6 HET INTENSE LIJDEN VAN ST.JOZEF TOEN HIJ ZAG DAT MARIA ZWANGER WAS

(De mystieke stad Gods) Maria van Agreda o.i.c. deel 4 blz. 5-24)

De heilige Jozef wordt zich bewust van de zwangerschap van zijn echtgenote, de maagd Maria; hij is hierover vervuld van grote zorgen, omdat hij weet, dat hij daaraan geen deel had.

De goddelijke zwangerschap van de prinses des hemels was voortgeschreden tot de vijfde maand; de allerkuiste Jozef, haar echtgenoot, zag de omstandigheden waarin de maagd verkeerde, want door de natuurlijke gratie en volmaaktheid van haar maagdelijk lichaam  kon geen enkele verandering daarin onopgemerkt blijven en moest iedere bijzonderheid des te sneller ontdekt worden. Op een zekere dag, toen Jozef gebukt ging onder zorgvolle twijfels (Mat 1,18) zag hij haar uit haar bidvertrek komen en merkte hij de duidelijke verandering op. Hij verkeerde in de onmogelijkheid om datgene, wat hij zo duidelijk zag, te verklaren. De man Gods werd door een diepe smart tot in de grond van zijn hart gewond, want hij was niet in staat deze klaarblijkelijkheid, die zijn ziel pijn deed, weg te cijferen. De hoofdoorzaak van zijn smart was de allerkuiste en daardoor juist zeer grote liefde, welke hij zijn allertrouwste echtgenote, aan wie hij vanaf  het begin zijn gehele hart geschonken had, toedroeg. Daarenboven hadden haar lieftallige gratie en onvergelijkelijke heiligheid zijn ziel geheel en al in beslag genomen. Aangezien zij zo volmaakt en zo uitgesproken onderdanig en deemoedig was in haar reserve, koesterde hij, naast zijn doorlopende zorgen om haar te dienen, een natuurlijke en liefderijke wens zijn liefde door zijn echtgenote beantwoord te zien. Het was door de Heer zo beschikt, dat hij door het verlangen naar de uitwisseling hunner genegenheid aangespoord werd om haar des te getrouwer te dienen en lief te hebben.

De heilige Jozef kwkam alle verplichtingen van getrouwe echtgenoot en van bewaker van het Sacrament, tot op dat moment nog voor hem verborgen, na. In evenredigheid met de zorgen, de diensten en de verering voor zijn echtgenote, alsmede met de allerzuiverste, kuise en heilige liefde, welke hij haar toedroeg, groeide ook de wens enig antwoord op zijn diepe genegenheid en diensten te ontvangen. Hij sprak nimmer over dit verlangen, zowel wegens de eerbied, welke de deemoedige majesteit van zijn echtgenote uitlokte, als wegens de meer dan engelachtige zuiverheid van de gesprekken en de omgangsvormen van de maagd met hem, waarin geen plaats was voor enige zorg op dit punt. Maar toen hij zichzelf onverwachts geplaatst zag tegenover de feitelijkheid, waarvan geen ontkennen mogelijk was, werd zijn ziel verscheurd door smartelijke verrassing. Maar ofschoon hij geheel ontdaan was bij het zien van de verandering in zijn echtgenote, gaf hij zijn gedachten niet de kans meer toe te geven dan dat wat zijn ogen zagen. Want, omdat hij een heilige en rechtvaardige man was (Mt 1,19), schortte hij zijn oordeel over de oorzaak van wat hij zag op. Indien de heilige geloofd zou hebben, dat zijn echtgenote enige schuld zou hebben gehad aan haar omstandigheden, zou hij van smart gestorven zijn.

Daarenboven was er de zekerheid, dat hij geen deel had gehad aan deze zwangerschap, waarvan hij de uitwerking voor zijn ogen zag. En daar kwam nog bij de onontwijkbare schande, welke zou volgen, zodra dit publiek zou worden. Deze gedachte gaf hem des te meer zorg, omdat zijn gehele instelling edel en achtenswaardig was en hij met vooruitziende blik de oneer en de schande wist af te wegen, welke hemzelf en zijn echtgenote, onder welke omstandigheden dan ook, zou treffen. De derde en diepste oorzaak van zijn smart, welke hem het grootste leed veroorzaakte, was de vrees (Dt 22, 23-24) gedwongen te worden tot het uitleveren van zijn echtgenote aan de autoriteiten om te worden gestendigd (Lv 20,10), want dit was de straf voor een overspelige, die schuldig bevonden werd aan deze schande. Het hart van sint Jozef, vervuld van al deze pijnlijke overwegingen, was als het ware blootgesteld aan even zovele scherpgeslepen degenstoten, waartegen hij zich slechts kon beschermen door het volle vertrouwen wat hij had in zijn echtgenote. Maar aangezien alle uiterlijke kentekenen de juistheid van zijn opmerking bevestigden en omdat hij over zijn smartelijkke bezoekingen met niemand durfde te spreken, bevond hij zichzelf omringd door de smarten des doods (Ps 18,6) en ondervond hij in zichzelf de uitspraak van de heilige Schrift, dat “jaloersheid even hard is als de hel” (Hl 8,6).

Als hij zijn gedachten in de eenzaamheid wilde ordenen, dan verlamde de smart zijn vermogens. Als zijn gedachten afdwaalden naar het slechte, dat zijn zinnen hem deden vermoeden, dan smolten ze weg als sneeuw voor de zon, of dwarrelden weg als het stof voor de wind, zodra hij zich de beproefde heiligheid van zijn deemoedige en behoedzame echtgenote herinnerde. Indien hij zijn allerkuiste liefde trachtte uit te schakelen, dan mocht hem dat niet lukken, want zij bleef voor zijn gedachten verwijlen als het meest waardevolle voorwerp zijner liefde en de verborgen waarheid van haar trouw was sterker dan de bedrieglijke schijn van ontrouw en deze laatste kon het eerste beeld niet verdrijven. De sterke en veilige band rond haar trouw, geweven door waarheid, redelijkheid en rechtvaardigheid, kon niet verscheurd worden. Hij vond geen enkele passende gelegenheid om zijn geest uit te storten bij zijn hemelse echtgenote, noch nodigde haar rustige en hemelse gelijkmoedigheid hem uit tot een dergelijke verklaring. Ofschoon hij de verandering in haar lichaam wel moest toegeven, toch kon hij niet inzien, hoe haar zuiverheid en heiligheid verenigbaar zouden zijn met enigerlei fout, welke deze verandering zou hebben kunnen veroorzaken. Want het scheen hem onmogelijk toe deze zonde te verbinden met haar, die zo duidelijk blijk gaf van kuisheid, rust en heilige reserve en zulk een eenheid van harmonie van alle genaden en deugden in haar dagelijks leven tentoonspreidde.

Heen en weer geschud door deze martelende zorgen deed de heilige echtgenoot Jozef een beroep op het tribunaal van de Heer en stelde hij zich in gebed in zijn tegenwoordigheid. Hij bad als volgt:

“Allerhoogste Heer en God, mijn wensen en verzuchtingen zijn U niet onbekend. Het is, alsof ik her en derwaarts geslingerd word op de hevige golven der smart (Ps 32,10), die, door mijn zinnen heen, mijn hart in onrust brengen. Ik heb mijzelf in vol vertrouwen overgegeven aan de echtgenote, die Gij mij gegeven hebt. Ik heb steeds het meest grote vertrouwen in haar heiligheid gehad, maar nu worden de tekenen van deze onverwachte verandering in haar aanleiding tot de kwellende en vreselijke twijfel, dat ik wellicht mijn vertrouwen verkeerd zou geplaatst hebben. In haar heb ik tot nu toe nooit iets gezien, dat aanleiding kan geven tot enige twijfel aan haar zedigheid en buitengewone deugd, maar toch kan ik niet ontkennen, dat zij zwanger is. Indien de gedachte in mij zou opkomen, dat zij mij ontrouw is geweest en U beledigd zou hebben, dan zou dat zeker vermetel zijn, gezien haar zeldzame zuiverheid en heiligheid, maar ik kan niet ontkennen, wat mijn ogen gezien hebben. Het zou niet onmogelijk zijn, dat ik van smart sterf, behoudens dat er het één of ander mysterie onder dit alles verborgen is, dat ik nog niet omvatten kan. Het gezond verstand schreeuwt het uit, dat zij onberispelijk is, terwijl toch mijn zintuigen haar beschuldigen. Zij verbergt voor mij de oorzaak van haar zwangerschap, terwijl ik haar voor mijn ogen zie. Wat staat mij te doen? Wij beiden hebben overeenstemming bereikt over onze geloften van zuiverheid en wij beiden hebben beloofd ons ter uwer eer aan deze geloften te houden; indien het mogelijk zou zijn, dat zij haar trouw jegens U en mij geschonden heeft, dan ben ik bereid uw eer te verdedigen en zal ik uit liefde tot U de mijne niet tellen. Maar hoe zou zij een dergelijke grote zuiverheid en heiligheid in alle andere dingen hebben kunnen tentoonspreiden, terwijl zij op dit punt een dusdanig zware zonde zou hebben begaan? En waarom verbergt zij, die zo heilig en voorzichtig is, deze kwestie voor mij? Ik stel mijn oordeel uit en schort het op. Ik kan de oorzaak van van wat ik zie niet ontdekken, daarom kom ik naar U en stort geheel mijn lamgeslagen ziel voor U uit (Ps 142,4), voor U, God van Abraham, Isaak en Jakob. Ontvang mijn tranen als een aanvaardbare offerande en indien mijn zonden uw verontwaardiging zouden verdienen, laat dan uw eigen barmhartigheid en goedertierenheid U ertoe brengen de mij martelende smart niet te versmaden. Ik kan niet geloven, dat Maria U beledigd zou hebben; maar nog minder kan ik aannemen, dat er een mysterie is, waarvan ik, als haar echtgenoot, onkundig moet blijven. Moge U mijn geest en hart leiden door uw goddelijk Licht, opdat ik datgene leer kennen, wat U het meeste behaagt”.

De heilige Jozef volhardde in dit soort gebed, waaraan hij nog vele smeekgebeden, overvloeiend van liefde, toevoegde; want al vermoedde hij ook dat er een mysterie achter de zwangerschap van de allerheiligste Maria schuilging, hij kon daaruit toch geen zekerheid putten. Deze gedachte had geen groter kracht om tot vrijspraak van de allerheiligste Maria te komen dan de andere redenen, welke gebaseerd waren op haar heiligheid en daarom kwam het idee, dat de allerheiligste koningin wellicht de moeder van de Messias zou zijn, niet in zijn hoofd op. Indien het hem al gelukte voor een bepaalde tijd zijn veronderstellingen te verdrijven, steeds weer kwamen zij in groter getale terug en zij hadden steeds meer kracht van bewijs. Zo werd hij dan heen en weer geslingerd op de onstuimige golven der twijfel. Door louter uitputting verviel hij op bepaalde momenten in een geestestoestand, waarin hij noch anker van zekerheid voor zijn twijfels, noch rust voor zijn hart, noch enige norm, waarnaar hij zijn koers zou kunnen bepalen, kon vinden. Niettegenstaande dit alles was zijn geduld onder deze foltering zo groot, dat het een duidelijk bewijs was voor zijn voorzichtigheid en heiligheid, alsook dat dit hem waardig maakte voor de unieke zegen, welke hem wachtte.

Alles wat zich in het hart van de heilige Jozef afspeelde, was bekend aan de prinses des hemels, die in zijn innerlijk kon doordringen door het Licht van haar goddelijke kennis. Ofschoon haar ziel vol tederheid en medelijden was voor het leed van haar echtgenoot, sprak zij geen woord in deze kwestie; zij ging door hem te dienen met grote toewijding en zorg. De man Gods lette op haar zonder dit op bijzondere wijze te laten blijken, waar hij was vervuld van groter vreze dan enige andere man ooit gekend had. De zwangerschap bracht de allerheiligste Maria geen last of pijnen, maar wanneer de grote vrouwe hem aan tafel bediende of enig ander huiselijk werk verrichtte, dan maakte dit haar omstandigheden steeds meer zichtbaar. De heilige Jozef nam haar handelingen en bewegingen waar en onder pijnlijke zielsaandoeningen werd hij steeds meer van de waarheid zijner waarneming overtuigd. Ondanks het feit, dat hij een heilige en rechtvaardige man was, stond hij toe, dat hij na hun huwelijk door de allerheiligste maagd geëerd en bediend werd, zoals dit in alle dingen aan de positie van echtgenoot en hoofd van het gezin toekwam, ofschoon hij daarbij een zeldzame bescheidenheid en voorzichtigheid in acht nam. Zolang hij nog niets wist van het mysterie van zijn echtgenote, oordeelde hij het juist, om binnen bepaalde grenzen zijn autoriteit in navolging van de oude vaders en patriarchen te tonen. Want hij wist, dat zij onderwerping en gerede gehoorzaamheid van hun echtgenoten verwachtten en hij wenste dit voorbeeld te volgen. Hij zou op dit punt gelijk gehad hebben, indien de allerheiligste Maria, onze vrouwe, niet meer was geweest dan andere vrouwen. En toch, niettegenstaande er zo’n groot verschil bestond, was er nimmer een vrouw geweest, noch zal er ooit een vrouw zijn, die zo gehoorzaam, nederig en toegewijd was aan haar echtgenoot, als de allerverhevenste koningin jegens haar man. Zij bediende hem met onvergelijkelijke eerbied en bereidheidd; ofschoon zij zijn verwarde  gedachten en beschouwingen, haar zwangerschap betreffende, kende. Zij sloeg geen enkele dienst, welke hem toekwam, over; zij trachtte ook niet haar omstandigheden te verbergen of deze uit te buiten. Want een dergelijkee ontwijking of dubbelhartigheid zou niet hebben kunnen samengaan met de engelachtige waarheidsliefde en openheid, noch overeenkomen met de adel en de grootmoedigheid van haar edelmoedig hart.

De grote vrouwe zou op gemakkelijke wijze haar onschuld hebben kunnen bewijzen en verwezen hebben naar de getuigenis van de heilige Elisabeth en Zacharias, want, indien de heilige Jozef haar zou verdacht hebben van enigerlei schuld, dan zou hij natuurlijk verondersteld hebben, dat er iets zou hebben plaatsgevonden gedurende haar verblijf bij hen. Op deze wijze zou zij zichzelf, door hen en door andere referenties, hebben kunnen rechtvaardigen en de vrees van de heilige Jozef -zonder het geheim te onthullen- hebben kunnen wegnemen. De meesteresse der voorzichtigheid en nederigheid deed niets vandien aard, want deze deugden stonden haar niet toe over zichzelf te denken, noch ook de rechtvaardiging van haar mysterievolle toestand aan haar eigen uitleg toe te vertrouwen. Met grote wijsheid legde zij de gehele kwestie in handen der goddelijke Voorzienigheid. Ofschoon haar medelijden en liefde voor haar echtgenoot haar aanzetten om hem te troosten en op zijn gemak te stellen, wilde zij dit toch niet doen door zichzelf vrij te pleiten of door haar zwangerschap te verbergen, door te trachten men op te vrolijken, hem te vragen, wat zij voor hem zou kunnen doen en hem op minzame wijze haar toegewijde liefde en onderdanigheid te tonen. Zij bediende hem meerdere malen op haar knieën en ofschoon dit Jozef wel enige troost gaf, was dit anderzijds weer oorzaak tot nieuwe smart. Want op deze wijze zag hij haar, zich uitputtend in bewijzen van liefde en achting voor hem, maar bleef hij tegelijkertijd twijfelen op het punt van haar trouw. De hemelse vrouwe bad doorlopend voor hem en smeekte de Allerhoogste op hem neer te zien en hem te vertroosten en al het andere onderwierp zij aan de wil van zijne Majesteit.

Sint Jozef kon zijn wrede smart niet geheel verbergen, daarom scheen het, dat hij meermalen twijfelde en in grote onzekerheid was.  Zo nu en dan, meegesleept door zijn smart, sprak  hij zijn hemelse echtgenote strenger toe, dan hij nog ooit gedaan had. Dit was het natuurlijke gevolg van zijn hartepijnen, doch niet van kwaadheid of van wraakgevoelens, want deze waren hem geheel vreemd, zoals wij later zullen zien. De allervoorzichtigste vrouwe verloor nooit de glimlach op haar gelaat, noch liet zij blijken daar iets van gemerkt te hebben; zij verdubbelde slechts haar pogingen om haar echtgenoot te helpen. Zij bediende aan tafel, bood hem een zitplaats aan, verschafte voedsel en dranken en indien, na al deze diensten, welke zij met grote gratie verrichtte, de heilige Jozef bij haar aandrong toch te gaan zitten, dan kon hij zich meer en meer overtuigen van haar zwangerschap. Er is geen twijfel aan, dat dit alles een van de grootste bezoekingen was, niet slechts voor sint Jozef, maar ook voor de prinses des hemels en dat hierbij zeer duidelijk haar grote nederigheid en wijsheid van haar allerheiligste ziel uitkwamen. De Heer gaf haar hierdoor gelegenheid al haar deugden te beoefenen en te tonen, want Hij had haar niet aleen niet bevolen het Sacrament van haar zwangerschap te verbergen, maar in tegenstelling met zijn gebruikelijke wijze had Hij haar niet geopenbaard, wat zijn welbehagen was. Het scheen, alsof God deze kwestie geheel in haar handen gelegd had en geheel had toevertrouwd aan de wijsheid en deugd van zijn uitverkoren bruid, zonder haar op enigerlei wijze daarbij hulp te verlenen.  De goddelijke Voorzienigheid verschafte de allerheiligste  Maria en haar allertrouwste echtgenoot de gelegenheid om op heldhaftige wijze de gaven en genaden, welke Hij in hen had gestort, te gebruiken en Hij vond zijn welbehagen (overeenkomstig onze wijze van spreken) in het geloof, de hoop en de liefde, in de nederigheid, het geduld, de vrede en de rust van deze twee harten temidden van hun smartelijke bezoeking. Teneinde hun glorie te vermeerderen en aan de wereld een voorbeeld te verschaffen van heiliigheid en voorzichtigheid, alsook om de lieve roepstem van zijn allerheiligste moeder en van haar zeer kuise echtgenoot te blijven horen, bleef Hij als het ware doof voor hun langdurige aanroepingen en wachtte Hij met zijn antwoord, totdat zijn eigen, daartoe passende en geschikte tijd, gekomen was.

Onderrichting van onze allerheiligste Koningin en vrouwe. (aan Maria van Agreda)

Mijn liefste dochter, zeer verheven zijn de gedachten en de bedoelingen van de Heer; zijn Voorzienigheid is lieflijk en krachtig voor de zielen en Hij bestiert ze op bewonderenswaardige wijze, zeer in het bijzonder de zielen van zijn vrienden en uitverkorenen. Als de stervelingen ernaar zouden streven om de liefhebbende zorg voor hun leiding en vooruitgang, zoals deze betoond wordt door de Vader van barmhartigheid, te leren kennen, dan zouden zij zich opgelucht gevoelen en niet verwikkeld worden in zulke drukkende, nodeloze en gevaarlijke zorgen, niet leven  in voortdurend zwoegen en ijdel vertrouwen stellend in de hulp van schepselen.Want dan zouden zij zich zonder aarzelen overgeven aan de oneindige wijsheid en liefde, welke, met vaderlijke minzaamheid en zachtheid, over al hun gedachten, woorden, daden en al hun benodigdheden waakt. Ik wil niet dat gij deze waarheid niet kent, maar dat gij begrijpt, hoe de Heer van alle eeuwigheid af in zijn Geest aan alle voorbeschikten van de onderscheiden tijden en eeuwen gedacht heeft en denkt en dat Hij, door de onoverwinnelijke kracht van zijn oneindige wijsheid en goedheid bij voortduring alle zegeningen, welke nuttig voor hen zijn, in gereedheid houdt en uitdeelt, opdat het einddoel, dat voor hen wenselijk is, bereikt zal worden.

Daarom is het zeer belangrijk voor het redelijke schepsel, dat hij instemt met de leiding van Gods hand en alles aan de goddelijke beschikking over laat, want sterfelijke mensen kennen hun eigen wegen niet en weten niet waarheen zij leiden. In hun onwetendheid moeten zij  zich niet verstouten om te kiezen, opdat zij zich niet schuldig maken aan grote stoutmoedigheid en gevaar lopen verdoemd te worden. Maar als zij zich met geheel hun hart overgeven aan de goddelijke Voorzienigheid, Hem als Vader erkennen en zichzelve als zijn kinderen beschouwen, dan zal zijne Majesteit zichzelf als hun Beschermer, Helper en Leider opwerpen en Hij zal dat ambt met zulke liefde uitoefenen, dat Hij hemel en aarde als getuigen zal aanroepen, hoe zeer het zijn zaak is zijn eigen Kinderen te leiden en hen te besturen, die zichzelf aan zijn handen toevertrouwen. Indien God smart kon ondervinden of jaloers zou kunnen zijn zoals de mensen, dan zouden deze gevoelens bij Hem worden opgewekt, als Hij schepselen ziet, die deel willen hebben aan de zorg voor het welzijn van de zielen en als Hij zielen aanschouwt, die trachten het voor hen noodzakelijke te verkrijgen van een andere bron, onafhankelijk van Hem. De stervelingen zouden deze waarheid goed leren doorgronden, als zij eens wilden bestuderen, wat er geschiedt tussen vaders en kinderen, een man en zijn vrouw, tussen twee vrienden, een vorst en zijn geliefde en geëerde onderdaan. Dit alles is niets vergeleken bij de liefde van God voor zijn kinderen en bij alles, wat Hij voor hen kan doen en doet.

En toch, ofschoon de mensen in het algemeen deze waarheid aannemen, zal toch niemand in staat zijn volledig te beseffen, hoe groot Gods liefde en de uitwerking daarvan is op die zielen, die zich volledig aan zijn wil overgeven. Noch kunt gij, mijn dochter, bekendmaken, wat u weet en gij zoudt dit ook niet mogen doen, maar gij moogt dit, in God, nooit uit het oog verliezen. Zijne Majesteit zegt, dat geen haar van zijn uitverkorenen verloren gaat, want Hij heeft ze geteld (Lc 21,18). Hij richt hun voetstappen naar het eeuwige leven en behoedt hen voor de dood. Hij slaat hen gade bij hun werk, verbetert liefdevol hun tekortkomingen, komt hun verlangens tegemoet, voorkomt hun zorgen, verdedigt hen tegen de boosheid, verheugt hen met vredigheid, versterkt hen in de strijd en staat hen bij in de verzoeking.Zijn wijsheid staat hen ten dienste tegen het bedrog, zijn goedheid helpt hen tot hun heiliging. Aangezien Hij geen begrenzing heeft en niemand Hem kan weerstaan, voert Hij ook uit, wat Hij wenst en Hij wenst geheel ten dienste te staan van de rechtvaardigen, die in zijn genade verblijven en zichzelf geheel aan Hem toevertrouwen. Wie zal ooit het getal en de omvang der zegeningen kunnen meten, die Hij uitstort in het hart van hen, die bereid zijn ze te ontvangen!

Indien gij, mijn liefste, dit grote geluk wenst te delen, volg mij dan zorgvuldig na en leg er u van nu af aan op toe uzelf volledig over te geven aan de goddelijke Voorzienigheid. Als Hij u bekoringen, droefenis en kommervolle arbeid overzendt, neem ze dan aan en wees er onder volledige zielenrust blij mee. Vertrouw met geduld, levendig geloof en hoop op de goedheid van de Allerhoogste, die steeds dàt geeft wat het veiligste en voordeligste is voor uw redding! Kies voor uzelf niets, want God kent de wegen, die u moet bewandelen; vertrouw u toe aan de hemelse Vader en Bruideom, die u zal beschermen en helpen met zijn getrouwe liefde. Bestudeer ook mijn werken, die u nu bekend zijn en herinner u, dat behoudens het lijden van mijn allerheiligste Zoon, de grootste smart van mijn leven bestond uit het zien van de beproevingen, waaraan mijn getrouwe echtgenoot sint Jozef werd onderworpen en het aanschouwen van zijn smarten, welke gij beschreven hebt”.

De zorgen van sint Jozef nemen toe; hij besluit  zijn echtgenote te verlaten en hij begeeft zich daartoe in gebed.

In de hem kwellende twijfels trachtte sint Jozef in zijn grote oprechtheid soms op voorzichtige wijze uitkomst van zijn smart te vinden door zichzelf te overtuigen, dat de zwangerschap van zijn echtgenote alsnog  twijfelachtig was. Maar deze schijnovertuiging hield elke dag minder steek, naarmate de bewijzen van de toestand, waarin de allerheiligste maagd verkeerde, toenamen. Daar deze ijdele en voorbijgaande troost hem steeds meer ontviel en uiteindelijk overging in volledige overtuiging, door het voortschrijden van haar zwangerschap, kon de grote heilige zijn toevlucht niet nemen in dergelijke bespiegelingen. Intussen nam de hemelse prinses toe in lieftalligheid en bleek zij geen last te ondervinden van enig lichamelijk ongemak. Haar verrukkelijke schoonheid, gezondheid en gratie namen zienderogen toe. Dit maakte zijn zorgen en kwellingen voor zijn zeer zuivere liefde slechts groter, zodat hij innerlijk geheel verscheurd werd door de kolkende liefdessmart, welke hem in onuitsprekelijke verwarring bracht. Ten leste voelde hij zich als gestrand op de kusten van een zee vol smart, door de overweldigende bewijzen van de zwangerschap van Maria. Ofschoon zijn geest steeds gericht was op Gods wil, voelde hij zich als verlamd door innerlijke roerselen en wist hij niet meer naar welke kant hij keren moest om zijn rust te hervinden. Zijn lichaamskracht was gebroken en verkwijnde, niet door een bepaalde ziekte, maar door verzwakking en uitputting. Deze uitwerkingen van zijn diepe smart en zwaarmoedigheid waren zichbaar op zijn gelaat. Hij droeg zijn smarten geheel alleen, zonder verlichting te zoeken door er met anderen over te spreken, zoals gebruikelijk is door hen, die het zwaar te verantwoorden hebben, waardoor zijn lijden des te zwaarder werd en ongeneeslijk leek.

Ook de smart , welk het hart van de allerheiligste Maria vervulde, was groot. Maar ofschoon haar smart alle grenzen te buiten ging, kon zij deze op meer volmaakte wijze verbergen wegens de zeer grote mogelijkheden van haar edele grootmoedige ziel en was zij daartoe toch in staat haar liefdevolle zorgen aan sint Jozef, haar echtgenoot, te geven. Haar smart zette haar dus aan om des te beter en zeer toegewijd voor zijn gezondheid en welzijn te zorgen. Maar, aangezien de onwrikbare norm der daden van de allervoorzichtigste koningin erin bestond om alles met de grootste volheid van wijsheid en volmaaktheid te verrichten, bleef zij volharden in het verzwijgen van het geheim, omdat ze geen bevel had ontvangen hierover te mogen spreken. Ofschoon alleen zij haar echtgenoot door een verklaring van zijn zorgen had kunnen bevrijden, zweeg zij in eerbied en trouw, welke aan het Sacrament van de hemelse Koning voorbehouden waren. Voor zover dit haarzelf betrof, spande zij al haar krachten in; zij sprak met hem over zijn gezondheid; zij vroeg hem wat zij voor hem doen kon om hem behulpzaam te zijn de zwakte, welke hem overvallen had, te boven te komen. Zij drong er bij hem op aan, dat hij rust zou nemen, omdat het een plicht was aan de noodzakelijkheid tot herstel van krachten toe te geven, om later des te beter voor de Heer te kunnen arbeiden. Sint Jozef sloeg alle daden van zijn hemelse echtgenote gade en dacht na over haar deugd en reserve en geheel onder de indruk van haar gesprekken en haar aanwezigheid, sprak hij in zichzelf:

“Zou het mogelijk kunnen zijn, dat een vrouw, handelend zoals zij, die zo duidelijk de genade, haar door de Heer geschonken, tentoonspreidt, mij deze smart aandoet? Hoe kan deze voorzichtigheid en heiligheid overeenstemmen met de tekenen der ontrouw jegens God en mij, die haar zozeer liefheeft? Indien ik er toe besluit om haar weg te zenden of haar te verlaten, dan verlies ik haar allerliefste gezelschap, geheel mijn vertroosting, mijn huis en mijn rust. Welke zegeningen, gelijk aan haar aanwezigheid, zou ik kunnen vinden, indien ik haar verlaat? En welke troost blijft mij over, als dit alles er niet meer zijn zal? Maar dit alles weegt niet zo zwaar als de schande, welke met dit ongeluk gepaard gaat en dat ik als haar medeplichtige zal worden nagewezen. Deze gebeurtenis kan niet verborgen blijven, want de tijd zal alles aan het licht brengen, ook al doe ik nu alles om het te verzwijgen. Indien ik als verwekker van deze zwangerschap zou worden beschouwd, zou dit laag bedrog en een smet op mijn goede naam en mijn geweten betekenen. Ik zou dit nooit voor mijn rekening kunnen nemen, noch ook aan enige andere bron kunnen toeschrijven. Wat moet ik in deze droeve omstandigheden beginnen? Het minst van alle kwade dingen is wellicht, dat ik heenga, mijn huis verlaat, voordat de bevalling plaatsheeft, want als dat gebeurt, zal ik nog meer in verwarring en in nog grotere nood verkeren. Ik zou dan gedwongen zijn in mijn huis te moeten wonen, tezamen met een Kind, dat niet van mij is, zonder uitleg, zonder redmiddel te kunnen vinden.

De prinses des hemels werd zich bewust van het besluit van haar echtgenoot sint Jozef om haar te verlaten en heen te gaan. In diepe smart wendde zij zich tot haar heilige engelen en zij sprak hen als volgt toe:

“Gezegende geesten en afgezanten van de hoogste Koning, die u het grote geluk schonk, wat gij nu geniet en die mij, door zijn milde Voorzienigheid daartoe bevolen, omringt als zijn getrouwe dienaren en bewaarders, ik smeek u om bij Gods goedheid de bezoekingen van mijn echtgenoot Jozef naar voren te brengen. Smeek de Heer zijn blikken op hem te richten en hem te vertroosten, zoals alleen een ware vader dit kan. En ook gij, die zo toegewijd zijn woorden gehoorzaamt, verhoor ook gij mijn smekingen; in de naam van Hem, die oneindig is, aan wie ik de menselijke gedaante zal geven in mijn schoot, vraag ik, smeek ik en bid ik u allen, dat gij zonder uitstel mijn getrouwe echtgenoot helpt en verlicht in de bezoekingen van zijn hart en laat het besluit om mij te verlaten uit zijn geest en hart verdwijnen”.

De engelen, die de koningin voor dit doel had uitgezocht, gehoorzaamden onmiddellijk. Zij lieten in het hart van sint Jozef vele heilige gedachten rijpen, welke hem er opnieuw van overtuigden, dat zijn echtgenote Maria heilig en volmaakt was en hij geen kwaad van haar kon geloven; dat God onbegrijpelijk was in zijn werken en dat zijn besluiten zeer verborgen waren; dat Hij zeer trouw was jegens hen, die hun vertrouwen in Hem stelden en dat Hij ze nooit verlaten zou in de bezoeking.

Door deze en andere heilige inblazingen werd de verwarde geest van de heilige Jozef ietwat gerustgesteld, ofschoon hij niet wist, van waar ze kwamen; maar aangezien de oorzaak van zijn smart niet weggenomen werd, viel hij weer spoedig terug op zijn besluit zich terug te trekken en zijn echtgenote te verlaten, omdat hij niets kon vinden om zijn ziel zekerheid te verschaffen en zijn rust terug  te vinden. De hemelse Koningin wist dit en zij besloot, dat dit gevaar moest worden afgewend en er in een ernstig gebed voor gebeden moest worden. Zij richtte zich geheel tot haar allerheiligste Zoon in haar schoot en bad met vurige zieleliefde: “Heer en God van mijn ziel, ofschoon ik slechts stof en as ben (Gn 18,27) zal ik met uw verlof in uw koninklijke tegenwoordigheid spreken en U mijn verzuchtingen, welke voor U niet verborgen kunnen zijn, bekendmaken. Het is mijn plicht niet in gebreke te blijven bij de hulpverlening aan de echtgenoot, die ik uit uw handen ontvangen heb. Ik zie, dat hij verpletterd wordt door de beproeving, welke Gij hem zond en het zou mijn liefste te na komen, als ik hem daarin niet bij zou staan. Indien ik genade gevonden heb in uw ogen, dan smeek ik U, Heer en eeuwige God, bij de liefde (Ex 34,9) welke U noodzaakte de schoot uwer dienstmaagd binnen te gaan voor de redding der mensheid, wil uw dienaar Jozef troosten en hem geschikt maken mij te helpen bij de voltrekking van uw grote werken. Het zou niet goed  zijn, indien ik, uw dienstmaagd, zonder echtgenoot tot mijner bescherming en behoeding zou achterblijven. Sta niet toe, mijn Heer en mijn God, dat hij bij zijn besluit blijft en zich van mij terugtrekt”.

De Allerhoogste antwoordde haar:

“Mijn liefste duive, Ik zal mijn dienaar Jozef spoedig troosten en nadat Ik hem door mijn engel het Sacrament geopenbaard heb, dat hem nu nog onbekend is, sta Ik u toe openlijk met hem te spreken over alles, wat Ik met u gedaan heb, zonder dat er in het vervolg enige reden is om hierin het stilzwijgen te bewaren. Ik zal mijn Geest in hem storten en hem geschikt maken tot het volvoeren van zijn aandeel in deze geheimenissen. Hij zal u in alles bijstaan en u helpen bij alles wat te gebeuren staat”.

Door deze belofte van de Heer werd de allerheiligste Maria gerustgesteld en getroost en zij dankte de Heer, die alles beschikt in bewonderenswaardige orde, maat en gewicht, op zinnige wijze. Want buiten de vertroosting, welke de verlichting van sint Jozefs zorgen haar bereidde, wist zij ook hoe passend het was, dat de geest van sint Jozef beproefd en ontvankelijk gemaakt werd door deze verzoeking, voordat de grote geheimenissen aan zijn zorgen worden toevertrouwd.

Inmiddels overwoog de heilige Jozef, welke weg hij zou bewandelen, want hij had de bezoeking nu twee maanden gedragen en geheel terneergedrukt door de zwaarte daarvan sprak hij in zichzelf:

“Ik zie geen betere wijze om aan deze moeilijkheid te ontkomen, dan weg te gaan. Ik beken, dat mijn echtgenote zeer volmaakt is en niets tentoonspreidt, dat haar niet  als een heilige zou doen aanmerken, maar per slot is zij zwanger en ik kan het geheim daarvan niet achterhalen. Ik zal haar faam van heiligheid niet in de waagschaal stellen door op haar de straf der wet te doen toepassen, maar aan de andere kant kan ik de gevolgen van haar zwangerschap niet afwachten. Ik zal haar nu verlaten en mij overgeven aan de Voorzienigheid van de Heer, die mij leidt”.

Hij besloot nog diezelfde nacht te vertrekken, maakte zich reisvaardig en pakte enige kledingstukken en enige andere kleinigheden in een klein bundeltje bijeen. Na nog enig loon opgevraagd te hebben wat hem toekwam voor zijn werk, trok hij zich terug om wat te rusten, met de bedoeling te middernacht te vertrekken. Maar wegens het vreemde in zijn onderneming en omdat hij de gewoonte had zijn voornemens in gebed bij God aan te bevelen, sprak hij tot de Heer:

“Hoogste en eeuwige God van onze voorvaderen Abraham, Isaak en Jakob, Gij zijt de ware en enige toevlucht voor de armen en verdrukten. U kent de smart en het harteleed, dat mij bedrukt. Gij weet ook, o Heer, (ofschoon ik onwaardig ben), dat ik onschuldig ben aan wat mij verdriet doet en tevens weet Gij, welke schande en gevaar het gevolg kunnen zijn van de omstandigheden, waarin mijn echtgenote verkeert. Ik geloof niet, dat zij een echtbreekster is, omdat ik in haar grote deugd en volmaaktheid heb aangetroffen, maar toch bevind ik haar zwanger. Ik weet niet door wie en hoe dat gebeurd is en daarom is mijn rust verstoord. Om van twee kwaden het minst kwaad te kiezen zal ik heengaan en een plaats opzoeken, waar niemand mij kent. Onder overgave aan uw Voorzienigheid zal ik mijn leven in een woestijn gaan doorbrengen. Verlaat mij niet, mijn Heer en eeuwige God, want ik verlang slechts uw eer en wil slechts U dienen”.

Sint Jozef strekte zich languit op de grond en deed een gelofte om naar de tempel van Jeruzalem te gaan en aldaar een deel van de kleine som geld te offeren, welke hij bij zich had voor de reis, opdat God Maria zijn echtgenote zou beschermen tegen de verschrikkingen der mensen en haar behoeden zou voor elk ongeluk, want de rechtvaardigheid van deze man Gods was inderdaad groot, even groot als de achting, welke hij had voor de hemelse vrouwe. Na dit gebed legde hij zich neer om een korte tijd te slapen met de bedoeling om omstreeks middernacht te vertrekken van zijn echtgenote. Tijdens deze slaap echter geschiedde wat ik in het volgende hoofdstuk vertellen zal. De grote prinses des hemels (gerustgesteld door de goddelijke belofte) sloeg vanuit haar bidvertrek alles gade, wat de heilige Jozef aan het voorbereiden was, want de Almachtige liet haar dit zien. En bij het aanhoren van de gelofte, welke hij deed voor haar welzijn en het zien van het kleine bundeltje en de paar stukjes mondvoorraad, welke hij zou meenemen op  zijn reis, werd zij vervuld met teder medelijden en zij bad nogmaals voor hem, waarbij zij de Heer prees en Hem bedankte voor zijn Voorzienigheid, waarmede hij alle daden der mensen boven elk menselijk begrip leidde. Zijne Majesteit beschikte het zo, dat zowel de allerheiligste Maria als sint Jozef de hoogste graad van innerlijke smart zouden ondervinden. Want buiten de verdiensten van dit langdurig martelaarschap zouden zij de bewonderenwaardige en uitgelezen zegening van de goddelijke vertroosting daarmede verdienen. Ofschoon de grote vrouwe vasthield aan het geloof en de hoop op een tijdige tussenkomst van de Heer en daarom bleef zwijgen om het Sacrament niet te onthullen, over welke onthulling de Koning haar geen bevel had gegeven, was zij zeer getroffen door het besluit van sint Jozef haar te verlaten. Zij overwoog de grote ongemakken van het alleenzijn, zonder metgezel en beschermer, waarop zij, in de natuurlijke orde, kon vertrouwen voor troost en steun, want zij begreep heel goed, dat niet alles kon worden overgelaten aan het bovennatuurlijke en wonderbaarlijke. Maar al haar zuchten konden de beoefening der meest verheven deugden met een grootmoedige geest niet frustreren. Zij beoefende geduld bij het dragen der moeilijkheden en verdenkingen van sint Jozef; voorzichtigheid, door het achterhouden van de onthulling van het geheim, wegens de grootte daarvan; zwijgzaamheid, waarbij zij zichzelf liet zien als een vrouw, die wist hoe ze zwijgen moest over dat wat zovele menselijke redenen haar zouden dwingen bekend te maken; verdraagzaamheid en nederigheid, door zwijgzaam de verdenkingen van de heilige Jozef te ondergaan. Vele andere deugden beoefende zij in deze moeilijke tijd op buitengewone wijze, waardoor zij ons leerde om op de Almachtige te vertrouwen, die ons van de bekoringen zal bevrijden.

Onderrichting mij door Maria, de koningin des hemels, gegeven.

“Mijn dochter, het voorbeeld van mijn stilzwijgen, waarover gij geschreven hebt, dient u te onderrichten en u tot leiding te zijn bij uw handelwijze jegens de gunsten en sacramenten van de Heer, namelijk: dat gij ze in uw hart moet verbergen. Ofschoon het soms voor geruststelling van de een of andere ziel nuttig schijnt daar iets over te vertellen, moet gij dit niet doen alvorens God in gebed om raad te hebben gevraagd en daarna uw oversten. Want deze geestelijke zaken mogen niet van het menselijke gevoel afhangen; dit is te zeer onderworpen aan de hartstochten en de neigingen der natuur. Er bestaat steeds gevaar iets als een voordeel te beschouwen, dat in werkelijkheid nadelig blijkt te zijn, of iets als een dienst aan God bewezen te zien, wat Hem in het geheel niet aangenaam kan zijn. Het is niet aan de ogen van vlees en bloed gegeven de innerlijke roerselen te onderkennen, te onderscheiden, welke goddelijk zijn en veroorzaakt worden door de genade, of welke slechts uit de mens voortkomen en hun oorzaak hebben in de ongeregelde neigingen. Ofschoon er een groot verschil bestaat tussen deze twee neigingen en hun oorzaken, zal het schepsel, indien het niet zeer verlicht is en afgestorven aan zijn hartstochten, het verschil niet kunnen opmerken en het waardevolle niet van het verachtelijke kunnen onderscheiden. Dit gevaar wordt groter indien enigerlei tijdelijke of menselijke beweegreden aan onze daden ten grondslag ligt of daarmee verweven is, want dan meldt zich onze natuurlijke eigenliefde ten nadele van de omzichtigheid, welke geboden is bij hemelse en geestelijke zaken, hetgeen tot veelerlei onverwachte misstappen kan leiden.

Laat de regel, welke u te allen tijde dient te volgen, zijn, dat gij aan niemand, behalve aan uw geestelijke leidsman iets mededeelt, tenzij ik u beveel. Aangezien ik mijzelf als uw  leermeesteres heb aangesteld, zal ik niet nalaten u raad en bijstand te geven in alle dingen, opdat gij niet van het pad, u aangewezen door mijn allerheiligste Zoon, zult afdwalen. En ik geef u in overweging alle gunsten en openbaringen van de Allerhoogste hogelijk te waarderen. Bewaar ze met een grootmoedig hart; schat ze naar waarde, spreek uw dank er voor uit en breng ze in praktijk vóór alle andere dingen; in het bijzonder dient gij er de voorkeur aan te geven boven alles wat uit uw eigen neigingen voortkomt. De eerbiedige vreze Gods deed mij zwijgen, omdat ik (zoals passend was) zulk een grote achting had voor de Schat, die in mij gelegd was. Niettegenstaande de natuurlijke liefde en verplichting jegens mijn meester en echtgenoot sint Jozef en de smarten en het medelijden, dat zijn bezoekingen, waarvan ik wenste hem te bevrijden, mij berokkenden, verborg ik het geheim van mijn omstandigheden onder stilzwijgen, omdat ik aan het welbehagen van de Heer de voorkeur gaf boven alles en het aan Hem overliet om mijn zaak te verdedigen. Trek hieruit ook de lering uzelf nimmer te verdedigen tegen beschuldigingen, hoe onschuldig gij zelf ook mocht wezen. Doe de Heer het genoegen vertrouwen in zijn liefde te stellen. Geef uw reputatie in zijn handen en overwin door geduld en nederigheid, door lieflijke en minzame woorden degenen, die u beledigd hebben. En boven alles: oordeel nimmer ten kwade over een ander, ofschoon gij met eigen ogen de uiterlijke juistheid van uw oordeel zien zou, want volmaakte en eerlijke naastenliefde zal u leren een voorzichtige uitweg en een verontschuldiging voor alle fouten van uw naasten te vinden. God heeft mijn echtgenoot, sint Jozef, als een schitterend voorbeeld voor een dergelijke gedragslijn gegeven, want niemand had meer bewijzen van het kwade en niemand was voorzichtiger dan hij in zijn oordeel. Want in de wet van voorzichtige en heilige naastenliefde moet het veronderstellen van hoger tot nu toe zelfs ongeziene oorzaken beschouwd worden als voorzichtigheid en niet als vermetelheid. Dit is beter dan het veroordelen en beoordelen van onze naasten voor fouten, waaruit hun schuld niet zeer duidelijk blijkt. Ik geef u geen bijzondere onderrichting voor hen die getrouwe zijn, want zij kunnen deze zeer duidelijk afleiden uit mijn gehele levensloop. Maar van de bovenstaande onderrichtingen kunnen allen profiteren, ofschoon ik toch juist uw vooruitgang op het oog heb, omdat ik deze met bijzondere liefde verlang. Luister goed naar mij, mijn dochter en vervul mijn raadgevingen. Volg deze: mijn woorden van het eeuwige leven”.

Een engel van de Heer spreekt tot sint Jozef in diens slaap; openbaart hem het mysterie der menswording; wat sint Jozef daarna deed.

De smarten der jaloersheid kunnen een mens dusdanig in hun macht hebben, dat degenen, die daardoor geplaagd worden, midden in de nacht klaar wakker worden en zelfs geheel verhinderd worden de verkwikking van de slaap te genieten. Niemand onderging deze smarten in hoger graad dan de heilige Jozef, maar, indien hij slechts op de hoogte van de waarheid was geweest, zou hij, minder dan wie ook, daar redenen toe gehad hebben. Hij was begiftigd met verheven Licht en met kennis, zodat hij kon doordringen in de afgrond der onmeetbare heiligheid en volmaaktheid van zijn hemelse echtgenote. Aangezien de redenen, welke hem dwongen het bezit van deze grote schat op te geven onoverkomelijk waren, is het duidelijk, dat de kennis van wat hem te verliezen stond slechts kon bijdragen tot het leed, dat het scheiden daarvan met zich bracht. Daarom overtreft het lijden van sint Jozef op dit punt alles wat ooit door welke man dan ook gedragen is, want niemand verloor ooit een dergelijke schat en niemand zou beter dan hij de waarde daarvan hebben kunnen vaststellen. Daarenboven bestond er een groot verschil tussen de naijver en de jaloersheid van deze dienaar Gods en de jaloersheden van anderen in gelijke moeilijkheden. Want jaloersheid schept in de onstuimige en vurige man een grote zorg om de geliefde te behouden en haar niet te verliezen en deze zorg wordt nog vergroot door de vrees, dat de geliefde zich door anderen van hem laat aftrekken. Dit soort gevoel wordt gemeenlijk jaloersheid genoemd. Hierin vinden we ongeregelde hartstochten terug en hij, die door gebrek aan voorzichtigheid en andere deugden daaraan toegeeft, ondergaat daardoor verschillende vormen van toorn: woede en afgunst tegenover de geliefde of jegens de mededinger, die de geliefde verhindert zijn liefde te beantwoorden, of dit nu een goede dan wel een ongeregelde liefde is. Dan steekt de storm van verdenkingen en vermoedens in de verbeelding op, aangewakkerd door deze driften; de storm, welke bij afwisseling doet verlangen en verwerpen; de storm der genegenheid en der ijdele vertwijfeling. Dan wedijveren het vermogen om geërgerd te worden en de begeerte, zonder rekening te houden met datgene wat het verstand of de voorzichtigheid voorschrijft, want dit soort smart verijdelt het gebruik van het verstand en verwerpt elke voorzichtigheid.

De verwarring in sint Jozef was niet door al deze fouten besmet. Ze zouden bij hem geen voedingsbodem hebben kunnen vinden, zowel jegens zijn eigen heiligheid als die van zijn echtgenote. Want in haar kon hij geen fout ontdekken, welke hem zou verbitterd hebben, noch had hij enige reden om te veronderstellen, dat haar liefde door enige andere man, -die dan zijn jaloersheid had kunnen opwekken- in beslag werd genomen. De jaloersheid van sint Jozef vond haar diepste grond in zijn grote liefde voor haar, in een zekere verdenking of twijfel, dat wellicht zijn echtgenote zijn eigen grote liefde niet geheel beantwoordde, want hij kon tegen dit wantrouwen niet zulke grote opwerpingen vinden, als hij vond tegen zijn vertrouwen in haar. Een grote onzekerheid was in zijn geval niet nodig om hevige smart te veroorzaken, want in het bezit van een echtgenote kan geen mededinger geduld worden. Zodoende was de kuise echtelijke liefde van onze heilige, welke zijn gehele hart vervulde, voldoende om in hem de meest heftige smart te verwekken bij de minste schijn van ontrouw of bij het gevaar dit allervolmaaktste, allerschoonste en verrukkelijke voorwerp van al zijn verlangen en gedachten te verliezen. Want als de liefde zulke gerechtvaardigde beweegredenen heeft, dan bindt zij het hart met sterke en onbreekbare banden en kettingen en de overmacht, welke zij uitoefent, is dan allerkrachtigst, zeker als er geen onvolmaaktheden zijn, welke haar zouden kunnen doen afzwakken. Onze koningin vertoonde geen spoor van datgene, wat hetzij in de bovennatuurlijke, hetzij in de natuurlijke orde deze liefde in haar heilige echtgenoot zou hebben kunnen verminderen of matigen, doch slechts dat, wat bij verschillende gelegenheden en om zeer vele redenen die liefdesvlam kon aanwakkeren.

Vol van deze smart, welke een ondraaglijke last was geworden, legde sint Jozef zich, na het bovengenoemde gebed gezegd te hebben, ter neder voor een korte slaap, ervan verzekerd, dat hij op de juiste tijd zou wakker worden om zijn huis -volgens hem zonder voorkennis van zijn echtgenote- te middernacht te verlaten.

(even iets van Greeth zelf: in het boek  “Het Epos van de Godmens”; Maria Valtorta, Uitgave stichting Maria Valtorta,  las ik dat de heilige sint Jozef in deze ene nacht, helemaal grijs was geworden. Hieraan is wel te verstaan hoe intens de lieve sint Jozef heeft geleden.)

De hemelse vrouwe was in afwachting van de tussenkomst van God en vroeg Hem dit in een zeer nederig gebed. Want zij wist, dat de beproeving van haar in moeilijkheden gebrachte echtgenoot zulke afmetingen had aangenomen, dat Gods barmhartige bijstand nabij moest zijn. De allerhoogste zond zijn aarsengel Gabriël om hem gedurende zijn slaap het geheim (Mat 1,20-23) der menswording en de verlossing te openbaren, met de woorden opgetekend in het evangelie. Het zou verwondering kunnen wekken (zoals dat ook bij mij het geval was), waarom de aartsengel tot sint Jozef in zijn slaap sprak en niet terwijl hij wakker was, want het mysterie was zeer groot en moeilijk te begrijpen, in het bijzonder in zijn huidige verwarde gemoedstoestand, terwijl ditzelfde geheimenis aan anderen werd medegedeeld toen ze wakker waren, niet tijdens hun slaap.  

De redenen, waarom deze soort handelingen uiteindelijk op een bepaalde wijze geschieden, zijn steeds te vinden in de goddelijke wil zelf; zij zijn dus rechtvaardig, heilig en volmaakt. Toch zal ik, gedeeltelijk en voorzover ik ze begrepen heb, ook enige andere redenen noemen. De eerste reden is, dat de heilige Jozef zo voorzichtig, zo vervuld van hemels Licht was en zeer hoge opvatting had van onze allerheiligste vrouwe, de gezegende Maria, dat het niet nodig was om hem met zwaartillige bewijzen te overtuigen van haar waardigheid en hem met de geheimenissen der menswording vertrouwd te maken, want de harten, welke een goede instelling hebben, staan open voor de goddelijke ingevingen! De tweede reden is gelegen in het feit, dat zijn moeilijkheden hun oorsprong hadden in de zintuigen en wel, door het met zijn ogen waarnemen van de zwangerschap zijner echtgenote. Zodoende was het een rechtvaardige vergelding, dat zij, die de oorzaak waren van de verdenking, als het ware terugdrongen en nutteloos gemaakt werden door het gemis van het aanschouwen van de engel. De derde reden, voorkomende uit de laatstgenoemde is, dat sint Jozef ofschoon hij niet schuldig was aan enigerlei fout, toch onder de invloed was van zijn bezoeking en zijn zinnen als het ware dood en niet in staat waren tot zintuigelijke waarneming van de engel, noch tot het voeren van een gesprek daarmee. Daarom was het passend, dat de engel deze boodschap aan hem overbracht in een periode, waarin de zinnen, die gecompromitteerd waren, uitgeschakeld en opgeschort waren. Zodoende zoude heilige man later, na het volledige gebruik zijner zinnen herkregen te hebben, zichzelf kunnen zuiveren en zich door vele daden van deugd wederom kunnen openstellen voor de werking van de heilige Geest, die door zijn moeilijkheden onderbroken was.

Zo kan ook begrepen worden, waarom God tot de oude vaderen meer in hun slaap tot hen sprak dan geschiedt tot de rechtvaardigen van het Nieuwe Verbond, want onder de nieuwe wet zijn de openbaringen gedurende de slaap ondergaan veel minder in getal dan directe gesprekken met engelen, wat toch zeker een meer probate methode van mededelen is. De verklaring hiervan is: aangezien, in overeenstemming met de goddelijke beschikking het grootste obstakel en de grootste hindernis voor een inniger omgang van de zielen met God en zijn engelen door de zondenlast, zelfs door dagelijkse zonden en onvolmaaktheden, gevormd wordt, is het duidelijk, dat, nadat het goddelijk Woord mens was geworden en met de mensen had verkeerd en de zinnen met al onze vermogens dag-aan-dag gezuiverd worden door het heiligmakend gebruik der zichtbare sacramenten, waardoor de mensen tot een bepaalde hoogte vergeestelijkt en opgeheven worden, hun lauwheid wordt omgezet in activiteit en geschikt gemaakt wordt tot deelnemen aan de Goddelijke invloeden. Deze zegening bezitten wij, door het Bloed van Christus de Heer, in groter mate dan de vaderen; want door zijn doeltreffendheid worden wij deelhebbers aan zijn heiligheid door de sacramanten waardoor  wij de werking van bijzondere genaden ontvangen en door sommige van hen zelfs een geestelijke instelling krijgen, waardoor wij voorbereid en uitgerust worden voor allerhoogste bestemmingen. Maar telkens wanneer de Heer, in onze tijden, sprak of spreekt gedurende  onze slaap, dan sluit Hij de werking van onze zintuigen uit, omdat ze niet geschikt zijn en te onvoorbereid tot het vieren van het geestelijke huwelijk met zijn mededelingen en goddelijke invloeden!

Uit deze leerstelling komt ook naar voren, dat de mensen om de verborgen gunsten van de Heer te kunnen ontvangen, niet slechts geheel vrij dienen te zijn van schuld en verdiensten en genaden moeten bezitten, maar tevens, dat zij in een vredige en rustige geestestoestand verkeren, want indien hun gemoed in oproer is (zoals dit bij sint Jozef het geval was), bevindt zich de ziel niet in passende staat tot het ontvangen van de verheven en verfijnde invloeden, welke het bezoek en de liefkozingen van de Heer met zich brengen. Het is in het geheel niet vreemd, dat, afgezien van de verdiensten welke bekoringen en verzoekingen voor de ziel betekenen (zoals dit het geval was met de bekoringen ondergaan door sint Jozef, de echtgenoot van de Koningin), zij toch het goddelijk handelen beletten. Want bij het ondergaan daarvan is de ziel verwikkeld in een conflict met de krachten der duisternis, terwijl deze soort zegeningen bestaat in het bezit van licht; daarom kan het aanschouwen der duisternis, ook al geschiedt dit om haar te verwerpen, nooit harmoniëren met het aanschouwen van God en de engelen. Maar onder dit conflict en te midden van de strijd met de bekoringen, welke vergeleken zouden kunnen worden met een droom in de nacht, wordt toch de stem van de Heer gehoord en neemt men deze waar door medewerking van de engelen, juist zoals dit het geval was bij sint Jozef. Hij hoorde en begreep alles, wat  de heilige Gabriël zeide:

-Dat hij niet bevreesd behoefde te zijn om bij zijn echtgenote Maria te blijven, omdat wat zij in haar schoot droeg, het    werk was van de heilige Geest;

-dat zij een Zoon zou ter wereld brengen, die Jezus genoemd zou worden en de Redder van zijn volk zou zijn.

-dat in dit alles de profetie van Jesaja vervuld zou worden (Js 7,14), die gezegd had: “Een maagd zal een Zoon       voortbrengen, die Emmanuel genoemd zal worden, dat is: God met ons”.

De heilige Jozef zag de engel niet in een imaginair visioen, hij hoorde slechts de innerlijke stem en begreep het mysterie. De woorden van de engel geven te kennen, dat de heilige Jozef reeds tot het besluit gekomen was zijn banden met de allerheiligste maagd te verbreken want hem werd aangezegd haar wederom, zonder vrees, aan te nemen als zijn echtgenote.

Sint Jozef ontwaakte in de volle zekerheid, dat zijn echtgenote de waarachtige moeder was van God. Vervuld van vreugde wegens het grote geluk, dat hem ten deel was gevallen en vol van een onbegrijpelijke verrukking en tegelijkertijd diep doordrongen van een plotselinge smart over wat hij gedaan had, wierp hij zich plat ter aarde en verrichtte door vele andere eerbiedige en vreugdevolle gevoelsuitingen heldhaftige daden van nederigheid en dankbaarheid. Hij dankte de Heer voor de onthulling van dit geheim en voor het feit, dat Hij hem tot echtgenoot van haar, die God als zijn moeder had uitverkoren, gemaakt had, niettegenstaande hij zelfs niet waard was haar slaaf te zijn. Onder deze erkenningen en deze akten van deugd bleef de geest van sint Jozef rustig en gereed om nieuwe invloeden van de heilige Geest te ontvangen. Zijn twijfels en vrezen van de afgelopen maanden hadden in hem die hechte fundamenten van deemoed gelegd, welke onontbeerlijk waren voor degenen, aan wie de hoogste geheimenissen van de Heer zouden worden toevertrouwd; en de herinnering aan zijn ervaringen zouden hem zijn gehele leven bijblijven. De heilige man bevond zich geheel alleen schuldig aan alles wat geschied was en hij bad het volgende gebed:

“O mijn hemelse echtgenote en zachtzinnige duive, uitverkoren door de Allerhoogste tot zijn woontente en moeder, hoe was het mogelijk, dat uw onwaardige slaaf uw trouw in twijfel trok? Hoe kon stof en as ooit toestaan om bediend te worden door haar, die de koningin des hemels en de meesteres van het heelal is? Hoe komt het dat ik de grond, welke beroerd werd door haar voeten, niet gekust heb? Waarom heb ik het niet tot mijn nauwgezette plicht gerekend om u op mijn knieën te dienen? Hoe zal ik mijn ogen nog ooit durven opslaan in uw  aanwezigheid en mijn lippen durven openen om U toe te spreken? O mijn Heer en mijn God, geef mij de genade en sterkte om haar vergiffenis te vragen en laat haar hart barmhartig zijn, opdat zij haar bedroefde dienstknecht niet volgens zijn schuld zal behandelen. Wee mij! Want zij die vervuld is van Licht en genade en in zichzelf de Schepper van alle Licht draagt, zag al mijn gedachten voor haar ogen, ook, dat ik van plan was haar te verlaten! Daarom zal het mijnerzijds roekeloos zijn om in haar aanwezigheid te verschijnen. Nu erken ik mijn onbezonnen gedrag en mijn grove dwaling, omdat zelfs met het voorbeeld van zulke grote heiligheid voor ogen, ik toch aandacht schonk aan onwaardige gedachten en twijfels omtrent haar trouw, welke ik zelfs niet verdiende. En indien Gij mij in uw rechtvaardigheid als straf zou opgelegd hebben om mijn plannen ten uitvoer te brengen, hoe groot zou dan mijn ongeluk zijn? Eeuwig dank, allerhoogste Heer, voor deze grote zegen!! Sta mij bij, allermachtigste Koning en laat mij iets trachten goed te maken. Ik zal naar mijn echtgenote en vrouwe gaan, vertrouwend op haar minzaamheid en barmhartigheid; op mijn knieën, aan haar voeten, zal ik haar om vergeving vragen, opdat U, mijn eeuwige Heer en God, mij wederom met de ogen van een vader zult willen beschouwen en mij mijn grote dwaling zult willen vergeven”.

De heilige echtgenoot verliet nu zijn kleine kamer; in zijn gevoelens was hij, vergeleken met het moment waarop hij zich terruste begeven had, een gelukkig en geheel veranderd mens geworden. Aangezien de koningin des hemels zich in haar bidvertrek bevond, wilde hij haar meditatie niet onderbreken, totdat zij hier zelf toe zou besluiten. Intussen pakte de man Gods het kleine bundeltje, dat hij gereed gemaakt had onder tranen uit en met wel heel andere gevoelens dan toen hij het bij elkaar had gebonden. Onder tranen begon hij, om zijn eerbied tot zijn hemelse echtgenote te tonen, de kamers op orde te brengen en de vloeren, welke door de heilige voeten van de allerheiligste Maria beroerd zouden worden, te schrobben. Hij verrichtte verschillende karweitjes, welke hij gewoon was aan de hemelse vrouwe over te laten, voordat hij op de hoogte was van haar aanwezigheid. Hij besloot de verhouding tot haar geheel te herzien, voor zichzelf de positie van dienaar reserverende en haar de waardigheid van meesteresse over te laten. Vanaf die dag ontspon zich een heerlijke naijver tussen deze twee, wie van hen door de ander werd toegestaan de grootste zin tot dienen op te brengen en wie het meest deemoedig zou zijn. Alles wat er met sint Jozef geschied was, had de koningin des hemels gezien, geen beweging of gedachte was haar ontgaan. Toen de tijd daartoe gekomen was, ging de heilige naar het bidvertrek van hare hoogheid. Zij wachtte hem met de meest grote vriendelijkheid en minzaamheid op, zoals ik in het volgende hoofdstuk vertellen zal.

Onderrichting mij door de hemelse vrouwe, de allerheiligste Maria, gegeven (aan Maria van Agreda).

“Mijn dochter, in datgene wat gij begrepen hebt van dit hoofdstuk, hebt gij een prachtig motief om de bewonderenswaardige wegen van Gods wijsheid, waarop Hij zijn dienaren en uitverkorenen leidt, door hen afwisselend te bezoeken en te vertroosten, te prijzen. Uit beide methoden doet Hij, in grote wijsheid en minzaamheid, toename van verdiensten en glorie voortkomen. Behoudens (Sam 2,6) deze leerstelling wil ik, dat gij hier nog een verdere grote lering uit zult trekken, welke zeer belangrijk zal zijn voor uw leiding en voor het smalle  pad, dat de Allerhoogste u heeft toebedacht. Het is als volgt: dat gij er naar zult streven, met inzet van uw gehele kracht, uzelf steeds uiterst rustig te houden en in innerelijke vrede, zonder uzelf toe te staan u daarvan, door het een of ander moeilijk gebeuren in dit leven, wat dit dan ook zijn zal, te laten afbrengen en daarbij steeds voor ogen te houden het voorbeeld en de onderrichting, gelegen in dit deel van het leven van mijn echtgenoot de heilige Jozef. DE ALLERHOOGSTE WENST ZIJN SCHEPSELEN NIET BEDROEFD TE ZIEN DOOR DE BEZOEKINGEN;  Hij wenst slechts, dat zij zullen toenemen in verdiensten. Hij wil niet, dat ze de moed verliezen, maar dat ze hun eigen krachten, met behulp der genade, beproeven. Ofschoon de hevige bekoringen meestentijds de veilige haven der verheven zielenvrede en kennis van God uitsluiten en ofschoon zij het schepsel weer zeer duidelijk zijn eigen kleinheid laten beseffen, zal de ziel zich toch ongeschikt (re 19,12) maken voor het bezoek van God, voor het beluisteren van zijn stem en voor het opheffen in zijn liefdevolle armen, als zij haar innerlijke rust en evenwicht verliest. De majesteit Gods komt niet op een donderwolk, noch zullen de stralen van deze opperste Zon der gerechtigheid schijnen, als er geen rust in de ziel heerst.

Indien het ontbreken van deze rust de zuivere omgang met de Allerhoogste dusdanig belet, dan is het duidelijk, dat zonden een veel grotere obstakel vormen voor deze grote zegen. Het is mijn wens, dat gij deze leerstelling alle aandacht schenkt en dat gij uzelf niet de vrijheid veroorlooft deze te veronachtzamen in enige uiting van uw vermogens. Aangezien gij de Heer zo dikwijls beledigd hebt, dient gij om zijn barmhartigheid te smeken, uw zonden onder veelvuldige tranen te bewenen en u daarvan te reinigen; bedenk ook, dat gij op straffe van verdoemd te worden als een ontrouwe, verplicht zijt over uw ziel te waken en haar te bewaren als een eeuwige rustplaats voor de Almachtige, kuis, zuiver en onverstoord, opdat God haar zal willen bezitten en in haar een Hem waardige woontent zal vinden. De harmonie van uw vermogens en gevoelens moet gelijk zijn aan muziek van zachtklinkende en verfijnde instrumenten, waarbij naarmate de harmonie precieuzer wordt, ook het gevaar toeneemt van ontstemming en des te groter de zorg moet zijn om hen te behouden voor ruwe behandeling. Want zelfs de sfeer, besmet met aardse neigingen, is voldoende om de krachten der ziel, op deze wijze aan God toegewijd, in verwarring te brengen. Zorg er dus voor dat gij een voorzichtig leven leidt en al uw handelingen en vermogens doorlopend in bedwang houdt. Indien gij te eniger tijd verward of ontsteld zijt en moeilijkheden hebt met wat ik u juist zeide, streef er dan naar om het goddelijk Licht te bereiken, maak daar gebruik van zonder vrees of aarzeling en werk ermede op volmaakte en zuivere wijze. Hierbij verwijs ik u naar het voorbeeld van mijn echtgenoot de heilige Jozef, die de engel zonder een moment te aarzelen geloofde en met grote bereidheid onmiddellijk zijn bevelen uitvoerde, waardoor hij verdiende grote beloningen in ontvangst te nemen en tot grote waardigheid op te stijgen. Indien hij zich zo diep vernederde, na zulke -grote, ofschoon slechts schijnbare- redenen voor zijn zorgen gehad te hebben en zonder enige zonde begaan te hebben door wat hij deed, hoe moet gij, slechts een wormpje dezer aarde, uw kleinheid dan erkennen en uzelf tot in het stof vernederen, onder tranen voor uw nalatigheden en zonden, opdat de Allerhoogste u wederom als een vader en bruid zal kunnen beschouwen”.

Sint Jozef vraagt vergiffenis aan de allerheiligste Maria, zijn echtgenote. De hemelse vrouwe troost hem op uiterst voorzichtige wijze.

De echtgenoot van Maria, de heilige Jozef, nu geheel ingelicht, wachtte het hem bekende uur van de beëindiging der contemplatie van zijn allerheiligste echtgenote af en opende toen de deur van het bescheiden vertrek, waarin de moeder van de hemelse Koning verbleef. Onmiddellijk na het binnentreden wierp hij zich op zijn knieën met grote verering en onder de diepste eerbied;

“Mijn meesteresse en echtgenote, ware moeder van het eeuwige Woord, voor u ligt uw dienaar, hij werpt zich op uw barmhartigheid. Uit naam van uw God en Heer, die gij in uw maagdelijke schoot draagt, smeek ik u, mij mijn vermetelheid te vergeven. Ik weet met grote zekerheid, o vrouwe, dat geen mijner gedachten voor uw wijsheid is en geen daarvan aan uw hemels inzicht is ontsnapt. Mijn onbeschaamheid, leidende tot het besluit u te verlaten, was groot en niet minder was mijn grofheid u als mijn ondergeschikte te behandelen, in plaats van u te dienen als de moeder van mijn Heer en God. Maar gij weet ook, dat ik in onwetendheid handelde, omdat ik het sacrament van de hemelse Koning niet kende  noch de omvang van uw waardigheid, ofschoon ik andere gaven van de Allerhoogste in u vereerde. Denk niet verder na, mijn meesteresse, over de onwetendheid van dit nietig schepsel, dat nu, na beter onderricht te zijn, zijn hart en zijn gehele leven aan uw dienst en hulpverlening zal wijden. Ik zal niet opstaan, voordat ik zeker ben van uw gunst en  uw vergeving met uw zegen verkregen te hebben”.

De allerheiligste Maria onderging bij het aanhoren van de nederige woorden van de heilige Jozef verschillende gevoelens. Want met grote vreugde in de Heer zag zij hoe goed hij in staat was het vertrouwen, dat de Heer in hem gesteld had, door hem zijn sacramenten te onthullen, te dragen; want door zijn woorden en houding erkende hij ze en vereerde hij ze met groot geloof en grote deemoed. Maar zij werd enigszins in verwarring gebracht door zijn besluit haar in het vervolg met eerbied en wegcijfering van zichzelf te behandelen, zoals bleek uit zijn woorden. Want de nederige vrouwe vreesde, dat haar door deze veranderde houding de gelegenheid tot gehoorzamen en zichzelf te vernederen als een dienares van haar echtgenoot, zou ontgaan. Zij was als iemand die zichzelf een edelsteen of een grote schat, welke hogelijk gewaardeerd werd, zag ontvreemden en de allerheiligste Maria was droef gestemd door de gedachte, dat de heilige Jozef haar niet langer als een mindere en een aan hem in alle dingen onderdanige zou beschouwen, omdat hij in haar nu de moeder van de Heer zag. Zij liet haar echtgenoot opstaan en wierp zichzelf aan zijn voeten (ofschoon hij dit trachtte te verhinderen)  en sprak:

Ikzelf, mijn meester en echtgenoot, moest u om vergiffenis vragen en gij zijt degene, die mij de smarten en de bitterheid, welke ik u heb aangedaan, moet vergeven en daarom vraag ik u deze vergiffenis op mijn knieën en tevens, dat gij al uw zorgen moge vergeten, omdat de Allerhoogste met welgevallen mijn wensen en bezoekingen heeft gade geslagen”.

Het scheen de hemelse vrouwe toe haar echtgenoot te vertroosten en daarom, -niet omzichzelve te verontschuldigen- voegde zij hieraan toe:

“Hoe zeer ik dit zelf ook wenste, kon ik toch niet uit eigener beweging overgaan u enige inlichting te verschaffen omtrent het sacrament, dat door de kracht van de Almachtige in mij verborgen was, want als zijn slaaf, was het mijn plicht eerst zijn heilige en volmaakte wil daaromtrent te vernemen. Ik zweeg niet, omdat ik u niet als mijn heer en echtgenoot beschouwde, want ik was en zal altijd uw getrouwe dienares zijn, die er op uit is alles te verrichten overeenkomstig uw heilige wensen en uw liefde. Vanuit de diepste diepte van mijn hart en in de naam van de Heer, die ik in mij draag, smeek ik u de wijze van omgang en gesprek met mij niet te veranderen. De Heer heeft mij niet tot zijn moeder gemaakt om in dit leven bediend te worden en te bevelen, maar om de dienstmaagd van allen en uw slavin te zijn, die in alles uw wil gehoorzaamt. Dit is mijn plicht mijn meester en als ik dit niet zou volbrengen zou ik een leven zonder vreugde, vervuld van smarten, lijden. Het is rechtvaardig, dat gij mij de gelegenheid daartoe verschaft, want zo heeft de Allerhoogste dit beschikt. Hij heeft mij onder uw bescherming gesteld en mij uw toegewijde hulp gegeven, opdat ik veilig zou kunnen leven in de schaduw van uw vooruitziende zorgen en verzekerd van uw hulp de Vrucht van mijn schoot, mijn God en mijn Heer, zal kunnen grootbrengen“.

Door deze en meerdere lieflijke en overredende woorden troostte de allerheiligste Maria sint Jozef en stelde zij hem gerust en hij liet haar opstaan uit haar knielende houding om samen te overleggen, wat tot dit doel moest geschieden.Aangezien bij deze gelegenheid de hemelse vrouwe vervuld was van de heilige Geest en daarenboven in zichzelf, als zijn moeder, het goddelijke Woord droeg, dat was voortgekomen uit de Vader en de heilige Geest, ontving de heilige Jozef een bijzondere verlichting en de volheid der goddelijke genade. Geheel vernieuwd in geestesijver zeide hij:

“Gezegend zijt gij, vrouwe; onder alle vrouwen zijt gij de gelukkigste en een toonbeeld voor alle naties en generaties. Moge de Schepper van hemel en aarde eeuwig geprezen zijn, dat Hij vanaf zijn verheven koninklijke troon zijn blikken op u heeft laten vallen en in u zijn woonplaats gekozen heeft, waardoor in u, als enige, de oude beloften aan de aartsvaders en profeten gedaan, worden vervuld. Laat alle geslachten Hem zegenen: want in niemand heeft Hij zijn naam zozeer eer gedaan, als Hij deed in uw deemoed, de meest onbetekenende onder de levenden, heeft Hij in zijn goedheid tot uw dienaar gemaakt”. Bij het uitspreken van deze lofprijzing en zegenwens werd de heilige Jozef voorgelicht door de heilige Geest op dezelfde wijze als de heilige Elisabeth, toen zij de begroeting van onze koningin en meesteres bewantwoordde. De hemelse vrouwe antwoordde, na de woorden van de heilige man te hebben aangehoord, met de woorden van het Magnificat, zoals zij gedaan had bij haar bezoek aan de heilige Elisabeth en zij voegde daar nog andere lofzangen aan toe. Zij was geheel ontvlamd door verrukking, werd opgeheven van de aarde in een lichtcirkel, welke haar omringde en haar deed schitteren in haar gloriegaven.

Bij het zien van dit hemels visioen werd de heilige Jozef met bewondering en onuitsprekelijke vreugde vervuld, want nooit had hij zijn gezegende echtgenote in een dusdanige hoogte van glorie en volmaaktheid aanschouwd. Nu aanschouwde hij haar met volledig en helder begrip, omdat de gehele onaantastbaarheid en zuiverheid van de prinses des hemels en het geheim harer waardigheid zich aan hem openbaarde. Hij zag en erkende de menselijkheid van het goddelijke Kind in haar maagdelijke schoot en aanschouwde de vereniging van de twee naturen van het Woord. Onder diepe nederigheid en grote eerbied aanbad hij Hem en erkende Hem als zijn Verlosser, waarbij hij zichzelf als offer aan zijne Majesteit aanbood. De Heer aanschouwde hem met welwillende goedheid, zoals Hij nog nimmer een andere man aanschouwd had, want Hij nam hem aan als zijn voedstervader en gaf hem deze titel. In overeenstemming met deze waardigheid schonk Hij hem de volheid van kennis en hemelse gaven, welke de christelijke devotie in hem kan en moet erkennen. Ik weid niet verder uit over deze schitteringen van de heilige Jozef, welke aan mij geopenbaard werden, want dan zou deze geschiedenis over de voorgeschreven grenzen groeien.

Maar het was een bewijs voor het formaat van de roemrijke heilige Jozef en een duidelijk blijk van zijn grote heiligheid, dat hij niet wegkwijnde en stierf door de doorgestane smart bij de gedachte aan het verlies van zijn geliefde echtgenote en het dwingt nog meer bewondering af, dat hij niet verpletterd werd door de onverwachte vreugde van de onthulling van het werkelijke geheim, betreffende zijn echtgenote. Door het eerstgenoemde bewees hij zijn grote heiligheid; maar door wat daarop volgde toonde hij aan, dat hij waardig was de giften te dragen, welke, indien de Heer zijn hart daar niet toe zou hebben opengesteld, hij noch had kunnen ontvangen noch met ware geestesvreugde had kunnen overleven. In alle dingen werd hij vernieuwd en opgeheven, om in staat te zijn haar, die de moeder van God zelf en zijn echtgenote was, op waardige wijze te behandelen en met haar te kunnen medewerken bij het geheim van de menswording en bij de verzorging van het mensgeworden Woord, zoals ik later vertellen zal. Opdat hij steeds meer geëgend zou worden en steeds meer zijn verplichtingen tot het dienen van zijn hemelse echtgenote zou erkennen, werd hem medegedeeld, dat alle gaven en zegeningen welke hij ontvangen had, hem gegeven waren om haar: de giften vóór zijn huwelijk, omdat hij was uitgekozen tot haar echtgenoot en de gaven daarna, omdat hij deze onderscheiding verwonnen en verdiend had. Hij zag ook in met welke voorzichtigheid de grote vrouwe tegenover hem gehandeld had, niet slechts door hem met uitzonderlijke gehoorzaamheid en diepe nederigheid te dienen, maar ook door hem te troosten in zijn bezoeking en voor hem de genade en de bijstand van de heilige Geest af te smeken, waarbij zij haar gevoelens op zulke discrete wijze verborgen hield en zijn leed en smarten in rustige banen leidde, zodat hij in staat werd gesteld de invloed van de goddelijke Geest te ondergaan. Juist zoals de prinses des hemels het instrument was geweest voor de heiliging van de heilige Johannes de Doper en zijn moeder, zo was het ook haar werk om voor de heilige Jozef de volheid der genaden in nog groter overvloed te verkrijgen. Dit alles begreep deze uiterst trouwe en overgelukkige man en voor dit alles was de getrouwe dienaar in overeenkomstige mate dankbaar.

Deze grote sacramenten en vele andere verband houdende met onze koningin en haar echtgenoot de heilige Jozef, gaan de heilige evangelisten in stilzwijgen voorbij, niet slechts omdat zij deze in hun harten wensten te bewaren, maar ook omdat noch de nederige vrouwe noch de heilige Jozef daarover met wie dan ook gesproken hadden. Het was ook niet nodig deze wonderen in het leven van Christus onze Heer, dat zij beschreven om ons geloof in de nieuwe wet der genade te grondvesten, in te lassen; want zulke mededelingen zouden wellicht aanleiding gegeven hebben tot vererlei verwikkelingen onder heidenen bij hun eerste bekering. De bewonderenswaardige voorzienigheid Gods bewaarde in zijn verborgen en ondoorgrondelijke gedachtengang deze geheimen voor een tijd, welke Hij in goddelijke wijsheid had voorzien. Hij wilde dat, nadat de Kerk gegrondvest was en het katholieke geloof wortel had geschoten, als de gelovigen de voorspraak, de hulp en de bescherming van hun koningin en vrouwe nodig zouden hebben, zij uit de kennis van deze geheimen nieuwe en oude schatten van genade en troost zouden kunnen putten (Mt 13,52). Door nieuwe verlichting ziende wat voor een liefhebbende moeder en krachtige pleitbezorgster zij in de hemel hadden met haar allerheiligste Zoon, waaraan de Vader de macht van Rechter (Re 5,52) gegeven had, zouden zij tot haar hun toevlucht nemen als de enige en heilige schutse voor de zondaars. Laten de moeilijkheden en de tranen der Kerk getuigen, of zulke tijden niet zijn aangebroken in onze dagen want nooit waren haar bezoekingen groter dan nu, nu haar eigen zonen, gevoed aan haar borst, haar pijn doen, trachten haar te vernietigen en de schatten van het Bloed harer Bruidegom verspillen met groter wreedheid dan haar meest verbitterde vijanden. Wat moeten de getrouwste kinderen van de Kerk doen, nu in deze schreeuwende ellende het bloed harer kinderen vloeit en nog sterker, het Bloed van onze hogepriester Christus (Heb 12,24) onder de voet wordt gelopen onder het voorwendsel der gerechtigheid en schreeuwt om wraak? Waarom zwijgen zij? Waarom roepen zij de hulp van de heilige Maria niet op? Waarom smeken zij daar niet om en dringen er bij haar niet op aan hen te helpen? Het is geen wonder dat de hulp uitblijft, als wij uitstellen om haar hulp te zoeken en haar niet erkennen als de ware moeder van God. Ik getuig, dat er grote geheimen in deze Stad Gods besloten zijn en dat wij deze met vurig geloof dienen te belijden en te verheerlijken. Zij zijn zo groot,  dat het dieper gaande inzicht daarin is voorbehouden aan de tijd na de algehele opstanding, als alle heiligen ze zullen kennen in de Allerhoogste. Maar laten intussen de godvruchtige en gelovige zielen de goedheid van hun liefhebbende koningin en vrouwe erkennen, in de openbaringen van enige der verborgen en grote sacramenten aan mij als onwaardigst instrument gegeven, want ik ben tot dit werk in mijn zwakheid en onnutheid uitsluitend door het herhaalde bevel en de aanmoediging van de moeder der barmhartigheid gekomen, zoals ik reeds meerdere malen heb gezegd. einde

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s


%d bloggers liken dit: