DE APOSTEL PETRUS ROEPT DE H.MARIA AAN; is waar gebeurd verhaal!!

Uit het boek  “De mystieke stad Gods”;  visioenen aan zuster Maria van Agreda. (deel 8) . Voor bestelling van deze ontzagwekkende serie geschriften (in totaal 8 delen; per per deel €12,–) kunt u zich wenden tot Mw. Keulemans.

Voor bestelling: Mw.Keulemans 024-3280067.

De allerheiligste Maria wordt door de heilige apostel Petrus naar Jeruzalem geroepen; zij keert terug uit Efeze; zij vervolgt haar strijd met de duivelen; zij ontmoet een grote storm op zee; enige tussenkomende mysteries.

456. Na de dood van de ongelukkige Herodes genoot de primitieve Kerk van Jeruzalem, gedurende vrij lange tijd een bepaalde rust. De grote vrouwe van de wereld had deze genade door haar moederlijke zorgen verdiend. Gedurende deze tijd preekten de heilige Barnabas en Paulus met wonderbaarlijk succes in de steden van Klein-Azië, Antiochië, Lystra, Pergia e.a. zoals door sint Lucas in het dertiende en veertiende hoofdstuk van de Handelingen van de apostelen verhaald wordt in verband met de wonderen en tekenen, die door de heilige Paulus in die provincies verricht werden. De apostel Petrus vluchtte, na zijn bevrijding uit de gevangenis, uit Jeruzalem en trok zich terug in een ander deel van Klein-Azië, dat niet onder de jurisdictie van Herodes viel. Vanuit die plaats bestuurde hij de gelovigen die tot de Kerk in Klein-Azië kwamen en die in Palestina verbleven. Zij allen erkenden hem en gehoorzaamden hem als de plaatsvervanger van Jezus Christus en hoofd van de Kerk. Zij geloofden dat alles wat hij op aarde vaststelde in de hemel bevestigd werd. Met dit vaste geloof kwamen zij tot hem met al hun twijfels en moeilijkheden, als naar hun Opperpriester. Onder vele andere kwesties legden zij hem de vragen voor, die door sommige Joden waren opgeworpen betreffende de handelingen en de leer van de heilige Paulus en Barnabas zowel in Jeruzalem als in Antiochië welke leer in tegenstelling was met de besnijdenis en de wet van Mozes (Par. 496), zoals ik later verhalen zal en is opgetekend door de heilige Lucas in het vijftiende hoofdstuk van de Handelingen van de apostelen.

457. Bij deze gelegenheid vroegen de apostelen en de discipelen van Jeruzalem aan de heilige Petrus terug te keren naar de heilige stad om deze controversen te beslechten en de orde te herstellen, zodat het verkondigen van het geloof geen hinder zou ondervinden, want sedert de dood van Herodes hadden de Joden niemand waarop zij konden terugvallen, zodat de Kerk meer rust en vrede genoot in Jeruzalem. Om dezelfde redenen vroegen zij hem ook de heilige moeder van Jezus terug te doen komen naar die stad, want alle gelovigen verlangden met liefdevolle harten naar haar en vertrouwden door haar in de Heer getroost te worden en hoopten dat alle zaken, de Kerk betreffend, door haar aanwezigheid zonder moeilijkheden zouden verlopen. Gevolg gevende aan deze smeekbeden besloot de heilige Petrus onmiddellijk naar Jeruzalem terug te keren. Vóór zijn vertrek schreef hij de volgende brief aan de allerheiligste koningin.

458. Brief van de heilige Petrus aan de allerheiligste Maria.

“Aan Maria, de maagd, moeder van God: Petrus, de apostel van Jezus Christus, uw dienaar en de dienaar van de dienaren van God”.

“Vrouwe, onder de gelovigen zijn enige twijfels en meningsverschillen gerezen omtrent de leer van uw Zoon, onze Verlosser. Over de kwestie of de oude wet van Mozes moet gevolgd worden met zijn leerstellingen.Zij wensen te weten wat passend is en wat wij uit de mond van de goddelijke Leraar vernamen. Teneinde met mijn broeders, de apostelen, te kunnen overleggen, ga ik nu naar Jeruzalem. Nu zou ik u willen verzoeken, tot aller vertroosting en door uw liefde voor de Kerk, eveneens naar die stad te komen, waar sedert de dood van Herodes de Joden vreedzamer zijn en de gelovigen meer rust genieten. Alle volgelingen van Christus zouden u willen zien en bij u hun troost vinden. Zodra wij in Jeruzalem zijn, zullen wij de andere steden waarschuwen en met uw hulp zal dan worden vastgesteld wat dienstig is voor het belang van het heilig geloof en tot de schittering van de wet van genade”.

459. Dit was de geest en de inhoud van de brief. De apostelen gebruikten in de regel dezelfde methode bij het schrijven van brieven. Eerst wordt de persoon genoemd aan wie zij schreven en dan degene die schrijft of omgekeerd. Zoals blijkt uit de brieven van de heilige Paulus, de heilige Petrus en de andere apostelen. De moeder van God werd, na het opstellen van de geloofsbelijdenis koningin genoemd en over haar sprekende gebruikten zij afwisselend de term ‘Maagd’of ‘Moeder’, omdat het zeer belangrijk was, dat alle gelovigen van de Kerk de leerstelling omtrent de maagdelijkheid en het moederschap van de grote vrouwe zouden accepteren. Enige van de andere gelovigen noemden haar “Maria van Jezus” of “Maria van Jezus de Nazarener”. Weer anderen noemden haar “Maria, de dochter van Joachim en Anna”. Dit waren de benamingen door de gelovigen aan onze Koningin in hun gesprekken gegeven. De heilige Kerk schonk voorkeur aan de namen, die de apostelen haar gegeven hadden en noemde haar “Maagd en moeder van God” en voegden daaraan nog andere titels toe, waarvan sommige zeer befaamd en zeer mysterieus. Een boodschapper bracht de brief van de heilige Petrus aan de hemelse vrouwe en bij het overhandigen deelde hij haar mede, dat dit een brief was van de apostel. Zij ontving hem knielend, uit eerbied voor de plaatsvervanger van Christus en kuste hem, maar wilde hem niet openen, omdat de heilige Johannes afwezig was en predikte in de stad. Zodra de evangelist teruggekeerd was, vroeg zij hem geknield om zijn zegen en overhandigde hem de brief met de mededeling dat hij afkomstig was van de heilige Petrus, de Opperpriester (par. 368).  De heilige Johannes vroeg wat erin stond, maar de meesteresse van alle deugden antwoordde:

“Lees gij mijn meester eerst deze brief en zeg dan wat erin staat”.

Dit deed de evangelist.

460. Ik kan mijn bewondering en verwarring niet bedwingen bij het zien van de nederigheid en gehoorzaamheid van de allerheiligste Maria in een zaak die van zo weinig belang lijkt, want slechts haar hemelse voorzichtigheid kon haar, de moeder van God, influisteren, dat het van groter nederigheid en groter onderdanigheid zou getuigen deze brief van de plaatsvervanger van Christus slechts te lezen in de aanwezigheid en onder gehoorzaamheid aan degene onder wiens leiding zij zich als haar overste gesteld had. Haar voorbeeld steekt wel ver uit boven het gedrag en de hovaardij van lager gestelden, die verontschuldigingen en voorwendsels trachten te vinden om zich te onttrekken aan de nederigheid en de gehoorzaamheid, die zij aan hun meerderen verplicht zijn. Maar de allerheiligste Maria was een model en een lerares voor heiligheid in alle dingen, grote en kleine. Na haar de brief te hebben voorgelezen vroeg hij haar wat zij het beste achtte om aan de plaatsvervanger van Christus te schrijven. Maar ook hierin liet zij niet doorschemeren, dat zijns gelijke of zelfs meerdere was, maar gaf zij er de voorkeur aan te gehoorzamen.

Zij antwoordde: “Mijn zoon en meester, regel alles zoals gij het passend vindt en ik, uw dienares zal u gehoorzamen”.

De evangelist antwoordde dat het hem het beste toescheen sint Petrus te gehoorzamen en onmiddellijk naar Jeruzalem terug te keren. “Het is goed en passend om het hoofd van de Kerk te gehoorzamen”antwoordde de zuivere vrouwe ” laat ons onmiddellijk ons vertrekk voorbereiden”.

461. Toen dit besluit genomen was, regelde de heilige Johannes de passage naar Palestina en trof voorbereidingen voor een spoedig vertrek. De allergezegendste Maria riep in die tijd op verzoek van de evangelist, de vrouwen die zij had leren kennen en haar discipelen in Efeze geworden waren tezamen om afscheid van hen te nemen en hen te onderrichten omtrent de wijze waarop zij het heilig geloof zouden kunnen bewaren. Er waren er drie en zeventig, vele van hen waren maagden, waaronder ook de negen vrouwen, die uit de ruïne van de tempel van Diana gered waren. Deze en vele anderen had Maria zelf bekeerd en onderricht in het geloof en zij had van hen een communauteit gemaakt in het huis van hun gastvrouwen. Door deze congregatie van vrouwen, was de hemelse vrouwe begonnen met te boeten voor de zonden en orgiën, die in de tempel van Diana (par.445), gedurende zovele eeuwen bedreven waren. Zij stichtte een gemeenschap, waarin de zuiverheid werd hoog gehouden in dezelfde stad van Efeze, waarin de duivel de kuisheid geprofaneerd had. Dit alles wisten deze vrouwen, ofschoon ze onkundig waren van het feit dat zij de tempel van Efeze had vernietigd, want dat moest een geheim blijven opdat noch de Joden een voorwendsel zouden hebben noch de heidenen zouden opstaan tegen de lieflijke moeder door hun waanzinnige liefde voor Diana.  De Heer schikte het zo, dat de vernietiging van de tempel als een toevallige omstandigheid gezien werd en snel werd vergeten, zodat geschiedschrijvers hierover niets publiceerden, ofschoon ze veel hadden geschreven over de verbranding van de eerste tempel.

462. De allergezegendste Maria sprak deze discipelen toe met de meest liefdevolle woorden om hen enigszins te troosten bij het afscheid. Zij liet hen een schrijven na, waarin zij met eigen hand het volgende geschreven had:

“Mijn dochters, de wil van de Almachtige roept mij naar Jeruzalem terug. Gedurende mijn afwezigheid moet gij de leerstellingen voor ogen houden, die ik u gegeven heb en die ik heb gehoord uit de mond van de Verlosser van de wereld. Ziet steeds op naar Hem als naar uw Heer en Meester en als de Bruidegom van uw zielen, terwijl gij Hem dient en liefhebt, met geheel uw hart. Gedenkt de geboden van zijn heilige wet, waarin gij verder onderricht zult worden door zijn dienaren en priesters; geeft hen uw eerbied in nederigheid, zonder ooit andere leraren die geen discipelen zijn van Christus, mijn goddelijke Zoon, of geen volgelingen van zijn leer zijn, aan te willen horen. Ik zal er steeds op toezien, dat zijn dienaren u helpen en beschermen en ik zal u nooit vergeten noch ophouden met u aan te bevelen aan de Heer. Als mijn plaatsvervangster zal Maria-de-oudere hier blijven: gehoorzaamt haar in alle dingen onder groot respect. Zij zal met dezelfde liefde en zorg over u waken als ik gedaan heb. Gij dient in dit huis teruggetrokken te leven en u bezig te houden met meditatie, geen man mag dit huis betreden en indien het nodig mocht zijn, dat gij tot iemand moet spreken, dan moet dat in de vestibule, onder aanwezigheid van drie van uw metgezellen geschieden. Uw gebeden moeten nooit ophouden en dienen in afzondering gezegd te worden; de gebeden die ik op schrift gesteld heb in mijn kamer dienen gezegd of gezongen te worden. Onderhoudt het stilzwijgen en de deemoed en behandelt uw naasten zoals gij zelf behandeld zoudt willen worden. Spreekt steeds de waarheid en heb Christus de gekruisigde steeds in uw gedachten, bij het spreken en handelen. Aanbidt Hem en belijdt Hem als de Schepper en Verlosser van de wereld en in zijn Naam geef ik u zijn zegen terwijl ik Hem vraag in uw harten te wonen“.

463. Deze en andere waarschuwingen en vermaningen lieten de allergezegendste moeder na aan de congregatie, die zij had toegewijd aan haar Zoon en ware God. De overste, door haar aangewezen was één van de godvruchtige vrouwen, die haar gastvrijheid had aangeboden en het huis in eigendom bezat. Deze vrouw was zeer goed in staat om te leiden, want zij had daartoe vele gesprekken gehad met de koningin en was goed geïnstrueerd in Gods wet en haar mysteries. Zij werd Maria-de-oudere genoemd, want de allerheiligste moeder had haar eigen naam aan vele anderen in het doopsel gegeven, waardoor zij, gelijk de wijze man zegt, zonder afgunst de uitgelezenheid van haar naam (W 7,13) had meegedeeld. Aangezien deze de eerste-gedoopte te Efeze was, werd zij Maria-de-oudere genoemd om haar van anderen te onderscheiden. De allergezegendste Maria liet hen, eveneens op schrift, het Onze Vader, de Geloofsbelijdenis en de Tien Geboden met nog enige andere gebeden na; zij moesten deze gebeden als mondgebeden beschouwen. Om hen daartoe aan te moedigen liet zij hen ook een groot kruis na, dat door haar engelen, op haar verzoek, zeer snel gemaakt was en in  haar bidvertrek geplaatst was. Buiten dit alles liet de liefhebbende moeder, om hen nog meer aan haar te binden, dingen uit haar bezittingen na, die geenszins kostbaar waren maar voor hen een onschatbare waarde vertegenwoordigden als even zovele bewijzen van haar moederlijke liefde.

464. Zij was tot groot medelijden bewogen, omdat zij hen in Christus als kinderen verkregen had en nu gedwongen werd hen als wezen achter te laten. Zij nam afscheid van hen. Zij wierpen zich ter aarde, aan haar voeten, kermden en stortten overvloedige tranen, want nu zouden ze opeens hun troost, hun toevlucht en de vreugde van hun hart verliezen. Maar wegens de voortdurende zorg van de allergezegendste moeder voor haar godsvruchtige congregatie, volhardden alle drieënzeventig later in de vreze Gods en in het geloof van Christus, onze Heer. Toch vervolgde de duivel hen op heftige wijze en hij spaarde ook de inwoners van Efeze niet. Omdat de voorzichtige koningin dit voorzag, bad zij voor hen, voordat zij hen verliet en vroeg haar goddelijke Zoon hen te beschermen en te bewaren en enige engelen aan te stellen met de opdracht deze kleine kudde te verdedigen. Dit alles stond de Heer haar, volgens haar wensen, toe. Later vertroostte zij hen meermalen door hen vermaningen vanuit Jeruzalem te doen toekomen en door de discipelen en apostelen te Efeze opdracht te geven over deze maagden en rustig-levende vrouwen te waken. De grote vrouwe zette deze liefhebbende zorgen gedurende haar gehele verdere leven voort!

465. Toen de dag van vertrek was aangebroken, vroeg de nederigste der nederigen de zegen aan sint Johannes, waarna zij naar het schip vertrokken, na twee en een half jaar te Efeze geweest te zijn. Bij het verlaten van hun woning openbaarden zich alle duizend engelen in zichtbare, menselijke vormen, maar allen waren gewapend voor de strijd en in slagorde geschaard. Dit ongewoon schouwspel maakte het haar duidelijk, dat zij gereedgemaakt werd tot voortzetting van haar strijd met de grote draak en zijn trawanten. Voordat zij de zee bereikt had, zag zij een grote menigte helse draken, die haar in onderscheiden afzichtelijke en vreesaanjagende vormen tegemoet traden. In hun midden bevond zich een draak met zeven koppen, zo vreselijk en groter dan een groot schip en zo woest en afzichtelijk, dat hij, alleen al door zijn aanwezigheid daar, een grote kwelling veroorzaakte. Tegenover deze grote heerschare sterkte de koningin zich door een allerstandvastigst geloof en brandende liefde, de woorden van de psalmen herhalende en woorden uit de mond van haar allerheiligste Zoon vernomen, overwegende. Zij beval haar heilige engelen haar bij te staan, want deze schrikwekkende vormen wekten natuurlijk enige menselijke vrees en weerzin in haar op. De evangelist bleef onkundig van dit conflict, totdat de hemelse vrouwe hem later daarover inlichtte en hem enig inzicht daarin gaf.

466. Onze gezegende vrouwe scheepte zich met de heilige Johannes in. De zeilen werden gehesen. Maar het had slechts een kleine afstand vanaf de haven afgelegd, toen de duivelen, gebruikmakend van het verlof dat hen gegeven was, de zee opzweepten tot een storm, die wat hevigheid betrof, voordien nooit was voorgekomen. De Almachtige wenste de macht van zijn arm in het juiste licht te stellen en ook de heiligheid van Maria en gaf daarom de duivels vrijheid om hun boosaardigheid in de strijd te tonen. De golven rezen onder groot geraas tot gevaarlijke hoogten op, zij stapelden zich als het ware op de winden en op de wolken, vormden bergen van water en schuim alsof ze een aanval ondernamen op de afgronden, die de oceaan gevangen hielden (Ps 104,9). Het schip werd heen en weer geslingerd en gebeukt door de golven. Het was een wonder, dat het niet met elke schok versplinterd werd. Het werd hoog opgeworpen tot in de wolken en het volgende moment ploegde het schip het zand op de bodem van de oceaan om; telkens weer werden zeil en mast onder de schuimende golven bedolven. Gedurende enige van deze aanvallen van deze onuitsprekelijke woedende orkaan werd het schip door de engelen ondersteund in de lucht om het de kracht van zeer grote golven te besparen, die het wellicht naar de bodem van de zee hadden meegesleurd.

467. De zeelieden en passagiers ondervonden het effect van deze hulp, maar konden de oorzaak daarvan niet verklaren. Zij waren buiten zichzelf van ellende, jammerden over hun ondergang, die zij onafwendbaar achtten. De duivelen deden hun vrees nog toenemen door zich, in menselijke gedaanten veranderd, als varenden op naburige schepen voor te doen en voorgevende, dat zij gekomen waren om hen te helpen. Zij moesten hun schip maar verlaten en zichzelf en de anderen redden. Want ofschoon alle schepen onder deze storm te lijden hadden, was toch de woede van de duivelen en hun mogelijkheden om schade aan te richten in hoofdzaak gericht op het schip, waarop onze vrouwe reisde terwijl de ellende en het gevaar waarin de andere schepen verkeerden niet zo groot was. De boze opzet van de duivelen was slechts aan de allergezegendste vrouwe bekend, niet aan de matrozen en daarom geloofden zij deze stemmen, alsof ze afkomstig waren van echte passagiers en matrozen.. Sommige van hen gingen in op de duivelse voorstellen, zij gaven de zorg voor hun eigen schip op en probeerden het eigen leven te redden door op andere schepen over te gaan. Maar de engelen namen onmiddellijk hun plaats in en bestuurden het schip verder toen enige hunner de strijd opgaven en het schip overlieten aan het geweld van de golven.

468. Temidden van deze verwarring en wanhoop, behield de allerheiligste Maria haar rust, in kalmte gedragen op de oceaan van haar grootmoedigheid en deugd, maar tegelijktijd alle deugden inpraktijkbrengend op een schaal die voorgeschreven werd door de eisen van het gebeuren en door de werking van haar wijsheid. Nu zij gedurende deze stormachtige reis persoonlijk de gevaren van een zeereis ondervond, die zij op een vorige reis  door goddelijke inspiratie begrepen had, werd zij met hernieuwd medelijden voor alle zeevarenden bewogen en hernieuwde zij haar vroeger gestorte gebeden en smekingen. De allervoorzichtigste vrouwe bewonderde eveneens de ontembare krachten van de zee (par. 371) en mediteerde over de toorn van de goddelijke gerechtigheid, zo krachtig uitgebeeld door dit ongevoelig schepsel. En via deze overtuigingen komende bij de zonden van de stervelingen, die de toorn van de Almachtige over zich hadden afgeroepen, begon zij vurige gebeden te storten voor “de bekering van de wereld en de groei van de Kerk”.  Daarvoor offerde zij de ontberingen van deze reis op, want niettegenstaande haar zielenrust leed zij lichamelijke ongemakken en nog groter smart bij de gedachte, dat al haar medepassagiers dit soort vervolging en beproevingen van de kant van de duivelen moesten ondervinden door haar aanwezigheid.

469. Een groot deel van dit lijden kwam neer op de evangelist, de heilige Johannes, wegens zijn grote zorg voor zijn ware moeder en meesteresse van de wereld. Daar kwam nog zijn eigen daadwerkelijk lijden bij. Dit alles was des te verschrikkelijker voor hem, omdat hij niet wist wat er in het binnenste van de allergezegendste maagd omging. Hij trachtte haar en zichzelf enige malen te troosten door haar te helpen en haar op haar gemak te stellen. Ofschoon de reis van Efeze naar Palestina gewoonlijk ongeveer zes dagen duurde, nam deze reis vijftien dagen in beslag, waarvan er veertien dagen van hevige storm waren. Op een bepaalde dag was de heilige Johannes zeer ontmoedigd door het voortduren van deze mateloze kwelling. Hij kon zijn gedachten niet langer voor zich houden en vroeg aan de allerheiligste Maria:

“Mijn vrouwe, wat gebeurt hier? Moeten wij op zee omkomen? Smeek toch uw Zoon om op ons neer te zien met de ogen van een liefdevolle Vader en ons te verdedigen bij deze bezoeking”.

De gezegende moeder antwoordde hem:

Wees niet verontrust mijn zoon, want wij zijn bezig met het leveren van de gevechten van de Heer en wij zullen zijn vijanden door sterkte en geduld overwinnen. Ik zal Hem verzoeken, dat geen van hen die met ons is, zal ten onder gaan en dat Hij, die waakt over Israël, niet slape; de sterken van zijn hof staan ons bij en verdedigen ons; laat ons lijden voor Hem die zichzelf op het kruis plaatste voor onze redding

Door deze woorden hervond de heilige Johannes de noodzakelijke moed.

470. Lucifer en zijn duivelen dreigden de machtige koningin door haar in te fluisteren, dat zij op zee zou omkomen en niet levend zou ontsnappen. Maar deze en andere bedreigingen gleden langs haar heen, de allervoorzichtigste moeder had daar slechts minachting voor, luisterede niet naar wat de duivelen zeiden, keek hen niet aan en sprak geen enkel woord tot hen. Zijzelf konden anderzijds niet verdragen haar gelaat te aanschouwen wegens de kracht van de Allerhoogste die daarvan afstraalde (par 449). En des te ijveriger zij streefden om deze kracht te weerstreven, des te zwakker werden zij en des te meer werden zij gekweld door de aanvallende wapens, waarmee de Heer zijn allerheiligste moeder had uitgerust. Maar in dit gehele langdurige conflict verborg Hij voor haar zijn doelstelling en zijn gelaat en toonde zich niet aan haar in visioenen, zoals Hij normaal deed.

471. Maar op het einde van de veertien dagen van deze stormachtige reis verwaardigde haar goddelijke Zoon zich af te dalen en haar persoonlijk te bezoeken. Hij verscheen op de zee en sprak:

“Mijn liefste moeder, Ik ben met u in de moeilijkheden

Dit visioen en de woorden van de Heer, onuitsprekelijk vertroostend bij alle gelegenheden, waren de allergezegendste moeder in deze uiterste nood zeer welkom en vol troost, want hulp wordt juist zeer gewaardeerd als de noodzaak daartoe aanwezig is. Zij aanbad haar Zoon en God en antwoordde:

“Mijn God en enig Goed van mijn ziel, die door wind en zee gehoorzaamd wordt (Mt 8,28), zie, mijn Zoon onze bezoeking; laat de werken van uw handen niet verloren gaan”.

De Heer sprak tot haar:

“Mijn moeder en mijn duive, van u heb Ik mijn menselijke vorm ontvangen; daarom is het mijn wens,  dat al mijn schepselen mijn moeder gehoorzamen; beveel hen, als meesteresse van hen allen, want zij zijn onderworpen aan uw wil”.

De allervoorzichtigste  moeder had gewenst, dat de Heer de golven zou bevelen te gaan liggen, zoals Hij gedaan had in de storm op het meer van Galilea, maar de omstandigheden waren geheel anders, want te dien tijde was Hij daar alleen om de winden en de zee te bevelen. De hemelse Maria gehoorzaamde en zij beval Lucifer en zijn horden, in de Naam van haar goddelijke Zoon ogenblikkelijk de Middelandse Zee te verlaten en op te houden met het opzwepen van de golven. Zij vluchtten onmiddellijk in de richting van Palestina, want zij had hen niet bevolen naar de hel te keren omdat zij de strijd niet wilde beëindigen. Nadat de vijanden vertrokken waren, gebood zij de wateren en de winden tot rust te komen. Zij gehoorzaamden ogenblikkelijk, werden in een oogwenk stil en kalm tot grote verbazing van de passagiers, die de oorzaak van deze plotselinge verandering niet konden bevroeden. Christus, de Heer nam afscheid van zijn moeder, na haar met zegeningen en vreugde vervuld te hebben en droeg haar op de volgende dag aan land te gaan. En zo geschiedde dit, want op de vijftiende dag na hun inscheping kwamen zij veilig in de haven aan en verlieten het schip. Onze koningin en meesteresse dankte de Almachtige voor deze zegeningen en droeg liederen van dank en lof aan Hem op voor haar redding van de verschrikkelijke gevaren. Daarin werd zij begeleid door de evangelist. De gezegende moeder dankte hem voor het haar ter zijde staan in haar ontberingen en angsten. Zij vroeg hem zijn zegen en zij togen naar Jeruzalem.

472. Zoals ik reeds zei, vergezelden de heilige engelen hun koningin in slagorde, want ook de duivels wachtten haar aankomst af en waren besloten de strijd onmiddellijk na haar landing voort te zetten (Par. 465). Met de onvoorstelbare woede begonnen ze de aanval door verschillende bekoringen tegen alle deugden te suggereren, maar al hun pijlen vielen op henzelf terug; zij konden geen bres slaan in deze toren van David, waarvan de Bruidegom zegt, dat hij omgeven is met duizend  schilden en alle wapens van de sterken (Hl 4,4), en dat hij zilveren torens heeft. Voordat zij haar huis in Jeruzalem binnentrad, wenste de grote vrouwe, gedreven door haar godsvrucht en toewijding, de heilige plaatsen, geconsacreerd door onze verlossing (Ps 9,9), die zij ook bij haar afscheid van Jeruzalem bezocht, te bezoeken, maar aangezien de heilige Petrus op wiens verzoek zij naar Jeruzalem gekomen was op haar wachtte en zij wel wist, hoe zij de juiste verhoudingen onder de deugden bewaren moest, gaf zij de voorkeur aan de gehoorzaamheid boven haar privé-devoties. Daarom begaf zij zich direct naar het cenakel, waar de heilige Petrus toen verbleef. Zij knielde voor hem neer, vroeg hem zijn zegen en bood haar verontschuldigingen aan voor het niet eerder voldoen aan zijn bevel. Zij greep naar zijn hand, om die te kussen als hand van de hogepriester. Zij zei niets over de storm en voerde geen enkele omstandigheid aan voor haar vertraging. De heilige Petrus hoorde eerst uit het verslag, dat de heilige Johannes van de reis uitbracht, over alle ontberingen, leed en last die de zeereis met zich had meegebracht. De plaatsbekleder van onze Heiland en alle discipelen en gelovigen van Jeruzalem ontvingen hun lerares en meesteresse met onbeschrijfelijke vreugde, eerbied en liefde. Zij knielden voor haar neer, dankten haar voor haar komst, die hen met vreugde en troost vervulde en voor haar beslsuit  onder hen te wonen, waardoor ze haar konden zien en haar persoonlijk dienen.

Onderrichting die de koningin van de hemel, de allerheiligste Maria, mij gaf.

473.“Mijn dochter het is mijn wens, dat gij bij voortduring de herinnering aan wat ik u over deze geheimenissen van mijn leven verteld heb, hernieuwt, want het is niet mijn wil, dat gij slechts een ongevoelig instrument zoudt zijn om ze aan de Kerk bekend te maken, maar eerder dat gij degene zult zijn, die voor en boven alle anderen, vruchten zult oogsten van deze nieuwe zegening door mijn leer in praktijk te brengen en mijn voorbeeld te volgen. Tot dit doel heeft de Heer u geroepen en dáárvoor heb ik u gekozen als een dochter en een discipel. Aangezien het u is opgevallen, dat ik een daad van nederigheid stelde door de brief, die ik van de heilige Petrus had ontvangen niet zonder toestemming van mijn zoon Johannes te openen, wil ik nog even op deze les, die in dit voorval besloten is, terugkomen. Ik wil dat gij ziet, dat in deze twee deugden, nederigheid en gehoorzaamheid, die de basis vormen van de christelijke volmaaktheid, niets kleins kan gevonden worden en alles wat daarmee te maken heeft het welbehagen van de Allerhoogste opwekt en de meest overvloedige beloningen van zijn edelmoedige barmhartigheid en rechtvaardigheid doet neerkomen!!

474. Overweeg dan, mijn liefste, dat juist zoals in de huidige toestand, waarin de mens verkeert, niets méér tegenstrijdig is aan zijn natuur dan de onderwerping van zijn eigen wil aan die van een ander, niets meer nodig is dan deze onderwerping om die starre trots te breken, die de duivel in alle kinderen van Adam in stand wil houden! Daarom zwoegen de vijanden dag en nacht om de mensen over te halen hun eigen oordeel en wil te volgen. Dat doet de duivel vele triomfen vieren en veel zielen worden op onderscheiden wegen naar hun ondergang gevoerd, want in alle omstandigheden van het leven en onder elke rang tracht de duivel dit vergif in de stervelingen te gieten, waarbij hij hen uitnodigt hun eigen mening te volgen en te weigeren de wetten en de wil van hun oversten te gehoorzamen, zelfs liever zich daartegen te verzetten en deze te bespotten, waardoor de regels van de goddelijke Voorzienigheid voor de goede ordening van alle dingen geweld wordt aangedaan. En omdat de mensen deze leiding van de Heer omverwerpen is de wereld vervuld van verwarring en duisternis, geschapen dingen worden verkeerd gebruikt en onderworpen aan krachten die God en zijn wetten tegenwerken!

475. Maar ook al is deze schade die aangericht wordt, verfoeilijk in de ogen van de oppermachtige Leider en Heer, toch is dit in het bijzonder zo, indien deze wordt aangericht in religieuzen, die door hun geloften gebonden zijn, die hun verplichtingen trachten te ontlopen en zichzelf proberen te bevrijden van hun zelf gewilde regels. Ik spreek nu niet over degenen die hun regels openlijk overtreden en hun geloften in kleine en grote zaken geweld aandoen; dat is niet minder dan grote roekeloosheid, die de eeuwige verdoemenis met zich brengt. Maar opdat zij dit groter gevaar zullen kunnen ontlopen, wil ik degenen, die hun heil in het religieuze leven zoeken, waarschuwen zich te wapenen tegen het koesteren van eigen opinies of verklaringen om de gehoorzaamheid, die hun oversten toekomt uit naam van God, te verzwakken of tegen het trachten te ontdekken welke vrijheden zij zich mogen permitteren, zonder te zondigen door inbreuken op de gehoorzaamheid en hun andere geloften of tegen het uitdenken in hoever het mogelijk is volgens eigen oordeel in grote en kleine zaken te handelen. Dit soort verhandelingen wordt nooit gemaakt tot betere behartiging van de geloften van gehoorzaamheid, maar altijd om het knagen van het geweten in verband met hun aantasting, te stillen. Ik herinner hen eraan, dat de duivels trachten hen deze vergiftige wormen te doen slikken en hen op deze wijze klaar te maken tot het verorberen van de grote kamelen: de grotere zonden. Zij, die steeds op de rand van de afgrond van de doodzonden zweven, maken dat de Rechter zich ernstig met hen gaat bezighouden en dat hun beloning niet groot zal zijn. Want zij hebben hun gehele leven doorgebracht om de Heer zo weinig mogelijk te geven wat Hem aangenaam is.

476. Deze pogingen om de bindende kracht van Gods liefde te ontlopen, strekkende tot mismaking daarvan om aan vleselijke neigingen te kunnen toegeven, zijn afzichtelijk in de ogen van mijn goddelijke Zoon en in die van mij, want het is een teken van grote ontrouw om de goddelijke wet slechts uit noodzaak te gehoorzamen, waaruit blijkt dat slechts de vrees voor straf de mens drijft en niet de liefde jegens Hem, die de wet oplegt en dat er niets zou gebeuren indien er geen straf op stond. Een lagere neemt, om vernedering van de kant van zijn onmiddellijke overste te voorkomen, dikwijls zijn toevlucht tot de hogere autoriteit en vraagt ontheffingen aan hen die slechts over algemene inlichtingen betreffende de vragensteller beschikken en niet kunnen weten of begrijpen wat zijn bijzondere noden of gevaren zijn, waarin hij zich bevindt. Het kan niet ontkend worden, dat dit nog steeds binnen de gehoorzaamheid valt, maar het is tevens zeker, dat dit een poging is om groter vrijheid te verkrijgen, de beloning vermindert en dat men zich gevaren op de hals haalt. Want het is zonder twijfel verdienstelijker te gehoorzamen en zich te onderwerpen aan de mindere autoriteit, aan hen die een lagere status hebben en minder geneigd zijn eigen inzichten en neigingen van het individu tegemoet te komen. Ik heb in de school van mijn goddelijke Zoon dit soort leerstellingen niet geleerd, noch heb ik ze ooit in praktijk gebracht. Voor alles wat nodig was vroeg ik verlof aan degenen die ik als mijn oversten beschouwde en zonder wie ik nooit geweest ben, zoals u gezien hebt. Zelfs voor het openen en lezen van de brief van de heilige Petrus, het hoofd van de Kerk, wachtte ik tot ik de wil van zijn ondergeschikte, die mijn directe overste was, kende.

477. Mijn dochter, ik wens niet, dat gij de leer volgt van hen, die vrijheden en verlichtingen nastreven om eigen neigingen te kunnen realiseren in het religieuze leven. Te allen tijde moet gij in nederige en gehoorzame onderdanigheid leven en gij moet u daar niet te hoog voor achten omdat gij overste zijt, want ook gij hebt uw biechtvaders en oversten. Indien het soms voorkomt, bij afwezigheid van deze personen, dat gij iets niet kunt volbrengen, vraag dan raad aan één van uw ondergeschikten en volg die raad in gehoorzaamheid op. Voor u moeten zij allen als oversten zijn en laat u dat niet vreemd lijken; ik heb u uitverkozen en ik bezweer u mij na te volgen en het zekere pad van de volmaaktheid te bewandelen. Achter dispensaties en vrijstellingen jagen mismaakt het christelijke voorkomen, omdat gij de minste der stervelingen zijt en uzelf als zodanig dient te beschouwen, uzelf vernederend onder hen allen om mijn ware volgelinge, mijn discipel en dochter te zijn. Verder moet gij mij tweelmaal per dag nauwkeurig uw fouten vertellen en mij verlof vragen voor alles wat gij die dag doen wilt en alle zonden die gij mocht bedreven hebben, dient gij te biechten. Ik zal u vermanen en u bevelen wat gepast is, zowel direct als door mijn dienaren van de Heer en gij moet er niet voor terugschrikken vele anderen uw gewone fouten mee te delen, opdat gij u in alle dingen en voor alle mensen vernedert in de ogen van de Heer en in die van mij. Deze wijsheid, voor de wereld en voor het vlees verborgen, moet gij meedelen aan uw religieuzen. Door u de les te leren beloon ik u voor het werk van het schrijven van mijn leven, want door de instructies in een zo belangrijke leer wil ik u op uw hart drukken dat, indien gij mijn wenst na te volgen, gij met niemand moet spreken, niets ondernemen, geen brieven moet schrijven, u niet verplaatsen noch enige gedachte (indien dat mogelijk is) koesteren uitgezonderd in gehoorzaamheid aan mij en aan degenen die u leiden. Wereldlijke en vleselijk ingestelde mensen noemen deze deugden onbeschaamd en neigend tot uitsloven, maar hun onwetende trots zal zijn straf ondergaan, wanneer in de tegenwoordigheid van de Rechter de waarheden zullen geopenbaard worden; dan zal bekend worden, wie de dwazen en wie de wijzen waren en zij die als trouwe dienaren getrouw zijn geweest in kleine en in grote dingen beloond zullen Worden!! Als er geen geneesmiddel meer mogelijk is, zullen de dwazen de schade, die zij zichzelf bereid hebben, geboren door hun vleselijke voorzichtigheid, leren kennen.

478. Aangezien ik bemerkte, dat gij enige afgunst vertoonde over het feit, dat ikzelf de vrouwencongregatie te Efeze leidde, zou ik u willen zeggen, dat dit gevoel misplaatst is. Bedenk dat gij en uw zusters mij tot oversten en speciale schutspatrones hebben gekozen, opdat ik hen als hun koningin en vrouwe moge leiden. Het is mijn wens, dat zij weten, dat ik dit ambt aanvaard heb en mijzelf voor altijd daarin bevestigd heb, op voorwaarde dat zij hun roeping volmaakt zullen volgen en zeer getrouw zullen zijn aan mijn goddelijke Zoon, hun Heer, aan Wie ik hen als zijn bruiden heb toevertrouwd. Laten zij dikwijls hieraan denken, zodat zij waakzamer blijven voor zichzelf en zich verre houden van de wereld die zij met geheel hun hart moeten minachten. Laat hen, als mijn dochters, niet achteruit gaan in liefde, leven in meditatie en vrede; laten zij de leerstellingen, die ik u in deze geschiedenis gegeven heb voor u en voor hen, opvolgen en laten zij die in hoge verering houden en onder dank in hun hart schrijven. Want door hen mijn leven aangeboden te hebben als hun regel en leidraad van hun zielen, zoals het nu opgeschreven is door uw handen, vervul ik mijn ambt als moeder en overste, opdat ze als mijn dienaressen en als mijn dochters in mijn voetstappen mogen treden, mijn deugden mogen navolgen en met mij in getrouwe liefde overeenstemmen.

479. Gij kunt nog een belangrijke les uit dit hoofdstuk trekken, nl. degenen die niet gewillig gehoorzamen als en enige omstandigheid welke hen niet ligt deel uitmaakt van hetgeen bevolen wordt zullen direct terneergedrukt, gekweld en verward zijn en tot rechtvaardiging van hun ongeduld zullen zij degene die beveelt de schuld daarvan geven en hun beklag over hem doen tegenover zijn oversten of tegenover anderen, alsof hij die beveelt verantwoordelijk is voor de ongelukkige voorvallen die de  mindere overkomen of alsof het is zijn macht lag de leiding van het bestuur van de gehele wereld naar de wensen van zijn ondergeschikte in te richten. Inderdaad, vele malen zet God als beloning voor algehele onderwerping, hinderpalen op de weg van degene die gehoorzaamt, opdat hij zijn verdiensten en zijn kroon zou kunnen vergroten, bij andere gelegenheden bestraft Hij degenen die enig afkeer tot gehoorzamen tentoonspreiden, door hen volledige successen te onthouden, maar al deze voorvallen kunnen niet geschoven worden op de schuld van degene die beveelt!  De Heer zei slechts: hij die u aanhoort en u gehoorzaamt, hoort en gehoorzaamt Mij (Lc 10,16).  Het zwoegen dat verbonden is met de gehoorzaamheid komt altijd ten goede aan degenen die gehoorzamen; indien zij geen voordeel trekken uit hun gehoorzaamheid, dan is dat geen fout van degene die beveelt. Ik beklaagde mij niet tegenover de heilige Petrus over zijn verzoek aan mij om naar Jeruzalem te komen vanuit Efeze, ofschoon ik veel moest lijden op de reis, maar ik vroeg hem mijn verontschuldigingen te willen aanvaarden over het niet sneller gevolg geven aan zijn oproep. Toon nimmer enig teken van onbehagen of grief jegens uw oversten, want dit komt voort uit een bedenkelijke geest en deze vrijheid zou alle verdienste van uw gehoorzaamheid vernietigen. Zie naar hen op met eerbied, omdat ze de plaats van Christus innemen en uw verdienste zal overvloedig zijn; volg mijn voetstappen, mijn voorbeeld en mijn leer, dan zult gij in alle dingen volmaakt zijn”.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s


%d bloggers liken dit: