MARIA, MOEDER EN MEDEVERLOSSERES/MIDDELARES VAN DE H.KERK; is naar waarheid opgetekend!!!

Uit het boek “De mystieke stad Gods” opgetekend door Maria van Agreda o.i.c. ; deel 6 blz. 230/236.

Te bestellen bij Mw.Keulemans, 024-3280067 voor € 12,–

kruisbeeldje kl

Jezus en Maria…… een twee-eenheid?

Enige verborgen goddelijke mysteries in Maria’s leven gedurende de dagen na de verrijzenis van Jezus; zij ontvangt de titel van moeder en koningin van de Kerk; de verschijning van Christus voor en in voorbereiding op de Hemelvaart.

784. Het gehele verloop van deze geschiedenis is zo vol van grote mysteries dat ik, volgens mijn gevoel, de juiste woorden voor de beschrijving daarvan niet heb gevonden. Wat in het goddelijke Licht aan het intellect getoond wordt is groots, wat uitgedrukt kan worden in gewone woorden is slechts gering. Op grond van deze ongelijkheid en het tekort, voortkomend uit de vruchtbaarheid van het intellect en de steriliteit van woorden, hebben mijn mogelijkheden onder grote druk gestaan, want het ontbreken van overeenkomst tussen de resultaten van het gesproken woord en het begrip, opgebracht door de geest, brengt steeds een wantrouwen en ontevredenheid met de woorden met zich mee, omdat ze verschillen met de wezenlijke bedoeling en omdat ze mij doen inzien, dat ik niet in staat ben de discrepantie tussen de waargenomen dingen en de beschrijvende woorden weg te nemen. Ik voel deze stand van zaken des te meer, nu ik de verborgen mysteries en de verheven sacramenten ga beschrijven uit het leven van Maria gedurende de veertig dagen na de verrijzenis van haar Zoon, onze Verlosser, tot aan de tijd, dat Hij opsteeg ten hemel. De staat waarin de goddelijke kracht haar geplaatst had na het lijden en de verrijzenis was een geheel nieuwe en meer verheven staat:

-Haar activiteiten waren meer mysterieus,

-de genaden welke haar geschonken werden, waren in overeenstemming met haar uitgelezen heiligheid en

-volgens de wil van Hem, die dit alles had volbracht,

-want volgens deze regel geschiedde alles.

Indien ik verplicht zou zijn alles te beschrijven wat mij geopenbaard werd, dan zou deze geschiedenis met vele boeken moeten worden uitgebreid. Uit het weinige, dat ik zal opschrijven, moge toch iets blijken van deze goddelijke geheimenissen tot meerdere eer en glorie van die grote koningin en vrouwe.

785. Het is reeds aan het begin van het laatste hoofdstuk gezegd, dat de Heer gedurende de veertig dagen na de verrijzenis in het cenakel in gezelschap van zijn heilige moeder verbleef, indien zijn bezoeken aan door Hem uitgekozen vrienden dit toeliet. Alle resterende tijd verbleef Hij in haar aanwezigheid. En men mag in alle voorzichtigheid aannemen, dat gedurende deze tijd, waarin deze twee Soevereinen van de wereld tezamen waren, hun werken volkomen goddelijk en boven elk begrip van het menselijk verstand uitgingen. Wat mij bekend is geworden van deze werken, is onuitsprekelijk. Want Zij onderhielden zich meermalen met een lieflijke samenspraak, vol ondoorgrondelijke wijsheid, die voor de liefhebbende moeder een vreugde inhield, weliswaar van lagere orde dan het zalig schouwen, maar vol troost en verrukking boven alles wat denkbaar is. Op andere momenten hielden de grote koningin, de aartsvaders en de heiligen die in hun zalige staat daar aanwezig waren, zich bezig met lof en eerbetoon aan de Allerhoogste. Maria had een diepe kennis van alle werken en verdiensten van de heiligen, van de zegeningen, de genaden en de gaven, die ieder van hen van de Almachtige ontvangen had, alsook van de mysteries, symbolen en profetieën, die door de oude vaders naar voren gebracht waren. Zij kende dit alles, haar geest had deze stof geheel paraat, meer dan het Weesgegroet gekend is als wij dit reciteren. De verheven vrouwe beschouwde alle grote motieven van deze heiligen om de Schepper van alle goed te prijzen en te loven. Ofschoon zij, die het zalig schouwen genieten, deze plicht zonder ophouden vervullen, werden ze toch gedurende hun samenspraken met de hemelse prinses door haar aangespoord, de goddelijke Majesteit te prijzen en te verheerlijken voor al deze zegeningen en activiteiten, die voorbijtrokken aan de ogen van haar ziel.

786. Het gehele koor van heiligen stemde in met hun koningin en begon met deze goddelijke oefeningen, waarbij allen een koor vormden, waarin telkens door één van hen een vers gereciteerd werd, waarop de moeder inviel met een door haar vervaardigd vers. Gedurende deze veelvuldige oefeningen maakte de grote vrouwe zelf meer lofzangen dan alle engelen en heiligen tezamen, want ook de engelen deden mee aan het componeren van nieuwe gezangen, die zowel voor henzelf als voor de zaligen een bewonderenswaardige klank hadden. De wijze aanbidding van God, zoals deze gepraktiseerd werd door de hemelse Prinses gedurende haar leven op aarde overtrof die van alle andere schepselen, inclusief diegenen die het zalig schouwen reeds hadden ontvangen. Alles wat de gezegende Maria in deze dagen deed, is boven het menselijk begrip. Maar haar verheven gedachten en motieven waren allen voorzichtig bepaald door haar trouwe liefde, want wetende, dat haar goddelijke Zoon nog toefde in deze wereld, voornamelijk om haar bij te staan en te troosten, besloot zij, Hem voor zover haar dit mogelijk was, schadeloos te stellen voor het gemis van de hemel. Daarom deed zij alles wat in haar macht lag om de Heer dezelfde lof en eer te bereiden, die Hem bewezen wordt door de heiligen in de hemel. Door zelf aan deze lofzangen bij te dragen, hief zij ze op tot de hoogste waarde en deed zij het cenakel in een hemel verkeren.

787. Met zulke oefeningen bracht zij het grootste deel van de veertig dagen door en gedurende deze tijd werden méér hymnen gecomponeerd dan alle heiligen en profeten voor ons gebruik hebben achtergelaten. Op sommige momenten maakte dit hemelse gezelschap gebruik van de psalmen van David, de profetieën, waarbij deze diepe geheimenissen van commentaar werden voorzien. De heilige vaders, die de makers van deze profetieën waren, herkenden daarin de genaden en de gaven van Gods rechterhand en de openbaringen van vele grote sacramenten. Zij brachten deze allen terug tot onze grote koningin. Bewonderenswaardig was ook de vreugde die zij onderging bij het spreken met haar heilige moeder en vader Joachim, met sint Jozef, Johannes de Doper en de grote aartsvaders. Gedurende het sterfelijk leven is geen staat denkbaar die de zalige vervulling meer benadert dan die genoten werd in die dagen door de grote vrouwe en koningin. Er geschiedde in die dagen nog een wonder, namelijk dat alle zielen van de rechtvaardigen, die in die dagen in genade stierven, in het cenakel verzameld werden en daar hun zaligheid ontvingen. Maar zij die door het vagevuur moesten gelouterd worden, waren verplicht daarin te blijven zonder de Heer te zien, sommigen drie, sommigen vijf dagen, weer anderen voor een kortere of langere periode. Want de moeder van barmhartigheid gaf genoegdoening voor hun tekortkomingen door kniebuigingen, door zich ter arde neer te werpen of door andere werken van dit soort, maar nog meer door de vurige liefde die zij voor hen opbracht en door het toepassen van de oneindige verdiensten van haar goddelijke Zoon op hen. Zo hielp zij mee om hun straffen te verkorten en de kwelling de Heer niet te aanschouwen (want zij werden niet lichamelijk gekweld) op te heffen en al spoedig werden ze toegelaten tot het koor van de heiligen. Voor ieder die de rangen kwam versterken, componeerde de grote vrouwe nieuwe hymnen van lof voor de Heer.

788. Onder al deze geestesverrukkingen vergat de liefdevolle moeder niet de ellende en armoede van de kinderen van Eva, die deze glorie niet ten deel viel, maar als een waardige moeder van barmhartigheid wendde zij haar ogen liefdevol naar de toestand, waarin die stervelingen zich bevonden en stortte zij voor hen vurige smeekbeden. Zij vroeg de eeuwige Vader, de nieuwe wet in de gehele wereld te verspreiden, dat de kinderen van de Kerk zich mogen vermenigvuldigen; dat de Kerk steeds beschermd en verdedigd zou worden en de vruchten van de verlossing beschikbaar zouden zijn voor alle mensen. De vervulling van deze smeekbede was reeds door de eeuwige decreten van de goddelijke Wijsheid geregeld, maar wat de wensen en verlangens van de liefdevolle koningin betrof, wenste zij de verlossing en het eeuwige leven beschikbaar te stellen voor het gehele menselijke geslacht. Buiten deze smeekbeden, die bestemd waren voor alle mensen, vroeg zij speciale genaden voor de heilige Johannes en de heilige Petrus, voor de eerste als haar zoon, voor de tweede als hoofd van de Kerk. Zij bad ook voor Magdalena en de Maria’s en alle andere getrouwen, die tot de Kerk behoorden. Tenslotte bad zij voor de verheffing van het geloof en van de Naam van haar goddelijke Zoon Jezus Christus.

789. Enige dagen vóór de hemelvaart van de Heer, terwijl de gezegende Maria één van de bovengenoemde oefeningen volbracht, verschenen de eeuwige Vader en de heilige Geest in het cenakel op een troon van onuitsprekelijke schoonheid, omringd door de koren van engelen en heiligen, die daar reeds aanwezig waren en van verschillende hemelse geesten, die met de goddelijke Personen meegekomen waren. Toen besteeg het mensgeworden Woord de troon en zette zich naast de andere Twee neer. De immer nederige moeder van de Allerhoogste, teraardeliggend in een hoek van de kamer, aanbad met de grootste eerbied de allergezegendste Drie-eenheid en daarin haar mensgeworden Zoon. De eeuwige Vader beval twee van de hoogste engelen, Maria te roepen, hetgeen zij deden door haar met zachte, liefdevolle stem de goddelijke wil mee te delen. Zij stond uit het stof op, onder de meest grote deemoed en met grote eerbied. Vergezeld door de engelen naderde zij de troon, waarvoor zij zich opnieuw ter aarde wierp. De eeuwige Vader sprak tot haar: “Geliefde, stijg hoger op”!.  Aangezien deze woorden op hetzelfde moment, dat ze werden uitgesproken, effect sorteerden, werd zij opgeheven en op de troon met de drie Majesteiten geplaatst. Nieuwe bewondering maakte zich meester van de heiligen bij het zien van deze grote waardigheid, waartoe een gewoon schepsel verheven werd. De heiligheid en rechtvaardigheid van de werken van de Allerhoogste werden hun duidelijk gemaakt. Zij loofden en prezen Hem en noemden Hem rechtvaardig, heilig en bewonderenswaardig in al zijn raadsbesluiten.

790. De Vader sprak toen tot de gezegende Maria: “Mijn dochter, aan u vertrouw Ik de Kerk toe, die gesticht werd door mijn enig-geboren Zoon, alsook de nieuwe wet van genade die Hij in de wereld is komen brengen en het volk dat Hij verloste. Ik draag ze allen aan u over”.  Daarna sprak ook de heilige Geest tot haar: “Mijn bruid, uitverkoren uit alle schepselen, Ik deel u hierbij mijn wijsheid en genaden mede. Daarmee worden in uw hart alle mysteries, de werken en de leer, die het mensgeworden Woord in de wereld heeft bewerkstelligd, neergelegd”. En de Zoon sprak: “Mijn meestgeliefde moeder, Ik ga naar mijn Vader en daarvoor in de plaats belast Ik u met de zorg over mijn Kerk; Ik beveel haar kinderen en mijn broeders aan u aan, zoals de Vader ze aan Mij heeft toevertrouwd”. Daarna wendden de drie goddelijke Personen Zich tot de koren van heilige engelen en de andere heiligen en spraken:

-Dit is de koningin van alle geschapen dingen in de hemel en op aarde;

-zij is de beschermvrouwe van de Kerk,

-de meesteresse van alle schepselen,

-de moeder van alle vroomheid,

-de middelares van de gelovigen,

-de raadsvrouwe voor de zondaars,

-de moeder van de schone liefde en heilige hoop,

-haar is macht gegeven om onze wil tot barmhartigheid en goedertierenheid om te buigen.

