelijkheid kort, maar schijnbaar lang- zonder de geest van geloof, dit broodnodige element voor de heiligheid. Van geloof kom je onmiddellijk tot de liefde. En de liefde is het enige doel. Alles moet jee daarheen leiden. Een onbetekenend iets wordt belangrijk als het leidt tot de liefde. Een belangrijk werk wordt onbetekenend als het niet voert naar de liefde. Als nederigheid en berouw bezield worden door de liefde, oefenen ze een grote macht uit op het Hart van de God-Mens. Hoe zou je kunnen beminnen als je niet geloofde dat de liefde in je hart woont? Want daar woon Ik. (Heilig Uur 17 jan. 1946, IV 60)
200. Lieve Heer, ik zou zo graag in liefde toenemen en van U bekeringen verkrijgen die U, volgens de aardse manier van zeggen; gek maken van blijdschap. Inderdaad heb Ik Mij met de dwaasheid van het Kruis niet als een dwaas gedragen?… Ben Ik niet buiten het gebied van de menselijke wijsheid gegaan? In de hoop dat enkelen, onder de indruk van zo’n totale opoffering, zich op hun beurt geheel aan Mij zouden aanbieden: om eraan te beantwoorden, om ervoor te bedanken en Mij voort te zetten. Verlang je ernaar om daarbij te horen? Zeg het Mij, dan neem Ik je in je zwakheid.. Je zwakheid kan zeer waardevol zijn, omdat die Mij aantrekt. Ik weet dat je zwak bent. Ik heb je sterkte niet nodig, maar je overgave. “Dan leg ik mij geheel in Uw handen. Dan heb ik de eer U hier op aarde voort te zetten. Geen grotere genade dan mijn God te mogen voortzetten!” Vraag het Mij elke morgen. Spreek Mij er ’s middags nog eens over en ’s avonds moet je nagaan wat er van terecht kwam. Je weet toch wel dat Ik je verhoor? Je moet Mij er dankbaar voor zijn. Kijk eens hoe het met je staat? Is de liefde de drijfveer van je handelingen? Is het de liefde die je gedachten opwekt? Kun je zeggen dat de klop van je hart weer liefde is? Leven voor een ander, leven voor zijn God, je begrijpt wel dat het heerlijker is dan leven voor jezelf. En te weten dat je geheel en al voor Mij leeft, zou Mij, zoals je wenst, gek maken van vreugde, van die onuitsprekelijke vreugde van onvergankelijke eenheid, bezegeld door de Geest. (Heilig Uur 24 jan. 1946, IV 61)
201. Mag ik U noemen “Mijn Heer””? Beslist, want Ik ben de jouwe zoals jij mijn schepsel bent. Vind je die uitwisseling tussen ons beiden niet heerlijk? Waarom zou je die niet durven hernieuwen? Noem Mij de jouwe en Ik zal jou noemen: de mijne. Maak je daar niet van los, je zou de liefde kwetsen. Ga door met jezelf te geven, overtuigd dat je Mij daarmee behaagt. Heb Ik je ooit verweten dat je teveel van Mij hield of teveel op Mij vertrouwede? Ik verlang juist om gemeenzaam te zijn met jou en Ik verlang er zó naar, dat Ik er om bedel. Weet je wat bedeleen is? Dat is zó intens naar iets verlangen dat je je zelfrespect erdoor verliest, dat je de nederigste stap wilt zetten om te krijgen waarop je zo gesteld bent. Ik verlang er zo dringend naar om altijd liefdevol in jullie gedachten te zijn, dat Ik tijdens mijn aardse leven geen moeite heb gespaard om Mij dat te verwerven. Kijk naar mijn wonderen, mijn medelijden met de zondaars, mijn boetvaardigheid, mijn oproep tot de uitverkorenen, mijn stilzwijgen, mijn gebed, mijn onderrichtingen, mijn sterkte en volharding, mijn ijver in de dienst van mijn Vader, mijn liefde voor alle mensen, mijn ijver en zorg om mijn broeders en zusters te redden, mijn angst in Gethsemani. Neem ’s morgens een bladzijde van mijn leven, blijf eraan denken. Laat het heel de dag in je gedachten blijven en je tot trouwe liefde en navolging van Mij opwekken. Probeer een andere Christus te worden. Zo voltooit zich onze innige band. Dan zal Ik met meer recht zeggen: “Mijn Gabriëlle”” en jij “Mijn Heer”. (Heilig Uur 7 febr. 1946, IV 63)
202. Ik dacht aan financiële zaken, belastingen enz. Ben Ik niet je eeuwige, oneindige rijkdom? Zijn de aardse financiën er niet maar voor korte tijd? Wijd er juist zoveel tijd aan als nodig is. Anders loop je het risico dat ze je aandacht helemaal in beslag nemen en ze het hart worden van je gedachteleven, dat Mij behoort. Ben je niet blij dat je Mij toebehoort? Heb je ooit zoveel liefde gevonden? Voel je je niet bij Mij thuis als in een gezin, mijn dierbaar evenbeeld? Laat het dus je enige zorg zijn, vlak bij Mij te zijn en bij de dingen die Mij aangaan; mijn Glorie, mijn Rijk, mijn wil, mijn honger naar de zielen, mijn dierbaarste wensen. En weet je wat Ik vanavond wens? Uit te rusten in jou. Wees daarom helemaal van Mij. Denk aan mijn Hart en aan de smarten ervan. Dan zal het Mij toeschijnen dat jij een deel van mijn last overneemt, dat je met Mij mee lijdt. Dat zal voor Mij in de Hof van Olijven zo’n troost zijn, je weet niet hoezeer! Nee, je weet niet wat het voor Mij betekent dat jij in gedachte bij Mij bent, anders zou je die wel meer op je Bruidegom richten. Toch bedien Ik Mij van de tederste namen, in de hoop dat jullie eraan beantwoorden. Desondanks blijven velen ver van Mij weg. Het is alsof Ik een vreemdeling ben, die men niet wil doen delen in zijn huiselijk leven. Zelfs als men sterft is men bang. Men gaat heen omdat het nu eenmaal moet en men denkt er niet aan om zich in mijn armen te werpen, de armen van de Verlosser, van de grote Vriend, van de God die liefde is, van de Schepper die alles in je tot stand heeft gebracht.! Zou het niet meer voor de hand liggen om Hem alles blij en dankbaar over te dragen? Jij, hoe gering je ook bent, kom dikwijls naar Mij toe… als proefvluchten voor de definitieve vlucht… want de dag nadert dat je ziel denkt aan haar reiscostuum voor de laatste reis. (Heilig Uur 14 febr. 1946, IV 64)
203. Heb Ik je niet goed geleid? Herinner je eens hoe je vroeger was, zo zorgeloos en wat je nu bent… dicht bij Mij, aan mijn Hart en hoe je verwend wordt met uitgelezen lekkernijen. Dat vind je allemaal gewoon, maar je bent een antwoord aan de Barmhartigheid. Wat was er van je terecht gekomen als Ik je niet in allerlei omstandigheden geholpen had? Het geldt zelfs voor stoffelijke zaken. Denk je er vaak aan om Mij ervoor te bedanken, al was het maar eens per dag? Voed je wel eens alle redenen samen die je hebt om Mij lief te hebben? Laat je ziel niet indommelen. Span je ijverig in om langs de trappen van de liefde omhoog te gaan en dichter bij Mij te komen. Als je eens vlak bij Mij zou zijn, als het ware onder handbereik van de Meester, wat zou dan alles voor je veranderen! Je geestelijk leven zou tot volle bloei komen. Je zou meer onthecht worden aan het aardse. Je kunt geen twee heren dienen. Weet je absoluut zeker wie jij als Heer hebt gekozen? Zo ja, geef dan in deze vastentijd over aan werken van boetvaardigheid. Maak je één met mijn boetvaardigheid in de woestijn. Weet je wat het betekent om veertig dagen zonder voedsel te blijven, zonder huisvesting, zonder metgezellen, in gebed, dat ’s nachts wordt voortgezet? Geloof je ook niet dat hiermee alleen reeds voldoende verdiensten bijeengebracht zijn om alle zonden van de wereld te bedekken? Verenig je met Mij, je Broeder en bied Mij nog enige verstervingen aan. Ik zal er blij mee zijn, alleen al omdat jij ze zelf hebt uitgekozen. Als je doet wat bevolen wordt, waardeer Ik je volgzaamheid, maar als je uit jezelf spontaan iets aanbiedt neem Ik dat aan als een oprechte uiting van je liefde. Probeer maar eens te verzinnen hoe je Mij een genoegen kunt doen. Je bent de Mijne, zowel overdag als ’s nachts. Zou je willen dat er één ogenblik zou zijn dat je dat niet zou zijn? De Loire, die langs je huis stroomt, is geheel bestemd voor de oceaan. Zo moet jij jezelf geheel uitstorten in het Oneindige. Niets mag onze gemeenzaamheid belemmeren. Laat Mij de reden van je blijdschap zijn. Altijd heb Ik een geluk voor je klaar liggen dat je onbekend is en dat niemand anders je geven kan. (Heilig Uur 7 maart 1946, IV 66)
204. Ook al begrijp je nog niet alles wat Ik je met zoveel liefde meedeel, toch wil Ik het je zeggen, want er komt een dag, een uur, een omstandigheid, dat je ogen opengaan voor de verborgen zin van mijn woorden en je ziel er de kracht van zal opnemen. Ook al kun je je niet de volle liefde voorstellen, opgesloten in de woorden die iedereen gebruikt, toch wil Ik die er al inleggen zodat je er later, misschien pas bij je dood, mee zult instemmen. Ik trek iets terug van wat jou goed kan doen. Je bent mijn kleine kinderlijke bruid, mijn ander I. Waarom aarzel je om dat op te schrijven? Is niet iedere christen een verlengging van Mij? Ik wil mijn vuur in jou onderhouden, niet met het doel dat jij van liefde brandt, maar opdat jij dat verborgen vuur verbreidt. Wat een glorie voor de Vader! Wees vol vertrouwen. Je begrijpt vertrouwen staat lijnrecht tegenover de wanhoop die Mij onteert. Zo ook de beminnelijkheid, die Ik gevraagd heb voor de anderen, wat heerlijk zal het voor je zijn haar aan anderen te geven als je haar inwendig op Mij richt, je schoonste liefde. De mensen openen dan gemakkelijker hun hart. Je doet het toch voor Mij! Je reis gaat verder, werp ballast uit. Ik bedoel; laat niets je nog weerhouden. Maak jezelf lichter om beter te stijgen. Als twee elkaar tegemoet gaan naderen ze elkaar op de weg. Je zou toch niet willen dat Ik die weg alleen afleg? Gun jezelf het genoegen de ontmoeting te versnellen en gun Mij het genoegen te weten dat Ik verwacht word. (Heilig Uur 14 maart 1946, IV 67)
205. Heel de nacht heb Ik op je gewacht in de Eucharistie om Mij in de morgen aan je te geven. Waarom zou je dat verbazen? Geloof je in mijn tegenwoordigheid in het tabernakel? Geloof je in mijn onmetelijke liefde? Nu, zet die twee dan naast elkaar. Als je ’s nachts wakker wordt, laat je ogen zich dan richten op Hem die nu al naar je verlangt. Dat zal je liefde versterken en je vertrouwen in mijn kracht vermeerderen. Laat Mij profiteren van de dagen van je leven; ze zijn niet zo talrijk meer. Laat ze, zoveel je kunt, Mij voortzetten. Laat er geen dag voorbijgaan zonder dat je je bezighoudt met iets van Mij, zoals er geen dag van Mij voorbijgaat zonder dat Ik in jou bezig ben. Geloof je Mij? “Ja, Heer” Verneder je dan, omdat je niet beter beantwoordt aan zoveel voorkomendheid van je Schepper. Je weet hoe graag Ik wil vergeven. Je weet dat je vertrouwen mijn barmhartigheid aantrekt? Daarmee kun je alles bij mijn Hart bereiken. Reken op Mij. Roep Mij. Houd je niet van je eigen naam? Graag hoor Ik mijn naam uit jouw mond. Beroof Mij er dus niet van. (Heilig Uur 21 maart 1946, IV 68)
206. Waarom maak je je zoveel zorgen over de mening van anderen? Volstaat mijn mening je niet? Als je één bent met Mij, laat ze praten. Rust aan mijn schouder en vergeet al het andere. Weet je wanneer je met Mij in de pas loopt? Is het niet wanneer je Mij genoegen wilt doen? Aan het verlangen om Mij altijd te behagen kun je jezelf beoordelen. Wees er maar van overtuigd dat dit verlangen niet van jezelf komt, maar van de Geest die in je woont. De Geest woont in jou als je in staat van genade bent. Je hebt dus heel wat redenen om jezelf je verootmoedigen. Elke gelegenheid om te zwijgen moet je aangrijpen. Het is alsof je Mij een bloem geeft. Hoe mooi is dat stilzwijgen; rust, nederigheid, serene gemeenschap in God. Wat kun je al niet verkrijgen op die gezegende ogenblikken. Beslist ook; stilte in je gedachten, stilte in je herinneringen. “Dat inwendige stilzwijgen is niet gemakkelijk”. Probeer het. Lukt het je niet op de ene manier dan op een andere. Weet je nog dat het je maar niet lukte om een tak van een boom af te zagen en toen je in een andere richting zaagde viel hij meteen alsof het vanzelf ging. Maar geduld moet je hebben. Denk nooit dat je helemaal klaar bent. Streef naar het beste: het is immers voor God! Waarom zou je opgeven? Ja, je moet eens proberen gelukkig te zijn als je voor Mij lijden mag. Je weet heel goed dat Ik gelukkig was dat Ik mocht lijden voor jou. Twee vrienden streven er toch altijd naar om elkaar wederkerig te helpen en goed te doen? Zou jij je ermee tevreden willen stellen om alleen maar te ontvangen? Neem het initiatief tot liefde, altijd met een blijde glimlach. Geef Mij die glimlach, dan kan Ik je zegenen. (Heilig Uur 28 maart 1946, IV 69)
207. Men was het altaarkleed vergeten neer te leggen. In de geest maakte ik van mijn armen een dekmantel. Wees er zeker van, nu jij Mij vanavond met een mantel hebt bekleed, Ik je in de hemel -daar zijn de avonden eeuwige morgens- deze zelfde mantel zal aanbieden. Onder deze mantel houden wij onze geheime gesprekken. Denk je dat Ik hier op aarde aan het eind gekomen ben van mijn genaden? Verwacht je niet dat jee weer anderen zult ontvangen, nog machtiger? Verlang daarnaar. Maak er nu al gebruik van om je geloof te versterken. Heer, ik geloof dat U mij alle genaden zult geven voor mijn heil. Als Ik nu jou en Mijzelf wil overtreffen? Als jij, steunend op mijn kracht, iets verwacht dat heel buitengewoon is? Geloof je niet dat mijn grenzeloos Hart graag grenzeloos geeft? Is dat niet zijn goddelijke element? Maak je ziel gereed zoals je je tuin in orde brengt. Je spit de grond om en begraaft het onkruid. Dan komt de zon en de regen, bloemen ontluiken zo mooi als je niet verwachtte en als je nooit gedacht zou hebben. Weer zou je kunnen zeggen: “Niets kwam van mij, maar alles van Hem”, want altijd komt alles van Mij. Kijk eens terug, Ziee je Mij niet in deze gebeurtenis? En in die andere die je leidde naar iets waar je niet aan gedacht had. Was het niet op jouw maat? Wel was het zwaar, maar je kon het dragen. Je moet nergens bang voor zijn. Ja, ook bij de dood zul je de genade ontvangen om je met de dood te bekleden, je zult het stadium daarvan binnengaan als een taak door Mij opgelegd, waarbij Ik je steeds te hulp kom. Als Ik met je ben, zou je dan bang zijn? Zei Ik tot mijn apostelen na de verrijzenis niet voortdurend: “Vrees niet”. Als jij bang zou zijn, zou Mij dat grieven. (Heilig Uur 4 april 1946, IV 70)
208. Geloof. En alles wordt eenvoudig. Dan wordt het eenvoudig om Mij lief te hebben, eenvoudig om blij voor Mij te lijden. Geloven is bijna zien, Mij zien! Wat een vooruitgang, wat een rijkdom als je tot Mij spreekt, als je Mij zegt dat je Mij liefhebt. Je weet dat je je liefde tot God bewijst als je liefdevol zorgt voor je naaste. Geloof dat je Mij ziet in hem, dat je Mij gelukkig maakt als je heem een plezier doet. Dan blijf je nederig in zijn bijzijn. Wees altijd de geringste. Leg je er vandaag op toe, je tot Mij te richten als je met de ander spreekt. Ik verwacht dat vanmiddag bij de reünie van vriendinnen. Je zou Mij in deze Passieweek niets willen weigeren. Begin ermee. Ik zal het voortzetten. Toen je nog klein was behoefde ja maar drie steken te maken op het linnen, zo zei je moeder; zij maakte het af. Kijk eens aan; is mijn tederheid niet veel groter dan die van je moeder? Je zult gelukkig zijn wanneer je gelooft in de liefde zoals zij is, zoals Ik haar aan je geef en zoals Ik je heel de eeuwigheid wil geven. Zoek Mij overal. Ik zal Mij laten vinden en met welk een vreugde! Maar hoe zou je Mij kunnen vinden als je niet naar Mij zoekt? Als je Mij gevonden hebt, geef Mij dan door aan anderen. Er zijn er die Ik alleen door jou kan bereiken. Dat is jouw zending, van alle eeuwigheid voorzien. Wees er niet ontrouw aan, want Ik was trouw tot folteringen en schande toe. Richt je ogen op Mij en probeer Mij te begrijpen. Neem het in je op. Alles was voor jullie. Voor jou. Zoals een liefdesbrief die Ik je met mijn Bloed zou hebben geschreven en die je pas lang daarna zou hebben bereikt. Maar Ik ben steeds de Levende en het is nog steeds dezelfde liefde. (Heilig Uur 11 april 1946, IV 71)
209. Witte Donderdag. Alleen in de kapel voor het Allerheiligste. Ja, zeg Mij, om Mij te troosten voor hen die niet geloven, dat je meer zeker begint te worden van de kracht van mijn liefde, ook al geef je toe, dat je er onwaardig voor bent. Dat zal Mij opbeuren. Laten Wij een verbond sluiten tussen jouw ellende en mijn rijkdom. Steun altijd op Mij. Je moet nooit of te nimmer op jezelf vertrouwen. Waar zou je dat heenvoeren? Wie begrijpt zijn kind beter dan een vader? Mijn elf leerlingen in de zaal van het Laatste Avondmaal wisten dat en hun dankzegging was zo innig, dat velen hun tranen niet konden bedwingen. En wat te zeggen van mijn eigen ontroering? Aanbid haar, want ze komt voort uit mijn liefde. De volgende dag, op hetzellfde uur, zou Ik reeds voor hen en voor jullie gestorven zijn. Worden de laatste ogenblikken van een veroordeelde niet zeer intens beleefd door die veroordeelde? (Heilig Uur 18 april 1946, IV 73)
210. In de lege kerk… Maar van Mij vervuld. Je denkt er dikwijls niet aan dat Ik overal ben en dat er niets is waar Ik niet ben. Bedenk dat. Het zal je helpen om bij Mij te komen. Ik vraag je alleen de vereniging. Omdat Wij ons ’s morgens in de eucharistie verenigd hebben, moeten wij niet onverschillig uit elkaar gaan. Dat zou leiden tot blijvende gedachteloosheid. Als men bemint, denkt men dan niet voortdurend aan degene die men bemint? Wat zou Ik er dan uit moeten afleiden als jij niet aan Mij denkt? Kom vlug naar Hem die op je wacht. Breng leven in het leven van ons beiden. Breng afwisseling aan. Ofwel je zit als Maria Magdalena in diepe nederigheid aan mijn voeten, of je rust aan mijn Hart als Johannes, of je zorgt voor Mij zoals mijn Moeder, of je verheerlijkt Mij zoals men Mij verheerlijkt in de hemel, of je dankt de Vader voor mijn overwinning op de dood, of je plaatst je met Mij onder de Geest, die zweeft boven ons. Als je te lijden hebt, lijd dan mee met mijn smarten. Je begrijpt: één zijn, nooit gescheiden zijn. Wees de levende Ik. Toon dat Ik in je woon. Ja zeker, met je fouten. Ik ben immers een en al barmhartigheid? Ik kan immers alles uitwissen, alles in orde maken? “Heer, hervorm mij, ik ben niets dan trots van ’s morgens tot ’s avonds”. Zeg Mij dat elke dag en verneder je. Laat elke dag voorbijgaan met Mij. Ik ben er onder de gedaante van Brood. Ik ben er onder de gedaante van omstandigheden, ontmoetingen, gebeurtenissen. Zie Mij overal. Volg Mij overal. Ik was op aarde net als jij, buiten de zonde. Wees vervuld van goddelijke kennis. Laat die uitvloeien over je omgeving, alsof je een vaas met kostbare nectar droeg, waaruit je bij iedere pas aan anderen geeft. Wees ervan overtuigd dat je kracht alleen voortkomt uit mijn kracht. (Heilig Uur 26 april 1946, IV 74)
211. Het is liefde die Ik je bij je kleinste handelingen vraag. Je hecht er geen waarde aan, maar voor Mij zijn de kleinste dingen groot. Het is de liefde van mijn kinderen… bedenk dat toch! Ik steek mijn hand naar je uit. Vul die met alle kleine daden, met vluchtige gedachten en indrukken, met goede verlangens, met verdriet als je ziet dat men Mij beledigt. Op die momenten dat je s’ nachts wakker ligt en als je alleen bent, vooral wanneer je voor Mij alleen bent, in de tuin, aan het spinnewiel, vul die hand met liefde. Merk je niet dat Ik het je met nadruk vraag? Er is geen arme die er zó naar verlangt om te hebben. Ik ben de allerarmste en Ik word door velen gehaat. Laat Mij onder de mantel van je liefde schuilen, dan troost je Mij en je maakt goed. Vraag Mij om bekeringen door liefde, door woorden van liefde, door daden van liefde, door goed te doen. Aan de basis hiervan moet je de liefde leggen, die je geen moment mag verlaten. Zij is de ondertoon van je dagen en vanzelfsprekend van je dood. Verwaarloos de kruimeltjes van je tijd niet. Zij verzekeren Mij van je grootmoedige liefde en je levendig geloof. Ach, als je eens kon zien hoe Ik je met mijn ogen volg… Hoe enthousiast zou je voor Mij leven. Dat leven lijkt zo lang, maar is niets vergeleken met de eeuwigheid. O, als je eens de warmte van mijn tedere liefde kon voelen. Wat zou je niet uitdenken om eraan te beantwoorden. Maak dus plaats voor Mij in je hart. Ik zal met al mijn gaven binnenkomen. (Heilig Uur 2 mei 1946, IV 75)
212. Leen Mij je hand om te schrijven. Leen Mij je stem om de kinderen catechismus te geven. Leen Mij je gebaren om ze lief te hebben. Leen Mij je beminnelijkheid. Dan zal Ik door jou te midden van je naaste omgeving zijn. Je zult er meer invloed op uitoefenen. Tegelijk zul je nederig blijven, want je zult denken: “Dat kwam niet door eigen inspanning. Jezus was er, met mij”. Herhaal dat voor jezelf om nederig te blijven. Nederigheid is waarheid. Leen Mij ook je lichaam als je reist, als je te lijden hebt, als je eet en als je slaapt. Ik heb dat alles ook gedaan toen Ik op aarde was. Laat Mij nu weer onder de mensen leven. Ze moeten het merken. De genade van God, de schone, goede genade, wordt nooit geweigerd aan hen die d0or een of ander instrument -jij als je dat wil- hun gewone onverschilligheid afleggen en zich erop toeleggen om te komen tot inniger gemeenschap met hun Verlosser. En jij; probeer nooit om er gemakkelijk van af te komen. Ga blij naar de post waartoe Ik je roep. Denk: “daar wil Hij mij hebben”. Dan blijf je moedig en in vrede. Om Mij kostte het veel moed om mijn zending ten einde toe te vervullen. Volg Mij na. Ben Ik niet je grote Broer, de oudste? Hij die het voorbeeld geeft omdat de Vader Hem zijn geheimen toevertrouwd heeft. Jij, vertrouw je aan Mij toe. Vertel alles, heel eenvoudig. Ik begrijp alles zo goed. Weet je dat niet? En toch zie Ik graag dat jullie Mij al jullie emoties, jullie angsten, jullie verlangens toevertrouwen. Zou je evenwel van Mij houden als Ik meer op een afstand was? Ik ben je middelpunt en je doel. Ik omhul je helemaal. Waar je ook kijkt, zie je Mij in jou. Om je heen, overal. (Heilig Uur 16 mei 1946, IV 77)
213. Je herinnert je de raad van de profeet: “Ga je wassen in de rivier”. De melaatse veldheer vond de raad wat erg gemakkelijk en wilde zich terugtrekken. Aan jullie vraag Ik je gewoonste handelingen: eten en drinken,, slapen, werken, heel je dag, verenigd met mijn dagen van vroeger. Dan worden jullie handelingen gedrenkt in mijn Bloed en bekleed met mijn verdiensten. Dat is niet moeilijk. Dat zal jullie genezen van jullie voortdurende ellende en je bekleden met een zeer rijk gewaad. Neem dus een zo eenvoudige zaak aan. Probeer het eens. Maak het tot een gewoonte terwijl je naar mijn ogen kijkt. Houd je van die blik van Mij, gericht op jou? Die blik van je grote Vriend? Het is als een streling. Het is als een kracht, als een woord van Mij, als mijn Eucharistie. Al het mijne is een kracht. Levenskracht, is dat geen vreugde, een opbloei van liefde? Een beter begrip van het goddelijk Wezen? Ja, wist je maar wat God is en hoezeer Hij het waard is dat zijn verheven eigenschappen bestudeerd worden, zijn edelmoedigheid, zijn buitensporige goedheid, zijn liefde en altijd weer opnieuw; zijn liefde, het eigenlijke van zijn wezen. Als je eenmaal in zijn liefde bent binnengetreden, blijf daar dan. Vestig je er. Het is je woning en vandaar, als van een hoog balkon, beschouw je het leven, de naaste, de dienst van Gods glorie. Vandaar zie je alles vanuit een andere hoek. Dat zal je gebruikelijke kleinmenselijke oordelen totaal veranderen. Daarom was het alsof de heiligen een vreemd leven schenen te leiden. Ze keken met andere ogen. Heel het wereldse gedoe is zo leugenachtig, dat de waarheid zich daar niet aan kan aanpassen. Dring door in de regionen van de liefde en sluit je erin op. (Heilig Uur 23 mei 1946, IV 78)
214. Voel je je niet van Mij vervuld? Zie je niet dat je lichamelijke beproevingen Mij hebben aangetrokken? Nam Ik je hartkloppingen, die je vannacht kon tellen, niet op in de mijne? Dacht je toen niet: “Het is zijn Hart?” Terstond werd je geloof verrijkt en droeg het vrucht/ Je vergat alles en dacht alleen aan onze eenheid. Beslist: alles moet je door Mij heen zien. Daarin bestaat de heiligheid. Altijd proberen . Het zijn de veelvoudige oefeningen die je brengen waar je moet zijn. Oefeningen in liefde. Elke poging beantwoord Ik met een grotere genade, waaraan jij weer hebt te beantwoorden, want Wij blijven niet lang op hetzelfde niveau. Iedere dag gaan wij hoger op naar de Vader. De Vader verwacht jullie. Ken je zijn ongeduld? Laat de liefde niet wachten. Ja, inderdaad, de liefde, want God is liefde. Ga bij alles wat je doet, bij al je gedachten naar Hem toe. Arme kleine, zo onbeduidend. Hij zal je helpen. Altijd is er een antwoord, ook al hoor je het niet. Ja, als je het Hart van God kende! “Heer, laat mij niet ondankbaar zijn en altijd oplettend om uw wil te leren kennen”. Denk er wel aan, niet uit vrees maar uit liefde. De liefde wordt gediend met liefde. (Heilig Uur 13 juni 1946, IV 81)
215. H. Sacramentsdag. Ik geef me vandaag op het grote feest van mijn Heer helemaal aan U. Je weet wel dat dikwijls degene die gevierd wordt, geschenken geeft? Heb Ik niet altijd geschenken aan te bieden? Je hebt aan zoveel gebrek. Als Ik je nu vanavond eens het verlangen naar de hemel schonk? Het verlangen naar Mij? Verlangen is een dorst. Als Ik je deze dorst eens aanbood? Zonder Mij zou je die niet kunnen hebben. Heer, geef mij dat wat mij in uw ogen minder ellendig maakt! Het is Mij voldoende dat je Mij je ellende toont. Is die het niet die Mij altijd aantrekt? (Heilig Uur 11 juli 1946, IV 87)
216. Heel deze maand is toegewijd aan mijn kostbaar Bloed. Maar je denkt er zo weinig aan. Nu is het de tijd voor je om vruchten te plukken – de bloeitijd is voorbij. Wij komen aan de ernstiger tijd van de oogst voor de eeuwige graanschuren. Verbaas je er niet over, dat je voor Mij te lijden hebt gehad en dat je voor Mij werd beproefd. Het zijn de steekkaarten, die je voor de eeuwigheid moet invullen. Je neemt plaats in het grote offer. De kroon ervan wordt bereid. Je hebt deel aan de onvoltooide symphonie van mijn lijden. Heb ze lief, deze laatste smarten. Ze maken deel uit van je reisuitrusting. Zo die heel gewone onaangenaamheden: hitte, insecten, onverwachte tegenslag en ander vervelende zaken. Je biedt ze Mij aan als boete. Ze maken deel uit van de oogst in de levensherfst, in de altijd wondermooie lente van de liefde. De seizoenen zijn gelijktijdig in de ziel van de bruid. De liefde dooft daar nooit. De liefde is het lichtje dat in jou alles verlicht, maar zo weinig opvalt dat je het niet eens opmerkt. Maar Ik zie het. Jij hebt het gevoel dat je ver van Mij weg bent en vreest Mij verlaten te hebben. Toch ben Ik in je binnenste. Voor Mij is het voldoende dat je je wil op Mij gericht houdt, dat jouw wil in de Mijne is; alles is daarin gelegen tot mijn en jouw blijdschap. Moge je blijdschap volkomen zijn. Data zal zo zijn als je je losmaakt van jezelf. Dan voel je de last van het leven niet meer, maar een zachte, lichte bries van geluk. Geloof je wat Ik je zeg? Woon in de woning van de welbeminden. (Heilig Uur 20 juni 1946, IV 82)
217. Ik probeer je almaar dichter bij Mij te brengen. Besef je dat je leven je er toe in staat stelt? Begrijp je de betekenis ervan? Hoeveel toenaderingen zijn er nodig om tot eenheid te komen? Daar moet je naar streven. Denk je daar dikwijls genoeg aan? Wat zou je daarvan afhouden? Eén te worden met je God!… Beschouw je dit niet als de hoogste eer en het hoogste geluk? Ik bedoel: vereniging met de God-mens, met Hem die op aarde geleefd heeft als jij, die neergedaald is uit de hemel om één van hart te worden met alle dankbare mensen. Denk je dat er veel zijn? Jou wil Ik opnemen in de kleine groep van intieme vrienden. Intieme vrienden gaan niet van elkaar weg: wat bleef er dan over van de vriendschap? Geef Mij je intieme vriendschap! Wil je dat? Eén worden met Mij? Hoe eenvoudig en toegankelijk is die God van jou. Hoe graag geeft Hij zich… je moest eens weten… je moest eens kunnen weten! Ben je niet gelukkig dat je wordt uitgenodigd tot het leven van mijn intieme vrienden? Zeg het Mij… “Heer, ik besef tegelijk uw vorstelijke gave en mijn onwaardigheid”. (Heilig Uur 18 juli 1946, IV 88)
218, Vind je niet dat de inwendige glimlach die Ik je vroeg en die je Mij geeft, je leven blij maakt? Geloof je ook niet dat je naaste die gelukkige vrede zal opmerken en er ook zelf door wordt verblijd? Het is maar zelden dat een persoonlijke genade niet overvloeit op allen. Zo zie Ik het graag, want mijn liefde is er altijd op uit om zich uit te breiden. Ontvang jij nu alles wat je van Mij krijgt met het doel om het over te dragen op anderen. Wees een trouw en gewillig instrument om de echo van mijn liefde over te dragen, zo mogelijk aan heel de wereld. Dikwijls vraag je om de komst van mijn Rijk. Je bent blij dat je eraan kunt meewerken. Maar daartoe is nodig dat je jezelf heiligt. Dan alleen kun je mijn glorie vermeerderen. Bedenk dat goed en geloof in de doeltreffendheid van jouw geestelijke arbeid, samen met de gemeenschap van de heiligen. Bedenk dat jij een steen toevoegt aan het bouwwerk en dat niemand anders dan jij die steen op dezelfde wijze kan plaatsen. Laat dat je een aanmoediging zijn om je in te spannen op allerlei terrein. Sommige van die inspanningen zijn vertrouwelijk en een geheim tussen ons en die zijn het meest boeiend. Nooit moet je onze gemeenzaamheid moe worden, breng er afwisseling in aan, vind nieuwe manieren uit om één te zijn en roep de Geest van liefde te hulp. Vraag aan mijn Moeder om je de wege te wijzen. Haar gedachten waren altijd bij Mij. Zelfs als je jezelf tot niets in staat voelt, geef Mij dat niets. Ik heb immers uit niets geschapen. Ik vraag je alleen de wil je altijd aan Mij te geven, zowel als het rustig is, maar ook als het stormt. Ik neem je op in het gelukkigste cenakel van mijn vrienden. (Heilig Uur 25 juli 1946, IV 89)
219. Om de acht dagen moet je je afvragen of je gevorderd bent en hoeveel je gevorderd bent op de weg naar de innige vereniging met God. Kijk naar de ochtenden en de avonden: heeft je goede wil iets uitgewerkt? Bewaak je onachtzaamheid en wek je op uit je ongevoeligheid door je telkens weer met een inwendige glimlach te richten -vol ootmoed en liefde- op de Personen van de Heilige Drieëenheid. Altijd is het de liefde die je moet doen leven. Probeer door jouw liefde Mij te troosten voor schuldige liefde. Denk hier eens over na: als Ik mijn ogen op je richt kan Ik dan trots zijn op je trouw en je liefde? Mag Ik aannemen dat je Mij boven alles stelt? Dat Ik voor jou iets totaal anders ben dan de anderen? Dan zou elke dag van je leven helemaal voor Mij zijn. Dat wil je toch? “Ja, Heer help mij om van mijn leven een afbeelding van uw leven te maken”. Daartoe moet je leven in die gemeenzaamheid met Mij die Ik je zo vaak gevraagd heb. Dan zal men Mij in jou herkennen. Die gemeenschap overtreft elke bekende gemeenzaamheid op aarde. En zoals bij een vriendschap de zwakkere de eigenschappen van de sterkere in zich opneemt en er zich mee bekleedt, zo zal zich langzamerhand in jou een gelijkenis met God ontwikkelen als resultaat van je beschouwing. Doe nooit iets zonder Mij en vergeet niet de zuivere intentie, je oprecht verlangen om één Enkele te dienen, lief te hebben. Hem te troosten, Hem zelf of Hem in je naaste. Eén enkele, je Schepper, Hij die je liefheeft. (Heilig Uur 1 aug. 1946, IV 90)
220. Waarom beschouw je Mij soms als een strenge Meester, die er op uit is om je op iets te betrappen? Zou je niet liever in Mij een hartelijke vriend willen zien, die altijd bereid is om je te verontschuldigen als je tekort schiet? Een vriend die altijd over je waakt. Ben je er niet van overtuigd dat Ik zó ben? Laat je liefde weer opbloeien, leef in liefdevol vertrouwen. Vraag Mij de wetenschap van de liefde van je God, van de liefde die Hij voor jou heeft en van de liefde die jij Hem verschuldigd bent. (Heilig Uur 22 aug. 1946, IV 94)
221. Vraag Mij alles wat je verloren hebt door je nalatigheid in het beantwoorden aan de genade. Vraag het ootmoedig, vol vertrouwen en Ik zal het je geven, want voor de liefde is niets onmogelijk en mijn liefde zegeviert. Ik zal je de verloren plaatsen terugschenken, je zult weer de verlichtingen krijgen die je gemist hebt en je krijgt aan de vinger de ring van de vertrouwde vrienden. Blijf in ieder geval nooit in een toestand van neerslachtigheid. Wees ervan overtuigd dat mijn goedheid ver uitgaat boven welke toestanden van zonden ook. Als je niet op Mij rekent, op wie zou je dan kunnen rekenen? Stel al je vertrouwen en hoop op Mij, dan eer je Mij en Ik zal je antwoorden op elke smeekbede. Ik alleen kan je antwoord geven, Ik alleen kaan je bevredigen. Heb je mijn goedheid niet ondervonden? Is mijn aantrekkingskracht iets nieuws voor je? Overdenk eens hoe dikwijls je vroeger naar Mij verlangde. Ben Ik je niet te hulp gesneld? Al heb je Mij nooit gezien, heb je Mij niet herkend? Weg dus met al die twijfels! Al ben je hier op aarde altijd blootgesteld aan de mogelijkheid om tekort te schieten, kom altijd weer met geestdrift naar Mij toe, dan kan Ik het weer goedmaken. Zie dikwijls op naar je Verlosser en Vriend. Dat is het wat Ik van je vraag, dat is het wat Ik zo graag in je zie. Het is het leven met z’n tweeën, het is mijn vreugde. Zo graag zou Ik zien dat je Mij gelooft! (Heilig Uur 12 sept. 1946, IV 96)
222. “Heer, soms voel ik mij helemaal van U vervuld en dan weer ben ik dor en droog en aan mezelf overgeleverd”. Altijd ben je van Mij vervuld, want uit jezelf ben je niets. Je bestaat alleen door Mij, Ik ben het leven. Maar soms laat Ik je over aan je eigen geringheid, zodat je alles ziet wat je ontbreekt en je tot stille smeekbeden wordt gebracht in oprechte nederige liefde en die maken Mij gelukkig. (Heilig Uur 19 sept. 1946, IV 97)
223. Wil je Mij geen vreugde bij je laten vinden? Je gelooft dat Ik, eigenlijk gezegd, oneindig gelukkig ben. Maar vergeet toch niet dat je Mij bijkomstige vreugde kunt geven en dat Ik die in zoveel harten moet missen. Hier heb je de gelegenheid om Mij te troosten. Iemand had veel kinderen die hij ieder op bijzondere wijze liefhad. Hij voorzag elke kleinigheid en probeerde ze gelukkig te maken. Sommigen kregen genoeg van zo’n liefde en verlieten hem op onbeschaamde wijze. Anderen, dit voorbeeld volgend, gingen heen zonder herrie, maar niet minder ondankbaar. Sommigen wilden onafhankelijk zijn en gingen trots weg. De man bleef alleen achter met de laatste dochter, die hem trouw bleef toegewijd en alleen maar de aangedane wonden wilde helen. Door de aanwezigheid van het enig overgebleven kind, door de zuivere klank van haar stem en door haar goedheid vergat hij de beledigingen en de smart. Wil jij voor Mij zo zijn? Wil je Mij al je handelingen geven? Heer, ik ben zo klein. Verenig je met Mij. Ik zal je groot maken. (Heilig Uur 19 sept. 1946, I 350)
224. Begrijp Mij goed! Het enige doel ben Ik. Je bent nog te klein om tegen je te zeggen: het enige doel is het lijden, want lijden is het zekerste middel om dichter bij Mij te komen en op Mij te gelijken. En toch, wanneer je Mij bedankt voor een vreugde die Ik je gaf, geeft Mij dat innige vreugde en eer. Omdat Ik weet dat je zwak bent en behoeftig, schenkt mijn Voorzienigheid je die kleine blijde dingen die je deze week hebt opgemerkt en waarvoor je Mij telkens spontaan hebt bedankt. Bij ieder van die hartelijke “bedankjes” zegende Ik je. Weet hoe Ik een zeer beminde vriendin, een bruid bedank? Ik houd haar aan mijn Hart. Ze ziet het niet, maar ze voelt zich getroost en bereid tot grotere toewijding aan de naaste. Ja, als je anderen van dienst bent, laat het dan zijn om Mij en niet uit liefde voor de beminnelijkheid. Zuiver je intentie. Doe alles om onze innige gemeenschap te bevestigen want is die niet wat onzeker? Hapert er soms niet iets aan? Wordt ze niet gehinderd door aardse en vreemde gedachten? Ik allen. Je Enige. Prent je dat in. Bedenk dat alles alleen door Mij bestaat. “Heer, ik weet het en hoe kan ik het dan toch zo dikwijls vergeten alsof ik het helemaal niet wist”. Je blijft altijd mijn kind. Maar gun jezelf niet te veel vrijheid! Laat Mij je liever strak vastbinden, om zo te zeggen met het gezicht naar elkaar, zodat niets van Mij je kan ontgaan. Ik wil Mijzelf geven; ben jij er om Mij te ontvangen? Als jij er niet bent, wie van ons beiden is dan het meest bedroefd? (Heilig Uur 26 sept. 1946, IV 98)
225. Wees heel klein zoals de kleine Theresia. Dan zullen je daden Mij in verrukking brengen. Heel klein zijn bestaat hierin dat je weet dat alles van Mij komt. Dat je alleen de tekortkomingen van je werk aan jezelf toeschrijft en dat je de onvolmaaktheden erkent bij alles wat je onderneemt. Dat je jezelf ziet zoals je bent: zwak, arm en toch zo ingenomen met jezelf. Kijk eens naar al die gedachten die je aan jezelf wijdt en aan de zeldzame keren dat je aan Mij denkt of aan mijn belangen. Maak je los van jezelf, neem Mij aan, je Vader, je middelpunt, je Bron, Hij die je beweegt en in wie je ademhaalt. Ik, de liefde. Om altijd in mijn gedachte aanwezig te zijn, doe alles omdat mijn liefde dat van je verlangt. Is er iets heerlijkers denkbaar? Zovelen leven voor een mens. Zou jij niet gelukkig zijn om te leven voor een God? Kies Mij en verlaat Mij nooit meer. Vooral niet bang zijn dat Ik genoeg van je zou krijgen. Ik ben zo gelukkig bij de mensen te zijn. Welke gedachte kan de mens gelukkiger maken dan de gedachte aan zijn God en Verlosser? Leer Mij kennen. Dan leer je Mij liefhebben. Hoe benijdenswaardig zullen ke dagen zijn. Heel je leven wordt een verrukking! Straal Christus uit zoveel je kunt. Reken op Mij. Wil je graag dat ook Ik op jou reken? Vind je het goed dat Ik reken op jou voor dit of dat werk voor mijn Rijk? “Ja, dierbare Meester, ik ben U alles verschuldigd. Waarom zou ik me niet aan uw Rijk toewijden?” Zou je willen werken aan de bekering van de zondaars, althans van degenen die je kent, met wie je vertrouwelijk omgaat en die het gevaar lopen verloren te gaan? Denk aan wat X… je zei, denkend aan zijn zondige relaties: “Wie zal voor mij bidden als jij het niet doet?” Bid dus uit heel je hart voor deze zielen die zich in gevaar bevinden. Bedenk dat je, door een ander te redden, jezelf redt. Doe alles wat je doet voor Mij. Jij bent mijn doel. Zou Ik het dan niet voor jou zijn? Zouden jouw ogen niet vol blijdschap en liefde op Mij gericht zijn? Dat doe je al dikwijls. Graag wil Ik dat je het meer doet. Ik kijk er naar uit, denk daaraan. Denk aan Mij. Moge elke slag van het uur je aan mijn Hart brengen. (Heilig Uur 3 okt. 1946, IV 99)
226. Ik daalde af naar de tuin en zei Hem: “Kom met mij mee”. Ja, zeg Mij dat dikwijls en als je dan de grote reis gaat maken bij de dood, zal Ik weer met je meegaan. De gedachte kwam in mij op dat ik dan -op dat laatste ogenblik- ook de heilige Maagd bij mij zou willen hebben. Maar zou Zij niet degenen nabij zijn die elke dag van hun leven de hèle rozenkrans bidden! Je vraagt Haar immers 150 maal om voor je te bidden in het uur van je dood!. (Heilig Uur 24 okt. 1946, I – 351)
227. Mijn God, heb ik U vandaag bemind zoals U wenste dat ik U zou beminnen? Je hebt mij vooral liefgehad toen je niet je eigen wil deed -zoals vanmorgen toen ze je vroegen om catechismus te geven in de kerk- je was liever met Mij op je kamer gebleven. Maar dienst aan anderen is dienst aan Mij. Ik zie graag dat je soepel bent in de gehoorzaamheid. Je moet nooit aarzelen. Ga onmiddellijk. Wees er zeker van dat je op die manier bewijst dat je liefde niet enkel uit woorden bestaat. Dat is echte liefde en die is Mij zeer lief. De heiligen legden zich erop toe om tegen hun eigen wil in te gaan uit liefde voor Mij. Dat was voor hen de proef op de som. Probeer het ook. Alles zul je goedvinden wanneer alles voor mij zal zijn. (Heilig Uur 24 okt. 1946, I 352)
228. Zie naar je zusjes, de kleine zielen in de hemel, waar niemand over heeft gesproken en die Ik met glorie heb willen kronen. Zie hun dankbare liefde. Er zijn veel manieren om lief te hebben. Ik ben in al die manieren. Probeer gerust nog meer manieren te bedenken. Het zal altijd waar zijn. De liefde heeft de schoonheid van elk mooi gelaat. In de hemel zie je de triomf van die liefde; door mijn lijden heb Ik die triomf verdiend. Je ziet de toejuichingen van de ontelbare hemelbewoners – geen tong zou het kunnen beschrijven. Sluit je, hoe gering je ook bent, aan bij de feestmenigte. Juich Mij toe, want Ik ben de Heilige der heiligen en de bezieler van hun heiligheid. In ieder kun je dus Mij begroeten. Voeg jouw dankbarheid bij die van hen. Jij behoort tot degenen die mijn speciale goedheid en mijn uitgelezen gunsten hebben leren kennen en beter dan anderen. Heb Mij dienovereenkomstig lief. Moge geen enkel ander ideaal je zo volledig betoveren. Ik ben het die er toe kan brengen om te trillen van liefde totdat men zelfs het lijden gaat liefhebben. Welke andere kracht zou dit tot stand kunnen brengen? Leeg je pen nu neer. Heb Mij lief. Aanbid Mij. Zing voor Mij, alles zonder woorden. Ik hoor alles. ((Heilig Uur 31 okt. 1946, IV 102)

229. Ik beschouwde de overvloed van zijn weldaden gedurende de laatste jaren van mijn leven. Dank Mij vooral voor mijn liefde. Weet je hoe je Mij het beste ervoor kunt bedanken? Door erin te geloven. Geloven niet alleen in het geheel, maar tot in alle bijzonderheden. Soms zie je het, maar heel dikwijls merk je het niet. Toch ben Ik het; want Ik verlaat je nooit. Zie je niet dat onze band nauwer wordt aangehaald als je je vol geloof en vertrouwen tot Mij wendt. Het oversteken van de brug bij je dood schijnt je gemakkelijker toe, omdat je zo blij bent dat je Mij gaat ontmoeten. Mij gaat zien. Je stijgt gemakkelijker omhoog naar het hiernamaals. Als Ik alle middelen gebruik om je dichter bij Mij te laten komen, mag Ik je dan vragen dat je alle middelen te baat neemt om dichter bij Mij te komen? Zo kunnen wij elkaar al vóór de grote ontmoeting dikwijls tegenkomen en dat is dan een voorsmaak ervan. Wil je je oefenen in dit spel van de liefde, van de enige ware liefde, de enige die je hart waardig is? Je kunt je oefenen in woorden, in daden, in vurige verlangens. Je krachten nemen toe als je Mij te hulp roept en als je je steeds meer bij Mij aansluit. Je moet volhouden. Geef je aan mijn Moeder. Leef langzamerhand niet meer op aarde maar met de gelukzaligen, die zich alleen nog maar bezighouden met Mij. Moge je omgang zijn met de hemel om dan “morgen” echt te beginnen. (Heilig Uur 7 nov. 1946, IV 103)
230. Buiten stormde het; het was koud en regenachtig. Dank Mij dat je een schuilplaats hebt in mijn Hart en dat het daar warm is. Je hebt niets te vrezen van andere stormen. Zou je iets kunnen overkomen? Houd je stevig aan Mij vast. Denk er eens over na, welke dingen Ik nastreef en maak mijn intenties tot de jouwe. Laat alles wat je verlangt in het verlengde liggen van mijn verlangen. Laat jouw verlangen een aanvulling zijn van het mijne. Vul Mij aan want Ik wilde niet volledig zijn zonder jullie. Ik ben mens met de mensen en zo bied Ik me de Vader aan. Bied jij jezelf aan om samen met Mij de Vader lief te hebben. Maak je gereed om je aardse woonplaats te verlaten. Is er nog iets dat je vasthoudt? Stijg in je gedachten steeds op naar de schoot van God, ook dan als je omgaat met degenen om je heen. Dan krijgen zij er een weerschijn van. God geven aan de anderen wat een bezigheid voor de tijd die je nog rest. Graag laat Ik me aan anderen geven door jou. (Heilig Uur 14 nov. 1946, IV 1005)
231. Maria presentatie. Verenig je deze morgen met allen die zich vandaag ter gedachtenis aan de opdracht van mijn Moeder, aan de dienst van God toewijden. Is het niet heerlijk om eindelijk helemaal de mijne te zijn, zonder voorkeur voor de manier waarop? Ik roep je: dat moet je volstaan. Hoe blijder jullie ermee zijn des te meer verheerlijk je Mij. Nu roep Ik je tot afzondering in je buitenhuis. Bied je aan Mij aan, maak je los van aardse zaken, vereer Mij en dank Mij en heb Mij lief, alles in grote vreugde, want je weet dat je Mij daarmee gelukkig maakt. Je bent voor God niet meer dan een stamelend kind. Vraag daarom aan mijn Moeder en aan je Engelbewaarder om voor jou te spreken. Laat ons innig verbonden zijn, vergeet wat buiten ons is. Jij, de zwakheid, Ik de barmhartigheid. Erken oprecht dat je uit jezelf niets bent. Maar Ik ben alles. Laat zien dat je op Mij vertrouwt. Wat komt het er op aan dat je arm bent. Ik ben toch rijk? Richt je vol aandacht op Mij en roep Mij. Ik ben nooit ver weg, dat weet je wel. (Heilig Uur 21 nov. 1946, IV 106)
232. Laat niets je in de war brengen! Noch minachting, noch afkeer. Je bent van Mij. Wat kan het aardse je dan schelen? Ik weet hoe Ik de mijnen moet bewaren. Laat de gedachte dat van Mij bent, elke andere gedachte overheersen en als een weg zijn die leidt naar de gelukkige en vredige woning van de innige gemeenzaamheid. Waarom zou je, als je dit inwendige leven leeft, zoveel gewicht hechten aan hetgeen zich daarbuiten afspeelt in de fantasieën van de wereld, die verandert en voorbijgaat? Vestig je woning in datgene wat blijft. Daar wil Ik je. Je denkt Mij toch niet in de wereld te vinden? Heb Ik die wereld niet in mijn evangelie omschreven? Heeft zij zich niet mijn vijand getoond? Wat is er nog over van de groten, de rijken en de machtigen die Mij hebben veroordeeld? Wees eenvoudig en bescheiden. Doe het goede, dat wil zeggen: zet in jouw leven mijn leven voort. Dan zal Ik in jou werkzaam zijn. Zo weinig verhindert je Mij te zien. Juist datgene wat nodig is voor het mysterie, om je de verdienstee van het geloof te laten. Zo zal het niet altijd zijn. Denk aan het zien van aangezicht tot aangezicht bij de ontmoeting. Dan zal je dorst naar Mij helemaal gelest worden. Nu ben Ik het, die met volle teugen drink. (Heilig Uur 28 nov. 1946, IV 107)
233. Kom vlak bij Mij in de tuin van lijden en angstzweet. Je begrijpt dan ben Ik niet zo alleen… Zij, Petrus, Johannes en Jacobus slapen. Er is niemand. Alleen mijn Moeder denkt aan Mij. Zij slapen… Dat is het beeld van hen, die van heel hun leven één lange slaap maken ten opzichte van Mij; onverschilligheid, verstrooiingen; tot schade voor hun ziel vergeten zij Mij! Ook bij mijn vrienden zou een beetje méér vurigheid hen wakker gehouden hebben. Vraag Mij vergeving als ook jij te kort geschoten bent. Neen, niet aan mijn voeten, maar aan mijn Hart. De groten der aarde vier je met luidruchtige feestgezangen en grote fanfares. Mij viert men met een stil aandachtig hart, met een offer waar niemand van weet, met een stille overgave, met een tedere innerlijke blik. Zo troosten mijn schepselen Mij, heel eenvoudig en stil. Probeer Mij iets aan te bieden wat je zelf hebt bedacht, alsof het elke dag een feestdag voor Mij was. Wat zal ik vandaag voor aardigs voor Hem doen? Wat voor liefs zal ik Hem zeggen? Dan zul je in de stilste hoek van je geheime vertrek en heel je leven aan Mij toewijden. Maak je daar geen overdreven zorg over, misschien slaat de angstige verbeelding op hol. Het is Mij te doen om je wil. Ik ben gestorven opdat jouw wil Mij zou toebehoren. Die wil je Mij toch wel helemaal geven? Maak van Mij niet een gast voor feestelijke gebeurtenissen. Maak Mij tot de Bruidegom die men nooit verlaat. (Heilig Uur 5 dec. 1946, IV 108)
234. Ja zeker, ook in je gedachten moet je naar volmaaktheid streven, want je woorden en daden komen voort uit je gedachten. Ze zijn dus belangrijk omdat ze de bron zijn. Een bron laat je toch niet vertroebelen? Laat je gedachte altijd helder gericht staan op Mij om zo de verlangens van mijn Hart te reflecteren. Zou je wel willen geloven dat Ik jouw pogingen om mijn glorie te vermeerderen verwacht? Geef je je daar rekenschap van? Geloof je dat Ik naar je verlang? Je denkt: ik ben dat niet waardig en zo is het. Maar je kent de goedheid en tederheid niet van die God van jou. Aanbid ze en heb ze lief. Kruisig jezelf ervoor en zeg Mij dank. Want: is er op dit ogenblik in dit land zo’n gelukkig huis als dat van jou en dat zonder enige verdienste van jouw kant? Je hebt heel wat redenen tot dankbaarheid. Laat dus je hart spreken. Als je spreekt, luister Ik zoals je luistert wanneer je liefhebt. (Heilig Uur 12 dec. 1946, IV 109)
235. Ik had veel toneelrepetities en kwam pas laat in de avond bij Hem. Vind je ook niet dat Ik de geduldigste Vriend ben, alhoewel toch de meest ongeduldige om je bij Mij te hebben? Weet je nog die arme bij de kerk? Zo bescheiden, met neergeslagen ogen, bedeesd, rillend van de kou. Ik ben die verkleumde, verstoten door de wereld. Verbaas je er dan niet over, dat een hart dat Mij is toegedaan een vreugde voor Mij is en probeer te begrijpen hoe Ik mijn beurt afwacht. Wees echt de Mijne op dit ogenblik dat ons is geschonken en dat nooit meer in dezelfde vorm en in dezelfde omlijsting van de winter, zo intiem, zal terugkeren. Je mag gerust denken; er is niet veel nodig om Hem te ontroeren. Ik ben overgevoelig ej je hebt geen begrip van de weerklank van je doen en laten in mijn Hart. Zorg dat je dat Hart nooit pijn doet. Probeer het altijd te verlijden. Vooral: denk nooit dat het ver van je vandaan is. Weet je wel heel goed dat Ik in je woon? Als je dat weet, waarom denk je er dan niet méér aan? Ik zou bijna zeggen: waarom niet altijd? Want dan zou aan mijn verlangen naar jou helemaal voldaan zijn. Zo ben Ik voor iedereen. Allen zijn mijn kinderen en Ik verlang naar allemaal. Daarom; als je jezelf aan Mij aanbiedt, bied ook de anderen aan om Mij gelukkig te maken. (Heilig Uur 19 dec. 1946, IV 110)
236. Je ziet: in de kribbe ben Ik net als jullie, opdat jullie net zo zouden worden als Ik. Probeer dat zoveel je kunt. Houd de gelijkenis met Mij altijd in gedachten: “Wat zou Hij doen? Wat zou Hij zeggen? Hoe zou Hij in deze omstandigheid spreken tot de Vader”? Ik bedoel dit; laat je altijd door Mij inspireren. Verenig je met Mij, dat doet Mij plezier. Ik ben immer gekomen om één met jullie te worden. Om nog slechts één wezen uit te maken. Verwerp het idee niet. Inderdaad, je bent het niet waardig, maar Ik wil het nu eenmaal graag. En de eenheid die Ik van je vraag, niets ter wereld kan je er enig idee van geven. Het is een vereniging met God, die op een wijze liefheeft waar niemand ter wereld enig begrip van heeft. Ik alleen kan je deze eenheid geven, bedenk dat en vraag er Mij om. Vooral: wees niet bang om Mij lief te hebben. Weet je niet dat, hoe meer je liefhebt, hoe gelukkiger je bent? Want het is het doel waarvoor je geschapen bent, het is jouw doel. Voel je niet dat je geschapen bent om Mij lief te hebben? En wel in die zin dat buiten Mij alleen leegte is. Herinner je je nog dat je op zekere avond neerslachtig was? Laat je door Mij vervullen van vreugde! (Heilig Uur 26 dec. 1946, IV 111)
HEILIGE UREN 1947.
237. Ik aanbad Hem en wenste Hem de harten der mensen toe. Nooit zul je Mij zoveel liefde toewensen dat mijn dorst wordt gelest. Ja, geef Mij de harten van de mensen door jegens allen beminnelijk te zijn, ook jegens de zondaars. Win ze, om ze aan Mij te geven. Werk voor Mij, mijn kleine medewerkster. Laat aan onze eenheid niets ontbreken en dat altijd en in alle omstandigheden. (Heilig Uur 2 jan. 1947, I 356)
238. Spreek altijd tot Mij met een blijde glimlach. Ik zie zo graag je blij vertrouwen. Geloof je ook niet dat de manier waarop men tot Mij spreekt van belang is? Dat is ook zo bij de mensen. Ik ben één van hen geweest. Ik vraag je om er aan te denken. Het zal je helpen. Want Ik wil jullie zo graag helpen. Geloof dat Ik me er helemaal voor inzet. Zet jij je nu van ganser harte in voor Mij, op het ogenblik van nu. Je ziet dat je taak beperkt is tot één ogenblik… hoe kort… Jij geeft Mij dit van ganser harte opdat het mijn glorie mag dienen. Teken je ervoor? Wil je woord houden? Tot aan je laatste ogenblik? Voor een ogenblik geef Ik je de eeuwigheid. O gelukkige, aan wie Ik zoveel vreugde zal schenken als ze Mij een beetje vreugde schenkt. Verschuil je in Mij. Daar ben je veilig. Smaak de vreugde van innige dankbaarheid. Dat mijn kind maar niet durft te geloven in haar geluk! (Heilig Uur 9 jan. 1947, IV 113)
239. Mijn Christus, waar bent U? Ben Ik niet altijd in je? Kom Mij daar dikwijls zoeken. Denk daaraan, als je anderen ontvangt en naar vriendelijke woorden zoekt. Ik zal ze je ingeven. Denk er ook aan, als je verdriet hebt. Ik zal je troosten. Ik heb alles wat je nodig hebt en Ik ben niet ver weg. Denk er ’s avonds aan, als je spijt hebt over een deel van de dag. Vraag Mij vergiffenis, daar, vlak bij Mij. En als je verstrooid bent, zie dan naar Mij op om kracht en trouw op te doen. Heb je gemerkt dat alles wat je voor Mij doet, jezelf zeer ten goede komt? Geloof je ook niet dat je je bijzonder goede gezondheid hebt verkregen door lichamelijke boetedoening? Als je met Mij spreekt, zijn dat dan niet je beste ogenblikken? Als je probeert Mij een genoegen te doen, heb je dan niet het gevoel als van een leven in jouw leven? Je beseft dat dit van Mij komt. De vereniging met Mij kan niet anders dan zegeningen meebrengen. Maar waarop kan de ziel steunen, die in schuldige onverschilligheid ver van Mij weg leeft? Besef je de vreugde die je Mij schenkt als je alle, zelfs je eigen ik, vergeet om alleen aan Mij te denken? “Heer, niets wil ik liever dan U een genoegen doen, help me alleen om er aan te denken.” Weet je dat je verlangen alleen al Mij verheerlijkt? Schaam je er niet voor: door steeds vuriger te verlangen, gaan verlangens over in daden. Verrijk je. Laat niet na gebruik te maken van mijn rijkdommen. (Heilig Uur 16 jan. 1947, IV 114)
240. Als je Mij ziet als de liefdevolle, dan zie je Mij, zoals Ik werkelijk ben. Dit is zó waar dat, als je in je herinnering teruggaat, je vaststelt dat de zorgen waarmee Ik je heb omringd, je stoutste verwachtingen ver hebben overtroffen. Is het niet zo? “Mijn beminde Meester, U hebt mij overladen…”Nu, verbaas je er dan niet over dat Ik, nadat Ik je tot de toppen verheven heb, jou vraag om de anderen te overladen, wie dan ook, goeden en kwaden, mijn vrienden en mijn vijanden. Jij, die al zo lang één weefsel van mijn Barmhartigheid bent, bedek jij nu daarmee allen die jou nabij komen; dat is de manier waarop je hen voor Mij zult winnen. Dan zal Ik jou alles geven wat je nodig hebt en hun geef Ik de bijpassende goede gesteltenis en ontvankelijkheid. Wees alleen werkzaam door Mij en in mijn naam. Men gelooft niet genoeg in de kracht van mijn naam, die een onuitputtelijke bron is, die brandt van verlangen om te geven. Als iemand alleen zou leven door Mij en voor Mij, zou hij verbazingwekkende voorrechten verwerven, waar hij zich echter niet op zou kunnen beroemen. Daarom moet je de treden opgaan van de trappen die omhoog voeren naar het inwendige leven met God: 11. Je moet de zelfzuchtige eigenliefde uitbannen; 2. Kijken naar Mij; 3. Je gedachte voeren binnen mijn gedachten; 4. Wonen in Mij. (Heilig Uur 23 jan. 1947, IV 115)
241. Nogmaals dank, Heer. Wat doet U een moeite om het einde van mijn leven overgelukkig te maken! Is dat niet mijn vak? Ik ben de volheid. Alles bestaat in Mij. Zij die geloven putten daaruit. Hoe belangrijk is het gelovig vertrouwen. Oefen je er vaker in, dan neemt het toe. Hoe meer je verwacht, hoe meer je verkrijgt. Zelfs al zou je het onmogelijke verwachten, je zult het krijgen, je zult bergen verzetten. Er zijn heel wat soorten van bergen. Mijn macht blijft altijd dezelfde. “Dus, Heer, kan ik U vragen de enige drijfveer van mijn leven te worden?” Help Mij om je dat te verlenen. Ook hierin vormen wij weer één geheel. Jij met de inspanning. Ik met de genade. Doe je best om mijn goedheid te laten herleven. Op één dag al heb je veel gelegenheid voor daden en woorden van goedheid. Laat Mij opnieuw geboren worden. Kijk ’s avonds of Ik door jou opnieuw tot leven kwam. Ik zal er mijn aantrekkingskracht aan toevoegen en zo zullen wij weer één geheel vormen, waarnaar Ik zo verlang, je kunt niet weten hoezeer. Begrijp je de liefde van je God? Ofschoon je de verlossing door het lijden kent, ontgaat je hoe vurig Ik nar dat lijden verlangde. Herhaal dikwijls: “Ik geloof in uw liefde voor mij, in uw onmetelijke liefde. Ik weet dat U mij met eeuwige liefde hebt bemind”. Ja, wat heb je en liefde opgewekt! (Heilig Uur 30 jan. 1947, II 241)
242. Ik zou graag zien dat U gelukkig bent in mijn hart. Je verlangen alleen al doet Mij genoegen en eert Mij ten zeerste. Je maakt veel goed voor jezelf en voor anderen. Denken de mensen met een beetje genegenheid aan Mij, al was het maar eens per jaar? Aanvaarden zij de gedachte dat Ik ieder van hen liefheb? Wanneer zullen zij eens begrijpen dat het aardse leven te kort is en dat Ik de eeuwigheid nodig heb om hen lief te hebben? Dat het tegenwoordig bestaan niet het doel is, maar een middel om het andere leven te verdienen? Bid goed voor hen. Je kunt veel doen zonder dat je het resultaat ervan ziet. Ik zie het. Ik luister naar je gebeden. Ik zie dat jij, door anderen te verheffen, jezelf verheft. Geloof je dat? Kom aan mijn Hart en breng anderen mee. Ik weet hoe Ik tot iedereen moet spreken: tot degenen die zich schamen, die te verlegen zijn, tot de opstandigen ook en tot de hoogmoedigen. Tot Saulus zei Ik: “Het valt je hard tegen de prikkels te slaan”. Toen deed hij afstand van zijn eigen wil en zei: “Heer, wat wilt U dat ik doe? Ja, mijn zachtmoedigheid bezit een wonderbare kracht, mijn stem klinkt tederovertuigend. Weet jij dat al niet zo’n beetje? Volg Mij na zoveel je kunt. Ja, als je eens allen naar Mij toe zou kunnen brengen!~Ik bedoel de mensen met wie je omgaat. Tracht hun duidelijk te maken dat Ik hen liefheb en hoezeer Ik hen liefhebe. Die liefde is zo groot dat Ik hun alles zal vergeven zodra zij spijt tonen. Werp hen in mijn armen. Die zullen zich sluiten om hen en om jou. (Heilig Uur 6 febr. 1947, IV 117)
243. “U hebt mij gisteravond met weldaden overladen. Ik werd helemaal boven mijzelf uitgetild.” Je bent nooit alleen. Zo weinigen leven voor Mij en voor de anderen. Misschien een enkele keer, af en toe, maar dan vervalt men weer in zelfzucht. Ja, laat ons samen zo innig verbonden blijven dat men jou niet meer opmerkt en dat jouw gedachte alleen thuis is in de Mijne. Je geluk, dat ben Ik. Ik heb jullie geschapen om te wonen in Mij, want Ik wil jullie overladen met weldaden -zoals jou gisteravond. En dat is weer liefde. (Heilig Uur 13 febr. 1947, IV 118)
244. Geen twee zielen zijn gelijk. Niemand zal Mij geven wat Ik van jou verwacht. Maar dan moet je dikwijls erover nadenken waarvoor je in de gedachte van de Vader geschapen bent. De arme menselijke natuur valt weer zo spoedig. Als jij tekort schoot, kan niemand jouw plaats innemen, want ieder heeft zijn eigen zending. Heb daarom lief en wees voor de mensen mijn aantrekkelijke goedheid. Gebruik de middelen die Ik je gaf en laat ze toenemen. Laat het mosterdzaadje een boom worden. Aarzel niet meer. Het zal het nieuwe leven zijn van je ziel. Zou je niet graag willen dat het iedere morgen weer nieuw werd? (Heilig Uur 20 febr. 1947, IV 121)
245. Je moet meer belang hechten aan kleine zaken. Die zijn zo onbetekenend dat je vergeet ze te beladen met liefde. Maar denk je dat er in Gods ogen een groot verschil bestaat tussen de gewone daden van plichtsbetrachting en de belangrijke gebeurtenissen? Probeer dus de geheimkunst machtig te worden van Mij te behagen in alles wat je doet. Je doet Mij er zo’n genoegen mee dat Ik je zou willen bedanken. Mij een genoegen doen, is dat voor jou niet een meer dan voldoende reden? Heb je Mij genoeg lief om dat te doen? Ach, kijk eens wat Ik voor jou deed. (Heilig Uur 20 febr. 1947, II 242)
246. Zoek je Mij? Zoek je Mij dikwijls? Hoe zou je Mij kunnen vinden als je niet naar Mij zoekt? Je zoekt toch dat waar je behoefte aan hebt? Wie heb je meer nodig dan God? “Zonder Mij kunnen jullie niets doen” staat in het evangelie. Ik wil graag werkzaam zijn in jullie en door jullie. Wat kunnen wij samen niet doen? Dan zeg jij: “Aan U de eer, aan U alle eer….. ik ben niets”. Zo is het. Maar door je aan te bieden voor mijn dienst word je instrument van God. Stel jezelf op elk moment aan Hem ter beschikking. Je bereidvaardigheid is een glorie voor Hem. Je weet dat Ik volmaakt gelukkig ben in de schoot van mijn Vader en toch heb Ik de mens zó lief, dat Ik niet buiten hem kan. Mijn liefde voor hem is zo volmaakt dat jullie je er geen voorstelling van kunt maken. Als iemand bereid is zich los te maken van wereldse zaken en om al zijn vermogens aan Mij toe te wijden -al is het maar voor een paar minuten per dag- als men zich rust geeft om vol liefde naar Mij te luisteren, dan voel Ik Mij om zo te zeggen gedrongen hem in Mij op te nemen en hem mijn geheimen toe te vertrouwen. Mijn geheimen geven kracht en vermeerderen het geloof. Ze brengen jullie dichter bij Mij. Zo wordt onze eenheid voltooid. (Heilig Uur 27 febr. 1947, IV 122)
247. Ik kreeg telegrammen en telefoontjes voor allerlei zaken. Zo is het leven, vol onverwachte gebeurtenissen en afzeggingen. Vol variatie. Een drukke tijd. Maar houd je aan mijn Hart vast. Houd je blik op Mij gericht, ofwel om Mij raad te vragen, of gewoon om Mij te zeggen “Maar ik heb U altijd lief”. Denk eraan dat niets gebeurt zonder mijn toestemming en behoud je zielerust, blij dat je je aan mijn wil hebt overgegeven. Als je op je vroeger leven terugkijkt, zie je dan niet dat Ik altijd jouw belangen gediend heb? Want Ik heb je lief. Dat geldt voor iedereen, want iedereen wordt door Mij opeen wijze bemind die alleen voor hèm geldt. Ik maak onderscheid. Mijn liefde is niet een liefde voor de massa. Ieder mens heb Ik nodig alsof hij de enige op aarde was en het heelal alleen voor hem geschapen was; ja, mijn liefde gaat nog verder! Laat deze liefde je sterken en je blijde rust geven. Betrek ook mijn Moeder erin. Geloof je echt aan haar werkzame liefde? Ach, wees overtuigd dat je samen met ons grote dingen kunt doen en dat zonder ons… Maar je weet maar al te goed hoe zwak je bent. (Heilig Uur 6 maart 1947, IV 123)
248. Ik draag iedereen een persoonlijke liefde toe. Daarom ben Ik hén zo erkentelijk die zich beijveren om zondaars tot Mij terug te brengen, want bedenk dat Ik mijn leven voor hen gaf en wel onder afschuwelijke kwellingen. Ik heb de arme, dierbare zielen zo lief. Een eenvoudig berouw en jullie zijn weer aan mijn Hart. Spreek vriendelijk en liefdevol met hen. Een harde opmerking zou hen nog meer van Mij kunnen verwijderen. “Heer, morgen heb ik een ontmoeting met een zondaar.” Ik zal je de nodige tact geven. Zoals altijd zal Ik met je zijn. Kijk dan naar Mij en roep Mij aan. Zeg Mij: “Wilt U spreken door mij?”(Heilig Uur 6 maart 1947, I 361)
249. Mijn liefde dwingt Mij tot spreken. Ik wacht op dit uur met uitzinnige blijdschap. Stel het niet uit. Zie naar Mij op. Luister naar Mij, je enig-uitzonderlijke vriend. Geniet op de juiste wijze van mijn gunsten. Ik bedoel in diepe ootmoed en vol verlangen om Mij te behagen. Hoe kun je dat het beste doen? Door te delen in mijn vreugde. Als Ik de enige zou zijn om naar dit ogenblik van ons samenzijn te verlangen, naar die geheime uitwisseling van gedachten in strikte intimiteit, naar die eenheid van onze wil te verlangen, naar dat geluk om ons meer dan ooit één te weten, denk je dat Ik dan dezelfde vreugde zou smaken? Als jij blij bent, ben Ik het ook. Daar komt nog bij: mijn vreugde om je iets te geven. Je hebt zoveel nodig, veel meer dan je denkt. Als Ik met mijn hulp zou stoppen, wat zou er dan van je terechtkomen? Reken nooit op jezelf, anders ontneem je Mij de kans om je te helpen. Als je een goed middel weet om dichter bij Mij te komen, gebruik dat dan terstond. Ben je eenmaal dichter bij Mij, dan ontdek je weer een ander middel en zo kom je van de ene etappe in de andere vooruit in de eenvoud van de liefde. Let erop: eenvoud houdt je klein. Liefde is nooit opgeblazen. Grondvest je zekerheid op de almacht vol barmhartigheid. Wees trouw aan Mij en vertrouw op Mij. Laat Mij maar in je en door te begaan. Je moet geen resultaten trachten te bereiken voor je eigen voldoening, maar voor die van Mij. Dat is echte liefde: alleen denken aan het geluk van de ander. De ander nu is je God en Verlosser. Ja, je kunt Mij heel je wezen heel je leven lang geven, want Ik heb mij in mijn leven helemaal aan jou gegeven. “Heer, had ik maar meerdere levens!” Verveelvoudig je verlangens, zij zullen je armoede bedekken. Ik zal het haveloze, bebloede kleed om je schouders leggen, waarmee ze Mij bekleedden om Mij bij Pilatus voor schande te zetten. Verveelvoudig je liefde door je verlangens, door je spijt, door Mij altijd gezelschap te houden, door vol tedere liefde naar Mij op te zien. Al deze immortellen, al die bloemen van je fijngevoelde liefde pluk Ik en Ik bewaar ze zoals een gierigaard zijn goudstukken bewaart. (Heilig Uur 13 maart 1947, IV 124)
250. De tedere groet die je Mij in de morgen brengt of ’s nachts als je wakker wordt, is Mij zo dierbaar. Want je brengt Mij die zonder dat Ik er om vroeg. Het is alsof onze band nauwer wordt aangehaald. Maar het is al laat. Ga nu slapen aan mijn Hart. (Heilig Uur 20 maart 1947, IV 125)
251. Als je Mij een blik van liefde geeft, ben Ik zo blij. Je moest eens weten wat het betekent, dat Ik Mij niet langer een vreemde voel; of iemand voor wie men geen belangstelling heeft. Probeer jij Mij beter te begrijpen. Spreek vertrouwelijk met Mij. Het is of je Mij een bosje geurige bloemen geeft. Vereer mijn liefde; Ik heb er behoefte aan. Eer mijn buitengewoon fijn gevoel, waarmee Ik je mijn diepste gedachten openbaar en je zeg waarnaar Ik verlang. Wees dan een beetje voor Mij, wat Ik voor jou ben. Je ziet hoe onhandig Ik het vraag. Jullie vrijheid ontneemt Mij dikwijls de woorden die Ik eigenlijk zou willen zeggen. Alsof Ik hoop dat jullie uit jezelf achterhaalt wat mijn Hart verlangt. Maar wat een vreugde voor Mij als jullie mijn wensen raadt! (Heilig Uur 20 maart 1947, II 244)
252.