-In haar zullen de schatten van onze genade gelegd worden; haar hart zal het wastafeltje zijn, waarin onze heilige wet geschreven en gegrift zal zijn.

-In haar zullen alle mysteries van onze almacht voor de redding van de mensheid vervat zijn.

-Zij is het volmaakte werk van onze handen, waardoor de volheid van onze wensen, zonder weerstand te ondervinden, zal medegedeeld worden in de stromen van onze goddelijke volmaaktheid.

-Eenieder die haar hulp inroept, zal niet verloren gaan; eenieder die haar bemiddeling verkrijgt, zal zeker zijn van het eeuwige leven.

-Alles wat zij van Ons vraagt zal haar toegestaan worden; Wij zullen haar aanvragen en gebeden steeds aanhoren aan haar verlangens volbrengen, want zij heeft zich volledig toegewijd aan alles wat ons verheugt”.

De allergezegendste Maria, die zich zó hoorde verheerlijken, vernederde zich dieper naarmate zij hoger werd opgeheven door de rechterhand van de Allerhoogste, boven alle engelen en schepselen op aarde. Zij aanbad de Heer en bood zichzelf in voorzichtige termen en met vurige liefde aan om te werken als een getrouwe dienstmaagd in de Kerk en om alle verzoeken van de goddelijke wil direct uit te voeren. Vanaf die dag nam ze opnieuw de zorg van de evangelische Kerk op zich, als liefhebbende moeder van al haar kinderen. Zij vernieuwde alle smekingen en gebeden, die zij tot die dag verricht had, zodat deze gedurende  het gehele verdere verloop van haar leven steeds levendig en onophoudelijk voor haar geest stonden, zoals we in het derde deel zeer duidelijk zullen zien, omdat daaruit zal blijken, wat de Kerk DANKT AAN DEZE GROTE KONINGIN EN VROUWE EN WELKE ZEGENINGEN ZIJ VOOR DEZE KERK VERDIENDE.  Door de gunsten, die Maria nu en later verkreeg, werd zij verheven tot een deelgenootschap aan het Wezen van haar Zoon, dat door geen woorden beschreven kan worden, want Hij deelde haar, met betrekking tot haar ambt als lerares en moeder van de Kerk alle volmaaktheid en alle vermogens mede, die zij nodig had. Hij hief haar op in nieuwe kennis en macht, waardoor niets voor haar verborgen bleef, noch wat betreft de goddelijke mysteries, noch wat betreft de geheimenissen van ieder menselijk hart. Haar werd geleerd, wanneer en hoe zij de door de Godheid aan haar verleende macht moest inzetten bij de omgang met mensen, met duivelen en met alle schepselen. In het kort: alles wat maar aan een gewoon schepsel kan overgedragen worden, werd in volheid en pracht gegeven aan onze grote koningin en vrouwe. Van al deze sacramentele activiteiten werd de heilige Johannes tot op bepaalde hoogte in kennis gesteld, opdat hij zich kon realiseren, welk onschatbaar kleinood hem was toevertrouwd. Vanaf die dag vereerde hij de grote vrouwe met nieuwe zorg en eerbied.

791. Meerdere gunsten weerden nog door de Allerhoogste aan Maria in deze veertig dagen geschonken en in alle schitterde zijn welwillende kracht, zijn heiligheid en zijn zorg om haar meer en meer te verrijken, voordat Hij ten hemel zou varen. Toen de vastgestelde tijd voor de terugkeer van de eeuwige Wijsheid naar zijn Vader was aangebroken, nadat Hij zijn Verrijzenis door vele verschijningen en vele argumenten (zoals Lucas zegt in Handelingen 1,3) had bewezen, besloot Hij zichzelf nog eenmaal aan de voltallige vergadering van apostelen en leerlingen te tonen. Zij vormden een groep van honderdentwintig personen. Deze verschijning had plaats in het cenakel op dezelfde dag van de hemelvaart en los van de verschijning, door de heilige Marcus in het laatste hoofdstuk (Mc 16,14) beschreven, want dit alles had op dezelfde dag plaats. Na het verblijf van de apostelen in Galilea, waar de Heer hen bevolen had heen te gaan en waar Hij hen verschenen was, dichtbij het meer van Tiberias, na Hem gezien en aanbeden te hebben op de berg, zoals door Marcus verteld wordt en nadat Hij gezien was door de vijfhonderd zoals de heilige Paulus dit vertelt, keerden de leerlingen naar Jeruzalem terug om, volgens de wensen van de Heer, tegenwoordig te zijn bij zijn wonderbaarlijke hemelvaart. Toen de elf apostelen aan tafel lagen, zoals verteld wordt door de heilige Marcus en door Lucas in de Handelingen, kwam de Heer binnen en at met hen, terwijl Hij met bewonderenswaardige minzaamheid de pracht en heerlijkheid van zijn schoonheid verborg, zodat allen Hem konden aanzien. Nadat zij gegeten hadden, sprak Hij zeer ernstig maar toch zeer minzaam tot hen.

792. “Weet dan, mijn leerlingen, dat mijn eeuwige Vader Mij alle macht gegeven heeft in de hemel en op aarde en Ik wens deze aan u door te geven, opdat gij mijn nieuwe Kerk door de gehele wereld zult grondvesten. Gij zijt traag geweest met het erkennen van mijn verrijzenis; maar het is nu tijd, dat gij als trouwe en ware leerlingen, leraren wordt voor alle mensen. Gij zult het evangelie prediken zoals gij het van mijn lippen hebt vernomen; gij zult eenieder die gelooft, dopen in de naam van de Vader, de Zoon (dat ben Ik) en de heilige Geest. Allen die geloven en gedoopt zijn, zullen gered worden en degenen die niet geloven zullen verdoemd zijn. Leer de gelovigen alles wat mijn heilige wet betreft, na te leven. Ter bevestiging hiervan zullen de gelovigen tekenen en wonderen doen; zij zullen de duivelen uit hun schuilplaatsen verdrijven; zij zullen nieuwe talen spreken; zij zullen slangenbeten genezen; indien zij ooit vergiften drinken, zal hun dat niet doen sterven en zij zullen de zieken door handoplegging genezen”.

Dit soort wonderen beloofde Christus, onze Heiland, te doen verrichten voor de vestiging van de Kerk in de prediking van het evangelie en dit alles vond plaats in de eerste eeuwen van de Kerk. Voor de voortplanting van het geloof in de wereld en voor het behoud van de Kerk waar deze reeds bestaat, gaat Hij door met dezelfde tekens, wanneer en hoe zijn Voorzienigheid dit noodzakelijk acht. Want Hij zal zijn meest geliefde bruid, de Kerk, nimmer in de steek laten.

793. Door goddelijke beschikking verzamelden zich -terwijl de Heer met de apostelen at- meerdere leerlingen en godsvruchtige vrouwen in het cenakel, honderdentwintig in getal, die de Meester aanwezig wilden hebben bij zijn hemelvaart. Daarenboven wilde Hij elk van hen instrueren in dat wat ze nodig zouden hebben, voordat Hij hen ging verlaten en ten hemel op zou stijgen, juist zoals Hij zijn apostelen geïnstrueerd had. Toen allen in vrede en liefde bijeen waren binnen de muren van de zaal van het laatste Avondmaal, openbaarde de Schepper van het leven zich aan hen als een minzame en liefhebbende Vader en zei:

794. “Mijn liefste kinderen, Ik sta op het punt om op te stijgen naar mijn Vader, vanuit wiens schoot Ik neerdaalde om de mensen te redden en te verlossen. In mijn plaats laat Ik u mijn eigen moeder achter als uw beschermster, troosteres en middelares en als uw moeder, die gij moet aanhoren en gehoorzamen in alle dingen. Juist zoals Ik u gezegd heb, dat hij die Mij aanschouwt ook mijn Vader ziet en hij die Mij kent ook Hem kent, zo deel Ik u nu mee, dat Hij die mijn moeder kent, ook Mij kent; hij die haar aanhoort, mij hoort en hij die haar eer betoont, ook Mij eer brengt. Gij allen zult haar hebben als uw moeder, als uw overste en hoofd en zo dient dat ook te geschieden bij uw opvolgers. Zij zal uw twijfels wegvagen, uw moeilijkheden oplossen; in haar zullen allen die Mij zoeken Mij steeds vinden, want Ik zal in haar verwijlen tot het einde der wereld, zoals Ik nu in haar ben, ofschoon gij dit niet begrijpen kunt”.

Dit zei de Heer omdat Hij sacramenteel tegenwoordig was in het hart van zijn moeder, want de heilige fragmenten die zij bij het laatste Avondmaal ontvangen had, waren bewaard gebleven in haar en zouden daar blijven totdat de eerste mis geconsacreerd zou worden, zoals ik later vertellen zal. De Heer vervulde op deze wijze wat Hij in de heilige Matteüs beloofd had:  “Ik zal bij u zijn tot het einde der tijden”(Mt 28,20). De Heer sprak verder en voegde daar nog aan toe:

“Gij zult Petrus hebben als opperste hoofd van de Kerk, want Ik laat u hem achter als mijn plaatsbekleder en gij zult hem gehoorzamen zoals een hogepriester toekomt. De heilige Johannes dient gij te beschouwen als zoon van mijn moeder, want dat ambt heb Ik hem onder het kruis toebedeeld”.

De Heer aanschouwde daarna zijn geliefde moeder, die daarbij aanwezig was en gaf zijn wens te kennen, dat alle aanwezigen haar zouden vereren op een wijze die passend was voor de moeder van God en dat dit voorschrift ook zou gelden voor de gehele Kerk. Maar de allerdeemoedigste vrouwe smeekte haar Enig-geborene genoegen te mogen  nemen met die eerbewijzen die nodig waren voor het uitoefenen van alles wat Hij haar had opgedragen en de kinderen van de Kerk niet meer eer te laten betuigen dan deze tot nu toe gedaan hadden.  Zij wenste dat de gehele heilige verering die de Kerk zou opbrengen onmiddellijk aan de Heer zelf gebracht zou worden en de verspreiding van het evangelie uitsluitend zou strekken tot verheerlijking van zijn heilige Naam. Christus, onze Heiland, stemde in met deze zeer voorzichtige smeekbede van zijn moeder en behield voor zichzelf de plicht, de kennis van haar op een meer opportune en daarvoor geschikte tijd te doen verspreiden. Maar in het geheim schonk Hij haar nieuwe, uitzonderlijke gaven, zoals uit het vervolg van deze geschiedenis zal blijken.

795. Bij het aanhoren van de liefdevolle vermaningen van hun goddelijke Meester, de geheimenissen die Hij hen verteld had en door de verwachting van zijn aanstaand vertrek, werd de gehele verzameling getrouwen ontroerd tot in het diepst van hun zielen, want Hij had door zijn levendig geloof, inherent aan zijn Godheid en menselijkheid, in hen de goddelijke liefdevlam aangeblazen. Terwijl zij de weerklank van zijn woorden en lessen ten eeuwigen leven ondervonden en smartelijk vaststellend, dat zij nu zo plotseling zouden worden ontriefd van deze zegeningen, huilden zij smartelijk en zuchtten ze vanuit de grond van hun harten. Zij zouden Hem vast willen houden, maar konden dit niet, want dit zou niet gepast zijn geweest; afscheidswoorden rezen op uit hun binnenste, maar ze konden ze niet uitspreken; elk hunner was vol gevoelens van smart terwijl toch vreugde en ook godsvruchtige spijt om de overhand streden. Hoe zullen we kunnen leven zonder zulk een Meester? Wie zal ooit levenswoorden en vertroostingen van zulk een aard tegen ons spreken? Wie zal ons op zijn liefdevolle wijze ontvangen?  Wie zal onze Vader en Beschermer zijn? Wij zullen hulpeloze kinderen en wezen in deze wereld zijn. Enigen van hen verbraken het stilzwijgen en braken los:

-“O meest liefhebbende Heer en Vader,

-O vreugde en Leven van onze zielen,

-nu wij U kennen als onze Verlosser, laat U ons alleen.

-Gij vertrekt en verlaat ons, neem ons met U mee, o Heer,

-verban ons niet uit uw ogen.

-Onze gezegende Hoop, wat zullen wij doen zonder uw tegenwoordigheid?

-Waarheen moeten wij ons wenden, indien Gij heengaat?

-Waarheen zullen wij onze voetstappen richten, indien we U niet kunnen volgen, onze Vader, ons Hoofd, onze Leraar”?

Op deze en andere smeekbeden antwoordde de Heer door hen op te dragen, Jeruzalem niet te verlaten en te volharden in gebed, totdat Hij zijn heilige Geest en Trooster zou zenden, zoals door de Vader beloofd was en reeds voorspeld aan de apostelen bij het laatste Avondmaal. Daarna geschiedde wat ik in het volgende hoofdstuk vertellen zal.

Instructie, mij gegeven door de koningin van de hemel, de allerheiligste Maria.

796. “Mijn dochter, het is juist, dat uw liefde zich in eeuwige zegeningen en lofprijzingen uit bij het aanschouwen van de wonderbaarlijke activiteiten, die leidden tot de schenkingen van verborgen genaden en gaven aan mij. Ofschoon ik meerdere daarvan voor u verborgen houd, die gij later, wanneer gij het sterfelijk vlees verlaten hebt, zult kennen, is het toch mijn wens, dat gij van nu af aan het als een speciale plicht gaat beschouwen de Heer te prijzen en te verheerlijken, omdat Hij mij, ofschoon ik uit dezelfde materie als Adam (Lc 1,51) gemaakt ben, uit het stof heeft opgeheven en de macht van zijn arm heeft doen kennen door in mij grote dingen tot stand te brengen, die nooit verdiend zouden kunnen worden. Om uzelf te oefenen in deze soort lofprijzingen van de Allerhoogste dient gij bij herhaling het Magnificat te reciteren, waarin ik deze gaven kort heb samengevat. Indien gij alleen zijt, bid het dan op uw knieën en let er vooral op, dat het gebeden wordt met de meest toegewijde liefde en eerbied. Deze oefening is mij bijzonder aangenaam en ik zal ze aan de Heer aanbieden, indien gij hem uitvoert op de wijze die ik u gezegd heb.

797. Aangezien gij verwonderd zijt over het feit, dat de evangelisten niets hebben meegedeeld over de wonderbare gaven, die ik van de Heer ontvangen heb, zal ik nogmaals herhalen wat ik u reeds eerder hieromtrent gezegd heb, want ik wil, dat alle stervelingen het stilzwijgen van de evangeliën op deze punten vernemen. Ikzelf heb de evangelisten opgedragen, niets over mijn privileges te schrijven behoudens wat in de twaalf artikelen van het geloof is vervat, in de geboden is opgenomen en wat noodzakelijk is voor de grondvesting van de Kerk. Want als lerares van de Kerk wist ik door ingestorte kennis, wat nodig was voor het begin daarvan. De openbaring van mijn voorrechten die inherent zijn aan de waardigheid van de moeder van God en aan mijn volle staat van genade, werd door de goddelijke Voorzienigheid opgeschort tot een meer opportune en passende tijd, namelijk tot de tijd dat het geloof beter bekend en gevestigd zou zijn. In de loop van de eeuwen zijn enige mysteries die op mij betrekking hebben, duidelijk geworden, maar de volheid van Licht is aan u gegeven, een arm en onbetekenend schepsel. Dit is geschied wegens de behoeften en de ongelukkige staat van de wereld. In zijn goedheid wenst God dit opportune geneesmiddel beschikbaar te stellen aan de mensen, opdat alle hulp en eeuwige redding door mijn tussenkomst zullen kunnen verkrijgen. Dit hebt gij altijd begrepen en gij zult het steeds beter gaan begrijpen. Maar boven alles wens ik, dat gij u geheel bezighoudt met de navolging van mijn leven, in doorlopende beschouwing van mijn deugden en werken, opdat gij de verlangde overwinning op mijn en uw vijanden zult bewerkstelligen”.

Advertentie

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s


%d bloggers liken dit: